PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2

Vergelijkbare documenten
- CARGILL B.V. 2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid CNV VAKMENSEN, statutair gevestigd te Utrecht en kantoorhoudende te Hoofddorp;

Gelet op artikel 44 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en artikel 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht; 1 Begripsbepalingen

Gelet op artikel 44 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en artikel 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht; 1 Begripsbepalingen

GF/ ABVAKABO FNV - VOB. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Vereniging van Openbare Bibliotheken, statutair gevestigd te Den Haag,

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Sliedrecht; Regeling behandeling rechtspositionele bezwaren regio Drechtsteden

VERORDENING bezwaarschriften 2011

Gezien het voorstel van Gedeputeerde Staten, d.d. 21 juli 2009, nr ,

Totstandkomingsgeschiedenis Fusiegedragsregels

fusiegedragsregels_2015.book Page 5 Wednesday, September 16, :34 PM 1. Artikelen

Verordening Bezwarenprocedure Personele Aangelegenheden

Regeling Geschillen- en Bezwarencommissie Orionis Walcheren WSW

Reglementen en verordeningen - Verordening rechtsbescherming

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Roermond,

Klachtenregeling ongewenst gedrag voor de decentrale overheid 2011

Verordening tot wijziging van de Verordening op de bedrijfscommissies 2002

Reglement bezwaarprocedure SVWN

Regeling Geschillen- en Bezwarencommissie Orionis Walcheren WSW

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht; ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft;

Reglement Klachtbehandeling externe klachtencommissie van het Da Vinci College

Verordening behandeling bezwaarschriften 2006

gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd - artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht.

Het bestuur van het Noordelijk Belastingkantoor; Gelet op de hoofdstukken 6 en 7 van de Algemene wet bestuursrecht;

Beslissing van de Geschillencommissie Fusiegedragsregels (hierna ook: GF)

Verordening behandeling bezwaarschriften Schieland en de Krimpenerwaard

Verordening op de bezwaarschriften SNN

Procedureregeling commissie bezwaarschriften Sociale Dienst Oost Achterhoek

verordening bezwaarschriftencommissie Gouda

Verordening commissie bezwaarschriften Utrechtse Heuvelrug 2017

Beslissing van de Geschillencommissie Fusiegedragsregels (hierna ook: GF)

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Doetinchem, gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet;

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Drimmelen, ieder voor zoveel het hun bevoegdheden betreft;

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Ferwerderadiel, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

VERORDENING COMMISSIE BEZWAARSCHRIFTEN GOOISE MEREN b e s l u i t : a. verwerend orgaan: bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;

VASTSTELLING REGELING GESCHILLEN WSW- EN CAO WELZIJN-PERSONEEL 2011

Optometristen Vereniging Nederland. Regeling voor de behandeling van klachten van cliënten tegen optometristen

Reglement. Herzien 4 december De definitiebepalingen uit de Gedragscode gelden tevens voor dit Reglement.

Advies tot opheffing van het Bedrijfschap voor de Groothandel in Eieren en Eiproducten en de Eiproductenindustrie

Reglement Centrale Bezwaarcommissie Sociaal Plan 1 mei 2013 t/m 31 december 2015

VASTSTELLING REGELING GESCHILLEN WSW- EN CAO WELZIJNPERSONEEL 2013.

Regeling behandeling bezwaar- en beroepschriften Onderwijsgroep Galilei 2016

VERORDENING WERKGEVERSCOMMISSIE EX ARTIKEL 83 GEMEENTEWET. De raad van de gemeente Leeuwarden;

Commissie Bevordering Medezeggenschap. Aanbeveling inzake de scholing en vorming van OR-leden

Cao Bouwnijverheid (201 1) en Cao Bedrijfstakeigen Regelingen Bouwnijverheid ( )

De raad, het college en de burgemeester van de gemeenten Voerendaal, Onderbanken, Nuth, Simpelveld en Schinnen ;

2013, nr. 53. Gelet op artikel 158 van de Provinciewet en het bepaalde in afdeling van de Algemene Wet Bestuursrecht;

Gemeenschappelijke regeling Reinigingsdienst Maasland

Regeling Bezwarencommissie Orionis Walcheren Ambtenaren

Reglement. Stichting Naleving CAO Tentoonstellingsbedrijven (SNTB)

Gezien de statenbrief van Gedeputeerde Staten d.d.., nr.., betreffende de vaststelling van de Verordening rechtsbescherming Gelderland 2016;

Verordening behandeling bezwaarschriften Orionis Walcheren Ambtenaren

Lid van de vereniging, waarover een klacht is ingediend. Een natuurlijk persoon waarover een lid tot curator, bewindvoerder of mentor is benoemd.

