Stichting Pensioenfonds SNT. Pensioenreglement



Vergelijkbare documenten
Stichting Pensioenfonds SNT. Pensioenreglement

Prepensioenreglement van Stichting Pensioenfonds Jacobs Nederland. versie 1 oktober 2014

Stichting Metro Pensioenfonds. ANW Hiaatreglement. 28 oktober 2008

R E G L E M E N T voor P R E - P E N S I O E N. van Stichting Sportfondsen Pensioenfonds te Amsterdam

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk.

Aanvullend pensioenreglement "Excedent middelloon "

Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds KPN

Reglement arbeidsongeschiktheidspensioen Stichting Voorzieningsfonds Getronics

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk.

Regeling voor vrijwillig individueel pensioensparen (pensioenleeftijd 67)

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming>

Pensioenbijspaarreglement van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam

Addendum 2 bij het Pensioenreglement pensioenregeling A, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (hoog)

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Reglement Anw-hiaatpensioen

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

REGLEMENT FLEXIBELE AANVULLINGSREGELING (FAR)

Aanvullend reglement

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Pensioenreglement 2015 Stichting Pensioenfonds KPN

Addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

Aanvulling 3 op het Pensioenreglement 2011

Reglement Anw-hiaatpensioen

PENSIOENREGLEMENT II STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN. Juni 2015

Pensioenreglement 2015 Stichting Pensioenfonds KPN

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950

Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven salarisgrens (laag)

REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN PER 1 JANUARI 2006 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN

HAGEMEYER REGELING 2015

Reglement Regeling Vervroegd Uittreden voor werknemers die na 30 juni 1937 en voor 1 januari 1950 zijn geboren

BESCHIKBARE PREMIE REGELING (DC Pensioenfonds)

Reglement ANW-hiaatverzekering. van. Pensioenfonds Deloitte

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming>

Oudedagregelingen. 6b.19 6b.20 6b.21 6b.22 6b.23 6b.24 6b.25 6b.26 6b.27 6b.28 6b.29. 6b.30 6b.31. 6b.32. 6b.33 6b.34 6b.35

ANW- Hiaat Reglement De Stichting Kuwait Petroleum Pensioenfonds Nederland

Pensioenreglement 2015 Stichting Pensioenfonds TNT Express

Pensioenreglement. van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers op wie van toepassing was de pensioenregeling van:

Stichting Pensioenfonds Holland Casino. Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino. Inhoudsopgave:

HAGEMEYER REGELING 2014

PENSIOENREGLEMENT 2 Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino

REGLEMENT voor Anw-hiatenpensioen. van. Stichting Pensioenfonds Haskoning. Nijmegen. Reglement ANW-hiatenpensioen, versie januari 2012

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

ANW- Hiaat Reglement 2015

BESCHIKBARE PREMIE REGELING (DC-Pensioenfonds)

OVERGANGSREGELING STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS WATERBOUW

Aanvullend reglement. Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) Reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag)

Pensioenreglement. van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers op wie van toepassing was de pensioenregeling van:

Stichting Pensioenfonds Ford Nederland Pensioenreglement

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

REXEL NEDERLAND REGELING 2014

Bijlage 1 bij de pensioenovereenkomst

Wet verevening pensioenrechten bij scheiding

Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds TNT Express

AANVULLEND PENSIOENREGLEMENT EINDLOON

REGLEMENT STICHTING PENSIOENFONDS PON RING A

STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS WATERBOUW

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedek- kingsbedrijven (Bpf-Bitumen)

Stichting Pensioenfonds Gasunie

REGLEMENT WAO-HIATENPENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds PostNL

Betreft: Startbrief in verband met toetreding tot de pensioenregeling

REGLEMENT ANW-PENSIOEN PENSIOENFONDS RECREATIE

Prepensioenspaarreglement

Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds PostNL

Reglement Prepensioenregeling. 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 25/02/2014; in werking getreden per 01/01/2012)

Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Reglement per 1 januari 2015

Inhoudsopgave. Rexel Nederland Regeling

STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE DRANKINDUSTRIE.

Addendum op het pensioenreglement van 1 januari 1988, versie 8

Pensioenreglement 2015 Stichting Pensioenfonds TNT Express

REGLEMENT EXCEDENT ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Stichting Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel

PENSIOENREGLEMENT. Gewijzigd per: 1 januari 2014 Goedkeuringsdatum : 17 december 2013 Definitieve versie

Pensioenreglement PostNL Stichting Pensioenfonds PostNL

REGLEMENT AANVULLEND ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN VAN STICHTING PENSIOENFONDS IMTECH

STICHTING PENSIOENFONDS SAGITTARIUS HAGEMEYER REGELING 2018

Pensioenreglement 2006A, Stichting Pensioenfonds Interpolis

Stichting Pensioenfonds N.V. W.A. Hoek s Machine- en Zuurstoffabriek. Pensioenreglement: pensioenspaarregeling op basis van kapitaalsparen

Aanvullend reglement

Stichting Pensioenfonds HAL. Pensioenreglement WIA -Excedentpensioen

REGLEMENT PENSIOENSPAREN van Stichting Pensioenfonds Koninklijke Ten Cate

Prepensioenspaarreglement. Stichting Pensioenfonds SABIC

Pensioenreglement PostNL Stichting Pensioenfonds PostNL

Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds PostNL

REGLEMENT PENSIOENSPAREN van Stichting Pensioenfonds Koninklijke Ten Cate. Per 1 januari 2011

Pensioenreglement PostNL Stichting Pensioenfonds PostNL

Stichting pensioenfonds NIBC

Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds PostNL

VOORBEELDPENSIOENREGLEMENT. Middelloonregeling met vaste werkgeverspremie en met opbouw partnerpensioen. Leeswijzer voorbeeldpensioenreglement

Aanvullend reglement Extra Pensioenopbouw Boven de Salarisgrens 2015

Stichting Pensioenfonds Citco Nederland

Wat is pensioen? Pensioen is inkomen voor als u later stopt met werken. Pensioen is ook inkomen voor uw nabestaanden als u overlijdt.

Reglement Versleepregeling

Progress. Pensioenreglement 2002

Stichting Pensioenfonds Trespa. Brochure Pensioenregeling

TIJDELIJKE AANVULLINGSREGELING van Stichting Pensioenfonds Koninklijke Ten Cate. Per 1 januari 2006

Progress. Pensioenreglement 2002

Transcriptie:

Stichting Pensioenfonds SNT Pensioenreglement

2 Inhoudsopgave A. Algemeen deel 4 Artikel 1 Definities 4 Artikel 2 Voorwaarden voor Deelneming 7 Artikel 3 Informatieverstrekking aan de deelnemer 7 Artikel 4 Afkoop, waardeoverdracht en inkoop 8 Artikel 5 Toeslagverlening op en korting van pensioenen 8 Artikel 6 Uitbetaling van de pensioenen 9 Artikel 7 Scheiding 9 Artikel 8 Verzekering 11 Artikel 9 Verplichtingen rechthebbenden 12 Artikel 10 Klachten of geschillen 12 Artikel 11 Onvoorziene gevallen 12 Artikel 12 Inwerkingtreding 12 B. Basispensioenregeling 13 Artikel 13 Deelnemers 13 Artikel 14 Aanspraken 13 Artikel 15 Pensioengevend salaris 13 Artikel 16 Pensioengrondslag 14 Artikel 17 Beschikbare premie 14 Artikel 18 Aanwending pensioenspaarsaldo bij pensionering 15 Artikel 19 Vervroeging van pensioendatum 16 Artikel 20 Deeltijdpensionering 16 Artikel 21 In hoogte variërend ouderdomspensioen 17 Artikel 22 Partnerpensioen voor de pensioeningangsdatum 17 Artikel 23 Partnerpensioen na de pensioeningangsdatum 18 Artikel 24 Wezenpensioen 18 Artikel 25 Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid 20 Artikel 26 Bijdragen 20 Artikel 27 Beëindiging van het deelnemerschap 21 Artikel 28 Onvrijwillige werkloosheid 22 C. Aanvullende regeling prepensioen 23 Artikel 29 Deelnemerschap 23 Artikel 30 Aanspraak op prepensioen 23 Artikel 31 Grondslagen voor de berekening van het prepensioen 23 Artikel 32 Prepensioen 24 Artikel 33 Vervroegde ingang van het prepensioen 24 Artikel 34 Uitstel van het prepensioen 25 Artikel 35 Beëindiging van het deelnemerschap 25 Artikel 36 Waardeoverdracht 25

3 D. Aanvullende regeling ANW-aanvulling 27 Artikel 37 Deelnemers 27 Artikel 38 Aanspraak op ANW-aanvulling 27 Artikel 39 Hoogte Anw-aanvulling 27 Artikel 40 Ingang en einde van de Anw-aanvulling 28 Artikel 41 Beëindiging van de deelneming voor de pensioendatum 28 E. Aanvullende regeling WAO-aanvulling 29 Artikel 42 Deelnemers 29 F. Aanvullende regeling WIA-excedent 30 Artikel 43 Deelnemers 30 Artikel 44 Aanspraak WIA-excedentpensioen 30 Artikel 45 Hoogte WIA-excedentpensioen 30 Artikel 46 Ingang en einde van de WIA-excedentpensioen 31 G. Aanvullende regeling partnerpensioen 32 Artikel 47 Deelnemerschap 32 Artikel 48 Aanspraak op aanvullend partnerpensioen 32 Artikel 49 Grondslagen voor de berekening van het aanvullend partnerpensioen32 Artikel 50 Aanvullend partnerpensioen na de (pre)pensioeningangsdatum 33 Artikel 51 Omzetting aanvullend partnerpensioen in ouderdomspensioen op de (pre)pensioeningangsdatum 33 Artikel 52 Beëindiging van het deelnemerschap 33 Bijlage 1 Regels beleggingsdepots 36 Artikel 1 Opbouw beleggingssaldo 36 Artikel 2 Beleggingsdepot(s) 36 Artikel 3 Keuze van beleggingsdepot bij vrij beleggen en life cycle. 36 Artikel 4 Beschikbare premiestaffels Regeling prepensioen 37 Bijlage 2 Flexibele pensionering, omzetting en aanwending spaarsaldi op de pensioeningangsdatum 38 Artikel 1 Besteding BPR-saldo voor ouderdomspensioen 38 Artikel 2 In hoogte wisselend ouderdomspensioen 39 Artikel 3 Besteding Prepensioensaldo voor prepensioen 39 Artikel 4 Besteding Prepensioensaldo voor ouderdomspensioen 39 Artikel 5 Nabestaandenpensioen 40 Artikel 6 Slotbepalingen 40 Overgangsreglement Stichting Pensioenfonds SNT voor SNT-oud 44 Artikel 1 Definities 44 Artikel 2 Overgangsregeling SNT-oud 44 Overgangsreglement Stichting Pensioenfonds SNT voor medewerkers die tot 1 juli 2004 deelnemer waren bij Stichting (Ondernemings)Pensioenfonds KPN. 45 Artikel 1 Definities 45 Artikel 2: Overgangsregeling deelnemer (65 jaar) 45 Artikel 3: Overgangsregeling deelnemer (62 jaar) 46

4 A. Algemeen deel Artikel 1 Definities In dit pensioenreglement wordt verstaan onder: 1. Het fonds: De Stichting Pensioenfonds SNT. 2. Het bestuur: Het bestuur van het fonds. 3. De vennootschap: KPN Telecommerce BV. gevestigd te Den Haag 4. De statuten: De statuten van het fonds. 5. Het pensioenreglement: Het pensioenreglement Stichting Pensioenfonds SNT alsmede de bijlagen bij dat reglement dat in werking is getreden op 1 januari 2006. 6. De werkgever: De vennootschap, alsmede de op verzoek van de vennootschap tot het fonds toegelaten gelieerde ondernemingen of instellingen. 7. De werknemer: Degene die een arbeidsovereenkomst heeft met de werkgever 8. De deelnemer: De werknemer die op grond van artikel 2 deelneemt in het fonds. 9. De gewezen deelnemer: De persoon van wie de deelneming in het fonds op grond van artikel 2 anders dan door overlijden of pensionering is geëindigd en die krachtens het reglement aanspraken jegens het fonds heeft gekregen en behouden. 10. Gepensioneerde: De persoon die een uitkering van ouderdomspensioen ontvangt. 11. Pensioendatum: De eerste dag van maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt. 12. Pensioeningangsdatum: De eerste dag waarop voor de (gewezen) deelnemer een ouderdomspensioenuitkering van het fonds ingaat; De pensioeningangsdatum dient te liggen tussen de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 60 jaar wordt doch uiterlijk op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wordt. 13. Prepensioen: Een tijdelijk ouderdomspensioen tot de pensioendatum.

5 14. Prepensioendatum: De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 62 jaar wordt. 15. Prepensioeningangsdatum: De eerste dag van de maand waarop het prepensioen ingaat. 16. De partner: 1. de persoon met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde voor de pensioeningangsdatum a. is gehuwd ; b. een geregistreerd partnerschap heeft als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek; c. een gemeenschappelijke huishouding voert, mits deze geen bloed- of aanverwant in de rechte lijn is van de deelnemer; - aantoont blijkens een uittreksel uit het bevolkingsregister dat hij gedurende de zes maanden direct voorafgaand aan het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde op één adres heeft gewoond; - na het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde een notarieel verleden samenlevingscontract overlegt, waaruit ten genoege van het bestuur blijkt dat de partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is aangewezen als begunstigde voor het partnerpensioen onder herroeping van een eerdere begunstiging van partnerpensioen voor een ongehuwde ex-partner. 2. voor de toepassing van het bepaalde in dit reglement kan de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde gedurende enige periode slechts met één partner, als bedoeld in dit artikel, en kan die partner gedurende enige periode slechts met één (gewezen) deelnemer of gepensioneerde een gemeenschappelijke huishouding voeren; 17. Scheiding:. 1. beëindiging van partnerschap door: a. echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed; b. beëindiging van het geregistreerd partnerschap met de (gewezen) deelnemer, door wederzijds goedvinden of ontbinding anders dan door overlijden of een huwelijk met dezelfde partner c. beëindiging van het ongehuwde samenlevingsverband of het samenlevingscontract, anders dan door overlijden, geregistreerd partnerschap of een huwelijk met dezelfde partner; 2. scheidingsdatum a. in geval van echtscheiding, beëindiging van het geregistreerd partnerschap en scheiding van tafel en bed, de datum van inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand; b. in geval van einde van een gemeenschappelijke huishouding de datum die de deelnemer en de partner schriftelijk zijn overeengekomen als datum van einde van hun gemeenschappelijke huishouding. 18. De ex-partner: a. de persoon die in het verleden als echtgeno(o)t(e) of geregistreerd partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde kon worden aangemerkt; b. persoon als bedoeld in art. 1.17 lid 1 sub c en die als zodanig door de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde binnen twee jaar na het einde van de gemeenschappelijke huishouding bij het fonds is gemeld. 19. De uitkeringsgerechtigde: de persoon, niet zijnde de gepensioneerde, die recht heeft op een pensioenuitkering;

