Directie Voeding, Gezondheidsbescherming en Preventie European Commission Food and Veterinary Office Director, mr. C. Gaynor Grange Dunsay, Co. Meath IRELAND Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag VGP/VL 2638474 Drs. A. Ottevanger 6886 Onderwerp Bijlage(n) Uw brief Mission DG(SANCO)/7568/2005 Water retention agents poultry Geachte heer Gaynor, Bij deze zend ik u de reactie van de Nederlandse autoriteiten aan het Voedsel en Veterinair Bureau van de Europese Commissie op rapport DG(SANCO)/7568/2005 t.a.v. een inspectiebezoek aan Nederland, van 14 tot 18 maart 2005 ter beoordeling van het officiële toezicht op de productie van pluimveevlees met bijzondere aandacht voor het gebruik van watervasthoudende stoffen. De Nederlandse autoriteiten onderschrijven in grote lijnen de genoemde feiten en conclusies in het rapport. Zij hebben naar aanleiding van het rapport de volgende opmerkingen. De beantwoording gaat uit van de nummering in de Nederlandse tekst. 2.1 Algemeen Het gebruik van watervasthoudende stoffen in pluimveevlees is, voor zover het team tijdens het inspectiebezoek heeft vernomen, voornamelijk bedoeld om kipfilet meer volume te geven. Kipfilet wordt hoofdzakelijk ingevroren geïmporteerd uit derde landen, momenteel zelfs alleen uit Brazilië, omdat andere derde landen zoals Thailand of China om veterinairrechtelijke redenen niet mogen exporteren. De grondstof is hetzij verse kipfilet of, vaker nog, vleesbereidingen, d.w.z. filet met (een klein beetje) zout. De desbetreffende industrie beweert dat dit proces bedoeld is om de smaak te verbeteren, voornamelijk voor niet bestorven filet, waarbij deze filet malser wordt gemaakt en het verlies aan water tijdens de bereiding wordt gecompenseerd. De formuleringen over het doel van het gebruik van watervasthoudende stoffen in pluimveevlees zijn wat onduidelijk en staan ook niet gegroepeerd en achter elkaar. Zo is het niet duidelijk van wie of welke instantie het team vernomen heeft dat het doel voornamelijk is om kipfilet meer volume te geven (1e zin); voor over wij ons kunnen herinneren hebben de Nederlandse autoriteiten niet gesproken over volumevergroting. In de 4e zin staat dat de industrie beweert dat het doel vooral is om smaak te verbeteren, om het vlees malser te maken en om verlies van water te compenseren. Postbus 20350 2500 EJ DEN HAAG Telefoon (070) 340 79 11 Fax (070) 340 78 34 Bezoekadres: Parnassusplein 5 2511 VX DEN HAAG Correspondentie uitsluitend richten aan het postadres met vermelding van de datum en het kenmerk van deze brief. Internetadres: www.minvws.nl
2 Voorstel: twee zinnen combineren of achter elkaar zetten, waarbij tevens duidelijk gemaakt moet worden van wie de bewering over de volumevergroting afkomstig is (dan wel dat de tussenzin daarover wordt geschrapt: schrappen "voorzover...vernomen") 2.4.3. Officieel toezicht op inrichtingen Daarnaast werd in één inrichting separatorvlees voor de uitvoer naar een andere lidstaat, geproduceerd, hetgeen overeenkomstig artikel 5, lid 5, van Richtlijn 71/118/EEG verboden is. In deze alinea wordt ten onrechte verwezen naar RL 71/118/EG. Intraverkeer met betrekking tot MSM heeft betrekking op RL 94/65/EEG. Bilateraal is met enkele lidstaten overeengekomen MSM voor intraverkeer tussen deze lidstaten toe te staan. Vanaf 1-1-2006 is intraverkeer in zijn algemeenheid in de lidstaten toegestaan. Geadviseerd wordt deze alinea niet op te nemen. Het team heeft informatie over de resultaten van dit project gekregen waaruit bleek dat alle inrichtingen de regels niet volledig naleefden, bijvoorbeeld door incorrecte vermelding van het vleesgehalte op het etiket, de aanwezigheid van niet vermelde soja-eiwitten of runder-dna en het gebruik van niet-toegestane additieven (fosfaten), die