1 Voorzitter en dagelijks bestuur

Verordening behandeling bezwaarschriften VKB

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2

gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie. Bestuurssamenstellingen 2

Verordening adviescommissie bezwaarschriften gemeente Haarlemmermeer 2012.

20 december 2016 Motie Commissie bezwaarschriften Pagina 1 van 5. gelezen het advies van de commissie Werken en Besturen van 30 november 2016,

REGELING BEZWAARSCHRIFTENPROCEDURE AWB STICHTING WAARBORGFONDS POLITIE BESLUIT. Begripsbepalingen. De commissie voor de bezwaarschriften

Regeling behandeling bezwaarschriften Stichting Onderwijsgroep Zuid-Hollandse Waarden voor PO en VO

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Aa en Hunze, ieder zoveel het hun bevoegdheden betreft,

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

REGELING INZAKE DE BEHANDELING VAN BEZWAARSCHRIFTEN PERSONEEL

Artikel 24, eerste en tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen

GEMEENTEBLAD 2003 nr.126

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Brielle van 11 mei 2010 volgnummer 22;

REGLEMENT ALGEMENE BEPALINGEN VOOR INTERNE COMMISSIES INHOUDSOPGAVE

CONCEPT SOCIAAL PLAN (onderhandelaar akkoord )

REGLEMENT VAN BEROEP STICHTING GARANTIEWONING

Reglement van de Commissie van Beroep

Gemeente Albrandswaard

REGLEMENT BEZWAARSCHRIFTEN PUBLIEKE OMROEP

Commissie Bezwaarschriften

PROVINCIAAL BLAD VAN LIMBURG 2005 / 67

Ondernemingsraad gemeente Nissewaard - REGLEMENT VAN DE ONDERNEMINGSRAAD GEMEENTE NISSEWAARD

REGELING BEZWAARSCHRIFTENPROCEDURE AWB NEDERLANDS-VLAAMSE ACCREDITATIE ORGANISATIE

Reglement inzake de behandeling van bezwaarschriften

BEZWARENREGLEMENT ex. artikel 7:13 Awb van de Openbare Rechtspersoon Openbaar Onderwijs Zwolle en Regio te Zwolle

PROVINCIAAL BLAD. GEDEPUTEERDE STATEN VAN PROVINCIE UTRECHT, hierna te noemen: Gedeputeerde Staten;

PROVINCIAAL BLAD. Regeling Commissie rechtsbescherming provincie Groningen 2015

Gemeente Den Haag BSD/ RIS

27 BEHANDELING BEZWAARSCHRIFTEN DOOR DE COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BEZWAARSCHRIFTEN PERSONELE AANGELEGENHEDEN

Reglement van het Verantwoordingsorgaan

REGLEMENT WERKZEKERHEIDSCOMMISSIE ING BANK

Reglement. houdende de uitwerking van artikel 7.4 van de Gedragscode. Herzien 1 maart 2013

VERORDENING WERKGEVERSCOMMISSIE GRIFFIE. De raad van de gemeente Montfoort;

Klachtenregeling VeWeVe

Huishoudelijk reglement van het Mondriaan Fonds

Procedureverordening planschade Arnhem 2011

Rapport. Datum: 21 augustus 2002 Rapportnummer: 2002/246

Regeling commissie bezwaarschriften rechtspositie gemeente Den Helder

Reglement Klachtencommissie Cliënten Mentaal Beter

5. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid NU'91, gevestigd te Utrecht;

Nr. De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Oldebroek; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 augustus 2010;

Lid van de vereniging, waarover een klacht is ingediend. Een natuurlijk persoon waarover een lid tot curator, bewindvoerder of mentor is benoemd.

Raadsvoorstel 48 Vergadering 27 juni Gemeenteraad. Onderwerp : Verordening behandeling bezwaarschriften Helmond 2017.

