Provinciale Staten van Noord-Holland. Voordracht 89. Haarlem, 1 november 1996. Onderwerp: herijkingstaak Beeldende Kunst/Kunstuitlenen



Vergelijkbare documenten
Nr.: a/52/A.22, C Groningen, 23 december 2004

Provinciale Staten van Noord-Holland

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw mr. M.C. van der Laan

BELEIDSKADER GELDSTROOM BEELDENDE KUNST EN VORMGEVING

Voordracht 99. Haarlem 19 november Onderwerp: natuur en milieueducatie. Bijlagen: 1

Provinciale Staten van Noord-Holland

Provinciale Staten van Noord-Holland

Uitvoeringsbesluit subsidieverlening Cultuurnota provincie Drenthe

Subsidieregeling deskundigheidsbevordering vrijwilligers

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Bijlage Specifieke toetsingscriteria per doelstelling

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mr. M.C. van der Laan

SIDIEREGELING ORDERING BEELDENDE LIMBURG RUNS ^^^,,- ^ ill P''ov'"cie it^ Limburg

Onderwerp: Investeringsbesluit Ecomare te Texel Bijlagen: Ontwerp-besluit, begroting + dekkingsplan project.

gelet op artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 4 van de Algemene Subsidieverordening Arnhem 2016;

Nr /10 Middelburg, 13 mei Aan de Provinciale Staten van Zeeland,

Subsidieregeling bevordering beeldende kunst

Subsidieregels Cultuurfonds

1. Huidige aandelenverhouding en verliesbijdrage

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

gelet op artikel 4 van de Algemene subsidieverordening Noord-Holland 1998;

REGLEMENT PRO SUBSIDIES

VOORDRACHT 60. Haarlem, 9 juli Onderwerp: PROVINCIALE VVV NOORD-HOLLAND. Bijlagen: 2. Inhoud

Gemeente Heerlen - beleidsregel Tenderregeling Community Arts

Subsidieverlening voor landelijke deskundigheidsbevordering van vrijwilligers.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Deelregeling Jij maakt het mee Fonds voor Cultuurparticipatie

Provinciale Staten VOORBLAD

OCW, provincie Drenthe, provincie Fryslân, provincie Groningen, gemeente Groningen, gemeente Leeuwarden

24 september september 2018

College van Gedeputeerde Staten statenvoorstel

voorstel aan de raad Nota Subsidievoorstellen Cultuurnota Jongmans, B. (Bas) Kenmerk

Oan Provinsjale Steaten

SML Voorstel van GS aan PS: kennisnemen van bijgaande stukken op basis van actieve informatieplicht

Voordracht 50. Haarlem, 25 mei 2000 Onderwerp: aankoop aandelen FIRON BV Bijlagen: - ontwerpbesluit - concept-koopovereenkomst

SML NGEKOMEN 0 3 DEC Paraaf Provinciesecretaris

Checklist/format t.b.v. het verlenen van incidentele subsidies.

Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 14 november 2001, nummer 29482;

10 september n.v.t.

PROVINCIAAL BLAD VAN LIMBURG 2011/14

gelet op de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene subsidieverordening Amersfoort 2013 (ASV), besluit vast te stellen de volgende regeling:

Aan de leden van Provinciale Staten

Subsidieregeling Recreatie, Toerisme en evenementen Montferland Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Montferland;

PROVINCIAAL BLAD JAARGANG: 2014

VERORDENING PARTICIPATIE SCHOOLGAANDE KINDEREN WET WERK EN BIJSTAND GEMEENTE BORSELE 2012

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

gelet op artikel 4 van de Algemene subsidieverordening Noord-Holland 1998;

Reglement Per 1 maart 2019

Voorstel raad en raadsbesluit

DEELVERORDENING KUNST- EN CULTUURSUBSIDIES. Artikel 1

College van Gedeputeerde Staten statenvoorstel. Aan Provinciale Staten, PS2008MME13-1 -

Beleidsregels Projectsubsidies Cultuur Midden-Drenthe

nummer 59 van 2004 Besluit namens gedeputeerde staten van Drenthe van16 juni 2004, kenmerk Ec/A3/ , Productgroep Economie Nummer 59 van 2004

Provinciale Staten van Noord-Holland

OCW, provincie Zuid-Holland, provincie Noord-Holland, gemeente Leiden, gemeente Haarlem

Subsidieregeling tender ICT en zorg, onderwijs, cultuur, toerisme, arbeidsmarkt, sport, welzijn, landbouw en verkeer en vervoer

Datum : 4 oktober 2005 Nummer PS : PS2005ZCW08 Dienst/sector : MEC/DMO Commissie : ZCW Registratienummer : 2005MEC001886i Portefeuillehouder : A.

Subsidieregeling professionalisering Drentse musea

Haarlem, 13 maart 2013

Pb Gedeputeerde Staten van Noord-Holland:

SUBSIDIEREGELING BEVORDEREN INTERGEMEENTELIJKE SAMENWERKING ZUID-HOLLAND 2017

Convenant gezamenlijk werken aan de stedelijke ontwikkeling van Heerlen

Nota van B&W. Onderwerp Financiële afwikkeling wetswijziging voortgezet onderwijs

Provinciale Staten van Noord-Holland

Provinciale Staten van Noord-Holland. Voordracht Nr. Onderwerp: EXINH-bijdrage oprichting Erfgoedhuis

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

REGLEMENT SPOT SUBSIDIES

Nr. : Dnst. : Griffie. Beleidsuitgangspunten Cultuurnota. Leiden, 13 april 2004.

Algemene subsidieverordening gemeente Landsmeer 2016

Subsidieregeling impulsgelden cultuur Noord-Brabant

REGELING ONTWIKKELINGS- EN ONDERZOEKSSUBSIDIES VOOR ROTTERDAMSE KUNSTENAARS Artikel 1 Reikwijdte

PROVINCIAAL BLAD VAN ZEELAND

ONTVANGEN 2 9 APR. 2009

nummer 6 van 2010 Vaststelling gewijzigde Beleidsregel subsidieverlening Culturele en Museale Agenda

Provinciale Staten van Noord-Holland

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 januari 2011;

Raadsvoorstel. Datum raadsvergadering : 25 juni 2015 Agendanummer : Datum : 14 april 2015

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

COMMISSARIAAT VOCIR DE MEDIA

Subsidie. Bijlage 1. De definities van de categorieën zijn als volgt:

VOORSTEL AAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE ROERMOND

Deelverordeningen behorend bij de Algemene Subsidieverordening gemeente Lopik 2018

gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

relatie tot Kunstencentrum Jerusalem (KCJ)

Regels Ruimte voor Gelderland 2016

onderzoeksopzet effecten van subsidies

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

Onderwerp: Subsidie inloopfunctie Rivierduinen tweede halfjaar Besluitvormend

Subsidieverordening beeldend kunstenaars

Commissienotitie Reg. nr : Comm. : MZ Datum :

Beleidsregel kunst&cultuur in de gebieden

Besluit: De subsidieaanvragen voor zorginfrastructuurmiddelen van Careyn en Catharina Stichting af te wijzen.

