Hof van beroep Antwerpen

Vergelijkbare documenten
Hof van beroep Antwerpen. Arrest

Hof van beroep Antwerpen

Hof van beroep Antwerpen

Hof van beroep Antwerpen

Hof van beroep Antwerpen

Hof van beroep Antwerpen

Hof van beroep Antwerpen

Hof van beroep Antwerpen

Hof van beroep Antwerpen

Hof van beroep Antwerpen

Hof van beroep Antwerpen

Hof van beroep Antwerpen

Hof van beroep Antwerpen

Hof van beroep Antwerpen

Hof van beroep Antwerpen

Hof van beroep Antwerpen

Hof van beroep Antwerpen

Hof van beroep Antwerpen

Arbeidshof te Brussel

Hof van beroep Antwerpen

Hof van beroep Antwerpen

Hof van beroep Antwerpen. Arrest

Hof van beroep Antwerpen

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN Afdeling Antwerpen ARREST A.R. 2009/AA/408. Rep. Nr. Vierde kamer OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVEN JUNI TWEEDUIZEND EN TIEN

Hof van beroep Antwerpen

Fke: 2009/AR/296I EINDAR~~ST. Rep. rif.: Zitting van: Nummer:

sectie burgerlijke rechtbank

Hof van beroep Antwerpen

Arbeidshof te Brussel

, geboren te op ' met ondernemingsnummer ~ wonende te. eisende p a r tij: vertegenwoordigd door mr te

In zake: 2009/AR/3461

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST OPENBARE TERECHTZITTING VAN 2 JUNI DE KAMER Arbeidsongeval Tegensprekelijk Definitief.

Hof van beroep Antwerpen

Arbeidshof te Brussel

Instelling. Onderwerp. Datum

Arbeidshof te Brussel

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Arbeidshof te Brussel

Hof van beroep Antwerpen. Arrest

Hof van beroep Antwerpen

Het HOF VAN BEROEP, zitting houdend te ANTWERPEN, TWEEDE KAMER, recht doende in burgerlijke zaken, heeft volgend arrest gewezen: Zitting van:

Instelling. Onderwerp. Datum

Arbeidshof te Brussel

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van beroep Antwerpen

Instelling. Onderwerp. Datum

Rep. nr... Eindarrest op tegenspraak. Tweede kamer. Arbeidsovereenkomst voor bedienden ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN. Afdeling Antwerpen ARREST A.R.

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN Afdeling Antwerpen ARREST A.R. 2007/AA/582. Rep. Nr. Eindarrest op tegenspraak.

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling leper

Voorwerp van de vordering voor de eerste rechter. De vordering van appellant, ingesteld bij exploot van 5 juli 2007, strekt ertoe:

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST * * A.R.Nr. 2010/AB/187 le blad. ]'0.11 } 2..83~ OPENBARE TERECHTZITTING VAN 31 OKTOBER 2011.

Instelling. Onderwerp. Datum

KBC verzekeringen NV - burgerlijke partij/partij in gedwongen tussenkomst en vrijwaring - ter terechtzitting vertegenwoordigd door Mr

Hof van Beroep te Gent, twee arresten van 5 februari 2007

Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout

, weduwe van de heer. wonende te Zele, te Zele, wettelijke erfgenaam van de. heer, wonende te ZeleJ

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN. Afdeling Antwerpen ARREST VAN 25 JUNI 2008

Arbeidshof te Brussel

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. A.R.Nr le blad. OPENBARE TERECHTZITTING VAN EENENTWINTIG NOVEMBER TWEEDUIZEND EN ZES.

Hof van beroep Antwerpen

chgf /[ ~30 ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Arbeidshof te Brussel

Nummer : Rep.: Zitting van: 08/05/2000. Eindarrest. Het Hof; * * * *

llllllllllllll lllll _J Hof van beroep Antwerpen Arrest burgerlijke zaken 2018/gs 2015/ AR/1471 B3 kamer

Hof van Cassatie van België

Recht doende in burgerlijke zaken, heeft het volgende arrest uitgesproken: In zake: 2009/AR/ (Antwerpen), ap pe 1 1 anten,

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN ARREST. Afdeling Antwerpen A.R. 2010/AA/15 OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVEN NOVEMBER TWEEDUIZEND EN ELF