6 20. De gemoedsbezwaarde: de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde die door het bestuur is erkend als gemoedsbezwaarde tegen iedere vorm van verzekering; 21. De nabestaande: de persoon die bij overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde aangemerkt kan worden als partner als bedoeld in artikel 1.16 en de kinderen die op grond van het bepaalde in artikel 24 recht hebben op wezenpensioen; 22. WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen; 23. Arbeidsongeschikt: arbeidsongeschikt in de zin van de WIA; 24. De WIA uitkering: de arbeidsongeschiktheidsuitkering als bedoeld in de WIA; 25. Het WIA maximum jaarloon: het naar een jaarbedrag herrekende maximum dagloon voor de berekening van de WIA-uitkering; 26. FVP: Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering; 27. Overrente: Onder overrente wordt verstaan het rendement dat uitgaat boven de rekenrente die het pensioenfonds voor de berekening van haar voorzieningen heeft vastgesteld; 28. Deeltijdfactor: De deeltijdfactor in enige periode is de breuk die de verhouding weergeeft van de overeengekomen arbeidsduur in die periode tot de standaard arbeidsduur als bedoeld in de CAO; 29. De franchise: Het deel van het pensioengevend salaris waarover geen pensioen wordt opgebouwd. De franchise wordt jaarlijks op 1 januari aangepast aan de algemene loonontwikkeling binnen de vennootschap gedurende het voorafgaande jaar. Het bestuur kan op verzoek van de werkgever de franchise vaststellen op een bedrag dat afwijkt van het in de vorige volzin genoemde bedrag. De franchise bedraagt per 1 januari 2003 12.500,-. De franchise zal nooit dusdanig worden vastgesteld dat deze franchise lager is dan het op basis van het bepaalde van de Wet op de loonbelasting 1964 minimaal te hanteren franchise; 30. CAO De collectieve arbeidsovereenkomst voor KPN Contact BV.

7 Artikel 2 Voorwaarden voor Deelneming Deelneming 1. a. Als deelnemer wordt in het fonds opgenomen, tenzij in de arbeidsovereenkomst anders is bepaald: - de werknemer van 21 jaar en ouder met wie een arbeidsovereenkomst is gesloten - de werknemer die door het bestuur als deelnemer in het fonds is toegelaten. b. De deelneming gaat in per datum van indiensttreding en bij het bereiken van de 21 ste verjaardag. Einde deelneming 2. De deelneming eindigt op de laatste dag van de maand waarin: a. de deelnemer de hoedanigheid van werknemer verliest; b. de onderneming of instelling waarbij de deelnemer in dienst is de hoedanigheid van werkgever verliest, doch c. in ieder geval op de (pre)pensioeningangsdatum, of bij eerder overlijden. Voortzetting deelneming 3. In afwijking van het bepaalde in artikel 2.2 eindigt de deelneming niet indien en zolang de deelnemer recht heeft op voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid. Bijzondere gevallen 4. In bijzondere gevallen, ter beslissing aan het bestuur, eindigt de deelneming voorts met ingang van de eerste dag van de maand volgende op de dag waarop de rechten en verplichtingen voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst worden opgeschort. Artikel 3 Informatieverstrekking aan de deelnemer 1. a. De deelnemer wordt bij aanvang van de deelneming schriftelijk op de hoogte gesteld van de inhoud van de pensioenregeling via de startbrief, als bedoeld in artikel 21 Pensioenwet. b. Binnen drie maanden wordt de deelnemer schriftelijk geïnformeerd over wijzigingen daarin en over de mogelijkheid het gewijzigde reglement op te vragen 2. a. De deelnemer ontvangt jaarlijks een opgave van de grootte van het opgebouwde pensioenspaarsaldo, prepensioenspaarsaldo en een opgave van de pensioenuitkering die van dat saldo ingekocht zou kunnen worden. Daarnaast ontvangt de deelnemer een prognose van de hoogte van de met de pensioenspaarsaldi te bereiken (pre)pensioenen bij ongewijzigde omstandigheden. b. Aan deze pensioenopgave kunnen geen rechten worden ontleend. c. De deelnemer ontvangt jaarlijks een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet op de Inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen. 3. Het fonds verstrekt de (gewezen) deelnemer, de gepensioneerde, de uitkeringsgerechtigde en de gewezen partner de informatie zoals voorgeschreven bij of krachtens de Pensioenwet. Daarnaast verstrekt het fonds op verzoek aan deze groepen de informatie als bedoeld in artikel 46 van de Pensioenwet, dan wel de daarop gebaseerde algemene maatregel van bestuur. De kosten van de in de vorige volzin bedoelde informatie kunnen door het fonds bij de aanvrager in rekening worden gebracht, voor zover het

8 Besluit uitvoering Pensioenwet daartoe de mogelijkheid biedt. Artikel 4 Afkoop, waardeoverdracht en inkoop Afkoop klein pensioen 1. Indien de uit de pensioenspaarsaldi aan te kopen uitkeringen per jaar op de datum van beëindiging van de deelneming, anders dan door pensionering of overlijden, het bedrag, bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet niet te boven gaan, zal het pensioen worden afgekocht. Alvorens tot afkoop over te gaan, neemt het fonds een wachttijd van 2 jaar in acht; vervolgens informeert het fonds de deelnemer binnen zes maanden over het besluit tot afkoop. 2. Bij afkoop van pensioenen en/ of pensioenaanspraken worden de pensioenen en/of pensioenaanspraken vervangen door uitbetaling van de pensioenspaarsaldi. 3. Bij beëindigingen van de deelneming die voor 1 januari 2007 hebben plaatsgevonden, kan het fonds eveneens tot afkoop overgaan, tenzij de betrokkene aangeeft daarmee niet in te stemmen. 4. Op verzoek van een werknemer die in dienst treedt bij de werkgever en deelnemer is geworden aan deze pensioenregeling, wordt de waarde van zijn bij zijn vorige werkgever of diens pensioenuitvoerder verkregen pensioenaanspraken, overgedragen aan het fonds. In verband hiermee verwerft betrokkene pensioenspaarsaldi krachtens deze pensioenregeling. 5. Op verzoek van een gewezen deelnemer die het deelnemerschap aan deze pensioenregeling heeft beëindigd en die deelnemer wordt aan de pensioenregeling van een nieuwe werkgever, worden de opgebouwde pensioenspaarsaldi overgedragen aan de pensioenuitvoerder van zijn nieuwe werkgever. 6. Het bepaalde in de artikelen 71 tot en met 92 van de Pensioenwet is van overeenkomstige toepassing. 7. De aanspraken in gevolge dit reglement kunnen niet worden afgekocht vervreemd op prijsgegeven danwel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. Artikel 5 Toeslagverlening op en korting van pensioenen 1. Op de ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken (conform artikel 27) wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal het CPI (alle huishoudens), overeenkomstig de hierna in dit artikel opgenomen bepalingen. De aanpassing van pensioenrechten en pensioenaanspraken is voorwaardelijk. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd, maar het pensioenfonds probeert deze te financieren uit beleggingsrendementen. In geval van een herziening zal deze plaatsvinden op 1 januari van het betreffende kalenderjaar Bij een dekkingsgraad tussen het minimumniveau en de minimale reservegrens zullen de toegekende periodieke pensioenuitkeringen niet worden verhoogd. Bij een dekkingsgraad tussen de minimale reservegrens en het vereist eigen vermogen kan het bestuur besluiten de toegekende periodieke pensioenuitkeringen te verhogen. Deze verhoging zal maximaal bedragen de uitkomst van de onderstaande formule:

9 dekkingsgraad - / - minimalereservegrens vereist eigen vermogen - / - minimalereservegrens xcpi (huishoudens) * * Hierbij wordt uitgegaan van het consumentenprijsindexcijfer per eind oktober voorafgaande aan de aanpassingsdatum, ten opzichte van het consumentenprijsindexcijfer per eind oktober van het jaar daarvoor. Bij overschrijding van het vereist eigen vermogen kan het bestuur besluiten de ingegane pensioenen te verhogen. Deze verhoging zal niet uitgaan boven de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud, uitgaande van het consumentenprijsindexcijfer voor alle huishoudens (oktober - oktober). 2. Het bestuur kan besluiten om verworven pensioenaanspraken en ingegane pensioenuitkeringen te verminderen indien de financiële toestand van het fonds daartoe aanleiding geeft. Daarvan is sprake indien de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen, als bedoeld in artikel 131 van de Pensioenwet, niet meer volledig door waarden zijn gedekt en het pensioenfonds niet in staat is die onderdekking binnen een redelijke termijn op te heffen zonder dat de belangen van alle belanghebbenden onevenredig worden geschaad. Het bestuur neemt het bepaalde in artikel 134 Pensioenwet in acht. 3. Er zal nimmer een herziening van pensioenaanspraken plaatsvinden doordat de kosten van levensonderhoud als bedoeld in lid 1 dalen. De indexatie van de ingegane pensioenen zal in dat geval pas worden hervat indien de daling door een later optredende stijging is ingelopen. Artikel 6 Uitbetaling van de pensioenen Toekenning 1. a. Toekenning van pensioen vindt plaats na schriftelijke aanvraag door of vanwege de rechthebbende. Het bestuur is bevoegd in bijzondere gevallen pensioen toe te kennen indien de schriftelijke aanvraag achterwege is gebleven. b. De deelnemer die gebruik wil maken van de mogelijkheid van flexibele pensionering en/of de (gewezen) deelnemer die gebruik wil maken van de mogelijkheid van een variabele pensioenuitkering moet de aanvraag voor ouderdomspensioen ten minste zes maanden voor de beoogde (pre)pensioeningangsdatum indienen. Uitbetaling ingegane pensioenen 2. a. De pensioenen worden achteraf uitgekeerd in maandelijkse termijnen ter grootte van één twaalfde deel van het jaarlijkse pensioen. b. Het bestuur kan een afwijkende wijze van betaling vaststellen. Artikel 7 Scheiding Verevening van pensioenspaarsaldi bij scheiding 1. a. Na scheiding niet zijnde een beëindiging van het ongehuwde samenlevingsverband of het samenlevingscontract als bedoeld in artikel 1.17.1c heeft de ex-partner van de (gewezen) deelnemer bedoeld in artikel 1.18 recht op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen en prepensioen van de (gewezen deelnemer) overeenkomstig de bepalingen in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Het recht van de ex-partner bedraagt tenzij de partijen anders overeenkomen - de helft van het ouderdomspensioen en prepensioen dat bij pensionering van de (gewezen) deelnemer wordt aangekocht

10 met het voor ouderdomspensioen en/of prepensioen bestemde spaarsaldo(i) dat tijdens het huwelijk is opgebouwd. b. Het bepaalde in letter a van dit artikel vindt geen toepassing, indien de partners dit bij huwelijkse voorwaarden of in een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het fonds is gehecht, dat zij bereid is de uit de afwijking voortvloeiende pensioenrisico s te dekken. Een verzoek tot het verstrekken van een dergelijke verklaring dient aan het fonds schriftelijk te worden gedaan. c. Het recht van de ex-partner op uitbetaling gaat in op de (pre)pensioeningangsdatum van de deelnemer doch niet eerder dan de eerste van de maand nadat mededeling aan het fonds is gedaan terzake van hetgeen in lid c van dit artikel is overeengekomen. Het recht op uitbetaling eindigt als het prepensioen en of ouderdomspensioen eindigt of aan het eind van de maand waarin de ex-partner is overleden; het recht op uitbetaling eindigt bovendien aan het eind van de maand waarin de betreffende partners (opnieuw) met elkaar zijn getrouwd, zich hebben verzoend, dan wel samen een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan. d. De ex-partner ontvangt een opgave van de voor verevening in aanmerking komende (pre)pensioenspaarsaldi. Conversie 2. a. De gewezen partners kunnen bij huwelijkse voorwaarden of een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op echtscheiding of de beëindiging van het geregistreerd partnerschap, overeenkomen dat artikel 7.1 van het reglement buiten toepassing blijft en dat het recht van de ex-partner op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen en prepensioen van de (gewezen deelnemer), wordt geconverteerd in een eigen recht voor de ex-partner, waarbij rekening wordt gehouden met de overlijdenskansen van de ex-partner. Het fonds is slechts gebonden aan de overeenkomst tot conversie indien het fonds vooraf schriftelijk met de conversie heeft ingestemd en de partners binnen twee jaar na de scheiding een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de overeenkomst aan het fonds hebben overgelegd. b. De conversie zal plaatsvinden door afsplitsing van een deel van de pensioenspaarsaldi een en ander met in achtneming van de bepalingen in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Door de conversie vervalt het recht op uitkering van een deel van het in ouderdomspensioen omgezette pensioenspaarsaldo van de (ex-) deelnemer, als bedoeld in 7.1. c. Het eigen recht op de pensioenspaarsaldi moet worden omgezet in (pre)pensioen dat ingaat op de eerste dag van de maand waarin de ex-partner de pensioenleeftijd bereikt die gold voor de deelnemer op het moment van scheiding, of zoveel later als de conversie na ingang van het ouderdomspensioen of respectievelijk prepensioen plaatsvindt en dat wordt uitgekeerd tot en met de maand van diens overlijden, respectievelijk voor het prepensioen tot aan diens pensioendatum. d. De ex-partner ontvangt een bewijs van diens aanspraken op de pensioenspaarsaldi. Rechten op bijzonder partnerpensioen bij einde huwelijk of geregistreerd partnerschap 3 a. 1. Na scheiding heeft de ex-partner bij overlijden van de gewezen deelnemer voor de pensioendatum recht op bijzonder partnerpensioen indien na beëindiging van deelneming is gekozen voor omzetting van een deel van de spaarsaldi in partnerpensioen als bedoeld in artikel 27.2a van dit reglement. 2. Na scheiding heeft de ex-partner bij overlijden van de gepensioneerde recht op bijzonder partnerpensioen indien na beëindiging van deelneming is gekozen voor omzetting van een deel van de spaarsaldi in partnerpensioen als bedoeld

