wonende te [woonplaats], verweerder in hoger beroep, hierna te noemen: de vader, advocaat: mr. M.L. Spekschoor te Amsterdam,

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:GHARL:2017:2726

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Arnhem afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBHAA:2012:2572

ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2015:7953

ECLI:NL:GHDHA:2013:4390

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856

ECLI:NL:RBGEL:2017:2594

Zoekresultaat - inzien document

ECLI:NL:GHDHA:2013:591

ECLI:NL:GHARL:2015:3052

Gerechtshof 's-hertogenbosch , ECLI:NL:GHSHE:2018:4847

ECLI:NL:GHAMS:2014:3092

Gelijkwaardig ouderschap en co-ouderschap; belang van kind doorslaggevend

ECLI:NL:RBOBR:2015:3690

ECLI:NL:GHSHE:2014:4990

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634

ECLI:NL:GHARN:2012:BY4474

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ0950

ECLI:NL:GHAMS:2017:357 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2014:917 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHSHE:2006:AV4210

ECLI:NL:RBHAA:2001:AD7176

Werkproces benoeming bijzondere curator o.g.v. art. 1:250 bw

ECLI:NL:RBDHA:2016:13772

ECLI:NL:RBUTR:2005:AS6703

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/ FA RK ; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel )

ECLI:NL:GHARN:2012:BX8537

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833

Werkproces BENOEMING BIJZONDERE CURATOR O.G.V. ART. 1:250 BW

ECLI:NL:GHAMS:2017:3080 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBAMS:2017:2967

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBHAA:2012:BY6590

ECLI:NL:GHSHE:2016:171

ECLI:NL:GHAMS:2017:1855 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBDHA:2017:6614

ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ6142

ECLI:NL:GHSHE:2017:1404

ECLI:NL:GHARL:2013:10366 GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch. Afdeling civiel recht. zaaknummer : /01 zaaknummer rechtbank : C/01/ / FA RK

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSGR:2011:BU6154

ECLI:NL:GHSHE:2017:146

ECLI:NL:GHARN:2004:AR8882

Personen- en familierecht

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHAMS:2016:4075 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHSGR:2003:AL9057

ECLI:NL:GHARN:2011:BR0277

ECLI:NL:GHDHA:2013:3850

ECLI:NL:RBOVE:2015:3739

ECLI:NL:HR:2004:AR2782

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBAMS:2015:10059

ECLI:NL:GHAMS:2013:2541 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBDHA:2017:8005

ECLI:NL:GHARN:2009:BK7549

ANONIEM BINDEND ADVIES

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBNHO:2013:10520

ECLI:NL:RBDOR:2012:BW9587

ECLI:NL:RBMNE:2017:2134

ECLI:NL:GHAMS:2016:428 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBHAA:2009:BK7496

ECLI:NL:RBMAA:2012:BY2805

ECLI:NL:RBAMS:2014:8276

Richtlijn Benoeming Bijzondere Curator O.G.V. ART. 1:212 BW

Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch. Afdeling civiel recht. zaaknummer : /01 zaaknummer rechtbank : C/03/213774/FA RK

ECLI:NL:RBNHO:2016:10882

ECLI:NL:RBDHA:2014:8157

Uitspraak. Uithuisplaatsing. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

ECLI:NL:RBOVE:2014:1077

ECLI:NL:OGEAA:2017:172

ECLI:NL:GHSHE:2007:BB6006

ECLI:NL:GHAMS:2013:4982

ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ1808

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

SAMENVATTING ADVIES Klacht over informatieverstrekking en klachtbehandeling; PO

ECLI:NL:RBDHA:2014:11422

ECLI:NL:RBDOR:2010:BM7569

ECLI:NL:RBASS:2011:BP3458

ECLI:NL:RBAMS:2016:7682

ECLI:NL:RBDHA:2015:2826

ECLI:NL:RBDHA:2015:6706

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

U I T S P R A A K en 2 1 9

ECLI:NL:RBDHA:2013:7717

ECLI:NL:GHDHA:2016:2674

ECLI:NL:GHLEE:2010:BP0604 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding

ECLI:NL:RBOVE:2015:5815

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER. BESCHIKKING van 20 december 2011 in de zaak met zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2016:3189

Transcriptie:

150 van het goed (of e gedeelte daarvan) niet verdel (zie art. 3:185 lid 2 sub c BW), maar betekt dit ook dat de voorziingrechter niet tot medewerking aan de verkoop van de woning kan besliss, zeker nu duidelijk is dat de woning verkocht dit te word? 22 Gerechtshof Amsterdam 20 november 2018, nrs. 200.245.634/01, 200.245.640/01 ECLI:NL:GHAMS:2018:4282 (mr. Beckers, mr. De Bie, mr. Schkeveld) Noot V.T.M. Smeets Wijziging zorg- contactregeling. Boeming bijzondere curator. Tuss de ouders zijn onoverbrugbare geschill gerez in de uitoefing van het gezamlijk gezag over hun drie minderjarige kinder. Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is verzocht om boeming van e bijzondere curator. De rechtbank heeft dit verzoek afgewez. Het hof boemt in afwachting van de verdere behandeling e bijzondere curator/gedragsdeskundige houdt de zaak pro forma aan. [BW art. 1:250; Rv art. 798, 809] T.C.P. Christoph Christoph & Wakker Familierecht De ouders zijn in 2011 gescheid. Tijds hun huwelijk zijn drie nog minderjarige kinder gebor van thans ti, vijfti zesti jaar oud. De ouders hebb de gevolg van de echtscheiding destijds vastgelegd in e echtscheidingsconvant e ouderschapsplan. In 2015 zijn zij erin geslaagd om onder begeleiding van e mediator (nadere) afsprak te mak over de contactregeling. Zev jaar na de echtscheiding zijn verzoek in het kader van de uitoefing van het gezamlijk gezag ingedid bij de rechtbank. Verder is verzocht om boeming van e bijzondere curator deelname door de ouders aan het traject Ouderschap Blijft. De rechtbank wijzigt de zorg- contactregeling op onderdel zonder eerst e bijzondere curator te boem of de ouders te verplicht deel te nem aan het traject Ouderschap Blijft. Beide ouders gaan in hoger beroep. De vader verzoekt onder andere e bijzondere curator te boem. Het hof stelt voor om in afwachting van de verdere behandeling van de zaak e bijzondere curator over de kinder te boem om zicht te krijg op hun belang, h te vertegwoordig aan het hof te rapporter. De ouders gaan op dit aanbod in. Het hof boemt e bijzondere curator/gedragsdeskundige de zaak wordt voor e termijn van circa twaalf wek pro forma aangehoud. In de zaak met zaaknummer 200.245.634/01 van: [de moeder], verzoekster in hoger beroep, hierna te noem: de moeder, advocaat: mr. A.C. Ott te Bussum, [de vader], verweerder in hoger beroep, hierna te noem: de vader, advocaat: mr. M.L. Spekschoor te Amsterdam, in de zaak met zaaknummer 200.245.640/01: [de vader], verzoeker in hoger beroep, hierna te noem: de vader, advocaat: mr. M.L. Spekschoor te Amsterdam, [de moeder], verweerster in hoger beroep, hierna te noem: de moeder, advocaat: mr. A.C. Ott te Bussum. Als belanghebbd in beide zak zijn overigs aangemerkt: de minderjarige [A] (hierna te noem: [kind a]); de minderjarige [B] (hierna te noem: [kind b]); de minderjarige [C] (hierna te noem: [kind c]). Rechtbank: 1. Het verloop van het geding in eerste aanleg Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 7 juni 2018, hersteld bij beschikking van 8 augustus 2018, uitgesprok onder voormeld zaaknummer. 2. Het geding in hoger beroep 2.1. De moeder is op 6 september 2018 in hoger beroep gekom van voormelde beschikking van 7 juni 2018 8 augustus 2018. Dit hoger beroep is bij het hof ingeschrev onder zaaknummer 200.245.634/01. 2.2. De vader is op 7 september 2018 in hoger beroep gekom van voormelde beschikking van 7 juni 2018 8 augustus 2018. Dit hoger beroep is bij het hof ingeschrev onder zaaknummer 200.245.640/01. 2.3. Het hof heeft partij bij brief van 21 september 2018 de gelegheid gegev te reager op het voorstel van het hof e bijzondere curator over [kind a], [kind b] [kind c] te boem om zicht te krijg op hun belang hun te vertegwoordig. 2.4. Bij het hof zijn voorts de volgde stukk ingekom: e brief van de zijde van de moeder van 5 oktober 2018, ingekom op dezelfde datum; e journaalbericht van de zijde van de vader van 10 oktober 2018, ingekom op dezelfde datum; e brief van de zijde van de moeder van 19 oktober 2018, ingekom op dezelfde datum. 3. De feit 3.1. Het huwelijk van de vader de moeder (hierna tezam ook: de ouders) is op 26 augustus 2011 ontbond door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 3 augustus 2011 in de registers van de burgerlijke stand. Uit het huwelijk van de ouders zijn gebor: [kind a], [in] 2002 te Amsterdam; [kind b], [in] 2003 te Amsterdam; [kind c], [in] 2008 te Amsterdam. De ouders zijn gezamlijk belast met het gezag over [kind a], [kind b] [kind c] (hierna tezam ook: de kinder). De kinder verblijv bij de moeder.