Hof van Cassatie van België

V O N N I S OPENBARE TERECHTZITTING VAN : 18 APRIL de kamer. 1 e blad ARBEIDSRECHTBANK GENT

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van beroep Antwerpen

Instelling. Onderwerp. Datum

Gelet op de stukken van de rechtspleging, meer bepaald op :

ARBEIDSHOF ANTWERPEN

6tt161. 4fi HET HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL. zetelend in burgerlijke zaken, na beraad, wijst volgend arrest

OPENBARE TERECHTZITTING VAN 18 MAART DE KAMER Arbeidsongeval Op tegenspraak Definitief + verzending naar de Arbeidsrechtbank te Tongeren

Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout

Arbeidshof te Brussel

Instelling. Onderwerp. Datum

V O N N I S OPENBARE TERECHTZITTING VAN : 8 MAART de kamer. 1 e blad ARBEIDSRECHTBANK GENT

Instelling. Onderwerp. Datum

GROEPSVERZEKERINGEN EN HET HUWELIJKSVERMOGENSRECHT

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Arbeidshof te Antwerpen AFDELING HASSELT

TWEEDUIZEND EN TWAALF. bediendecontract. tegenspraak. definitief. In de zaak : BVBA B.,

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN 14 JULI 2009

Hof van Cassatie van België

In zake: 2005/AR/1731

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Hof van Cassatie van België

Rolnummer Arrest nr. 78/2010 van 23 juni 2010 A R R E S T

Hof van Cassatie van België

Gelet op de stukken van de rechtspleging, meer bepaald op :

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308

Instelling. Onderwerp. Datum

Arbeidshof te Brussel

Arbeidshof te Gent Afdeling: Gent --- achtste kamer

Hof van beroep Antwerpen. Arrest

Transcriptie:

Repertoriumnummer Uitgifte Uitgereikt aan Uitgereikt aan Uitgereikt aan 2014/ Datum van uitspraak 19 mei 2014 op op op Rolnummer BUR BUR BUR est 2012/AR/1512 g zaken Hof van beroep Antwerpen Arrest Aangeboden op eerste kamer burgerlijke zaken Niet te registreren

Hof van beroep Antwerpen 2012/AR/1512 + 2012/AR/1840 p. 2 I. 2012/AR/1512 A. M., zonder gekend beroep, geboren te en wonende te ; appellant, vertegenwoordigd door mr. Sofie Borgers, advocaat te 2550 Kontich, Antwerpsesteenweg 26; tegen het vonnis van de tweede BI kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen van 21 maart 2012, aldaar gekend onder nr. A.R. 09/3354/A; tegen: 1.K. M., medewerkend echtgenoot, geboren te en wonende te ; vertegenwoordigd door mr. Marcel Govaerts, advocaat te 2018 Antwerpen, Molenstraat 75; 2.M. V.B., advocaat, kantoor houdende te, in haar hoedanigheid van voogd ad hoc over het minderjarig kind, L. M., geboren te en wonende te, daartoe aangesteld bij beschikking van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen van 15 april 2009; vertegenwoordigd door mr. Dominique Van Boven, advocaat te 2600 Berchem-Antwerpen, Elisabethlaan 58; geïntimeerden, II. 2012/AR/1840 M. V.B., voormeld, in haar hoedanigheid van voogd ad hoc over het minderjarig kind, L. M., voormeld, daartoe aangesteld bij beschikking van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen van 15 april 2009; appellante q.q., vertegenwoordigd door mr. Dominique Van Boven, voormeld; tegen het vonnis van de tweede BI kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen van 21 maart 2012, aldaar gekend onder nr. A.R. 09/3354/A; tegen: 1.K. M., voormeld; vertegenwoordigd door mr. Marcel Govaerts, voormeld; 2.A. M., voormeld; vertegenwoordigd door mr. Sofie Borgers, voormeld;