11 in artikel 27.2a van dit reglement of op de pensioeningangsdatum is gekozen voor omzetting van een deel van de spaarsaldi in partnerpensioen. 3. Na scheiding heeft de ex-partner bij overlijden van de (gewezen) deelnemer voor de pensioendatum recht op bijzonder partnerpensioen indien de (gewezen) deelnemer heeft deelgenomen aan de aanvullende regeling partnerpensioen. b. Het bijzonder partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand nadat de gewezen deelnemer of gepensioneerde is overleden en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de ex-partner. c. Het bijzonder partnerpensioen is gelijk aan de premievrije aanspraak op partnerpensioen die is verkregen op de datum van beëindiging van het deelnemerschap. d. Het bepaalde in de vorige leden van dit artikel vindt geen toepassing, indien de partners dit bij huwelijkse voorwaarden of in een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het fonds is gehecht, dat zij bereid is de uit de afwijking voortvloeiende pensioenrisico s te dekken. Een verzoek tot het verstrekken van een dergelijke verklaring dient aan het fonds schriftelijk te worden gedaan. e. De ex-partner ontvangt een bewijs van diens aanspraken op bijzonder partnerpensioen. Gemeenschappelijke huishouding 4. Het bepaalde in lid 1 en 2 is van overeenkomstige toepassing indien de (gewezen) deelnemer en de partner bedoeld in artikel 1.16, onderdeel c, een regeling voor pensioenverevening of conversie hebben getroffen naar analogie van de regeling bij scheiding. Het fonds is slechts gebonden aan de overeenkomst indien het fonds vooraf schriftelijk met de overeenkomst heeft ingestemd en indien de partners binnen twee jaar na het eindigen van de gemeenschappelijke huishouding een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de overeenkomst aan het fonds hebben overgelegd. Grensbedrag 5. Als het deel van de omgezette pensioenspaarsaldi voor ouderdomspensioen en prepensioen in ouderdomspensioen en/of prepensioen, waarop bij scheiding of einde van het geregistreerd partnerschap recht op uitbetaling ontstaat, minder is dan het bedrag, als bedoeld in art. 66 van de Pensioenwet, vindt het bepaalde in artikel 7.1 en 7.2 geen toepassing. Voor bepaling van ouderdomspensioen en/of prepensioen worden het pensioenspaarsaldo voor ouderdomspensioen respectievelijk prepensioen op datum van scheiding of einde van het geregistreerd partnerschap fictief omgezet in ouderdomspensioen respectievelijk prepensioen. Kosten 6. Het fonds is bevoegd de kosten van verevening of conversie bij de (gewezen) deelnemer in rekening te brengen. Artikel 8 Verzekering 1. Indien en voor zover het fonds pensioenverplichtingen heeft gedekt door het sluiten van verzekeringsovereenkomsten, gelden ten aanzien daarvan de verzekeringsvoorwaarden van de verzekeraar(s). 2. De voorwaarden van deze overeenkomsten liggen voor de belanghebbenden bij het bestuur ter inzage en zijn in overeenstemming met de vereisten die de Wet op de Loonbelasting 1964 dienaangaande stelt.

12 Artikel 9 Verplichtingen rechthebbenden Verstrekken inlichtingen 1. a. De (gewezen) deelnemer, gepensioneerde, de nabestaanden en de uitkeringsgerechtigde zijn verplicht alle inlichtingen te verstrekken en bescheiden te overleggen die voor de uitvoering van de pensioenregeling van belang zijn. b. Wanneer niet aan deze verplichting wordt voldaan is het bestuur bevoegd, de van belang zijnde gegevens ambtshalve vast te stellen. c. Het bestuur is bevoegd reeds toegekende rechten te herzien, indien mocht blijken dat onjuiste inlichtingen zijn verstrekt of dat van verkeerde gegevens is uitgegaan. Artikel 10 Klachten of geschillen 1. In het geval van een klacht of een geschil met betrekking tot de uitleg of uitvoering van de bepalingen in dit pensioenreglement, beslist het bestuur op schriftelijk verzoek van degene die de klacht of het geschil aanhangig heeft gemaakt 2. De betrokkene heeft vervolgens de mogelijkheid de beslissing van het bestuur voor te leggen aan de Ombudsman pensioenen. 3. De in de leden 1 en 2 van dit artikel geboden gang van zaken laat de mogelijkheid van de deelnemer om het geschil of de klacht ter beoordeling aan de bevoegde burgerlijke rechter voor te leggen onverlet. Artikel 11 Onvoorziene gevallen 1. a. Over alle zaken waarin de wet, de statuten of dit reglement niet voorzien, beslist het bestuur. b. Besluiten van het bestuur zullen blijven binnen de grenzen die de Wet op de Loonbelasting 1964 dienaangaande stelt. Artikel 12 Inwerkingtreding Dit pensioenreglement treedt in werking met ingang van 1 januari 2011 en vervangt het op 1 januari 2007 in werking getreden en laatstelijk per 1 januari 2006 gewijzigde reglement. Aldus vastgesteld op. Voorzitter Secretaris

13 B. Basispensioenregeling Artikel 13 Deelnemers 1. Voor deelneming aan de basispensioenregeling komt in aanmerking de werknemer die op grond van artikel 2 als deelnemer in het fonds is toegelaten. De pensioenovereenkomst ter uitvoering van de basisregeling heeft het karakter van een premieovereenkomst 2. a. De (gewezen) deelnemer heeft met in achtneming van de bepalingen van dit reglement recht op pensioen, waarbij de hoogte van dat pensioen wordt bepaald door het pensioenspaarsaldo op (pre)pensioeningangsdatum doch uiterlijk op de pensioendatum. b. Het pensioenspaarsaldo wordt gevormd uit door de werkgever beschikbaar gestelde premie, vermeerderd met het behaalde rendement. c. Het pensioenspaarsaldo dient slechts als rekeneenheid. Het aan te kopen pensioen is afhankelijk van de hoogte van het pensioenspaarsaldo en actuariële factoren op (pre)pensioeningangsdatum doch uiterlijk op de pensioendatum. d. De verplichtingen van de werkgever bestaan slechts uit het ter beschikking stellen van de premie. Artikel 14 Aanspraken 1. De (gewezen) deelnemer heeft krachtens de pensioenregeling en met inachtneming van de bepalingen van dit pensioenreglement, aanspraak op: - Ouderdomspensioen op basis van een door de werkgever beschikbaar gestelde premie; - Partnerpensioen op risicobasis tijdens de deelneming en na omzetting van een deel van het opgebouwde pensioenspaarsaldo na einde deelneming en op pensioeningangsdatum, levenslang partnerpensioen - Wezenpensioen voor zijn kinderen; - Voortzetting pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid. 2. a. De aanspraak op ouderdomspensioen van de deelnemer of gewezen deelnemer kan zonder toestemming van diens partner niet bij overeenkomst tussen die deelnemer of gewezen deelnemer en het fonds of de aangesloten werkgever worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien in de Pensioenwet, tenzij de partners het recht op pensioenverevening ingevolge de Wet Pensioenverevening hebben uitgesloten. b. De aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van de partner van een deelnemer of gewezen deelnemer kan zonder toestemming van die partner niet bij overeenkomst tussen de deelnemer of gewezen deelnemer en het fonds of de aangesloten werkgever worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. Elk beding strijdig met het bepaalde in het eerste en tweede lid, is nietig. 3. Voor omzetting van de aanspraak op partnerpensioen in ouderdomspensioen is toestemming van de echtgeno(o)t(e) van de (gewezen) deelnemer noodzakelijk, een en ander met inachtneming van het bepaalde in de Pensioenwet. Artikel 15 Pensioengevend salaris 1. a. Het voor de beschikbare premie in aanmerking te nemen pensioengevend salaris