Jurisprudtie in Nederland maart 2019, afl. 2 «JIN» Person- familierecht 22 3.2. Bij de echtscheidingsbeschikking van 3 augustus 2011 is bepaald dat de regeling die door partij is overegekom in het echtscheidingsconvant met bijbehord ouderschapsplan van mei 2011 deel uitmaakt van de beschikking. In artikel 2.4 van het convant hebb de ouders afsprak over de door de man aan de vrouw te betal onderhoudsbijdrage voor de kinder vastgelegd. In artikel 2 van het ouderschapsplan hebb de ouders vastgelegd dat zij strev naar e gelijkwaardige verdeling van de zorg voor de kinder nadere afsprak omtrt de zorgverdeling vastgelegd. 3.3. Eind 2015 hebb partij na mediation afsprak gemaakt over e (gelijke) verdeling van de vakanties deze vastgelegd in e vaststellingsoverekomst. 4. De omvang van het geschil 4.1. Bij de bestred beschikking: zijn de verzoek strekkde tot boeming van e bijzondere curator, betreffde Ouderschap Blijft, tot wijziging van het gezamlijk gezag, tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van [kind c] wijziging van de zorgregeling tijds de zomervakantie afgewez; is de beschikking van 3 augustus 2011 het daaraan gehechte convant ouderschapsplan als volgt gewijzigd: wijzigt de verdeling van de zorg- opvoedingstak tuss de ouders aldus dat met ingang van de datum van de beschikking uitsluitd de minderjarige [kind c], es per veerti dag van vrijdag uit school tot met maandag naar school, alsmede twee wek in de zomervakantie bij de vader verblijft, t aanzi van de minderjarig [kind a] [kind b] zal de rechtbank ge regeling vaststell; bepaalt dat de vader met ingang van 14 december 2017 i 362,= (driehonderd tweeënzestig euro) per kind per maand voor [kind a] [kind b] i 232 (tweehonderd tweeëndertig euro) per maand voor [kind c] zal betal als bijdrage in de kost van verzorging opvoeding van voornoemde minderjarig, bij vooruitbetaling te voldo aan de moeder. 4.2. De moeder verzoekt in hoger beroep in de zaak met zaaknummer 200.245.634/01, met vernietiging van de bestred beschikking zoverre, opnieuw rechtdode te bepal dat: primair: i. het gezamlijk gezag van partij wordt beëindigd de moeder wordt belast met het ehoofdig gezag over de kinder, ii. de hoofdverblijfplaats van [kind c] wordt gewijzigd van de vader naar de moeder, iii. de verdeling van de zorg- opvoedtak van [kind c] wordt gewijzigd zodanig dat [kind c] van maandagochtd tot met wosdag e weekd in de veerti dag van vrijdagmiddag tot zondagavond bij de vader verblijft, subsidiair: i. indi het hof het verzoek van de moeder om met het ehoofdig gezag over alle kinder te word belast afwijst, te bepal dat het gezamlijk gezag van partij over [kind a] wordt beëindigd de moeder wordt belast met het ehoofdig gezag over [kind a]. 4.3. De vader verzoekt in hoger beroep in de zaak met zaaknummer 200.245.640/01, met vernietiging van de bestred beschikking in zoverre, opnieuw rechtdode: primair: i. e bijzondere curator te boem die de volgde vrag beantwoordt: welk traject zou voor de ouders passd zijn om ervoor te zorg dat zij hun gezamlijk ouderschap op e goede manier kunn vormgev; hoe is de relatie van [kind a], [kind b] [kind c] met hun beider ouders; wat zijn de ws van de kinder t aanzi van de wijze waarop e regeling inzake de verdeling van de zorg- opvoedtak qua vorm frequtie zou moet word vormgegev; wat zijn de ws van de kinder t aanzi van het contact met elkaar; zijn er factor vanuit [kind a] /of [kind b] die e regeling met de vader (dan wel de moeder) belemmer? Zo ja, hoe op welke termijn zijn deze belemmering op te heff; welke zorgregeling wordt in het belang van [kind a] [kind b] geacht; zijn er nog andere zak in dit dossier van belang, die aandacht vrag. subsidiair: i. ouders te verplicht aan e traject Ouderschap blijft dan wel e ander voor partij geschikt traject mee te werk, om op deze manier op e goede manier voor de kinder hun ouderschap vorm te gev; primair subsidiair: de zorg- vakantieregeling voor [kind c] te bepal overekomstig artikel 2 van het ouderschapsplan de vaststellingsoverekomst van november/december 2015; de zorgregeling voor [kind a] [kind b] te bepal op gemiddeld één weekd per veerti dag, waarbij reking wordt gehoud met hun ws mogelijkhed; te bepal dat de vader vanaf 14 december 2017 voor de kost van de opvoeding verzorging van [kind a] [kind b] e bijdrage van i 333,= per kind per maand bij vooruitbetaling aan de moeder dit te voldo voor [kind c] e bijdrage van i 25,= per maand. 5. De motivering van de beslissing 5.1. Het hof heeft de ouders bij brief van 21 september 2018 de gelegheid gegev om in afwachting van de verdere behandeling van de zaak te reager op het voorstel van het hof e bijzondere curator over de kinder te boem om zicht te krijg op hun belang, hun te vertegwoordig aan het hof te rapporter. 5.2. Beide partij hebb het hof bericht dat zij kunn instemm met de boeming van e bijzondere curator t behoeve van de kinder, waarbij de moeder e voorkeur heeft uitgesprok voor de boeming van mevrouw drs. J.A.M Hdriks. Bij navraag door het hof is geblek dat mevrouw drs. J.A.M. Hdriks de komde periode verhinderd is. Vervolgs heeft het hof mevrouw J.M. van der Vlugt, klinisch psycholoog/psychotherapeut mediator te Amsterdam, bereid gevond om als bijzondere curator voor de kinder op te tred. Het hof zal thans tot boeming van laatstgoemde tot bijzondere curator over de kinder overgaan. De bijzondere curator zal de kinder vanaf hed voor de duur van deze procedure bijstaan, ondersteun hun in buit rechte vertegwoordig. De taak van de bijzondere curator is vooreerst te waarborg dat in de onderhavige procedure de belang van de kinder word behartigd. De bijzondere curator dit onderzoek te verricht naar wat de kinder zelf werkelijk belangrijk vind als het gaat om de zorgregeling, het gezag van de ouders hun hoofdverblijfplaats wat ter zake daarvan in hun belang is. De bijzondere curator wordt verzocht van dit onderzoek verslag uit te brg aan het hof daarbij de hierna goemde vrag te beantwoord. De bijzondere curator wordt verzocht door middel van gesprekk met de kinder hun ouders evtueel andere derd aan deze opdracht te voldo. De ouders di hun medewerking te verl 151