Hof van beroep Antwerpen 2012/AR/1512 + 2012/AR/1840 p. 3 geïntimeerden, * * * * * 1. De feiten De feitelijke gegevens die aan het geschil ten grondslag liggen, kunnen worden samengevat als volgt: - wijlen R. V. is testamentloos overleden op 11 juni 2008; - als enige wettige en reservataire erfgenamen liet zij na, haar twee zonen, zijnde K. M. (hierna de eerste geïntimeerde) en A. M. (hierna de appellant); - sinds 2003 was wijlen R. V. via haar werkgever (ArcelorMittal) aangesloten bij een groepsverzekering, afgesloten bij Ethias (70% van het risico overlijden) en Integrale (100% van het risico pensioen en 30% van het risico overlijden); het doel van die verzekering was het garanderen aan de aangeslotene zelf, van een kapitaal of een levenslange pensioenrente indien zij in leven is op de eindleeftijd (vastgesteld op de eerste dag van de maand die volgt op de 65 e verjaardag van de aangeslotene), en aan de begunstigde, van een kapitaal of overlevingsrente in geval van overlijden van de aangeslotene vóór de eindleeftijd; - in 2006 duidde wijlen R. V. de appellant en L. M. (de tweede geïntimeerde, dochter van de appellant) elk voor de helft aan als begunstigden in geval zij mocht overlijden vóór ze de eindleeftijd zou hebben bereikt; - wijlen R. V. overleed vóór het bereiken van de eindleeftijd, zodat de verzekeraars overgingen tot uitkering aan de appellant en aan de tweede geïntimeerde als volgt: i. Integrale betaalde aan elk van hen 1.858,92 EUR; ii. Ethias betaalde aan elk van hen 75.739,22 EUR; - als reservataire erfgenaam achtte de eerste geïntimeerde zich benadeeld; - hij dagvaardde daarop de appellant tot uitonverdeeldheidtreding; in die procedure is de tweede geïntimeerde vrijwillig tussengekomen; - bij vonnis van 14 september 2009 werd de uitonverdeeldheidtreding bevolen; notaris P. K. te werd aangesteld als boedelnotaris en notaris C. V. te met vertegenwoordigingsbevoegdheid; - de partijen hebben vervolgens aan de boedelnotaris medegedeeld dat tussen hen enkel betwisting bestond over het lot van de uitkeringen van de groepsverzekering en dat hij zijn werkzaamheden derhalve kon beperken tot het innemen van een standpunt omtrent die betwisting; - de boedelnotaris was van oordeel dat de uitkeringen van de groepsverzekering geen deel uitmaken van de nalatenschap van wijlen R. V.;

Hof van beroep Antwerpen 2012/AR/1512 + 2012/AR/1840 p. 4 - de eerste geïntimeerde heeft dienaangaande zwarigheden geformuleerd; - de boedelnotaris heeft daarop geantwoord en verder gehandeld conform artikel 1219, 2 Ger. W. 2. De voorafgaande rechtspleging 2.1. Bij het bestreden vonnis op 21 maart 2012 op tegenspraak verleend door de tweede BI kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen: - wordt voor recht gezegd dat het kapitaal dat is uitgekeerd aan de appellant en aan de tweede geïntimeerde in uitvoering van de groepsverzekering, dient te worden ingebracht (wat de appellant betreft als erfgenaam) en ingekort (wat de tweede geïntimeerde betreft als niet-erfgenaam), voor zover dit kapitaal het beschikbaar gedeelte van de nalatenschap overschrijdt; - wordt de zaak terug verzonden naar notaris P. K. te teneinde zijn werkzaamheden verder te zetten, inclusief het opstellen van een staat van vereffening en verdeling; - en worden de gedingkosten ten laste van de massa gelegd. 2.2. Bij zijn op 16 mei 2012 ter griffie neergelegd verzoekschrift tot hoger beroep tekent de appellant hoger beroep aan tegen het hierboven bedoelde vonnis van 21 maart 2012 (zaak met A.R.- nr. 2012/AR/1512). 2.3. Bij haar op 15 juni 2012 ter griffie neergelegd verzoekschrift tot hoger beroep tekent de tweede geïntimeerde hoger beroep aan tegen hetzelfde vonnis van 21 maart 2012 (zaak met A.R.-nr. 2012/AR/1840). 2.4. De zaak werd vastgesteld bij toepassing van artikel 747, 2, derde lid Ger. W. en behandeld op de terechtzitting van 24 maart 2014. 3. De standpunten in hoger beroep 3.1. Naar luid van zijn op 15 januari 2013 ter griffie neergelegde synthese besluiten in hoger beroep vraagt de appellant: - zijn hoger beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren; - het bestreden vonnis te vernietigen; - opnieuw te oordelen; - de oorspronkelijke vordering van de eerste geïntimeerde ongegrond te verklaren; dienvolgens te zeggen voor recht dat de groepsverzekering waarvan sprake geen aanleiding geeft tot inbreng of inkorting in de opengevallen nalatenschap van wijlen R. V.; - en de eerste geïntimeerde te veroordelen tot de kosten van de beide aanleggen.