Verordening Adviescommissie Bezwaarschriften Baanbrekers

Transcriptie:

Nr.4 18 januari 2013-63e jaargang PBO-blad Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie Inhoudsopgave Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Bestuurssamenstellingen 2 Openbare kennisgevingen 3 Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 11 Verordening bestuurlijke taken SER (RE 2) 11 Besluit tot wijziging Algemeen machtigingsbesluit SER (RE 3) 17

SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD Bestuurssamenstellingen Productschap Akkerbouw Met ingang van 1 januari 2013 heeft de heer G.J. Majoor namens de Vereniging voor de Bakkerij- en Zoetwarenindustrie zijn lidmaatschap neergelegd van het bestuur van het Productschap Akkerbouw in de geleding De be- en verwerkende industrie ten aanzien van de in artikel 8 van het Instellingsbesluit Akkerbouw productschappen genoemde producten. Voor het resterende deel van de zittingsperiode, die loopt tot het met 31 december 2013, is de heer G. van der Miessen benoemd tot lid. Met ingang van 1 januari 2013 heeft de heer A.H. Baas namens de Nederlandse Vereniging voor de Bakkerij, zijn plaatsvervangend lidmaatschap neergelegd van het bestuur van het Productschap Akkerbouw, in de geleding De be- en verwerkende industrie ten aanzien van de in artikel 8 van het Instellingsbesluit Akkerbouw productschappen genoemde producten.voor het resterende deel van de zittingsperiode, die loopt tot en met 31 december 2013, is de heer W. Kannegieter benoemd tot plaatsvervangend lid van de heer A. Schipper. Met ingang van 1 januari 2013 heeft de heer A.P.A. van de Weide namens de Koninklijke Vereniging Het Comité van Graanhandelaren, zijn plaatsvervangend lidmaatschap neergelegd van het bestuur van het Productschap Akkerbouw in de geleding De handel van de in artikel 8 van het Instellingsbesluit Akkerbouw productschappen genoemde producten. Voor het resterende deel van de zittingsperiode, die loopt tot en met 31 december 2013, is mevrouw ing. P.D. van de Graaff Msc benoemd tot plaatsvervangend lid van de heer H.M.A. Blonk. Productschap Pluimvee en Eieren Met ingang van 1 januari 2013 heeft de heer A.D. Goede namens de Algemene Nederlandse Vereniging van Eierhandelaren zijn lidmaatschap neergelegd van het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren in de geleding De verwerkende industrie en de groothandel in eieren. Voor het resterende deel van de zittingsperiode, die loopt tot en met 31 december 2013, is de heer J. Stuiver (voorheen plaatsvervanger van de heer A.D. Goede) benoemd tot lid. De thans ontstane vacature voor het plaatsvervangend lid wordt vooralsnog niet ingevuld. Productschap Vee en Vlees Met ingang van 1 januari 2013 heeft mevrouw A.L. ten Have-Mellema namens Land- en Tuinbouworganisatie Nederland haar lidmaatschap neergelegd van het bestuur van het Productschap Vee en Vlees in de geleding De veehouderij. Voor het resterende deel van de zittingsperiode, die loopt tot en met 31 december 2013, is de heer M.H.T. Rooijakkers benoemd tot lid. Mbbo 2013, nr. 4 2

Openbare kennisgevingen Beslissing van de Geschillencommissie Fusiegedragsregels (hierna ook: GF) inzake: 1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid FNV BONDGENOTEN, statutair gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht; hierna ook: FNV Bondgenoten 2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid CNV VAKMENSEN, statutair gevestigd te Utrecht en kantoorhoudende te Hoofddorp; hierna ook: CNV Vakmensen hierna gezamenlijk: de vakbonden verzoeksters, gemachtigde verzoeksters: mw. mr. M. Bosman te Utrecht, tegen: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid CARGILL B.V., statutair gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam; hierna ook: Cargill verweerster, gemachtigde verweerster: mw. mr. drs. S.A. Kampijon, te Amsterdam. 1. Procedure 1.1. Het verzoekschrift als bedoeld in artikel 19 van SER-Fusiegedragsregels 2000 (hierna ook: F2000), gedateerd 18 april 2012, is door het secretariaat ontvangen op 19 april 2012. De klacht ziet op overtreding door verweerster van artikel 4 F2000, leden 1 tot en met 7. 1.2. Bij brief van 23 april 2012 zijn verzoeksters in de gelegenheid gesteld nog ontbrekende gegevens in de zin van artikel 20 F2000 aan te vullen. Op 24 april 2012 hebben verzoeksters de ontbrekende gegevens aangevuld. 1.3. Vervolgens is verweerster in de gelegenheid gesteld op het verzoekschrift te reageren. Bij brief van 23 mei 2012 heeft verweerster om uitstel gevraagd bij het secretariaat voor het indienen van een verweerschrift omdat er bijlagen bij het toegezonden verzoekschrift ontbraken. Op 24 mei 2012 heeft het secretariaat telefonisch contact opgenomen met verzoeksters en hun om een reactie gevraagd met betrekking tot de ontbrekende bijlagen. Deze reactie kwam dezelfde dag per e-mail, inclusief twee nieuwe bijlagen. De reactie van verzoekster CNV Vakmensen en de nieuwe bijlagen zijn op 29 mei 2012 doorgezonden naar gemachtigde van verweerster. Bij diezelfde gelegenheid is er uitstel verleend tot en met 29 juni 2012 voor het indienen van een verweerschrift. Het verweerschrift, gedateerd 29 juni 2012, door het secretariaat ontvangen op 29 juni 2012, is tijdig ingediend. 1.4. De mondelinge behandeling vond plaats op 25 september 2012. De vakbonden en Cargill gaven aan de oproep te verschijnen gehoor. Door zowel de vakbonden Mbbo 2013, nr. 4 3

