Eerste Kamer der Staten-Generaal



Vergelijkbare documenten
Richtlijn houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

STANDPUNT VERZEKERINGEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus EA DEN HAAG

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

' Zie de brief van deze organisaties van 2 november 1999 aan de Vaste Tweede Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE TIJDELIJKE GEMENGDE COMMISSIE SUBSIDIARITEITSTOETS

Datum 17 mei 2016 Betreft Memorie van antwoord voorstel van Wet verbetering hybride markt WGA

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Het wetsvoorstel is op 3 juli 2014 aangenomen door de Tweede Kamer. ChristenUnie, SGP, VVD, Van Vliet, D66, GroenLinks en PvdA stemden voor.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

1 Het afsluiten van collectieve contracten door gemeenten voor hun werknemers

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Kamervragen van het lid Koser Kaya

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Maak een eind aan de beloningsverschillen tussen vrouwen en mannen.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Memo. Van TKP. Kenmerk. Datum 15 juni Onderwerp Communicatie-verplichtingen IORP II. Aantal pagina s 7 1/7

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

29200 XVI Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2004

Te treffen maatregel voor deze doelgroep: Forfaitaire uitkering afhankelijk van de huwelijksduur van de betrokkenen.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Overzicht vragen gesteld tijdens inloopsessies met betrekking tot de nieuwe pensioenregeling

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Eerste Kamer der Staten-Generaal

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 13 februari 2014 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

AV/PB/04/ Datum 3 mei 2004

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Transcriptie:

Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2004 2005 22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie E VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 15 maart 2005 De leden van de vaste commissies voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat en voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid 1 hebben op 27 oktober 2004een brief gezonden aan de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties betreffende het BNC-fiche inzake het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de levering van goederen en diensten (22 112, 301 [8]) 2. De minister heeft daarop bij brief van 9 februari 2005 geantwoord. De commissies brengen hierbij verslag uit van het aldus gevoerde schriftelijke overleg. De griffier van de vaste commissies voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat en voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Nieuwenhuizen 1 Samenstelling: BiZa: Holdijk (SGP), Van Heukelum (VVD), Luijten (VVD), Pastoor (CDA), Meindertsma (PvdA), Bemelmans-Videc (CDA) (plv.voorzitter), Dölle (CDA), Platvoet (GL), Witteveen (PvdA) (voorzitter), Hessing (LPF), Ten Hoeve (OSF), Van Raak (SP), Engels (D66). SZW: Van den Berg (SGP), Van Leeuwen (CDA), Swenker (VVD), De Wolff (GL), Kalsbeek-Schimmelpenninck van der Oije (VVD), Meulenbelt (SP), Ten Hoeve (OSF), Van Driel (PvdA) (voorzitter), Vedder-Wubben (CDA), V. Dalen-Schiphorst (CDA), Schouw (D66), Leijnse (PvdA). 2 Zie www.europapoort.nl; nr. E040008. KST86645 ISSN 0921-7363 Sdu Uitgevers s-gravenhage 2005 Eerste Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 22 112, E 1