Hof van beroep Antwerpen 2012/AR/1512 + 2012/AR/1840 p. 5 3.2. In zijn op 4 maart 2013 ter griffie neergelegde tweede aanvullende conclusie in hoger beroep vraagt de eerste geïntimeerde: - de beide hogere beroepen samen te voegen; - de beide hogere beroepen ongegrond te verklaren; - bijgevolg het bestreden vonnis in al zijn beschikkingen te bevestigen; - en de appellant en de tweede geïntimeerde, elk wat aangaat het door hen aangetekende hoger beroep, te veroordelen tot de kosten van het hoger beroep. 3.3. In haar op 12 februari 2013 ter griffie neergelegde aanvullende-en syntheseconclusies in graad van beroep vraagt de tweede geïntimeerde: - haar hoger beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren; - dienvolgens het bestreden vonnis te vernietigen; - opnieuw te oordelen; - de oorspronkelijke vordering van de eerste geïntimeerde ongegrond te verklaren; dienvolgens te zeggen voor recht dat de groepsverzekering waarvan sprake geen aanleiding geeft tot inbreng of inkorting in de opengevallen nalatenschap van wijlen R. V.; - en de eerste geïntimeerde te veroordelen tot de kosten van de beide aanleggen. 4. Beoordeling 4.1. Toelaatbaarheid van het hoger beroep 4.1.1. Het hof heeft kennis genomen van de door de wet vereiste processtukken, in behoorlijke vorm overgelegd, waaronder het bestreden vonnis van 21 maart 2012, waarvan geen akte van betekening wordt voorgelegd, en stelt, onder voorbehoud van wat volgt, vast dat door de appellant en door de tweede geïntimeerde tegen dat vonnis tijdig, regelmatig naar vorm en op ontvankelijke wijze hoger beroep werd aangetekend. 4.1.2. Voor zover het hoger beroep van de appellant gericht is tegen de tweede geïntimeerde en dat van de tweede geïntimeerde gericht is tegen de appellant, zijn die hogere beroepen evenwel niet ontvankelijk, dit bij gebrek aan belang. Door de betrokken partijen werd voor de eerste rechter niets van elkaar gevorderd, terwijl door de eerste rechter in hun onderlinge verhouding ook niets werd beslist. 4.2. Grond van de betwisting Voorafgaand: samenvoeging

Hof van beroep Antwerpen 2012/AR/1512 + 2012/AR/1840 p. 6 De beide gedingen waarvan hierboven sprake betreffen hogere beroepen tegen één en hetzelfde vonnis. In de gegeven omstandigheden zijn die gedingen onderling zo nauw verbonden dat het wenselijk is ze samen te behandelen en te berechten, ten einde oplossingen te vermijden die onverenigbaar kunnen zijn wanneer de zaken afzonderlijk mochten worden berecht (artikel 30 Ger. W.). Een goede rechtsbedeling vergt dan ook dat deze gedingen worden samengevoegd om bij één en hetzelfde arrest te worden beslecht. * * * * * 4.2.1. De betwisting tussen de partijen betreft de vraag of de hierboven bedoelde uitkeringen van de groepsverzekering al dan niet aanleiding geven tot inbreng en inkorting in het raam van de nalatenschap van wijlen R. V. De eerste geïntimeerde meent van wel, terwijl de appellant en de tweede geïntimeerde het tegendeel staande houden. 4.2.2. De aangestelde boedelnotaris P. K. te komt in zijn proces-verbaal van 16 december 2010 op dit punt tot de hiernavolgende besluitvorming: 5. Analyse Als we de beslissingen van zowel het Grondwettelijk Hof als van het Brussels Hof van Beroep analyseren springen telkens 2 belangrijke criteria in het oog - de verzorgingsgedachte, maar vooral - de premiebetalingen. Telkens wordt het uitzonderingsregime opgenomen in de WLVO geherkwalificeerd indien de betaalde premies tot gevolg hebben dat er serieuze sommen vanuit het privé-vermogen van de verzekerde moeten worden aangesproken. Vanzelfsprekend heeft dit voor gevolg dat het beschikbaar vermogen dat mogelijk nog aanwezig kan zijn in diens nalatenschap hierdoor in aanzienlijke mate wordt verminderd. Zoals hoger vermeld mocht ondergetekende Notaris vanwege Integrale en Ethias Verzekeringen vernemen dat de groepsverzekeringspolissen, voorwerp van onderhavige betwisting, enkel voor wat Integrale betrof, aanleiding gaf tot een maandelijkse betaling van 51,48 euro in hoofde van wijlen mevrouw Vercammen. Voor de uitkering van Ethias werd zelfs geen persoonlijke bijdragen nodig. Deze werd volledig opgebouwd vanuit de patronale bijdragen. Hieruit kan men bezwaarlijk besluiten dat dit een aanzienlijke invloed heeft gehad op haar privé-vermogen. Wat de verzorgingsgedachte betreft is het duidelijk dat de opbouw via een groepsverzekering een persoonlijk voordeel kan opleveren voor de oude dag eens men een bepaalde leeftijd bereikt. 6. Besluit In de lijn van hogeraangehaalde arresten dient, mijns inziens, dan ook te worden besloten dat in casu geen herkwalificatie kan gebeuren.