152 aan het verkrijg van alle door de bijzondere curator relevant geachte informatie. 5.3. Het hof ziet tevs aanleiding e raadsheer-commissaris te boem, met wie de bijzondere curator zich, indi daartoe aanleiding is, kan verstaan omtrt het verloop de voortgang van het onderzoek. 5.4. Dit leidt tot de volgde beslissing. 6. De beslissing Het hof: boemt, alvors verder te besliss, met ingang van hed tot bijzondere curator als bedoeld in artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek over de minderjarig [A], [B] [C]: Mevrouw J.M. van der Vlugt, kantoorhoudde aan het Watervalplein 450, 1051 PP Amsterdam, verzoekt de bijzondere curator verslag uit te brg t aanzi van de volgde vrag, met inachtneming van hetge daarover is overwog in rechtsoverweging 5.2: Hoe is de relatie van [kind a], [kind b] [kind c] met hun beider ouders? Zijn er factor vanuit [kind a] /of [kind b] die het contact met de vader (dan wel de moeder) belemmer? Zo ja, welke zijn dat hoe op welke termijn zijn deze belemmering op te heff? Wat zijn de ws van alle drie de kinder t aanzi van de wijze waarop e regeling inzake de verdeling van de zorg opvoedtak qua vorm frequtie zou moet word vormgegev? Kom de ws van de kinder overe met wat in hun belang is? Indi u vastlegging van e zorgregeling in het belang van de kinder vindt: Welke zorgregeling acht u qua vorm frequtie, het meest in het belang van [kind a], [kind b] [kind c]? In hoeverre is op basis van uw bevinding e wijziging in het ouderlijk gezag van de ouders over [kind a], [kind b] [kind c] in het belang van de kinder te acht? In hoeverre is op basis van uw bevinding e wijziging van de hoofdverblijfplaats van [kind c] in haar belang te acht? Is hulpverling aan de ouders /of aan de kinder passd /of noodzakelijk zo ja, welke hulpverling? Welke andere bevinding volg uit het onderzoek die relevant zijn voor de te nem beslissing t aanzi van de zorgverdeling tuss de ouders, het gezag over de kinder de hoofdverblijfplaats van [kind c]? verzoekt de bijzondere curator het verslag uiterlijk één week voor de hierna te noem pro forma datum aan het hof aan partij toe te stur; boemt tot raadsheer-commissaris mr. M.F.G.H. Beckers, met wie de bijzondere curator zich, indi daartoe aanleiding is, omtrt het verloop de voortgang van het onderzoek kan verstaan; bepaalt dat de griffier van het hof binn e week na de datum van deze beschikking e afschrift van de processtukk aan de bijzondere curator ter beschikking zal stell; houdt de behandeling van de zaak pro forma aan tot zondag 17 februari 2019, waarna bepaald zal word op welke wijze behandeling van de zaak zal word voortgezet; houdt iedere verdere beslissing aan. NOOT Partij (hierna: de ouders) zijn in 2011 gescheid. Tijds hun huwelijk zijn drie nog minderjarige kinder gebor. T tijde van dit hoger beroep zijn zij ti, vijfti zesti jaar oud. Uit de uitspraak volgt dat de ouders de gevolg van de echtscheiding destijds hebb vastgelegd in e echtscheidingsconvant e ouderschapsplan. In 2015 zijn de ouders erin geslaagd om onder begeleiding van e mediator (nadere) afsprak te mak over de contactregeling tijds de vakanties. Zev jaar na de