Subsidie. Bijlage 1. De definities van de categorieën zijn als volgt:

PS2008WMC Ontwerpbesluit pag. 3. Toelichting pag. 5

Datum : 16 oktober 2007 Nummer PS : PS2007WMC03 Afdeling : ECV Commissie : WMC Registratienummer : 2007INT Portefeuillehouder : A.

Beleidsregel tussentijdse aanvragen 'Back to Basics'

Beleidsregels budgetsubsidies. Binnenmaas

Datum : 13 december 2005 Nummer PS : PS2006ZCW03 Dienst/sector : MEC/DMO Commissie : ZCW Registratienummer : 2005MEC002130i Portefeuillehouder : Kamp

Subsidieregeling bevorderen intergemeentelijke samenwerking Zuid-Holland 2015

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Provinciale Staten van Noord-Holland; Besluiten: Artikel I

Transcriptie:

Provinciale Staten van Noord-Holland Voordracht 89 Haarlem, 1 november 1996 Onderwerp: herijkingstaak Beeldende Kunst/Kunstuitlenen Bijlage: ontwerp-besluit Hoofdstuk 1 Inleiding In de door provinciale staten vastgestelde Strategienota is "beeldende kunst/kunstuitlenen" aangemerkt als een herijkingstaak (typering G). In de zgn. Kadernotitie voor een uit te brengen Cultuurnota 1997 t/m 2000 is toegezegd dat in 1996 in dat verband een afzonderlijke (herijkings)rapportage zal worden opgesteld. Daarbij zal antwoord moeten worden gegeven op de vraag of de provincie deze taak m.b.t. de kunstuitlenen moet blijven vervullen of dat de uitvoering daarvan aan anderen moet worden overgedragen c.q. overgelaten. Met deze rapportage wordt aan de opdracht tot herijking uitvoering gegeven in die zin dat deze is toegespitst op het beleidsonderdeel kunstuitlenen, waarbij (zoveel mogelijk) het stramien van de zgn. checklist van Berenschot wordt gevolgd. Vanwege de onderlinge samenhang tussen de onderdelen van het beeldende kunstbeleid hebben wij de in het Beleidsplan Beeldende Kunst 1993-1996 in 1996 voorgenomen evaluatie van het beleid laten samenvallen met deze specifieke herijkingsrapportage t.a.v. de kunstuitlenen. Voor een plaatsbepaling van het huidige provinciale beleid op het gebied van de beeldende kunsten is de volgende (algemene) historische en bestuurlijke achtergrond van belang. Na afschaffing op rijksniveau van de zgn. BKR-regeling en gelijktijdige overheveling van een bedrag van 60,- miljoen van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar (toentertijd) het Ministerie van CRM is sinds 1984 op het gebied van de beeldende kunsten overwegend sprake van decentrale uitvoering van beleid met centrale financiering. Diverse interim-rijksbijdrage-regelingen zijn opgevolgd door thans de zgn. Geldstroom Lagere Overheden o.g.v. waarvan de 12 provincies jaarlijks een rijksdoeluitkering ontvangen van in totaal 20,- miljoen. Deze rijksbijdrage wordt door het Ministerie van OC en W over de provincies verdeeld op basis van inwonertal. De vier grootste steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) ontvangen in dit kader in totaal een rijksbijdrage van 15,- miljoen. Sinds 1993 wordt deze rijksbijdrage op basis van ingediende beleidsplannen, vastgelegd in de Wet op het Specifiek Cultuurbeleid, toegekend voor 4 jaar. Voor de periode 1993 t/m 1996 is het op 14 december 1992 door provinciale staten vastgestelde Beleidsplan Beeldende Kunst Noord-Holland aangemerkt als een aanvraag voor een specifieke uitkering (artikel 7 Wet Specifiek Cultuurbeleid) en is aan onze provincie voor die periode een bijdrage toegekend van (afgerond) 2,6 miljoen per jaar.

2 Het door het IPO en de VNG op 14 februari 1991 gesloten "Convenant voor het beeldende kunstbeleid in provincies en gemeenten 1993-1996" maakt onderdeel uit van genoemd beleidsplan. Volgens dit convenant wordt door de provincie een bedrag van 1,-- per inwoner aan een 6-tal Noordhollandse gemeenten met meer dan 65.000 inwoners toegekend. Hiermee wordt beoogd deze (convenant)gemeenten in de gelegenheid te stellen zelf een beeldend kunstenbeleid te voeren respectievelijk het gevoerde beleid te versterken. Het convenant omvat verder de mogelijkheid van additionele toekenning van 0,57 per inwoner, in nader overleg tussen provincie en betreffende gemeenten te bepalen. In goed overleg is voor de periode 1993 t/m 1996 met de 6 gemeenten overeengekomen 1,-- per inwoner toe te kennen (totaal 620.000,--) en in ruil voor het behouden van de additionele middelen als provincie de beleidsmatige en financiële verantwoordelijkheid te houden voor de collectievorming van de (10) kunstuitlenen. Overwogen is dat het niet mogelijk is om deze, voornamelijk met rijksgelden uitgevoerde, taak op het gebied van de beeldende kunst te beëindigen gezien: - het door de (landelijke) Raad voor de Kunst aan de Staatssecretaris van OCW uitgebrachte advies om de aparte Geldstroom Lagere Overheden (GLO) voor de beeldende kunst en vormgeving voor de periode 1997 t/m 2000 te handhaven vanwege de belangrijke impuls die daarvan uitgaat op het provinciaal en gemeentelijk kunstbeleid; -de in IPO-verband met de VNG bereikte overeenstemming over een óók voor 1997 t/m 2000 te sluiten convenant t.b.v. toekenning van middelen t.b.v. bepaalde (grotere) gemeenten. Een akkoord gebaseerd op een gezamenlijke evaluatie waarbij o.a. is vastgesteld dat er sprake is van een zeer breed bestuurlijk draagvlak voor voortzetting van deze inzet van rijksmiddelen. -het standpunt van de Staatssecretaris van OC en W (april 1996) deze Geldstroom Lagere Overheden te continueren en deze op te nemen in met de provincies te sluiten (algemene) bestuurlijke convenanten in het kader van de (Rijks)Cultuurnota 1997-2000, waarbij nader overleg zal plaatsvinden tussen OC en W en IPO over enkele punten om deze geldstroom en de werking van het convenant daarin, nog meer effect te laten sorteren. Het in totaal in deze rapportage in beschouwing te nemen beleid betreft de volgende onderdelen en bedragen (begroting 1996). -Rijksbijdrage (0831.) 2.600.000,-- (afgerond) -Autonome provinciale middelen 215.000,-- Voor de besteding van de rijksbijdrage geldt in principe de volgende verdeling. -Tien kunstuitlenen 1.100.000,-- -Zes convenantgemeenten 620.000,-- -Aankopen 250.000,-- -Opdrachten 250.000,-- -Manifestaties 250.000,-- -Publiciteit 10.000,-- -Drie grafische ateliers 60.000,-- -Overhead (advisering St. Kunst en 60.000,-- Cultuur) Aan autonome provinciale middelen is geraamd voor:

-Projectsubsidies 75.000,-- - Manifestaties 95.000,-- -Tentoontstellingsdienst St. Kunst 40.000,-- en Cultuur -Federatie Kunstuitlenen (FKU) 5.000,-- 3 Zoals gezegd zal op de kunstuitlenen als te herijken taak hierna specifiek worden teruggekomen. Als afgeleide van de huidige taak wordt de bijdrage aan de landelijke Federatie Kunstuitlenen van 5.000,-- (FKU) ten behoeve van coördinerende activiteiten buiten beschouwing gelaten. De bijdrage aan de tentoonstellingsdienst van de Stichting Kunst en Cultuur Noord-Holland ( 40.000,--) maakt onderdeel uit van de besluitvorming over (de taken van) deze stichting in het kader van de Cultuurnota 1997-2000 en is om die reden in deze rapportage niet meegenomen. Personele inzet In de begroting 1996 is 1 fte geraamd voor de uitvoering van het beleid voor de beeldende én scheppende kunsten. Aan de rijksbijdrage wordt 21.000,-- (0,4 fte) onttrokken ter gedeeltelijke financiering van de uitvoering van deze taak. Hoofdstuk 2 Afbakening van de taak (algemeen) Algemeen De provinciale taak op het gebied van de beeldende kunsten en daarbinnen de subsidiëring van de kunstuitlenen staat niet op zichzelf, maar maakt onderdeel uit van het provinciale kunst- en cultuurbeleid. Een alle (deel)sectoren omvattende Cultuurnota voor de periode 1997 t/m 2000 zal in december 1996 aan provinciale staten worden voorgelegd. Doelstelling van de taak Het provinciale cultuurbeleid heeft als algemene doelstellingen het ontwikkelen en instandhouden van culturele waarden, het toegankelijk maken van culturele objecten en manifestaties en het bevorderen van culturele participatie. Vertaald naar het beeldende kunstbeleid is - in het Beleidsplan Beeldende Kunst Noord-Holland 1993-1996 - als doelstelling geformuleerd: "Het bevorderen van de spreiding en afname van een kwalitatief zo goed mogelijke professionele beeldende kunstproductie". Beleidsinstrumenten De elementen van het beeldende kunstenbeleid, te weten spreiding en afname van beeldende kunst, indirecte steun van de productie en participatie zijn terug te vinden in de keuze van de beleidsinstrumenten: het subsidiëren van kunstuitlenen, aankopen en opdrachten, manifestaties en projecten. De subsidies hebben de vorm van 4-jarige budgetsubsidies (kunstuitlenen, grafische ateliers, tentoonstellingsorganisaties, convenantgemeenten) ofwel het karakter van stimuleringsbijdragen bij incidentele subsidiëring.

De incidentele subsidiëring van manifestaties, aankopen en opdrachten publiciteit en projecten vindt plaats op basis van een door provinciale staten vastgestelde deelverordening. 4 De Stichting Kunst en Cultuur Noord-Holland (commissie Beeldende Kunsten) is belast met de advisering over de artistieke kwaliteit van de (incidentele) subsidie-aanvragen. Voor de uitvoering van die taak ontvangt de stichting een bijdrage van 60.000,--. Doelgroepen Het beleid richt zich op de gehele Noord-Hollandse bevolking, met uitzondering van Amsterdam. Die uitzondering wordt bepaald door het feit dat de gemeente Amsterdam rechtstreeks uit de zgn. Geldstroom Lagere Overheden een doeluitkering ontvangt. Hoofdstuk 3 Kunstuitlenen (herijking) 3.1. Definities en begrippen Een kunstuitleen is een instelling die hedendaagse beeldende kunst en publiek bij elkaar brengt. Zij doet dat primair door het uitlenen van kunstwerken. Particulieren, instellingen en bedrijven kunnen daartoe een abonnement nemen. De kunstuitleen beschikt over een steeds wisselende gebruikerscollectie die zij verwerft door werken van professionele beeldende kunstenaars in te huren en aan te kopen en draagt daarmee bij aan de inkomensvorming van beeldende kunstenaars. 3.2.Afbakening van de taak Doelstelling: In het Beleidsplan Beeldende Kunst 1993-1996 is een 10-tal kunstuitlenen met een regionaal werkingsgebied in de provincie aangewezen als (beleids)instrument om aan de doelstelling: "het bevorderen van spreiding en afname van beeldende kunst" invulling te geven. Het betreft kunstuitlenen in de volgende gemeenten: Subsidie Beverwijk 45.181,-- Alkmaar 46.390,-- Den Helder 60.661,-- Amstelveen 66.523,-- Bergen 72.185,-- Purmerend 77.223,-- Hilversum 116.702,-- Hoorn 133.858,-- Zaanstad 186.834,-- Haarlem 294.443,-- f 1.100.000,-- Met deze 10 kunstuitlenen, waarvan er 5 gevestigd zijn in zgn. convenantgemeenten, is de spreiding van deze instellingen over de provincie gewaarborgd geacht en zijn geen andere kunstuitlenen tot het beleid toegelaten. Beleidsinstrumenten