Hof van beroep Antwerpen 2012/AR/1512 + 2012/AR/1840 p. 7 De uitkeringen blijven verworven ten voordele van de nominatief aangestelde begunstigden.de vraag kan gesteld worden of de theorie van het Hof wel kan toegepast worden op het specifieke statuut van een groepsverzekering. Strikt genomen is de WLVO immers niet van toepassing op een groepsverzekering. De WLVO spreekt er niet over. Volgens de meeste auteurs en bepaalde rechtspraak valt de groepsverzekering als gemengde levensverzekering of pensioenverzekering onder de draagwijdte van het de gemelde arresten van het Grondwettelijk Hof.. 4.2.3. Na de zwarigheden, geformuleerd door de eerste geïntimeerde, voegt de boedelnotaris daaraan in zijn proces-verbaal van 12 januari 2011 toe: a)betreffende het verplicht karakter van de groepsverzekering Het verplicht karakter van de groepsverzekering is niet aan de orde, want voor een vrijwillige levensverzekering zou dezelfde redenering dienen te worden gevolgd. b)betreffende de beoordeling van de begunstiging als normale voorzorgsmaatregel De beoordeling of de begunstiging van de groepsverzekering een normale voorzorgsmaatregel is, is subjectief. Mevrouw V. kan deze voorzorgsgedachte hebben gehad. De heer A. M. werd immers bij beschikking van de arbeidsrechtbank van 29 februari 2008 onder collectieve schuldenregeling geplaatst. Het zou derhalve mogelijk zijn dat mevrouw Vercammen op de hoogte was van de financiële problemen van haar zoon A. M., en misschien daarom hem en zijn dochter als begunstigden had aangeduid. c)betreffende de opmerking dat de begunstiging animo donandi is geschied De animus donandi wordt niet vermoed. Het feit dat mevrouw V. enkel de heer A. M. en haar kleindochter heeft aangeduid, is hiervan geen bewijs. Dit kadert immers in de hierboven vermelde verzorgingsgedachte. Daarbij komt dat zij haar vermogen niet heeft verarmt door het betalen van de premies, aangezien deze ten hare laste zeer miniem waren.. 4.2.4. Anders dan de eerste rechter treedt het hof deze motivering en besluitvorming van de aangestelde boedelnotaris bij. Het hof voegt eraan toe dat de artikelen 124 e.v. (oude) Wet Landverzekeringsovereenkomsten ook van toepassing zijn op de groepsverzekering hier aan de orde (vgl. Grondwett. Hof, 27 juli 2011). Bijgevolg kunnen in principe enkel de betaalde premies (en niet het kapitaalvoordeel dat de appellant en de tweede geïntimeerde hebben bekomen) aan inbreng of inkorting onderworpen zijn en dit laatste alleen maar ingeval deze premies kennelijk buiten verhouding zouden staan tot de vermogenstoestand van wijlen R. V. Die regel is (inzonderheid wat de verplichting tot inkorting betreft) niet ongrondwettelijk, omdat de groepsverzekering waarvan sprake te aanzien is, niet als