echtscheiding zijn verzoek in het kader van de uitoefing van het gezamlijk gezag ingedid bij de rechtbank. Verder is verzocht om boeming van e bijzondere curator deelname door de ouders aan het traject Ouderschap Blijft. De uitspraak geeft weinig tot ge informatie over de feit daarmee over de aanleiding van de verzoek, maar alles wijst erop dat het overleg dat es tuss partij mogelijk was, door omstandighed niet meer mogelijk is. Uit rechtsoverweging 4.1 volgt dat de rechtbank de zorg- contactregeling op onderdel heeft gewijzigd zonder eerst e bijzondere curator te boem of de ouders te verplicht deel te nem aan het traject Ouderschap Blijft. Zowel de vader als de moeder gaat in hoger beroep. De verzoek om e bijzondere curator te boem of verplichte deelname door de ouders aan het traject Ouderschap Blijft word (wederom?) van de zijde van de vader ook in hoger beroep voorgelegd. Uit rechtsoverweging 5.1 tot met 5.3 volgt dat het hof voorstelt om in afwachting van de verdere behandeling van de zaak e bijzondere curator over de kinder te boem om zicht te krijg op hun belang, h te vertegwoordig aan het hof te rapporter. De ouders gaan op dit aanbod in de zaak wordt circa twaalf wek aangehoud in afwachting van het verslag van de bijzondere curator. Hoewel het kopje bov deze rechtsoverweging anders doet vermoed, motiveert het hof niet hoe het tot deze beslissing komt. In deze annotatie ga ik in op de vraag in welk (juridisch) kader de boeming van de bijzondere curator kan word geplaatst. Art. 1:250 BW Op grond van art. 1:250 BW kan de rechter (of raadsheer) overgaan tot boeming van e bijzondere curator indi hij dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht vanwege strijdigheid tuss de belang van de minderjarige die van de met het gezag belaste ouder(s) of voogd(). De rechter kan op verzoek van e belanghebbde of ambtshalve e bijzondere curator boem. Uit art. 798 lid 1 Rv volgt dat dege op wis recht of verplichting de zaak rechtstreeks betrekking heeft als belanghebbde wordt aangemerkt. Op grond van art. 1:245 lid 4 BW 1:253i BW dit e minderjarige zich te lat vertegwoordig door dege onder wis gezag hij staat. Om de positie van de minderjarige in de procedure te verbeter, kan de minderjarige zelf e verzoek tot boeming van e bijzondere curator indi. Dit volgt uit de uitspraak van de Hoge Raad van 4 februari 2005. 1 Uit de uitspraak van de Hoge Raad van 29 mei 2015 2 volgt dat ingeval het verzoek van de minderjarige tot boeming van de bijzondere curator wordt afgewez, hij daarteg zonder procesvertegwoordiging hoger beroep kan instell. Als de minderjarige anders dan bij verzoekschrift (maar bijvoorbeeld in e brief) e verzoek tot boeming van e bijzondere curator wil do, wordt hij ge procespartij zal de rechter indi hij dat nodig acht ambtshalve tot boeming over di te gaan. 3 Bij de beantwoording van de vraag of het nodig is e bijzondere curator te boem, heeft de rechter e grote mate van 1 HR 4 februari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR4850, NJ 2005/422, m.nt. J. de Boer. 2 HR 29 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1409. 3 T&C Rv, commtaar op art. 798 Rv.