5 De herijking heeft betrekking op het beleidsinstrument: subsidieverlening. Gedurende de periode 1993 t/m 1996 is aan genoemde 10 kunstuitlenen een provinciale bijdrage verstrekt - in de vorm van een 4-jarige budgetsubsidie - onder bepaalde voorwaarden (o.a. ten aanzien van aan de beeldende kunstenaars te betalen huurvergoedingen). Het subsidie bestaat uit een basisbedrag voor elke kunstuitleen van 20.000,-- aangevuld met een bedrag, dat berekend is d.m.v. een eerder gehanteerde verdeelsleutel (gekoppeld aan de verwerving van kunst). Het via deze verdeelsleutel te verdelen bedrag bedraagt 900.000,--. Het subsidie per kunstuitleen is voor 4 jaar gefixeerd op hetzelfde bedrag. Historische context en achtergronden De kunstuitlenen kennen een ontwikkelingsgeschiedenis, waarbij deze instellingen vanaf het begin op wisselende wijze met het rijk, de provincies en de gemeenten te maken hadden. In kort bestek daarover het volgende. Met erkenning van de rol van kunstuitlenen als spreidingsinstrument stelde het rijk m.i.v. 1973 op structurele basis subsidie beschikbaar voor de collectievorming. Voorwaarde was o.a. dat de lagere overheden de exploitatie betaalden. Toedeling van en verantwoording over de rijksgelden vond plaats via de FKU. In 1980 vond een decentralisatie plaats. Via de Tijdelijke Rijksbijdrageregeling Kunstuitleen (TRKU) werden de verwervingssubsidies van het rijk in het vervolg niet meer via de FKU verstrekt, maar liep deze geldstroom via de gemeenten. In 1984 werd deze TRKU-regeling vervangen door de Tijdelijke Bijdrageregeling Provinciale Bevordering Beeldende Kunst (BPBK) en dienden de kunstuitlenen zich tot de provincies te wenden. De gemeenten bleven verantwoordelijk voor de exploitatiekosten. Vanaf 1984 maken de kunstuitlenen, en enkele al daarvoor, deel uit van de instrumentenmix binnen het provinciaal beleid op het terrein van de beeldende kunst en ontvangen deze instellingen provinciaal subsidie, overwegend gebaseerd op de bij de TRKU-regeling gehanteerde systematiek. M.i.v. 1993 is dat in het kader van meergenoemd beleidsplan en als onderdeel van de afspraak met de zgn. convenant-gemeenten. Maatschappelijk krachtenveld/doelgroepen Het maatschappelijk krachtenveld is groot en veelvormig. De kunstuitlenen opereren binnen een veld van andere podia voor de hedendaagse beeldende kunst zoals musea, tentoonstellingscentra, galeries, en commerciële kunstuitlenen en nemen binnen de culturele infrastructuur als aanbieders een eigen plaats in. De belangrijkste afnemers/doelgroep wordt gevormd door particulieren, bedrijven en instellingen. Belangrijke actoren zijn het rijk, de provincie en de gemeenten alsmede de FKU. Daarnaast spelen o.a. de Federatie van Kunstenaars- en Ontwerpersverenigingen, de Beroepsvereniging van Beeldende Kunstenaars op landelijk en provinciaal niveau een rol alsmede op regionaal en lokaal niveau diverse platforms van beeldende kunstenaarsverenigingen/-initiatieven. 3.3.Uitvoering van de taak Anders dan besluitvorming over de keuze van het beleidsinstrument kunstuitlenen en bij die keuze het aantal dat tot het beleid wordt

6 toegelaten alsmede het volume van de in te zetten financiële middelen zijn bij de ruim 10 jaar bestaande subsidiegrondslag (de collectievorming) voor de provincie geen sturingsmogelijkheden aanwezig. Als gevolg van de gekozen subsidiemethodiek (en grondslag) heeft de taakuitvoering voornamelijk bestaan uit het toekennen van de budgetsubsidies en toetsing, aan de hand van de in te zenden (financiële) jaarverslagen, of aan de algemene voorwaarden is voldaan. Met de jaarlijkse inzet van een, in verhouding tot de totale rijksgelden, zeer aanzienlijk budget wordt door de kunstuitlenen een bijdrage geleverd aan het realiseren van de doelstelling van spreiding en afname van beeldende kunst (cultuurparticipatie) in de provincie. Door de 10 kunstuitlenen gezamenlijk worden in totaal 16.500 abonnementhouders bereikt. Over de (mate van) tevredenheid door de doelgroepen kunnen geen uitspraken worden gedaan. Wel kan worden geconstateerd dat binnen het (beroeps)veld van de beeldende kunsten kritische kanttekeningen worden geplaatst bij de betekenis van kunstuitlenen; het publieksbereik en de kwaliteit van de kunstuitleen. 3.4.Overdracht Wettelijk kader Zoals vermeld in de Inleiding ontvangt de provincie o.g.v. artikel 7 van de Wet op het Specifiek Cultuurbeleid een rijksbijdrage. Deze bijdrage wordt, o.g.v. een in te dienen beleidsplan voor een periode van 4 jaar verstrekt onder de voorwaarde dat deze middelen worden aangewend ter bevordering van de spreiding en afname van beeldende kunst en vormgeving. Strikt genomen is de provincie vrij in de keuze van haar instrumenten om aan genoemde voorwaarde te voldoen. Als autonome keuze is door de provincie de verantwoordelijkheid genomen - tot een overigens gemaximeerd totaalbedrag - voor de collectievorming van 10 kunstuitlenen. De (vestigings)gemeenten zijn daarbij verantwoordelijk gehouden voor de instandhouding/exploitatie (huisvesting, personeel e.d.) Vormgeving van de overdracht Dat kunstuitlenen een waardevol beleidsinstrument vormen betekent overigens niet dat de provincie deze taak moet blijven uitvoeren. In de Strategienota is als (voorlopig) standpunt ingenomen dat deze taak in aanmerking komt voor overdracht naar aanvankelijk het gewestelijk niveau, thans te lezen als gemeenten of samenwerkende gemeenten. Die discussie is voor dit instrument niet nieuw in die zin dat ook, voorafgaande aan de vaststelling van het Beleidsplan Beeldende Kunst NH 1993-1996, deze vraag onder ogen is gezien. Gelet op de beperkte financiële speelruimte van de rijksbijdrage van 2,6 miljoen en de complexe positie van de zgn. convenantgemeenten (zie paragraaf 4.1) is tot een praktische oplossing gekomen waarbij de provincie de verantwoordelijkheid heeft gehouden voor de kunstuitlenen. Wij komen tot de conclusie dat deze taak in aanmerking komt voor overdracht naar het gemeentelijk niveau d.w.z. naar de gemeenten waarin de kunstuitlenen zijn gevestigd. Daarbij is overwogen dat bij de huidige beleidsuitvoering tussen provincie en de kunstuitlenen een (te) grote afstand is ontstaan en deze taak