14 van de deelnemer is gelijk aan twaalf maal het pensioengevend salaris zoals genoemd in de CAO, vermeerderd met de vakantietoeslag. b. Het pensioengevend salaris wordt vastgesteld bij aanvang van het deelnemerschap en vervolgens maandelijks. Deeltijdfactor 2. a. Perioden van deelneming waarin een deeltijd dienstbetrekking heeft gegolden, tellen voor de berekening van de aanspraken mee naar rato van de deeltijdfactor. b. De deeltijdfactor wordt vastgesteld bij de opneming van de deelnemer in het fonds en vervolgens telkens wanneer de omvang van de dienstbetrekking wordt gewijzigd. c. De deeltijdfactor wordt door de werkgever aan het fonds opgegeven. Artikel 16 Pensioengrondslag 1. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris verminderd met de franchise. 2. a. De pensioengrondslag wordt naar boven afgerond op hele euro s. b. Een eventueel negatieve pensioengrondslag wordt op nul gesteld. Artikel 17 Beschikbare premie 1. Aan de deelnemer wordt maandelijks een premie beschikbaar gesteld. De beschikbaar te stellen premie wordt bepaald door een percentage toe te passen op de pensioengrondslag, als omschreven in artikel 16 lid 1. Dit percentage bedraagt 1/12 keer het percentage, dat hoort bij de leeftijd van de deelnemer geldend ultimo die maand, naar beneden afgerond op gehele jaren, zoals in onderstaande tabel is aangegeven vermenigvuldigd met de voor de betreffende maand geldende deeltijdfactor: Leeftijd (van 21 tot en met 65) Beschikbare premie (in een percentage van de pensioengrondslag ) 21 26 jaar 5.2 % 27 31 jaar 6.2 % 32 36 jaar 7.7 % 37 41 jaar 9.4 % 42 46 jaar 11.3 % 47 51 jaar 13.8 % 52 56 jaar 16.8 % 57 61 jaar 20.6 % 62 65 jaar 23.9 % 2. De beschikbare premie die van toepassing is voor de deelnemer is inclusief een opslag voor de verzekering premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid Deze opslag bedraagt 5% van de beschikbare premie. 3. De premie wordt aangewend voor de opbouw van een pensioenspaarsaldo, waarmee op de feitelijke pensioendatum een ouderdomspensioen en eventueel een partnerpensioen en/of wezenpensioen moet worden aangekocht. 4. De beschikbare premie wordt, aan het einde van de maand, door de werkgever aan

15 het fonds voldaan ten behoeve van de opbouw van een pensioenspaarsaldo, dat wordt opgebouwd op naam van de deelnemer. 5. Het pensioenspaarsaldo op naam van de deelnemer wordt gevormd door de stortingen van de beschikbare premies als omschreven in dit artikel en door de beleggingsopbrengsten op het pensioenspaarsaldo. 6. Het pensioenspaarsaldo wordt belegd in door het bestuur vastgestelde depots waarbij het beleggingsrisico kleiner wordt naarmate de pensioendatum nadert (de zogenaamde life cycle). De deelnemer heeft echter de mogelijkheid te beleggen in één van de door het fonds aangeboden beleggingsdepots. De life cycle en de depots, alsmede de regels omtrent de te maken keuze, zijn beschreven in bijlage 1 bij dit reglement. Artikel 18 Aanwending pensioenspaarsaldo bij pensionering 1. Op de pensioendatum dient het opgebouwde pensioenspaarsaldo bij het fonds te worden aangewend voor het aankopen van: a. Een levenslang ouderdomspensioen. Dit pensioen gaat in op de pensioendatum en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de gepensioneerde overlijdt; b. Indien er een partner en/of kinderen aanwezig is/ zijn, desgewenst een levenslang partnerpensioen resp. wezenpensioen voor de wees (wezen). 2. De hoogte van de aan te kopen maandelijkse uitkeringen wordt bepaald door de hoogte van het opgebouwde pensioenspaarsaldo op de feitelijke pensioendatum en op basis van door het fonds vastgestelde actuariële factoren, die voor mannen en vrouwen gelijk zijn. 3. Het bestuur van het fonds kan, overeenkomstig de bepalingen van de ABTN, periodiek en op elk door het bestuur gewenst moment, besluiten tot aanpassing van de onder 2 bedoelde actuariële factoren. 4. Op verzoek van de deelnemer kan de prepensioendatum worden vervroegd. Bij vervroeging gelden tevens de bepalingen van artikel 19 van dit reglement. 5. Op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 mag het totaal van het onder lid 1 bedoeld pensioen bij aanvang van de regeling en op pensioeningangsdatum, behoudens enkele toegestane uitzonderingen, niet meer bedragen dan de volgende maxima: - Ouderdomspensioen : 100% van het pensioengevend salaris - Partnerpensioen : 70% van het pensioengevend salaris, dat de deelnemer op de pensioendatum binnen dezelfde functie kan bereiken. - Wezenpensioen : 14% van het pensioengevend salaris, dat de deelnemer op de pensioendatum binnen dezelfde functie kan bereiken. Voor volle wezen geldt een verdubbeling van dit percentage. Deze maxima dienen te worden opgevat met inbegrip van een uitkering van de AOW, zoals voorgeschreven in de Wet op de Loonbelasting 1964. Indien en voor zover op de pensioeningangsdatum het aanwezige pensioenspaarsaldo zal leiden tot een overschrijding van de geldende maxima, zal een deel van het pensioenspaarsaldo dat zou leiden tot overschrijding van deze maxima direct worden belast als inkomsten uit tegenwoordige arbeid, tegen het normale progressieve tarief voor de inkomstenbelasting voor belastingplichtigen tot 65 jaar.