Jurisprudtie in Nederland maart 2019, afl. 2 «JIN» Person- familierecht 22 beoordelingsvrijheid. Hierbij geldt wel dat het belang van de minderjarige doorslaggevd is. 4 E verzoek om e bijzondere curator is (dus) kel e optie als dit het belang van de minderjarige dit niet als het e verkapt verzoek is om het belang van (e van) de ouder(s) te di. Uit de parlemtaire geschiedis betreffde art. 1:250 BW de uitspraak van de Hoge Raad van 4 februari 2005 5 volgt dat het niet de bedoeling is geweest om e bijzondere curator te boem om te bemiddel bij algeme opvoedingsproblem, maar dat wel is beoogd te voorzi in de mogelijkheid om e bijzondere curator te boem als er tuss de minderjarige de van de met het gezag belaste ouder(s) of voogd() e wezlijk (concreet) conflict is ontstaan. Het is aan de rechter het conflict zelf te concretiser, zodat er ge red is het verzoek niet-ontvankelijk te verklar op de kele grond dat dit in het verzoekschrift niet is gedaan. Het is voorts aan de rechter om aan de hand van het concrete conflict de tak van de bijzondere curator te formuler (vergelijk de acht vrag die het hof in vorstaande uitspraak heeft geformuleerd). Omdat de bijzondere curator ook e bemiddelde rol kan hebb, is het voor de toewijsbaarheid ge vereiste dat het conflict in het geval er ge oplossing wordt gevond, in e procedure aan de rechter kan word voorgelegd. Als bij de boeming al vaststaat dat vanwege het conflict e procedure zal moet word ingesteld, staat dat de boeming niet in de weg. Met andere woord: het is de taak van de bijzondere curator om de minderjarige in buit rechte te vertegwoordig in plaats van de wettelijk vertegwoordiger(s). Het Hof Arnhem-Leeuward overweegt in rechtsoverweging 5.5 van zijn uitspraak van 24 mei 2016 6 in dit verband heel concreet: De bijzondere curator is ge maatschappelijk werker of vertrouwspersoon, maar treedt slechts op in e bepaalde concrete situatie waarbij zijn taak door de rechter steeds concreet expliciet wordt omschrev. Zijn boeming heeft dus niet tot doel het verl van langdurige /of gezinsbrede hulpverling. Adviesrapport van de Kinderombudsman Op 5 juli 2012 versche het adviesrapport van de Kinderombudsman met de titel De bijzondere curator, e lot uit de loterij?. De ondertitel luidt Adviesrapport over waarborging van de stem de belang van kinder in de praktijk. De conclusie van het rapport was dat de stem de belang van het kind op dat momt onvoldode war gewaarborgd om recht te do aan het Internationaal Verdrag inzake de Recht van het Kind (IVRK). Naar aanleiding van deze conclusie heeft de Kinderombudsman elf aanbeveling gedaan. E van de aanbeveling is gericht aan de Raad voor de rechtspraak het Landelijk Overleg van Voorzitters Familie- Jeugdrecht om e richtlijn op te stell over art. 1:250 BW om onder meer te kom tot eheid t aanzi van de afhandeling van verzoek tot boeming de termijn waarbinn e dergelijk verzoek moet word behandeld. 7 Werkproces boeming bijzondere curator De aanbeveling uit het adviesrapport van de Kinderombudsman hebb onder meer geleid tot de in 2014 4 HR 23 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY3968. 5 HR 4 februari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR4850, NJ 2005/422, m.nt. J. de Boer. 6 Hof Arnhem-Leeuward 24 mei 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:4005. 