beter op een dichter bij de uitvoering gelegen niveau kan worden geplaatst. 7 Acceptatie en onderhandelingsbasis Van de convenantgemeenten is bekend dat deze de huidige situatie in ongewijzigde vorm willen voortzetten. In Haarlemmermeer is nog geen uitleen gevestigd, maar deze gemeente wenst dat wel. Aannemelijk is dat de 5 andere gemeenten hetzelfde standpunt als de convenantgemeenten zullen innemen. De acceptatie door de gemeenten zal in hoge mate afhankelijk zijn van de omvang van de te decentraliseren middelen. Van de kunstuitlenen is bekend dat men ongewijzigde voortzetting wenst van de bestaande situatie. De verandering in de taakverdeling zal met het oog op draagvlak in open gesprekken met de betreffende gemeenten en de kunstuitlenen tot stand moeten komen c.q. naar verwachting uitsluitend dan tot stand kunnen komen. Randvoorwaarden en vereisten Zoals gezegd zijn de vestigingsgemeenten de meest aangewezenen om de taak te gaan uitvoeren. De gemeenten worden (vanzelfsprekend) in staat geacht, zowel in bestuurlijk opzicht als door de aanwezigheid van een ambtelijk apparaat, uitvoering aan deze taak te geven. In de huidige situatie zijn, met uitzondering van Beverwijk, Purmerend, Hoorn en Hilversum, zes gemeenten op één of andere wijze al in een subsidierelatie met de kunstuitlenen betrokken. Consequenties voor de provincie De personele gevolgen zullen, gezien de huidige taakuitvoering, gering zijn. De financiële gevolgen kunnen in principe voor de provincie budgettair neutraal zijn. Het betreft immers toekenning van rijksgelden. Gezien het, in relatie tot het totaalbeslag van de rijksgelden, onevenredig grote bedrag dat met de subsidiëring van Kunstuitlenen is gemoeid verdient het aanbeveling om een geringer budget te decentraliseren. Deze optie wordt nadrukkelijk aanbevolen om voor de andere instrumenten van het beeldende kunstbeleid voldoende middelen beschikbaar te houden. Hiermee wordt in dat geval overigens een "hypotheek" gelegd op de onderhandelingen. Traject en implementatie Het Beleidsplan loopt af per 31 december 1996 en daarmee ook de 4-jarige (budget)subsidierelatie met zowel de kunstuitlenen als de convenantgemeenten. Voor de periode 1997 t/m 2000 is een Cultuurnota in voorbereiding, waarvan de beeldende kunst deel uitmaakt. In december 1996 zal een aantal besluiten worden voorgelegd o.g.v. deze Cultuurnota, met inbegrip van een verdelingsplan voor de Beeldende Kunst voor het verkrijgen van een rijksbijdrage-/ doeluitkering voor de periode 1997 t/m 2000. Voortzetting van het IPO/VNG-convenant impliceert dat in ieder geval een bedrag van 1,-- per inwoner aan de 6 convenantgemeenten toegekend zal worden. In de periode tussen juni en december 1996 zullen tegen die achtergrond met de convenantgemeenten, en de kunstuitlenen onderhandelingen moeten worden gevoerd en afgerond, opdat de overdracht van de

8 verantwoordelijkheid voor de kunstuitlenen bij voorkeur per 1.1.1997 kan worden geëffectueerd. Hoofdstuk 4 Evaluatie/beoordeling overige beleidsinstrumenten Algemeen Aan de evaluatie/beoordeling van het op grond van het Beleidsplan BK 1993-1996 NH gevoerde beleid is een onderzoek van de taakuitvoering over met name de jaren 1993 t/m 1995 vooraf gegaan. De belangrijkste bevindingen worden hierna per beleidsinstrument beknopt weergegeven. 4.1.Convenant-gemeenten Ter uitvoering van het IPO-VNG-convenant en op basis van onderhandelingen is met 6 gemeenten, die op de (toenmalige) peildatum 1-1-1990 tenminste 65.000 inwoners telden, afgesproken voor de periode 1993 t/m 1996 1,- per inwoner toe te kennen, in ruil voor het behoud door de provincie van de verantwoordelijkheid m.b.t. de collectievorming van de Kunstuitlenen. Zie ook de inleiding. Hiermee zijn de volgende bedragen gemoeid: Haarlem 149.269,-- Zaanstad 130.007,-- Alkmaar 89.649,-- Haarlemmermeer 95.782,-- Hilversum 84.608,-- Amstelveen 69.982,-- In totaal is jaarlijks 620.000,-- (afgerond) aan deze gemeenten toegekend. Aan deze toekenning zijn geen specifieke of nadere voorwaarden verbonden anders dan die door het rijk aan de provincie zijn gesteld. De taakuitvoering heeft dan ook voornamelijk bestaan uit het jaarlijks toekennen van de budgetsubsidies en toetsing, aan de hand van in te zenden jaarverslagen, of aan de (algemene) voorwaarden wordt voldaan. Bij gelegenheid van de gezamenlijke IPO-VNG-evaluatie (zie hoofdstuk 1, Inleiding) is door de 6 Noord-Hollandse convenantgemeenten in het algemeen een positief oordeel uitgesproken over de werking en de uitvoering van het convenant door de provincie. Niet onvermeld mag blijven dat de gemeente Haarlemmermeer, waar (nog) geen kunstuitleen is gevestigd, daarbij heeft aangetekend dat het behoud door de provincie van de zgn. additionele gelden in ruil voor de verantwoordelijheid voor de collectievorming van de kunstuitlenen, niet in het belang is van het Haarlemmermeers kunstbeleid.