(verzoeksters sub 1 en sub 2) als Cargill (verweerster) zijn bij die gelegenheid pleitnotities overgelegd. 2. Toepasselijkheid en toepasbaarheid a) De op 11 april 2012 aangekondigde transactie tussen Cargill en Wild Juice B.V. (hierna: Wild) is een fusie in de zin van artikel 1 lid 1 onder d. F2000; b) op deze transactie zijn de F2000 van toepassing, aangezien de voorgenomen transactie valt binnen de werkingssfeer van artikel 2 lid 1 F2000; c) verweerster is één van de bij de fusie betrokken ondernemingen in de zin van artikel 1 lid 1 onder a. F2000; d) verzoeksters worden aangemerkt als verenigingen van werknemers in de zin van artikel 1 lid 1 onder e. F2000. 3. Feiten 3.1. Cargill Business Unit Flavor Systems (CFS) bestond uit twee onderdelen: de Global Blends & Compounds (GB&C) productlijn; en de Flavor productlijn, het grootste onderdeel van Cargill. Na de verkoop van de Flavors productlijn (afgerond december 2011) is gezocht naar een oplossing voor de GB&C productlijn. 3.2. Op 3 november 2011 deed Wild Flavors GmbH (Wild) een niet-bindend bod op de GB&C activiteiten van Cargill. Sindsdien zijn er gesprekken gevoerd tussen Cargill en Wild. 3.3. Op 16 maart 2012 is een adviesaanvraag in de zin van artikel 25 Wet op de ondernemingsraden (WOR) neergelegd bij de ondernemingsraad van Cargill CFS ten aanzien van een voorgenomen besluit tot verkoop aan Wild. 3.4. Op 16 maart 2012 was er voorts contact tussen Cargill en de vakbonden in het kader van een geheimhoudingsverklaring in de zin van artikel 7 F2000. Aan de vakbonden werd verzocht deze te ondertekenen alvorens zij overeenkomstig de SER Fusiegedragsregels zouden worden geïnformeerd. Na enige correspondentie op 20 en 21 maart 2012 over de tekst van de geheimhoudingsverklaring, is deze op 22 maart 2012 door de vakbonden ondertekend. 3.5. Op 22 maart 2012 vond eveneens een overlegvergadering plaats tussen Cargill en de ondernemingsraad. 3.6. Op vrijdag 23 maart 2012 zijn de ondernemingsraad en de vakbonden door de fusiepartijen uitgenodigd voor een op maandag 26 maart 2012 te houden overleg met beide fusiepartijen over de aanstaande verkoop. Dit overleg heeft om en nabij anderhalf uur geduurd. 3.7. Op donderdag 29 maart en vrijdag 30 maart 2012 zijn door de vakbonden bij gelegenheid van c.q naar aanleiding van, het overleg opgevraagde en ontbrekende documenten door Cargill aan de vakbonden verzonden. Het betrof de notulen van de bijeenkomst op 26 maart 2012, de financiële resultaten van de Business Unit en het voorstel van Wild met betrekking tot de pensioenen, de beide laatste in het Engels. 3.8. Op 11 april 2012 hebben de vakbonden in een brief om nadere gegevens gevraagd, waaronder de Letter of Intent, en om een Nederlandse vertaling van de Engelse teksten. Voorts stelden zij dat Cargill nog niet had voldaan aan artikel 4, leden 3 t/m 7, F2000. 3.9. Op 11 april 2012 heeft Cargill aan de vakbonden en aan de SER de melding in het kader van artikel 4 lid 1, F2000 gestuurd. Mbbo 2013, nr. 4 4