7 Adviesrapport Kinderombudsman, De bijzondere curator, e lot uit de loterij?, 5 juli 2012, p. 51. versch richtlijn Werkproces boeming bijzondere curator o.g.v. art. 1:250 BW (hierna: Werkproces boeming bijzondere curator ). Deze richtlijn geeft naast e omschrijving van het uniform werkproces van de bijzondere curator aan in welke gevall e bijzondere curator kan word goemd, wie om boeming kan verzoek wie voor boeming in aanmerking komt. Verder is in de richtlijn onder meer opgom wat na boeming van de bijzondere curator wordt verwacht. Uit het Werkproces boeming bijzondere curator volgt dat betrokk inspraak hebb in de gevall waarin e belanghebbde verzoekt om boeming of waarin e rechter ambtshalve tot boeming overgaat. In deze uitspraak hebb de ouders de kinder inspraak naar aanleiding van het verzoek van de vader. Het hof maakt daarbij gebruik van de mogelijkheid van e schriftelijke ronde wacht daarmee niet tot de mondelinge behandeling om het voornem met de ouders te besprek. Voor wat betreft de inspraak van de minderjarig in deze uitspraak verwijs ik naar de tekst onder het kopje Artikel 809 Rv. Research Memorandum 2017 nr. 1 De Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda heeft in de periode januari 2015 tot met mei 2016 ervaring opgedaan met het boem van gedragsdeskundig als bijzondere curator. Ctraal in dit onderzoeksrapport staat de pilot naar de bijzondere curator/gedragsdeskundige. Uit het naar aanleiding van deze pilot gepubliceerde Research Memorandum 2017 nr. 1 Het belang van het kind in complexe echtscheiding (hierna: Research Memorandum ) volgt dat in geval van complexe echtscheiding e gedragsdeskundige meerwaarde heeft t opzichte van de advocaat. Bijzondere curator/advocat zoud dan als juridische vraagbaak kunn di voor de bijzondere curator/gedragsdeskundig. Op het momt waarop de bijzondere curator in rechte zal moet optred, zal e advocaat nodig blijv voor het indi van de verzoek. In vorstaande uitspraak is e klinisch psycholoog boemd tot bijzondere curator. De belang van de minderjarig kunn nu goed word gedid met de niet-juridische vaardighed van e bijzondere curator/gedragsdeskundige. In de uitspraak zijn de (proces)stukk voor het hof knelijk al voldode aanleiding geweest om partij uit te nodig tot boeming van e bijzondere curator. De uitspraak geeft onvoldode informatie of het hof ingeval (e van) de ouder(s) afwijzd zou hebb gereageerd, sowieso tot boeming was overgegaan. Art. 809 Rv Op grond van de hoofdregel van art. 809 Rv roept de rechter de minderjarige op om te word gehoord in zak waarin de rechter e beslissing neemt die de minderjarige betreff. Voor wat betreft zak die het levsonderhoud van de minderjarige betreff, wordt de minderjarige van zesti jaar of ouder opgeroep. Voor alle overige zak geldt dat de minderjarige van twaalf jaar of ouder de gelegheid moet krijg om te word gehoord. De rechter mag e minderjarige jonger dan zesti respectievelijk twaalf jaar oproep om te word gehoord. De minderjarige is e betrokke bij de boeming van e bijzondere curator. De minderjarige van twaalf jaar of ouder dit daarom op grond van art. 809 Rv te word gehoord over het voornem tot (ambtshalve) boeming, dan wel over het voornem om ambtshalve tot boeming over te gaan. Uit rechtsoverweging 5.1 tot met 5.3 van de vorstaande uitspraak volgt niet dat de (oudste twee) kinder door het hof zijn gehoord. Vermoedelijk zijn zij in eerste aanleg al gehoord knelijk is het hof van ming dat daarmee kan word volstaan. De uitspraak geeft hier ge informatie over. 153