Wij concluderen dat er enerzijds sprake is van een praktische taakafbakening, namelijk m.b.t. de kunstuitlenen - overigens met een voor de provincie financieel onvoordelig resultaat - maar dat anderzijds ook moet worden vastgesteld dat er in onvoldoende c.q. slechts zeer geringe mate sprake is van afstemming van beleid tussen beide overheden. Aanbevolen wordt derhalve aan beide aspecten in de op te stellen Cultuurnota 1997-2000 respectievelijk in het op te stellen Verdelingsplan Beeldende Kunst NH, voor het verkrijgen van de rijksbijdrage 1997 t/m 2000, aandacht te besteden en dit in de te voeren onderhandelingen met betreffende gemeenten te betrekken. 9 4.2.Aankopen en opdrachten In vervolg op het vanaf 1984 gevoerde beleid zijn in het Beleidsplan aankopen en opdrachten als beleidsinstrumenten opgenomen. Aan gemeenten (exclusief de zgn. convenantgemeenten), instellingen en bedrijven kan subsidie worden verleend. Bij aankopen bedraagt het provinciaal subsidie 50%, bij opdrachten 33 1/3% De subsidieregeling is uitgewerkt in de Deelverordening Beeldende Kunst NH. Een samenvattend overzicht over 1993 t/m 1995 geeft het volgende beeld: Aankopen (budget 250.000,--) Jaar Aantal Totaalbedrag Aantal toekenningen gem./inst. 1993 16 181.000 14/2 1994 17 225.000 15/2 1995 15 258.000 11/4 Opdrachten (budget 250.000,--) Jaar Aantal Totaalbedrag Aantal toekenningen gem./inst. 1993 15 221.000 7/2 1994 21 391.000 14/8 1995 15 226.000 10/8 Geconstateerd kan worden dat op beide instrumenten voor het merendeel door gemeenten een beroep wordt gedaan. Voor beide instrumenten geldt ook dat er over de periode 1993 t/m 1995 sprake is van spreiding over de gemeenten in de provincie aangezien uit alle regio's van gemeenten (en instellingen) aanvragen afkomstig waren en zijn gehonoreerd. De werkelijke provinciale bijdrage in procenten t.o.v. de werkelijke kosten van aankopen en opdrachten lag in de afgelopen jaren bij aankopen tussen 40 en 50 en bij opdrachten tussen 20 en 25. Bij de beleidsuitvoering kan een tweetal knelpunten worden geconstateerd. Dit betreft enerzijds het gestelde maximumbedrag per aankoop/opdracht van respectievelijk 5.000,-- en 20.000,-- en anderzijds de systematiek van de Deelverordening waarbij slechts 2 indieningstermijnen per jaar worden gehanteerd. Geconcludeerd kan worden dat beide instrumenten middelen genereren (vliegwieleffect) en in die zin substantieel bijdragen aan de realisering van een divers en zo gespreid mogelijk kwalitatief aanbod van professionele beeldende kunst.

10 Aanbevolen wordt, met inachtneming van de gesignaleerde knelpunten, beide instrumenten te handhaven in het toekomstig beleid respectievelijk te betrekken in het voor de periode 1997 tm 2000 op te stellen Verdelingsplan Beeldende Kunst NH. 4.3.Manifestaties In het Beleidsplan is als beleidsinstrument de mogelijkheid opgenomen subsidie te verlenen t.b.v. manifestaties. Onder een manifestatie wordt verstaan een vorm van presentatie van beeldende kunst, waarbij d.m.v. een samenhangend geheel van activiteiten rond een thema, beeldende kunst onder de aandacht van het publiek wordt gebracht (bijv. beeldenroutes, (een serie van) tentoonstellingen, activiteiten met meerdere kunstdisciplines). Voor manifestaties is één budget gevormd, bestaande uit 250.000,-- aan rijks- en 95.000,-- aan provinciale middelen. Aan laatstgenoemd budget wordt t.b.v. 4 tentoonstellingsorganisaties (zie paragraaf 4.4) in totaal een bedrag onttrokken van 60.000,--. Jaarlijks is voor manifestaties derhalve 285.000,-- beschikbaar. De subsidieregeling is uitgewerkt in de Deelverordening Beeldende Kunst NH. Een samenvattend overzicht over 1993 t/m 1995 laat het volgende zien. JaarAantal toekenningen Totaalbedrag 1993 16 170.000 1994 20 301.000 1995 13 252.000 Geconstateerd kan worden dat, over de gehele periode 1993 t/m 1995 gezien, er sprake is van een redelijk goede spreiding over de provincie. In alle regio's hebben één of meerdere manifestaties plaatsgevonden. Het aandeel van de provinciale bijdrage in relatie tot de organisatiekosten van manifestaties bedroeg 30% tot 40% en is in die zin substantieel te noemen. Hoewel in beperkte mate gegevens voorhanden zijn over bezoekersaantallen kan o.g.v. de wel beschikbare informatie worden geconstateerd dat deze aantallen variëren van enkele honderden tot vele duizenden per manifestatie. In de beleidsuitvoering wordt de systematiek van de Deelverordening, waarbij slechts 2 keer per jaar aanvragen kunnen worden ingediend, als knelpunt ervaren. Voor aanvragers blijkt het in vele gevallen niet mogelijk om op de gestelde data volledig gedocumenteerde subsidieverzoeken in te dienen, opdat beoordeling door de Stichting Kunst en Cultuur op kwalitatieve aspecten kan plaatsvinden. Ten slotte kan worden geconstateerd dat in een toenemend aantal gevallen manifestaties plaatsvinden waarbij sprake is van betrokkenheid van meerdere kunstdisciplines (theater, muziek en beeldende kunst). Geconcludeerd kan worden dat met dit beleidsinstrument een substantiële bijdrage wordt geleverd aan de realisering van de doelstelling en de cultuurparticipatie wordt bevorderd. Aanbevolen wordt, met inachtneming van het gesignaleerde knelpunt en gezien de ontwikkeling van multidisciplinaire manifestaties, dit beleidsinstrument in het toekomstig beleid te handhaven respectievelijk te betrekken in het voor de periode 1997 t/m 2000 op te stellen Verdelingsplan Beeldende Kunst NH. 4.4. Tentoonstellingsorganisaties