3.10. Op 12 april 2012 zoekt CNV Vakmensen contact met de ondernemingsraad via de e-mail met het verzoek om te overleggen over het advies. Hierop ontvangt CNV Vakmensen op vrijdag 13 april 2012 om 11.09 uur een e-mail van de ondernemingsraad dat er nog geen advies is afgegeven. 3.11. Op maandag 16 april 2012 ontvangt CNV Vakmensen om 10.46 uur het bericht per e-mail van de ondernemingsraad dat hij vrijdag 13 april 2012 een positief advies heeft afgegeven aan Cargill en dat hij geen tijd vrij kan maken voor overleg met de vakbonden. Om 10.54 uur stuurt CNV Vakmensen een e-mail aan de ondernemingsraad met het verzoek of zij een kopie van het advies mogen ontvangen. Hierop stuurt de ondernemingsraad om 13.55 uur een bericht, eveneens per e-mail, waarin hij stelt dat het advies een interne briefwisseling is tussen directie en ondernemingsraad en dat hij toestemming zal vragen aan de directie voor het overleggen van het advies. 3.12. Diezelfde maandag 16 april 2012 ontvangt CNV Vakmensen een brief gedateerd 13 april 2012 van Cargill, waarin zij een uitgebreide reactie geeft op de in de brief van 11 april 2012 van CNV Vakmensen gestelde vragen. 3.13. Op dinsdag 17 april 2012 verzoekt CNV Vakmensen vervolgens rechtstreeks aan Cargill om een kopie van het OR-advies nu de ondernemingsraad het niet uit zichzelf afgeeft. Diezelfde dag nog geeft Cargill toestemming voor afgifte van het advies aan de vakbonden, en verwijst het CNV Vakmensen voor de afgifte van het advies terug naar de ondernemingsraad. 3.14. Diezelfde middag op 17 april 2012 ontvangen de vakbonden om 15.46 uur een e- mail van Cargill dat de geheimhouding is opgeheven ten aanzien van de verkoop en dat s ochtends en s middags een (openbare) mededeling is gedaan aan alle medewerkers over de verkoop aan Wild. De vakbonden verzoeken dan nog schriftelijk om de uitvoeringsbesluiten naar aanleiding van het advies van de ondernemingsraad. 3.15. In het weekend, op zaterdag 14 april 2012, heeft Cargill overeenstemming bereikt met Wild en is de koopovereenkomst getekend. 4. Verzoek 4.1. Verzoeksters hebben de GF verzocht om op grond van artikel 32 lid 1, F2000 vast te stellen dat verweerster de SER Fusiegedragsregels bij de totstandkoming van de transactie tussen verweerster en Wild niet naar behoren heeft nageleefd. 4.2. Volgens verzoeksters heeft verweerster niet voldaan aan artikel 4 F2000 lid 1 t/m 7, doordat in het overleg tussen verweerster en verzoeksters geen dan wel onvoldoende tijd was om een mening te vormen over de fusie. Aan het verzoek van de vakbonden om schriftelijke informatie te verstrekken is niet of onvoldoende voldaan. Afgesproken was dat schriftelijk informatie zou worden verstrekt. Deze was niet in het Nederlands gesteld en is nimmer toegelicht door koper en verkoper. Aan het verzoek om één en ander in het Nederlands te verstrekken is niet voldaan. Bovendien wilden en konden koper en verkoper tijdens het overleg op 26 maart 2012, gezien het feit dat zij concurrenten waren en het op dat moment nog niet zo ver was dat alle informatie door verweerster aan koper verstrekt was, geen businessplan verstrekken, zo werd de vakbonden meegedeeld. Om die reden konden de vakbonden de gevolgen van de voorgenomen fusie op de werkgelegenheid niet beoordelen. 4.3. Verzoeksters hebben bij verweerster de financiële informatie gevraagd (balans en resultaatrekening van Wild) om de solvabiliteit van koper te beoordelen. Deze, tezamen met het businessplan, waren tot op de indieningdatum van het verzoekschrift nog niet aan verzoeksters verstrekt. Mbbo 2013, nr. 4 5