BRIEF AAN DE MINISTER VOOR BESTUURLIJKE VERNIEUWING EN KONINKRIJKSRELATIES Den Haag, 27 oktober 2004 Uw brief van 5 juli 2004ter aanbieding van het BNC-fiche inzake het voorstel voor richtlijn van de Raad betreffende de gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de levering van goederen en diensten heeft binnen de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat en de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid alsnog tot beraad geleid. Dat beraad heeft geleid tot het besluit u nog enkele opmerkingen en vragen voor te leggen. Inleiding De leden van de vaste commissies voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat merkten op dat de brief zich met name richt op het gebruik van het geslacht als actuariële factor, artikel 4van de richtlijn (de richtlijn betreffende gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de levering van goederen en diensten). Artikel 4van de richtlijn richt zich expliciet op de verzekeringssector en verbiedt het gebruik van sekse als factor bij de berekening van premies en uitkeringen. Alhoewel Nederland reeds twee richtlijnen heeft geïmplementeerd inzake gelijke behandeling mannen en vrouwen n.l. de kaderrichtlijn (Richtlijn 2000/78/EG wetsvoorstel 28 170 Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid) en de antidiscriminatierichtlijn (Richtlijn 200/43/EG wetsvoorstel 28 770 algemene Wet gelijke behandeling) kwam de discriminatiegrond «geslacht» in deze richtlijnen niet voor. Nederland wil het onderscheid tussen mannen en vrouwen bij verzekeringsvormen waarbij de premie gebaseerd is op het leven van de verzekerde kunnen handhaven. Er is in deze richtlijn een speciale bepaling die het onderscheid op grond van geslacht bij het hanteren van actuariële gegevens verbiedt. Er is geen uitzondering mogelijk, wel een verlenging van de implementatietermijn. Vraag: Hoe gaan andere Europese landen hiermee om? Wordt daar bij de bepaling van premies voor verzekeringsproducten rekening gehouden met het geslacht? Reactie Bij de brief is tevens een eerste analyse van de effecten vermeld. De commissies wilden kort een reactie geven op deze analyse: Levensverzekeringsproducten zijn niet alleen verzekeringen bij leven, maar ook verzekering bij overlijden, en een mengvorm van beide, daarnaast kennen we nog arbeidsongeschiktheidsdekkingen. Vrouwen leven over het algemeen langer dan mannen. Dat betekent dat een verzekering met een uitkering bij in leven zijn voor vrouwen duurder is dan voor mannen. Omgekeerd is een verzekering met een uitkering bij overlijden op het leven van vrouwen goedkoper. Naarmate vrouwen meer gaan deelnemen aan het arbeidsproces blijkt dat het verschil in levensverwachting tussen mannen en vrouwen kleiner wordt. De levensverwachting wordt niet alleen beïnvloed door de factor «geslacht», maar meer nog door de levenswijze, zoals alcohol en drugsgebruik, rookgewoonten en gezonde voeding. De factor «geslacht» is een door verzekeraars makkelijk te hanteren factor, die, behalve in zeer uitzonderlijke gevallen, gelijk blijft. De overige factoren kunnen gedurende de periode van verzekering wijzigen. Eerste Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 22 112, E 2

Voor de burger geldt dat het denkbaar is dat het premieniveau zal stijgen. Immers, verzekeraars zullen geen risico willen nemen. Anderzijds zou, indien verzekeraars meer rekening gaan houden met de gewoonte van mensen de premie ook kunnen gaan dalen. De opmerking dat banksparen voor mannen minder aantrekkelijk wordt en voor vrouwen meer lijkt de commissies niet relevant een verzekeringsproduct is geen bankproduct. Voor levensverzekeraars: Wat te doen met reeds bestaande lang lopende contracten? Klanten hebben een prijsgarantie gekregen. De administratieve lasten in verband met herrekening van de premies is een argument dat de commissies niet aanspreekt, premies worden regelmatig herrekend in verband met bijvoorbeeld nieuwe sterftetafels. Dat sparen aantrekkelijker wordt voor mannen zien de commissies in eerste instantie niet zoals eerder aangegeven. Geconstateerde inconsequentie In het kader van het hanteren van actuariële factoren waarbij het gebruik van het geslacht van invloed is/kan zijn, moet ook verwezen worden naar de artikel 2b (en 2c keuze pensioensoorten) van de Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW). Artikel 2b PSW regelt de keuze tussen een ouderdomspensioen en een nabestaandenpensioen. Als er in de pensionregeling een nabestaandenpensioen is opgenomen, dan dient aan de deelnemer de mogelijkheid geboden te worden het nabestaandenpensioen om te zetten in een hoger en/of eerder ingaand ouderdomspensioen. Bij de keuze zal rekening gehouden moeten worden met een collectieve gelijkwaardigheid, dit wil zeggen dat mannen en vrouwen een gelijk extra ouderdomspensioen zullen krijgen wanneer zij de keuze maken. Als men naar de individuele gelijkwaardigheid zou kijken, zouden vrouwen bij omzetting van het nabestaandenpensioen een ongeveer 5% hoger ouderdomspensioen krijgen en mannen een ongeveer 20% hoger ouderdomspensioen, bij omzetting op leeftijd 65. Ook bij artikel 2c dat ziet op de keuze tussen de verschillende pensioensoorten moet sprake zijn van collectieve gelijkwaardigheid en krijgen mannen en vrouwen bij uitruil evenveel, ondanks een verschil in individuele waarde. Als in de PSW uitgegaan kan worden van non-discriminatie bij pensioenen, waarom kan een dergelijke collectieve gelijkwaardigheid dan niet bij alle verzekeringsvormen? De kosten zullen bij pensioenregelingen weliswaar gestegen zijn, dat komt echter vooral omdat nu ook ongehuwde deelnemers het recht hebben om hun nabestaandenpensioen om te zetten in een hoger en/of eerder ingaand ouderdomspensioen en in het verleden viel de waarde van dit pensioen vrij ten gunste van het pensioenfonds/de deelnemers. Volgens de fiche dient nog bezien te worden of er problemen kunnen ontstaan bij particuliere ziektekostenverzekeringen voor zover het betreft ziektekosten en of uitkeringen bij zwangerschap en bevalling. In dit kader willen de vaste commissies niet onvermeld laten dat de ILO vindt dat de Nederlandse regering nalatig is bij de dekking van kosten van zwangerschap. Verdrag 103 schrijft voor dat de medische kosten van zwangerschap en bevalling voor alle werknemers gedekt moeten worden door de sociale zekerheid of een andere publieke regeling. In Nederland is dat alleen het geval voor werknemers die onder het ziekenfonds vallen. Welke actie is er naar aanleiding van het oordeel van de ILO ondernomen? Eerste Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 22 112, E 3