Op grond van het Beleidsplan wordt aan vier regionale expositiecentra subsidie verleend. Op grond van de regionale functie, de kwaliteit van de exposities en de signaalfunctie t.a.v. (nieuwe) ontwikkelingen in de beeldende kunst zijn de volgende expositiecentra aangewezen: Museum Waterland te Purmerend, Kunstcentrum De Twee Wezen te Enkhuizen, Kunstenaarscentrum Bergen te Bergen en Kunstcentrum De Boterhal te Hoorn. Aan elk van deze instellingen is voor de periode 1993 t/m 1996 een budgetsubsidie toegekend van 15.000,-- per jaar ten behoeve van de structurele organisatiekosten. De gemeenten zijn verantwoordelijk gehouden voor de exploitatiekosten. Naast dit basisbedrag bestond de mogelijkheid voor deze instellingen een beroep te doen op de regeling voor manifestaties. 11 De doelstellingen van de provinciale subsidieverlening zijn niet (nader) geëxpliciteerd noch zijn nadere (meetbare) prestatienormen geformuleerd. Als gevolg hiervan heeft de uitvoering van de taak bestaan uit het jaarlijks toekennen van het budgetsubsidie en globale toetsing van de in te zenden (financiële) jaarverslagen. Een overzicht van de verhouding tussen het provinciaal en het gemeentelijk subsidie in relatie tot de totale begroting geeft het volgende beeld. Totale Prov. subsidiegem. subsidie begroting KCB Bergen 145.000 15.000 (10%) 17.500 Twee Wezen 38.000 15.000 (39%) 15.000 Enkhuizen Boterhal Hoorn 104.000 15.000 (14%) 30.000 Museum Waterland 128.000 15.000 (12%) 90.000 Geconstateerd kan worden dat de provinciale bijdrageverlening, met uitzondering van het subsidie aan De Twee Wezen in Enkhuizen, geen substantieel deel uitmaakt in het totaal van de kosten. In 1993 is door 2, in 1994 en 1995 door 1 instelling een beroep gedaan op de subsidieregeling voor manifestaties. Een overzicht van het aantal exposities en het gemiddeld aantal bezoekers per jaar laat het volgende zien. ExpositiesAantal bezoekers KCB Bergen 14 10.000 Twee Wezen Enkhuizen 10 5.800 Boterhal Hoorn 20 16.000 Museum Waterland 20 10.000 Gegevens over de herkomst van de bezoekers zijn niet beschikbaar zodat, daaraan afgemeten, geen uitspraak over de regionale functie kan worden gedaan. In de Kadernotitie voor de op te stellen Cultuurnota 1997-2000 is de bijdrage aan de cultuurparticipatie door deze instellingen in twijfel getrokken. Afgemeten aan de bezoekersaantallen kan geconcludeerd worden dat die bijdrage daaraan wel aanwezig is. De vraag dient evenwel gesteld te worden of aan die doelstelling door deze instellingen in grotere mate een bijdrage wordt geleverd dan door

12 diverse andere op dit terrein in de provincie aanwezige organisaties, voor welke organisaties uitsluitend een beroep mogelijk is op de subsidieregeling voor manifestaties. Aanbevolen wordt de huidige budgetsubsidiëring van deze 4 instellingen niet opnieuw voor een periode van 4 jaar te continueren en ook deze uitsluitend in aanmerking te laten komen voor subsidiëring ten laste van een budget voor manifestaties. 4.5.Publiciteit In het Beleidsplan is de mogelijkheid opgenomen voor publicitaire activiteiten (affiches, catalogussen e.d.), gericht op de stimulering van verkoop van werk van Noord-Hollandse kunstenaars, een bescheiden bijdrage te verlenen van 50% van de kosten tot maximaal 2.000,--. De procedureregels van de Deelverordening Beeldende Kunst (indieningstermijnen) zijn op dit onderdeel van toepassing verklaard. Een samenvattend overzicht over 1993 t/m 1995 laat het volgende zien. Budget 10.000,-- JaarAantal toekenningen Totaal bedrag 1993 4 7.000,-- 1994 5 10.000,-- 1995 6 12.000,-- Van de in totaal 15 toegekende subsidies zijn er 3 verstrekt aan kunstenaarsverenigingen en 12 aan beeldende kunstenaars. Geconcludeerd wordt dat met dit instrument, gezien ook het beperkte budget, nauwelijks tot geen bijdrage kan worden geleverd aan de spreiding en afname van beeldende kunst in de provincie. Aanbevolen wordt derhalve dit instrument niet meer in het toekomstig beleid op te nemen en de middelen te betrekken bij nieuwe keuzes in het kader van de Cultuurnota 1997-2000. 4.6.Grafische Ateliers Op grond van het Beleidsplan wordt aan een 3-tal grafische ateliers vanwege de regionale functie subsidie verleend (in vervolg op tot 1993 gevoerd beleid). Een grafisch atelier is een werkplaats met in het algemeen zeer kostbare instrumenten/apparatuur zoals bijv. drukpersen waarvan primaire professionele beeldende kunstenaars voor het uitvoeren van grafische technieken gebruik kunnen maken. In het Beleidsplan zijn de grafische ateliers in Alkmaar, Haarlem en Hilversum beschouwd als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van provincie en gemeenten. De gemeenten zijn verantwoordelijk gehouden voor de instandhoudings- en exploitatiekosten. Door de provincie is voor de periode 1993 t/m 1996 aan elk van deze ateliers een budgetsubsidie verleend van 20.000,-- bestemd voor algemeen beheer van het atelier. De doelstellingen van de provinciale subsidieverlening zijn niet (nader) geëxpliciteerd noch zijn nadere (meetbare) prestatienormen geformuleerd. Als gevolg hiervan heeft de uitvoering van de taak bestaan uit het jaarlijks toekennen van het budgetsubsidie en globale toetsing van de in te zenden financiële jaarverslagen. Een overzicht van de regionale functie, afgemeten naar de herkomst van de aangesloten kunstenaars, geeft het volgende beeld. Atelier Aantal prof. Aantal amateur- Lokaal/

kunstenaars kunstenaars regionaal Haarlem120 --- 90/30 Alkmaar 55 --- 45/10 Hilversum 65 257 144/178 13 Voor wat betreft de ateliers in Haarlem en Alkmaar kan geconstateerd worden dat de kunstenaars voor circa 75% afkomstig zijn uit de eigen gemeenten en voor circa 25% uit de regio. De regionale functie is derhalve beperkt te noemen. Voor Hilversum ligt dat genuanceerder. Onder invloed van de deelname aan activiteiten door amateurs is de deelname vanuit de regio (55%) iets hoger dan uit de eigen gemeente (45%). Een overzicht van de verhouding tussen het provinciaal en gemeentelijk subsidie in relatie tot de totale begroting geeft het volgende beeld. Totale begroting Prov. subsidie Gem. subsidie Haarlem 140.000 20.000 (14%) 20.000 Alkmaar 55.000 20.000 (36%) 10.000 Hilversum 96.000 20.000 (21%) 49.000 Geconstateerd kan worden dat er in zekere mate sprake is van substantialiteit van de provinciale bijdrageverlening. Geconcludeerd wordt dat de in de Kadernotitie voor de op te stellen Cultuurnota 1997-2000 geformuleerde indruk dat grafische ateliers slechts een verwijderde relatie hebben met de provinciale kerntaken cultuurparticipatie/-educatie terecht is. Deze instellingen, waarbij zich overigens per atelier inhoudelijk verschillende ontwikkelingen voordoen en daardoor onderling niet zondermeer vergelijkbaar zijn, blijven primair gericht op het faciliteren van professionele beeldende kunstenaars. Aanbevolen wordt de huidige budgetsubsidiëring niet opnieuw voor een periode van 4 jaar te continueren en de hiermee gemoeide middelen te betrekken bij nieuwe keuzes in het kader van de Cultuurnota 1997-2000. 4.7.Projectsubsidies In het Beleidsplan is het stimuleren van vernieuwende/experimentele kunst van belang geacht. Als nieuw beleidsinstrument is m.i.v. 1993 gekozen voor subsidiëring van projecten die aan de volgende criteria moeten voldoen: - er moet sprake zijn van een nieuw te realiseren kunstwerk in een openbare ruimte of aan de openbare weg; -het kunstwerk dient van kwalitatief goed niveau (te beoordelen door de Stichting Kunst en Cultuur) en concreet uitvoerbaar te zijn. Per project geldt een maximum van 20.000,--. De procedureregels van de Deelverordening Beeldende Kunst (indieningstermijnen) zijn van toepassing verklaard. Een samenvattend overzicht over 1993 t/m 1995 laat het volgende zien. Jaar Budget Aantal toekenningen Totaalbedrag 1993150.000 3 40.000 1994 150.000 3 50.000 1995 150.000 5 73.000 Opvallend bij dit onderdeel is het grote verschil tussen het aantal ingediende verzoeken 1993: 17, 1994: 9 en 1995: 24 en het aantal