154 In mijn annotatie bij de uitspraak van het Hof Arnhem- Leeuward van 6 oktober 2015 8 kwam ik tot de conclusie dat aanvullde eis nodig zijn om het recht van e minderjarige om te word gehoord optimaal te kunn butt. Daarnaast is e zorgvuldige belangafweging op maat nodig om dat recht optimaal te kunn invull. Boeming van e bijzondere curator is e mooie vervolgstap om opvolging te gev aan aandachtspunt die naar vor kom uit dit kindverhoor. Dit geldt zeker in de situaties waarin is voldaan aan de vereist van art. 1:250 BW de minderjarige ge gehoor heeft gegev aan de oproep van de rechter, maar ook als de minderjarige wel is versch, maar door het beperkte tijdsbestek van e kindverhoor (mogelijk) niet alles is besprok. Het verslag van de bijzondere curator In de uitspraak heeft het hof de bijzondere curator boemd de zaak pro forma aangehoud. De bijzondere curator dit uiterlijk 10 februari 2019 schriftelijk verslag te do van haar bevinding. Uit het Werkproces boeming bijzondere curator volgt dat het verslag bestaat uit e weergave van de door de bijzondere curator gevoerde gesprekk, de overige bevinding e onderbouwd standpunt over de verzoek de verwer. Uit het rapport moet duidelijk volg welke feit, omstandighed bevinding tot die conclusies hebb geleid. Verder dit de bijzondere curator zich uit te lat over de vraag of is voldaan aan de wettelijke vereist die aan de verzoek word gesteld of geeft zij onderbouwd aan of zij aan de hand van de uitkomst van de gesprekk toewijzing van de verzoek al dan niet in het belang van de minderjarige acht. Indi de bijzondere curator het onderzoek niet heeft kunn uitvoer, dan di de red daarvan in het verslag te word vermeld. Het verslag dit volgs het Werkproces boeming bijzondere curator binn vier wek na boeming te zijn ingedid. Uitstel van deze termijn betekt, aldus voornoemde richtlijn, e onnodige vertraging van de procedure. Als de bijzondere curator e langere termijn nodig heeft, dan dit hij e met red omkleed uitstelverzoek in waarna de rechter bepaalt of de zaak opnieuw wordt aangehoud, of dat er e zitting wordt gepland. Het hof heeft deze zaak circa twaalf wek aangehoud voor het indi van het verslag. Dit is drie keer zo lang als de voorgeschrev termijn. Echter, in de praktijk wordt vaker e langere termijn, waaronder ook e termijn van drie maand, gegev. 9 Uit het Werkproces boeming bijzondere curator volgt dat de termijn afhankelijk van de aard /of de omvang van het geschil kan word verruimd. Daarnaast volgt uit het Research Memorandum dat e bijzondere curator die tevs gedragsdeskundige is, circa anderhalve maand langer nodig heeft om tot e eindverslag te kom. Vorstaande wijst erop dat de zorgvuldigheid van het onderzoek door de bijzondere curator prevaleert bov de snelheid waarmee de procedure kan word voortgezet. Ik me dat dit juist is. Bovdi vertegwoordigt de bijzondere curator de kinder ook buit rechte, dus kan zij tijds haar onderzoek ook de maatregel nem die zij noodzakelijk acht, zodat op de langere termijn ook op dat punt zinvolle invulling kan word gegev. Voor de ouders de drie minderjarige kinder zal het verslag van de bijzondere curator (hopelijk) antwoord gev op de allesomvattde vraag naar de voor de toekomst houdbare oplossing voor de (knelijk op dit momt) onoverbrugbare verschill van inzicht tuss h inzake de uitoefing van het gezamlijk gezag. Zodra de griffie van het hof het verslag heeft ontvang, zal de procedure word vervolgd op de wijze zoals omschrev in het Werkproces boeming bijzondere curator. Op dit punt volsta ik met e verwijzing naar die richtlijn. Bevinding Wanneer tijds e procedure, maar ook daaraan voorafgaand tijds de begeleiding van bijvoorbeeld e mediator, deskundig in e overlegscheiding, advocat van de ouders, Kindbehartiger, coach, etc. duidelijk wordt dat de geschilpunt onoverbrugbaar blijk, waardoor de belang van de minderjarige klem kom tuss zijn belang die van de met het gezag belaste ouder(s) of voogd(), biedt e bijzondere curator uitkomst. Vorstaande uitspraak laat goed zi dat boeming van e bijzondere curator op grond van art. 1:250 BW niet alle in e complexe echtscheidingsprocedure uitkomst biedt, maar ook van grote waarde kan zijn (voor de minderjarige) als de echtscheiding verder in het verled ligt er vervolgs complicaties optred. Uit de rechtspraak volgt dat de bijzondere curator steeds vaker wordt ingezet, waarbij in e toemd aantal gevall wordt gekoz voor e gedragsdeskundige. De afgelop jar heeft het werkproces rond de boeming van de bijzondere curator de invulling van de tak steeds meer vorm gekreg. Het is e positieve ontwikkeling dat de minderjarige naast het recht om te word gehoord (art. 809 Rv) ook op deze manier e stem krijgt in de strijd om zijn belang tuss de met het gezag belaste ouder(s) of voogd(). V.T.M. Smeets Wille Donker advocat 8 Hof Arnhem-Leeuward 6 oktober 2015, «JIN» 2015, p. 1386 (m.nt. Smeets). 9 Zie onder andere: Hof Amsterdam 18 april 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1423; Rb. Amsterdam 19 januari 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:509; Hof Arnhem-Leeuward 27 maart 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:2886.