Met betrekking tot artikel 4heeft Nederland bij verzekeringen niet gebaseerd op het leven van een persoon, een positieve grondhouding ten aanzien van het verbod op onderscheid. Aan welke verzekeringsvormen denkt de minister hier? De vaste commissies vertrouwen een positieve bijdrage te hebben geleverd aan de gedachtevorming over artikel 4van de voorgestelde richtlijn en wijzen er tevens op dat het mogelijk is bij aanvaarden van de richtlijn de implementatietermijn te verlengen. Naast de vragen van de gezamenlijke commissies wensten de leden van de fractie van GroenLinks nog de vraag te stellen wat de ontwikkeling in dit dossier is sinds het schrijven van de brief, 5 juli 2004. Hoe valt het te rijmen dat de regering stelt een positieve grondhouding te hebben ten aanzien van het verbod op onderscheid, maar deze opvatting bij verzekeringen laat varen? Is het de regering bekend dat mensen in achterstandswijken, mensen met een laag inkomen, mensen met een lage opleiding en migranten statistisch gezien ook een kortere levensverwachting hebben? Welke andere Europese EU-landen hebben een soortgelijke positie als Nederland betrokken? De griffier van de commissies voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat en voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Nieuwenhuizen Eerste Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 22 112, E 4

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BESTUURLIJKE VERNIEUWING EN KONINKRIJKSRELATIES Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 9 februari 2005 Op 5 juli 2004heb ik uw commissies aangeboden het BNC-fiche inzake het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de levering van goederen en diensten. Daarop hebben uw commissies mij op 27 oktober 2004 1 enkele opmerkingen en vragen voorgelegd. De beantwoording van uw vragen heeft tot mijn spijt langer geduurd dan wenselijk. Vroege betrokkenheid van het parlement is van belang om de tijdige implementatie van richtlijnen door middel van formele wetgeving te bevorderen. Op 13 december 2004heeft de Raad met eenparigheid van stemmen de richtlijn houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten aangenomen. Hieronder zal ik achtereenvolgens de procedure van de totstandkoming van de richtlijn, de inhoud van de richtlijn en de gevolgen voor de Nederlandse regelgeving toelichten. Daarbij zal ingegaan worden op de vragen en opmerkingen van uw commissies. Onderstaande beantwoording is afgestemd met de Ministeries van Financiën, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en zal in afschrift worden gezonden aan de Tweede Kamer. 1. Procedure totstandkoming richtlijn De leden van de fractie van GroenLinks hebben gevraagd naar de ontwikkeling in het dossier sinds 5 juli 2004. Op 5 november 2003 heeft de Europese Commissie het richtlijnvoorstel gepresenteerd. 2 De onderhandelingen over het voorstel gingen in januari 2004van start onder het Ierse voorzitterschap. Op 30 maart 2004heeft het Europees Parlement advies uitgebracht over het voorstel. 3 Het Comité van de Regio s en het Europees Economisch en Sociaal Comité hebben op respectievelijk 22 april en 3 juni 2004over het voorstel geadviseerd. 4 Tijdens de Sociale Raad op 1 juni 2004is onder Iers voorzitterschap een oriënterend debat gehouden over het voorstel. De onderhandelingen, die daarna onder het Nederlandse voorzitterschap zijn voortgezet, hebben op 4oktober 2004geleid tot een politiek akkoord in de Sociale Raad over het voorstel. 5 Na het gereedmaken van de definitieve tekstversies door de Werkgroep juristenlinguïsten, is de richtlijn op 13 december 2004met eenparigheid van stemmen aangenomen door de Raad. De Richtlijn 2004/113/EG 6 is op 21 december 2004in werking getreden. De implementatietermijn verstrijkt op 21 december 2007. 1 Zie E040008 op www.europapoort.nl 2 COM (2003) 657 definitief. 3 Nog niet verschenen in het Publicatieblad. 4 PB C 121 van 30-4-2004, p. 25 27 en PB C 241 van 28-9-2004, p. 41 44. 5 Document 13137/04SOC 452 MI 275 SURE 40. 6 Richtlijn 2004/113/EG van de Raad van 13 december 2004houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten, Pb EG L 373, p. 37 43. 2. Inhoud van de richtlijn Na de totstandkoming van een reeks juridische instrumenten om seksediscriminatie op de arbeidsmarkt te bestrijden, heeft deze richtlijn als doel discriminatie op grond van geslacht op een terrein buiten de arbeid namelijk goederen en diensten tegen te gaan (artikel 1). Directe en indirecte discriminatie (waaronder (seksuele) intimidatie) op grond van geslacht en het geven van opdracht daartoe, is bij de publieke aanbieding van goederen en diensten verboden (artikel 4). De richtlijn is niet van toepassing op media- en reclame-inhoud, noch op het onderwijs (artikel 3). Uitzonderingen op het verbod van onderscheid zijn alleen toegestaan Eerste Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 22 112, E 5