14 uiteindelijk gehonoreerde aanvragen. De afwijzingen zijn gebaseerd op een negatief kwaliteitsoordeel ofwel omdat op voorhand niet aan de globaal geformuleerde criteria werd voldaan. De niet bestede (autonome) gelden zijn aangewend voor een opdracht op het gebied van vormgeving, waartoe het Beleidsplan zich in beginsel ook uitstrekt, in het kader van de uitvoering van het Strategieproject Cultuur, Historie en Toerisme, onderdeel Beschermd Dorpsgezicht Barsingerhorn. De structurele onderbesteding van deze post is aanleiding geweest om in het kader van de zgn. posterioriteitenoperatie 1996 te volstaan met een raming van 75.000,-- in de begroting voor 1996. Geconcludeerd wordt dat dit instrument in onvoldoende mate aansluit op de maatschappelijke werkelijkheid. Slechts in een zeer beperkte mate zijn met bijdragen, die in percentages variëren, van 25 tot 45, enkele projecten gerealiseerd. Aanbevolen wordt derhalve dit instrument niet meer in het toekomstig beleid te handhaven en de middelen te betrekken bij nieuwe keuzes in het kader van de Cultuurnota 1997-2000 bij voorkeur op het gebied van de vormgeving en (zo mogelijk) in aansluiting op door het IPO en Rijk te ontwikkelen beleid. 5. Samenvatting conclusies/aanbevelingen *De herijkingsrapportage met betrekking tot de kunstuitlenen leidt tot de conclusie dat deze taak in aanmerking komt voor overdracht naar de (vestigings)gemeenten. Aanbevolen wordt deze taak in complementair beheer te geven van de betreffende gemeenten - met een overigens geringer budget - en daartoe met alle betrokkenen te onderhandelen tussen juni en december 1996. *De beoordeling van de overige beleidsinstrumenten leidt tot de conclusie dat: -bij de taakafbakening tussen provincie en (convenant)gemeenten met betrekking tot de kunstuitlenen slechts in geringe mate sprake is van inhoudelijke afstemming van het beleid tussen beide overheden. Aanbevolen wordt hieraan in de op te stellen Cultuurnota 1997-2000 respectievelijk het op te stellen Verdelingsplan Beeldende Kunst NH 1997-2000 aandacht te besteden en dit in de te voeren onderhandelingen te betrekken. -met de subsidiëring van aankopen en opdrachten een substantiële bijdrage wordt geleverd aan de doelstelling. Aanbevolen wordt beide instrumenten in het te formuleren toekomstig beleid te handhaven. -met de subsidiëring van manifestaties een substantiële bijdrage wordt geleverd aan de kerntaak cultuurparticipatie. Aanbevolen wordt dit instrument in het toekomstig beleid te handhaven. -er geen aanleiding is de subsidiëring van tentoonstellingsorganisaties in de vorm van 4-jarige budgetsubsidies voort te zetten. Aanbevolen wordt deze organisaties in het toekomstig beleid een beroep te laten doen op het budget/krediet voor manifestaties. -er geen aanleiding is de subsidiëring van (experimentele) projecten en publiciteit in het toekomstig beleid te handhaven. Aanbevolen wordt de hiermee gemoeide middelen in het toekomstig beleid in te zetten voor een actiever en profilerender beleid.

15 -dat door grafische ateliers geen bijdrage wordt geleverd aan de kerntaak cultuurparticipatie en deze subsidiëring derhalve dient te worden beëindigd. 6.Advies statencommissie en voorstel In samenhang met de voorontwerp-cultuurnota 1997-2000 is bovenstaande rapportage inzake de herijkingstaak Beeldende Kunst/Kunstuitlenen behandeld in de statencommissie voor Maatschappelijk Welzijn en Cultuur van 27 juni 1996. De statencommissie heeft ingestemd met deze rapportage. Door enkele leden van de commissie is daarbij aangetekend dat een (politiek) eindoordeel over de voorstellen voor het toekomstig beleid eerst bij de besluitvorming over de Cultuurnota 1997-2000 zal worden gegeven. Volledigheidshalve delen wij nog het volgende mede. In het kader van de bestuurlijke vernieuwing provincie Noord-Holland hebben wij over het rapport van de (gezamenlijke) ambtelijke werkgroep Provincie Noord-Holland en Vereniging van Noord-Hollandse gemeenten op 22 oktober 1996 een standpunt bepaald. Onze standpuntbepaling in dat kader zullen wij, gehoord de statencommissie voor Openbaar Bestuur, aan u ter definitieve besluitvorming voorleggen. Geheel in lijn met de herijkingsrapportage komt ons inziens de taak m.b.t. kunstuitlenen in aanmerking voor decentralisatie. Wij stellen u voor te besluiten overeenkomstig het bijgevoegde ontwerpbesluit. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, J.A. van Kemenade, voorzitter. C.J.N. Versteden, griffier.

16 Ontwerp-besluit Nr. Provinciale Staten van Noord-Holland; gelet op de Strategienota: "De meerwaarde van de provincie"; gezien de voordracht van gedeputeerde staten; besluiten: 1.dat de provinciale taak met betrekking tot de kunstuitlenen in principe in aanmerking komt voor overdracht naar de betreffende (vestigings)gemeenten; 2.gedeputeerde staten te machtigen daartoe, in overleg met alle betrokken partijen, te onderhandelen. Haarlem, Provinciale Staten voornoemd,, voorzitter., griffier.

17 Titel:Vd 89: Rapp. herijkingstaak beeldende kunst. 01-11-1996 Datum:10-12-1996 Nummer:89 Documenttype:voordracht