4.4. Verzoeksters voelen zich overvallen door het advies van de ondernemingsraad. De ondernemingsraad voelde zich niet gerechtigd zijn advies en het rapport van de door hem geraadpleegde deskundige over te leggen. Verzoeksters hebben op geen enkele wijze invulling kunnen geven aan de rol als bedoeld in de F2000. Zij hebben geen enkele invloed dan wel wezenlijke invloed op de verkoop dan wel de modaliteiten daarvan gehad. Koper en verweerster hebben verzoeksters zeer summier, maar hoofdzakelijk niet geïnformeerd. Bovendien is de adviesaanvraag ver voorafgaand aan de melding en ook aan het overleg met de vakbonden gedaan. 4.5. Verzoeksters hebben het afgelopen jaar op andere dossiers zoals de CAO en pensioenen, dan wel sluiting van fabrieken, conflicten gehad met verweerster. De relatie is daardoor verstoord. Op pensioengebied en voor het afsluiten van een CAO hebben verzoeksters voorgesteld te komen tot mediation. Uiteindelijk heeft verweerster daarin toegestemd en is op 16 april 2012 een mediationtraject aangevangen. 4.6. Gezien het voorgaande zijn verzoeksters van mening dat verweerster niet voldaan heeft aan het gestelde in artikel 4 en vooral het gestelde in de leden 1 t/m 7 F2000 daarvan. Bovendien verzoeken zij de GF te oordelen dat de niet-naleving of niet-behoorlijke naleving een ernstig karakter draagt en in ernstige mate verwijtbaar is aan verweerster in de zin van artikel 32 lid 3, F2000. Tot slot verzoeken zij de zwaarste sanctie op te leggen. 5. Standpunt verweerster 5.1. Verweerster heeft samengevat het volgende aangevoerd. 5.2. De vakbonden zijn in de gelegenheid gesteld zich een oordeel te vormen, maar hebben nagelaten zich tijdig een oordeel te vormen. 5.3. Op 16 maart 2012 is de vakbonden gevraagd akkoord te gaan met een geheimhoudingverklaring. Deze is pas op 22 maart 2012 ondertekend door de vakbonden. Verweerster stelt dat de vakbonden zich onwillig opstelden. De aanvaardingstermijn in de zin van artikel 7 F2000 was ruim verstreken. 5.4. Voorafgaand aan de overlegvergadering van 26 maart 2012 hebben de vakbonden geen verzoek tot aanvullende informatie aan Cargill voorgelegd. Tijdens dit overleg is de transactie uitgebreid behandeld. Cargill heeft tijdens de vergadering zo duidelijk en transparant mogelijk de motieven voor de fusie uiteengezet. Cargill was in de veronderstelling dat de overlegtijd ruim voldoende was. Het overleg is afgesloten op het moment dat de ondernemingsraad en de vakbonden geen vragen meer hadden. Er waren op dat moment nog drie openstaande punten. Daarvoor zijn afspraken gemaakt tot nazending van de gevraagde informatie. 5.5. De vakbonden hebben ervoor gekozen om passief aan de zijlijn te blijven, daar waar de ondernemingsraad zijn taken om te komen tot een advies op proactieve wijze heeft opgepakt. De vakbonden hadden kunnen aanhaken bij de aanvullende overleggen tussen de ondernemingsraad en Cargill in de periode 29 maart 2012 tot en met 12 april als zij nadere vragen of informatieverzoeken hadden. Dit hebben zij nagelaten en daardoor hebben zij hun rechten inzake artikel 4 F2000 verwerkt. 5.6. De vakbonden verzochten of alle communicatie in het Nederlands kon plaatsvinden. Vanzelfsprekend heeft verweerster getracht hieraan zoveel mogelijk gehoor te geven. Hiermee is echter niet gezegd dat verweerster met de vakbonden is overeengekomen dat de gehele informatievoorziening zou plaatsvinden in het Nederlands. De vertegenwoordiger van Wild sprak immers geen Nederlands. Het spreekt voor zich dat een internationaal bedrijf met grensoverschrijdende transacties als verweerster, waar ook op het Nederlandse Mbbo 2013, nr. 4 6