Hof van beroep Antwerpen 2012/AR/1512 + 2012/AR/1840 p. 8 een spaar- of beleggingsproduct, doch wel als een effectieve persoonsverzekering ingegeven door een normale verzorgingsgedachte. Van belang is in dat verband de beperkte omvang van de premies die werden betaald ter financiering van de groepsverzekering. Uit niets blijkt dat hier spaargelden van wijlen R. V. zouden gemobiliseerd zijn. Meteen bestaat ook geen aanleiding tot inbreng of inkorting, vermits niet wordt aangetoond dat de betaalde premies kennelijk buiten verhouding staan tot de vermogenstoestand van wijlen R. V. Het tegendeel blijkt niet uit de aangifte van nalatenschap van wijlen R. V. Daarbij komt dat de eerste geïntimeerde in gebreke blijft een afdoende bewijsvoering te doen van zijn bewering dat het hier zou gaan om een (onrechtstreekse) schenking. Het bestaan van een schenking wordt niet vermoed. Uit niets blijkt dat niet zou stroken met de werkelijke toedracht van zaken, de bewering van de appellant en van de tweede geïntimeerde dat wijlen R. V. hen met het voordeel van de groepsverzekering heeft willen compenseren voor hun inspanningen en goede zorgen nadat zij in 2006 door kanker was getroffen, en dat zij het bijgevolg aanzag als haar natuurlijke verbintenis en wens de appellant en de tweede geïntimeerde niet onverzorgd achter te laten. Het beperkte karakter van de betaalde premies bewijst precies het tegendeel. Dat de uitkeringen van de groepsverzekering werden opgenomen in de aangifte van nalatenschap van wijlen R. V., verandert niets aan wat voorafgaat. Van een buitengerechtelijke bekentenis is geen sprake. Het feit dat de appellant en de tweede geïntimeerde successierechten verschuldigd zijn op grond van artikel 8 W. Succ., doet geen afbreuk aan het feit dat zij als begunstigden van de groepsverzekering beschikken over een eigen recht en dus niet hebben verkregen als erfgenamen. 4.2.5. Als in het ongelijk gestelde partij wordt de eerste geïntimeerde veroordeeld tot de kosten van de beide aanleggen (artikel 1017, eerste lid Ger. W.), inbegrepen de kosten verbonden aan het afzonderlijk hoger beroep van de tweede geïntimeerde. Terecht laat de tweede geïntimeerde gelden dat zij geen incidenteel beroep kon instellen, aangezien zij niet de hoedanigheid van geïntimeerde had in het raam van het door de appellant aangetekende hoger beroep (artikel 1054 Ger. W.). Door de appellant werd (ook) in hoger beroep van haar niets gevorderd. De rechtsplegingsvergoeding wordt per aanleg vereffend op het (geïndexeerde) basistarief van 1.320,00 EUR. 5. Beslissing Het hof beslist bij arrest op tegenspraak. De rechtspleging verliep in overeenstemming met de wet van 15 juni 1935 op het gebruik van de taal in gerechtszaken. Het hof: - voegt de hierboven bedoelde hogere beroepen met de A.R.-nrs. 2012/AR/1512 en 2012/AR/1840 samen;

Hof van beroep Antwerpen 2012/AR/1512 + 2012/AR/1840 p. 9 - verklaart de hogere beroepen van de appellant en van de tweede geïntimeerde, voor zover gericht tegen de eerste geïntimeerde, ontvankelijk en gegrond; - verklaart het hoger beroep van de appellant, voor zover gericht tegen de tweede geïntimeerde, en dat van de tweede geïntimeerde, voor zover gericht tegen de appellant, niet ontvankelijk; - hervormt het bestreden vonnis; - oordeelt opnieuw; - zegt voor recht dat de hierboven bedoelde uitkeringen in het raam van de groepsverzekering geen aanleiding geven tot inbreng en inkorting in de nalatenschap van wijlen R. V.; - veroordeelt de eerste geïntimeerde tot de kosten van de beide aanleggen en vereffent deze aan de zijde van de appellant en van de tweede geïntimeerde gevallen kosten als volgt: - aan de zijde van de appellant: de rechtsplegingsvergoeding in eerste aanleg: 1.320,00 EUR het rolrecht hoger beroep: 186,00 EUR de rechtsplegingsvergoeding in hoger beroep: 1.320,00 EUR -aan de zijde van de tweede geïntimeerde: de rechtsplegingsvergoeding in eerste aanleg: 1.320,00 EUR het rolrecht hoger beroep: 186,00 EUR de rechtsplegingsvergoeding in hoger beroep: 1.320,00 EUR Dit arrest werd uitgesproken in de openbare zitting van NEGENTIEN MEI TWEEDUIZEND VEERTIEN door: M. BLEYENBERGH raadsheer, dd. voorzitter B. CATTOIR raadsheer R. LYEN raadsheer G. VELTMANS griffier