indien door een legitiem doel gerechtvaardigd en indien de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn (artikel 4lid 5). 3. Actuariële factoren Uitgangspunt van de richtlijn is dat in alle nieuwe contracten die na het verstrijken van de implementatietermijn van de richtlijn (21 december 2007) worden gesloten, het gebruik van sekse als een factor bij de berekening van premies en uitkeringen in het kader van verzekeringsdiensten en aanverwante financiële diensten niet mag resulteren in verschillen in de premies en uitkeringen van individuele personen (artikel 5, eerste lid). Lidstaten kunnen echter voor het verstrijken van de implementatietermijn besluiten om proportionele verschillen in premies en uitkeringen toe te staan in gevallen waarin sekse een bepalende factor is bij de beoordeling van het risico (artikel 5, tweede lid). Deze beoordeling moet geschieden op basis van relevante en nauwkeurige actuariële en statistische gegevens. Lidstaten moeten er zorg voor dragen dat de gegevens die aantonen dat sekse een bepalende actuariële factor is, beschikbaar zijn, bekend worden gemaakt en regelmatig worden geactualiseerd. Vijf jaar na de implementatie van de richtlijn moeten de lidstaten hun besluit toetsen, mede op basis van een evaluatie van de Commissie van de praktijken in de lidstaten met betrekking tot artikel 5 (artikel 5, tweede lid jo. artikel 16, eerste lid). Lidstaten moeten dus zelf bepalen of ze een verbod instellen op verschillen in premies en uitkeringen die voortvloeien uit seksegerelateerde actuariële gegevens of dat ze uitzonderingen toestaan voor producten waarbij sekse een bepalende factor is voor de inschatting van het financiële risico. Of en in welke gevallen lidstaten van deze uitzonderingsmogelijkheid gebruik zullen maken is momenteel niet aan te geven. Wel bekend is in dat verschillende lidstaten momenteel rekening gehouden wordt met het geslacht bij de bepaling van premies voor verzekeringsproducten. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in Engeland en Ierland waar (jonge) mannen een aanzienlijk hogere premie voor hun autoverzekering betalen omdat het aandeel van die doelgroep bij ernstige ongelukken statistisch veel hoger ligt dan bij vrouwen in die leeftijdscategorie. In het BNC-fiche is een analyse gemaakt van de mogelijke effecten van een verbod op het gebruik van actuariële gegevens die gebaseerd zijn op geslacht, waaronder stijging van het premieniveau. Uw commissies hebben gereageerd op deze analyse. Naar aanleiding van deze reactie wilde ik nog het volgende opmerken. Een mogelijk effect van een verbod op het gebruik van seksegerelateerde actuariële gegevens bij verzekeringen gebaseerd op het leven zou substitutie met andere financiële producten, zoals banksparen, kunnen zijn. Hoewel verzekeren niet hetzelfde is als sparen, is het denkbaar dat mensen toch overstappen (risico/rendement afweging) als het prijsverschil dat ontstaat door de gelijke premiestelling voor mannen en vrouwen groot genoeg is. In de huidige financiële markten is men creatief in het bedenken van financiële producten, dus het alternatief voor de verzekering zal zeker kenmerken vertonen die op die van een verzekering lijken. Een perfect substituut, niet gebaseerd op het leven zal waarschijnlijk niet gevonden worden, waardoor altijd enig risico zal blijven bestaan. Het kabinet vindt het daarom geen goed idee om mensen richting deze producten te duwen. Naarmate de «goede» risico s zich uitfilteren zal de premie van de overige verzekerden alleen maar stijgen. Eerste Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 22 112, E 6