16 6. Pensioenknip a. Het pensioenspaarsaldo kan op verzoek van de (gewezen) deelnemer op de pensioeningangsdatum worden aangewend voor een tijdelijk ouderdomspensioen met een maximale duur van vijf jaar indien het pensioenspaarsaldo op dat moment 10.000,- of meer bedraagt. Het na aankoop van een tijdelijk pensioen resterende saldo dient binnen uiterlijk vijf jaar te worden aangewend voor een levenslang pensioen. b. Gebruikmaking van de pensioenknip als bedoeld in dit artikel vindt plaats met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Pensioenwet, de van toepassing zijnde fiscale wettelijke regels, het pensioenreglement en de door het bestuur vast te stellen uitvoeringsregels. Artikel 19 Vervroeging van pensioendatum 1. Op schriftelijk verzoek van de deelnemer kan de (pre)pensioendatum worden vervroegd en wel op zijn vroegst tot de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 60-jarige leeftijd bereikt, mits de arbeidsovereenkomst van de deelnemer wegens pensionering wordt beëindigd en de deelnemer verklaart niet de intentie te hebben na de pensioeningang nog weer werkzaamheden te gaan verrichten. 2. Indien de deelnemer van deze mogelijkheid gebruik wenst te maken, dient deze het fonds uiterlijk zes maanden voor de feitelijke pensioendatum schriftelijk mede te delen op welke datum ingang van pensioen is gewenst. 3. De hoogte van het (vervroegd levenslang) ouderdomspensioen wordt bij het bereiken van de feitelijke datum van pensionering als volgt bepaald: Het levenslang ouderdomspensioen te verkrijgen uit het pensioenspaarsaldo, wordt bepaald door op de (pre)pensioeningangsdatum de hoogte van dit pensioenspaarsaldo aan te wenden voor aankoop van pensioen op basis van door het fonds vastgestelde actuariële factoren, die voor mannen en vrouwen gelijk zijn. Artikel 20 Deeltijdpensionering 1. De deelnemer heeft het recht om gedeeltelijk met pensioen te gaan en de arbeidsovereenkomst gedeeltelijk voort te zetten. Bij gedeeltelijke voortzetting van de arbeidsovereenkomst wordt de verdere opbouw van pensioen voor dat gedeelte voortgezet, overeenkomstig de bepalingen van het reglement. 2. Het verzoek tot gedeeltelijke ingang van het ouderdomspensioen van de deelnemer dient zes maanden voor de pensioeningangsdatum schriftelijk aan de werkgever ter kennis zijn gebracht en als bewijs van goedkeuring door de werkgever voor akkoord ondertekend te zijn. 3. Het deeltijdpensioen kan ingaan vanaf de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 60-jarige leeftijd bereikt. 4. De hoogte van het gedeelte van het ouderdomspensioen dat vervroegd ingaat wordt bij het bereiken van de datum van deeltijdpensionering als volgt bepaald: Het levenslang ouderdomspensioen te verkrijgen uit het pensioenspaarsaldo, opgebouwd tot de datum van deeltijdpensionering wordt verminderd naar rato van het deel van de arbeidstijd waarmee de arbeidsovereenkomst is verminderd ten opzichte van de oorspronkelijke arbeidstijd en op basis van door het fonds vastgestelde actuariële factoren.

17 Artikel 21 In hoogte variërend ouderdomspensioen 1. De (gewezen) deelnemer wordt op de pensioeningangsdatum de mogelijkheid geboden te kiezen voor een in hoogte variërend ouderdomspensioen. De deelnemer heeft het recht zijn ouderdomspensioen om te zetten in een pensioen waarvan de hoogte van de uitkeringen varieert, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet op de loonbelasting 1964. Een verzoek hiertoe dient zes maanden vóór de (feitelijke) pensioendatum bij het fonds gedaan te zijn. 2. De hoogte van de uitkeringen wordt bepaald op basis van door het fonds vastgestelde actuariële factoren, die voor mannen en vrouwen gelijk zijn. De van toepassing zijnde factoren zijn opgenomen in bijlage 2 bij dit reglement Artikel 22 Partnerpensioen voor de pensioeningangsdatum 1. Na overlijden van de deelnemer voor de (pre)pensioeningangsdatum heeft de partner recht op partnerpensioen. Er is geen recht op partnerpensioen als de deelnemer overlijdt binnen zes maanden nadat het huwelijk, het geregistreerd partnerschap heeft aangevangen, dan wel binnen zes maanden nadat de notariële akte is verleden waaruit het bestaan van de gemeenschappelijke huishouding als bedoeld in artikel 1.16 blijkt. Deze wachttijd van zes maanden wordt niet toegepast indien het overlijden van de deelnemer het gevolg is van een ongeval. 2. Het partnerpensioen op grond van dit artikel gaat in op de eerste dag van de maand nadat de deelnemer is overleden en wordt uitbetaald tot en met de laatste dag van de maand waarin de nabestaande is overleden. 3. Indien de deelneming in het fonds eindigt anders dan door het overlijden, vervallen de aanspraken op grond van deze regeling. In afwijking hiervan is het opnemen van onbetaald verlof tot een maximum van 18 maanden niet van invloed op het risicopartnerpensioen. Voor zover geen recht bestaat op een FVP-bijdrage heeft degene die een uitkering op grond van de WW ontvangt, zolang hij die uitkering ontvangt, aanspraak op partnerpensioen. In afwijking van het bepaalde in het vierde lid wordt de hoogte van dit partnerpensioen vastgesteld op basis het opgebouwde pensioenspaarsaldo op het moment van overlijden. 4. Het jaarlijks partnerpensioen, uit te keren bij overlijden van de deelnemer bedraagt per vol jaar van de tot de pensioendatum bereikbare fictieve deelnemingstijd gelegen na 1 januari 2003 of latere datum van indiensttreding, 1,25% van de laatstelijk vastgestelde pensioengrondslag. Als de deelnemer in deeltijd werkzaam is geweest wordt de tot de datum van overlijden opgebouwde deelnemingstijd vastgesteld met inachtneming van de gemiddelde deeltijdfactor in die jaren. De tijd tussen de datum van overlijden en de pensioendatum en de extra bereikbare deelnemingstijd worden in aanmerking genomen, rekening houdend met de gemiddelde deeltijdfactor in het jaar direct voorafgaand aan de maand van het overlijden. 5. Indien de deelnemer recht heeft op voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid op grond van artikel 25, wordt het partnerpensioen als bedoeld in lid 1 vastgesteld naar rato van de mate waarin dat recht op het moment van overlijden bestaat, onverlet het bepaalde in lid 4. 6. Als de deelnemer voor de pensioeningangsdatum overlijdt vervalt het aanwezige pensioenspaarsaldo aan het fonds.

18 Artikel 23 Partnerpensioen na de pensioeningangsdatum 1. De (gewezen) deelnemer kan op de pensioeningangsdatum een deel van het opgebouwde pensioenspaarsaldo aanwenden voor een levenslang partnerpensioen. De omzetting geschiedt op basis van de door het fonds vastgestelde actuariële factoren, die voor mannen en vrouwen gelijk zijn. 2. Indien de (gewezen) deelnemer niet binnen de door het fonds gestelde termijn reageert op de keuzemogelijkheid om bij pensioeningang ouderdomspensioen uit te ruilen, gaat het fonds over tot de uitruil indien de (gewezen) deelnemer een partner heeft, als bedoeld in artikel 1.16, lid 1, onder a en b. 3. Het levenslang partnerpensioen verkregen uit pensioenspaarsaldo als bedoeld in lid 1 van dit artikel bedraagt maximaal 70% van het uit pensioenspaarsaldo verkregen ouderdomspensioen. Verder is variatie ingevolge artikel 21 mogelijk. Uituil vindt slechts plaats voor zover het ouderdomspensioen daardoor niet onder de afkoopgrens, als bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet, zakt. 4. Het partnerpensioen als bedoeld in dit artikel gaat in op de eerste dag van de maand, waarin het overlijden van de gepensioneerde plaatsvindt en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt. 5. Het bestuur kan de aanvaarding door het fonds van een verzoek tot omzetting van een gewezen deelnemer, die geschiedt op basis van collectieve actuariële neutraliteit, afhankelijk stellen van de uitslag van een medisch onderzoek naar de normale levenskansen van de betrokken deelnemer. Artikel 24 Wezenpensioen Recht op wezenpensioen 1. Na het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde kan er recht bestaan op wezenpensioen voor: a. het eigen kind dat in familierechtelijke betrekking stond in de zin van het Burgerlijk Wetboek; b. het niet erkende kind, voor wie onderhoudsplicht bestond; c. het kind dat reeds geboren was op de beëindigingsdatum, voor wie zowel voor de pensioeningangsdatum als ten tijde van overlijden de zorg en opvoeding werd gedragen als ware het een eigen kind. Ingang en einde wezenpensioen 2. a. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand na het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin het kind 18 jaar wordt. b. Indien het kind nadien recht heeft krachtens de Wet Studiefinanciering 2000 of een daarmee naar oordeel van het bestuur gelijk te stellen uitkering geniet, wordt het wezenpensioen uitgekeerd zolang dat recht bestaat of die uitkering wordt genoten, doch uiterlijk tot en met de laatste dag van de maand waarin het kind 27 jaar wordt. c. Bij overlijden van het kind eindigt het wezenpensioen op de laatste dag van de maand van overlijden. Hoogte wezenpensioen

19 3. a. Bij overlijden van de deelnemer bedraagt het jaarlijks wezenpensioen per kind 20% van het vastgestelde partnerpensioen. Het wezenpensioen wordt voor volle wezen verdubbeld. b. Indien het totaal aantal kinderen dat recht heeft op wezenpensioen groter is dan vijf, worden de uitkeringen naar evenredigheid verlaagd.