in sommige gevallen wel op het etiket werden vermeld. Er waren geen gegevens beschikbaar over de hoeveelheid toegevoegd water. In het ontwerpproject voor 2005 is geen sprake van enige berekening van de hoeveelheid van toegevoegd water, ondanks het feit dat deze parameter in de Aanbeveling 2005/175/EG van de Cie in het gecoördineerde programma betreffende watervasthoudende stoffen. De constatering dat er geen gegevens beschikbaar waren over de hoeveelheid toegevoegd water is juist. Echter, de problematiek die betrekking heeft op het toevoegen van water aan kipfilet is door de VWA benaderd via een methode die te koppelen is aan een communautair voorschrift. Doordat bedrijven op de verpakking de hoeveelheid van de verwerkte kipfilet vermelden valt vast te stellen of deze vermelding misleidend is m.b.t. de definitie die voor skeletspieren van vogels is gegeven. De definitie voor skeletspieren als grondstof in samengestelde producten werd gezocht in de richtlijn 2001/101/EG van 26 november 2001 tot wijziging van de richtlijn 2000/13/EG. Voor de berekening van de hoeveelheid skeletspieren werd gebruik gemaakt van het Guidance document on the application of Commission Directive 2001/101 of 26 November 2001 on the definition of meat amending Directive 2000/13 of 20 March 2000. Clitravi, LAB/01/014/final Brussels, (2002). De motivatie om voor deze aanpak te kiezen is dat bij de berekening van het % toegevoegd water op basis van de methode van Stubbs and More (The Analyst 1919, 44, 125 het totaal N- gehalte, nodig voor de berekening van het schijnbaar vetvrij vleesgehalte, in onvoldoende mate wordt gecorrigeerd voor N dat afkomstig is van vleesvreemde N-bronnen. Deze situatie doet zich voor indien er onbekende N-bronnen worden gebruikt.
3 Desondanks heeft de VWA, rekening houdend met de aanbeveling onder punt 5.3 van het ontwerp-verslag van een inspectiebezoek aan Nederland ter beoordeling van het officiële toezicht op de productie van pluimveevlees met bijzondere aandacht voor het gebruik van watervasthoudende stoffen, het project aangepast. De resultaten van dit onderzoek, gebaseerd op de aanbeveling 2005/175/EG betreffende het gecoördineerd programma voor 2005 inzake de officiële controle op levensmiddelen, zijn opgenomen in bijgevoegde bijlage. Geadviseerd wordt om deze alinea aan te passen. 2.4.5. Antemortemkeuring (voor de slacht) Naar aanleiding van het inspectiebezoek van 1999 heeft de bevoegde autoriteit het gebruik van een koppeladministratie algemeen ingevoerd en modellen goedgekeurd van die bedrijven die liever hun eigen modellen gebruiken. Het wordt echter wel toegestaan dat de officiële dierenarts van een slachthuis de koppelgegevens pas 24 uur voor aankomst van de dieren ontvangt (in plaats van de 72 uur die momenteel uit hoofde van bijlage I, hoofdstuk VI, punt 25, onder a), punt ii), van Richtlijn 71/118/EEG van de Raad vereist is. Volgens de verklaring van de bevoegde autoriteiten zou het slachthuis al eerder in bezit van de gegevens zijn en de officiële dierenarts van te voren kunnen informeren als er gezondheidsproblemen worden vermoed, hetgeen tot speciale maatregelen voor de slacht van het koppel kan leiden. In RL 71/118/EG is toegestaan dat informatie van de boerderij naar het slachthuis tussen 72-24 uur wordt aangeleverd. Aanlevering 24 uur voor aankomst van het pluimvee is daarmee toegestaan en dit wordt tevens de beleidslijn vanuit uit het hygiënepakket vanaf 1-1-2006. Geadviseerd wordt deze alinea aan te passen. 