Een ander effect dat in het BNC-fiche is aangegeven is de verzwaring van administratieve lasten voor verzekeraars. Dit argument sprak uw commissies niet aan omdat premies regelmatig worden herrekend in verband met bijvoorbeeld nieuwe sterftetafels. In reactie wil ik graag opmerken dat er bij gelijke premiestelling voor mannen en vrouwen een verschil bestaat met het herberekenen naar aanleiding van het verschijnen van nieuwe sterftetafels. Sterftetafels verschijnen niet jaarlijks maar wel op regelmatige basis en er zit een voorspelbare trend in de ontwikkelingen. Indien er, in het geval van gelijke premiestelling, bij een verzekering echter een significant aantal aanmeldingen binnenkomt waarbij de verhouding mannen/vrouwen afwijkt van die in de bestaande portefeuille zullen de premies op dat moment opnieuw berekend moeten worden om geen risico te lopen. Als dit verschil in de «risicobuffer» valt die al als premieopslag berekend was, kan de verzekeraar er voor kiezen de nieuwe premies niet direct aan de klanten door te berekenen, maar deze berekening is intern wel direct nodig om het risico van de portefeuille goed te kunnen monitoren. Tot het moment van doorberekening aan klanten draagt de verzekeringsportefeuille dus een hoger of lager risico dan voorheen. Hier zal dus een afweging gaan plaatsvinden tussen de hoogte van de berekende premies, de kans op wijziging in het risico van de portefeuille en de administratieve lasten van het doorberekenen van nieuwe premies aan klanten. Uw commissies verwijzen, in het kader van het hanteren van actuariële factoren waarbij het gebruik van het geslacht van invloed is, naar artikel 2b van de Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW). U vraagt waarom collectieve gelijkwaardigheid niet bij alle verzekeringsvormen kan worden ingevoerd, als in de PSW wel kan worden uitgegaan van non-discriminatie bij pensioenen. Het al dan niet invoeren van collectieve gelijkwaarheid berust op een keuze. Met betrekking tot pensioenen is eerder de keuze gemaakt voor een verplichting tot gelijke werknemerspremies en uitkeringen voor vrouwen en mannen. Vanuit het uitgangspunt dat de werkgever mannen en vrouwen bij de arbeidsvoorwaarden gelijk dient te behandelen, achtte de regering het moeilijk verdedigbaar dat mannen en vrouwen tijdens hun actieve leven wel gelijk loon, maar bij bijvoorbeeld uitruil van nabestaandenpensioen voor een hoger ouderdomspensioen geen gelijke (pensioen)uitkering zouden krijgen. Gelijke behandeling is inmiddels ook gerealiseerd in de zogenaamde «defined contributionregelingen» (beschikbare premieregelingen). De werkgever kan het resultaat van gelijke premies en gelijke uitkeringen bereiken door ofwel te kiezen voor een systeem waarin de kosten over alle deelnemers worden verdeeld ofwel voor een hogere werkgeversbijdrage ten behoeve van de vrouwelijke deelnemers. Ook ziektekostenverzekeringen en financiële producten verband houdende met zwangerschap en moederschap vallen onder de reikwijdte van de richtlijn. Uw commissies wezen in dit kader op ILO-Verdrag 103. Op 20 december 2004heeft de Tweede Kamer ingestemd met het wetsvoorstel voor de introductie van de Zorgverzekeringswet per 1 januari 2006. Thans buigt uw Kamer zich over dit wetsvoorstel. Met de introductie van de Zorgverzekeringswet wordt het huidige verbrokkelde stelsel van ziektekostenverzekeringen vervangen door één verzekeringsregime voor alle ingezetenen van Nederland. Op grond van de Zorgverzekeringswet hebben zorgverzekeraars de plicht om iedereen, ongeacht persoonlijke kenmerken, tegen gelijke condities een zorgverzekering aan te bieden. Met dit nieuwe verzekeringsregime zal aan de bezwaren van de ILO over de naleving van Nederland van Verdrag 103 tegemoet worden gekomen. Uw commissies vragen om welke verzekeringsvormen het gaat bij verzekeringen die niet gebaseerd zijn op het leven. Verzekeringsvormen Eerste Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 22 112, E 7