20 Artikel 25 Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid 1. Er is sprake van arbeidsongeschiktheid in de zin van dit pensioenreglement, indien en voor zolang een deelnemer aanspraak heeft op een uitkering krachtens de WIA naar een arbeidsongeschiktheid van 45% of meer. In de beschikbare premie die van toepassing is voor de deelnemer heeft 5% betrekking op de verzekering premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Dit percentage van de beschikbare premie wordt voor de deelnemer in mindering gebracht op de ter beschikking zijnde beschikbare premie. 2. Zolang de arbeidsongeschiktheid voortduurt wordt het deelnemerschap premievrij voortgezet volgens onderstaande staffel: Mate van arbeidsongeschiktheid Mate van premievrije voortzetting 0 tot 45 % Geen voortzetting 45% tot 65% 50,0% 65% of meer 100,0% 3. Bij wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage wordt de premievrije voortzetting van de pensioenopbouw overeenkomstig aangepast, met dien verstande dat een verhoging van de mate van arbeidsongeschiktheid alleen tot een verhoging van de premievrije voortzetting van de pensioenopbouw zal leiden, indien die verhoging van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten koste gaat van het actieve dienstverband. 4. De pensioenopbouw die samenhangt met de arbeidsongeschiktheid vindt plaats op basis van de pensioengrondslag zoals die van toepassing was op 1 januari van het jaar waarin de premievrije voortzetting in verband met arbeidsongeschiktheid is aangevangen, waarbij de verlaging van de doorbetaling en uitkering in het tweede ziektejaar buiten beschouwing wordt gelaten. De pensioengrondslag wordt vermenigvuldigd met de gemiddelde deeltijdfactor in het jaar direct voorafgaand aan de maand waarin het recht op WIA ontstaat. 5. Op het resterende gedeelte van de pensioenaanspraken blijven de overige bepalingen van dit pensioenreglement onverminderd van kracht. 6. Het bestuur besluit jaarlijks of de in lid 4 bedoelde pensioengrondslag wordt aangepast aan de algemene loonontwikkeling bij werkgever. 7. Het deelnemerschap eindigt zodra de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 45% bedraagt. Bij beëindiging van de arbeidsongeschiktheid, anders dan wegens pensionering of overlijden, vinden de bepalingen van artikel 27 toepassing. Artikel 27 zal niet worden toegepast indien de door de beëindiging van de arbeidsongeschiktheid vrijgekomen arbeidscapaciteit weer wordt aangewend in dienst van de werkgever. Artikel 26 Bijdragen 1. De kosten van de pensioenregeling (inclusief uitvoeringskosten) worden door de werkgever aan het fonds voldaan. 2. De werkgever is bevoegd een eigen bijdrage te vragen voor zover de kosten van de basispensioenregeling (inclusief de uitvoeringskosten) meer bedragen dan een percentage van de totale loonsom van de deelnemers. Dit percentage is in 2003

21 gesteld op 7,3% van de totale loonsom. De werkgever kan besluiten dit percentage jaarlijks aan te passen. De hoogte van de eigen bijdrage en de wijze waarop deze op de deelnemer wordt verhaald zijn vastgelegd in de CAO. 3. De werkgever behoudt zich het recht voor zijn bijdragen te wijzigen in geval van een ingrijpende wijziging van de omstandigheden. Als zodanige omstandigheid wordt in ieder geval beschouwd de situatie van: a. De financiële positie van de werkgever zodanig is; en/ of b. De wetgeving en overige regelgeving van de overheid zodanig worden gewijzigd; dat een ongewijzigde voortzetting van de premiebetaling niet in redelijkheid van de werkgever kan worden gevergd. Deze wijziging heeft tot gevolg dat de verdere opbouw van aanspraken ingevolge dit pensioenreglement voor de deelnemers wordt verminderd of beëindigd. Een desbetreffend besluit van de werkgever zal onverwijld schriftelijk aan het fonds, alsmede aan diegenen wier aanspraak op pensioen daardoor wordt getroffen, worden medegedeeld. 4. Een wijziging zoals bedoeld in lid 3, die tot gevolg heeft dat de toekomstige pensioenopbouw uit hoofde van de pensioenregeling wordt beperkt dan wel dat de pensioenregeling wordt beëindigd, zal nimmer van invloed zijn op de aanspraken van de deelnemers die kunnen worden toegerekend aan reeds verstreken deelnemersjaren. Artikel 27 Beëindiging van het deelnemerschap 1. Wanneer het deelnemerschap eindigt door ontslag vóór de pensioendatum, heeft de deelnemer recht op het tot de datum van tussentijdse beëindiging opgebouwde pensioenspaarsaldo. Op de pensioendatum wordt het pensioenspaarsaldo aangewend overeenkomstig de bepalingen van actieve deelnemers, tenzij artikel 4, lid 1, wordt toegepast. 2. De gewezen deelnemer die recht heeft op het opgebouwde pensioenspaarsaldo zoals bepaald in het vorige lid heeft bij beëindiging van arbeidsovereenkomst met de werkgever het recht om: a. een deel van het opgebouwde pensioenspaarsaldo aan te wenden voor partnerpensioen en/of een wezenpensioen. Om het partnerpensioen te bepalen wordt het pensioenspaarsaldo fictief omgerekend in een aanspraak op levenslang ouderdomspensioen met 70% partnerpensioen. De benodigde voorziening voor het aldus bepaalde partnerpensioen (inclusief wezenpensioen; het eventuele wezenpensioen wordt bepaald op 20% van het hiervoor bepaalde partnerpensioen) wordt gefinancierd uit het pensioenspaarsaldo van de betrokken deelnemer. Een verzoek ter zake dient binnen twee maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst aan het fonds te zijn gedaan. b. het pensioenspaarsaldo in overeenstemming met de Pensioenwet, over te dragen aan de pensioenuitvoerder die door de gewezen deelnemer is aangegeven. Op het moment van overdracht vervallen alle verplichtingen van het fonds aan de gewezen deelnemer. 3. Indien de deelnemer binnen twee maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst overlijdt én hij heeft zijn keuze zoals bepaald in lid 2 nog niet kenbaar gemaakt, dan heeft de partner en/of de wezen die hij nalaat recht op pensioen. Het partnerpensioen wordt bepaald op het partnerpensioen dat kan worden aangekocht uit het aanwezige pensioenspaarsaldo. Het eventuele wezenpensioen wordt bepaald op 20% van het hiervoor bepaalde partnerpensioen uit het pensioenspaarsaldo.