2.4.6. Postmortemkeuring In de bezochte inrichting werd de postmortemkeuring uitgevoerd door voor dit doel opgeleid eigen personeel. Er was geen direct toezicht van de officiële dierenarts. De suggestie wordt gewekt dat de officiële dierenarts geen directe supervisie uitoefent op de p.m. keuring uitvoert. De OV is niet altijd direct fysiek ter plekke aanwezig maar is tijdens de p.m. keuring permanent in het slachthuis aanwezig en voert toezicht uit op de bedrijfskeurders, hetgeen in het toezichtssysteem zeer duidelijk waarneembaar is. Verzoek is om deze alinea aan te passen, omdat er wel degelijk directe supervisie is. De karkassen werden echter voor de postmortemkeuring grondig gewassen, wat de beoordeling van de mate van mogelijke fecale verontreiniging onmogelijk maakt. Dit punt is onder de aandacht gebracht van het georganiseerde bedrijfsleven. 2.4.10. Officieel toezicht op de etikettering van pluimveevlees betreffende het gebruik van watervasthoudenden stoffen. (laatste alinea) Daarnaast wordt vermeld dat een correcte berekening van de ingrediënten alleen mogelijk is als
4 de producent een adequaat recept verstrekt, maar hiertoe bestaan geen wettelijke verplichting, noch in het Gemeenschapsrecht, noch in de Nederlandse wetgeving. De in het project gebruikte methode vraagt van de fabrikant een adequaat recept. Indien een fabrikant geen recept kan tonen omdat hij deze niet bezit verliest de methode van Clitravi zijn waarde. Een vordering om inzage te krijgen in bescheiden die een fabrikant niet bezit, is niet mogelijk. Dit geldt zeker in situaties waarin het bezit van een recept niet wordt ondersteund door een wettelijk voorschrift. Indien een fabrikant geen recept wil verstekken maar deze wel bezit biedt de nationale wet de VWA voldoende houvast. Geadviseerd wordt om deze alinea aan te passen. 5. Aanbevelingen aan de Nederlandse bevoegde autoriteit. 5.1 Zij moet met name het toezicht versterken in die inrichtingen waar sprake was van ernstige gevallen van niet-naleving, en passende handhaving van corrigerende maatregelen borgen. 5.2 Zij moet ook passende maatregelen nemen om alle tekortkomingen die tijdens dit inspectiebezoek in de bezochte inrichtingen zijn geconstateerd, te corrigeren en mogelijke soortgelijke tekortkomingen in alle gelijksoortige inrichtingen vast te stellen en te corrigeren. De geconstateerde afwijkingen zijn onmiddellijk gecorrigeerd. 5.3 Wat de controle op het gebruik van watervasthoudende stoffen betreft, moet in het projekt dat de centrale bevoegde autoriteit in 2005 wil uitvoeren, rekening worden gehouden met aanbeveling 2005/175/EG van de Commissie betreffende een gecoördineerd programma voor 2005 inzake de officiële controle op levensmiddelen. Het project moet derhalve een berekening van de hoeveelheid toegevoegd water bevatten. 5.4 Wanneer de centrale autoriteit niet-naleving inzake het gebruik van watervasthoudende stoffen constateert moet zij de noodzakelijke handhavingsmaatregelen treffen. Deze aanbeveling is bij de VWA beschreven in de procedure Maatregelgrenzen VT exclusief bijzondere eet- en drinkwaren. Het bij de bereiding van levensmiddelen gebruiken van niet toegestane grond- of hulpstoffen wordt gezien als een ernstige overtreding. In de procedure Handhaven toezicht en opsporen wordt toegelicht hoe de VWA handelt als een ernstige overtreding wordt vastgesteld. Uit de constatering is gebleken dat deze werkwijze niet in alle gevallen correct wordt toegepast. Aan dit belangrijke onderdeel van het reguliere proces zal tijdens de introductie van een nieuw project aandacht worden besteed. Zie ook eerdere opmerkingen. Ik verzoek u om de suggesties voor aanpassingen van het concept over te nemen dan wel ons commentaar op te nemen in het definitieve verslag. Daar waar dit noodzakelijk werd geacht zijn de aanbevelingen uit het conceptrapport reeds ter harte genomen en verwerkt. Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
5 Hoogachtend, de Directeur Voeding, Gezondheidsbescherming en Preventie, dr. ir. R.J. Dortland