die afhankelijk zijn van het leven van een persoon zijn levens-, overlijdens-, invalidititeits- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (de laatste twee vallen in deze categorie indien zij gedurende het leven moeten uitkeren). Andere verzekeringsvormen, zoals een autoverzekering of een aansprakelijkheidsverzekering, zijn niet afhankelijk van het leven van een persoon. De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoe het te rijmen valt dat de regering stelt een positieve grondhouding te hebben ten aanzien van het verbod op onderscheid, maar deze opvatting bij verzekeringen laat varen. Sinds de invoering van de Algemene wet gelijke behandeling in 1994is er een verbod op onderscheid op grond van geslacht bij goederen en diensten. Dit terrein omvat eveneens financiële diensten en verzekeringen. In het Besluit gelijke behandeling 1 is echter een uitzondering op dit verbod opgenomen de verzekering van een risico dat afhankelijk is van het leven van een persoon tegen een van het geslacht van die persoon afhankelijke premie, voor zover het verschil in levensverwachting tussen mannen en vrouwen het verschil in premie redelijkerwijs meebrengt. De regering is inderdaad bekend met het feit dat er statistisch gezien meerdere factoren invloed hebben op de levensverwachting. De factor geslacht blijkt echter, naast uiteraard leeftijd, een bepalende factor voor de levensverwachting (zelfs na het uitfilteren van impliciet meegenomen factoren blijkt er een aanzienlijk biologisch verschil te bestaan), wijzigt zich niet gedurende het leven en is eenvoudig vast te stellen. Op basis van objectieve actuariële gegevens, die regelmatig geactualiseerd worden, wordt het risico geprijsd, waardoor het bijvoorbeeld niet zo is dat de winstmarge voor een verzekering bij mannen verschilt van die voor vrouwen. Over de gehele looptijd van de verzekering bekeken is de uitkering aan een man, gelijk aan die van een vrouw bij gelijke inleg. Bij bijvoorbeeld een levensverzekering zijn de uitbetalingen aan een vrouw echter gespreid over een langere periode waardoor de jaarlijkse uitkering lager is. Over de gehele looptijd wordt er geen onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen en gaat het om het efficiënt prijzen van een risico in een vrije markt. Er valt nog op te merken dat sommige verzekeringsmaatschappijen verdere vragen stellen over de situatie van de verzekerde om tot betere prijszetting te komen. De veranderlijkheid, moeilijke controleerbaarheid (wijziging in rookgedrag, werkpatroon of inkomensniveau kan door de verzekeraar moeilijk gemonitored worden) en de mogelijke aantasting van de persoonlijke levenssfeer leiden er echter toe dat niet alle relevante factoren meegenomen kunnen worden. Vijf jaar na de omzetting van deze Richtlijn zal, op basis van de meest recente actuariële en statistische gegevens en op basis van een verslag opgesteld door de Commissie, worden nagegaan of deze uitzondering nog steeds gerechtvaardigd is. Zonder in te gaan op de inhoudelijke standpunten van andere lidstaten tijdens de onderhandelingen, kan ik aangeven dat ook andere lidstaten het Nederlandse standpunt deelden. 4. Gevolgen voor de Nederlandse regelgeving Zoals aangegeven voorziet de Awgb reeds in een verbod op onderscheid op grond van geslacht bij het aanbieden van of verlenen van toegang tot goederen of diensten. De implementatie zal zich daarom slechts leiden tot beperkte aanpassingen aan de Awgb. Zo zal een verbod op en definitie van seksuele intimidatie aan de Awgb moeten worden toegevoegd. 1 Koninklijk Besluit van 19 augustus 1994, Stb. 657. De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, Th. C. de Graaf Eerste Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 22 112, E 8