hoofdkantoor de voertaal Engels is, niet altijd voor alleen Nederlandstaligen in de meetingroom kan zorgen. Van professionele organisaties als verzoeksters mag een zekere kennis van de Engelse taal worden verwacht. 5.7. De adviesaanvraag aan de ondernemingsraad omvatte alle op dat moment bekende relevante informatie. Het is verweerster dan ook onduidelijk welke informatie verzoeksters voorafgaand aan de overlegvergadering nog meer hadden willen ontvangen. 5.8. Dat verzoeksters uiteindelijk de boot hebben gemist door wellicht om tactische redenen stil te zitten, is een keuze van verzoeksters. Met deze houding hebben verzoeksters hun kans op beïnvloeding aan zich voorbij laten gaan. Verzoeksters hebben een eigen verantwoordelijkheid inzake het bewerkstelligen van een voorspoedige voortgang van het traject van de Fusiegedragsregels. 5.9. Verweerster heeft in de periode van 29 maart 2012 tot 11 april 2012 geen enkel bericht ontvangen. Er was voor de vakbonden zodoende met een periode van twee weken voldoende tijd voor een afgewogen oordeelsvorming. 5.10. Verweerster verzoekt de klacht van verzoeksters ongegrond te verklaren, dan wel indien de GF het bezwaar gegrond bevindt, niet te oordelen dat de niet-naleving of niet-behoorlijke naleving een ernstig karakter draagt. 6. Beoordeling Ten aanzien van de ontvankelijkheid 6.1. Het verzoekschrift van de vakbonden jegens verweerster, ingediend op 18 april 2012 en door het secretariaat ontvangen op 19 april 2012, is tijdig ingediend nu tussen 26 maart (de datum van het hierboven in 3.6 bedoelde overleg, en de vroegste datum waarop de gestelde schending zou hebben plaatsgevonden) en de datum van ontvangst van het verzoekschrift minder dan een maand verstreken is. Verzoeksters zijn derhalve ontvankelijk in hun klacht. Ten aanzien van de gestelde overtreding van artikel 4 F2000 6.2. Verzoeksters baseren hun klacht op schending van artikel 4 leden 1 tot en met 7 F2000. Te dien aanzien merkt de GF op dat het zesde lid van artikel 4 bepaalt dat aan de voorgaande leden van artikel 4 op zodanige wijze uitvoering moet worden gegeven dat het oordeel van de vakbonden van wezenlijke invloed kan zijn op het al dan niet tot stand komen van de fusie en op de modaliteiten daarvan. 6.3. De vakbonden dienen te worden ingelicht voordat de fusiepartijen overeenstemming bereiken over de fusie of transactie. Met het begrip overeenstemming wordt niet gedoeld op de datum van het ondertekenen van de overeenkomst(en) waarin de afspraken inzake de fusie zijn neergelegd, maar op het bereiken van wilsovereenstemming tussen de onderhandelende partijen over de fusie en de wezenlijke modaliteiten daarvan (zie eveneens GF-uitspraak, FNV Bondgenoten c.s./brabant Alucast International B.V. van 12 maart 2008). 6.4. Aan de vakbonden is op 16 maart 2012 gevraagd een geheimhoudingsovereenkomst te ondertekenen ex artikel 7 lid 2 F2000. Op 23 maart 2012 zijn de vakbonden uitgenodigd voor een op 26 maart 2012 in het kader van de voorgenomen fusie te houden overleg met beide fusiepartijen en de ondernemingsraad. Dit overleg heeft ook daadwerkelijk op die dag plaatsgevonden. Vervolgens heeft verweerster op 29 en 30 maart 2012 nog informatie en documenten aan verzoeksters verstrekt. 6.5 Eerst twee weken na dat overleg, op 11 april 2012, ontvangt verweerster van verzoeksters een brief met een verzoek om nadere informatie en daarbij tevens Mbbo 2013, nr. 4 7

het verzoek om op een bepaald punt het overleg te heropenen. Op dezelfde dag verstuurt verweerster een kennisgeving ex artikel 4 lid 1, F2000 aan de vakbonden. 6.6. De kennisgeving ex artikel 4 lid 1 F2000, verzonden op 11 april 2012, was in het licht van de hiervoor geschetste feitelijke gang van zaken laat, maar of die kennisgeving te laat is hangt af van de waardering van de omstandigheden van het geval. De GF acht het in een geval als het onderhavige niet ondenkbaar dat een diffuus fusietraject en een daarmee samenhangend, eveneens diffuus overlegtraject tussen fusiepartijen, ondernemingsraad en vakbonden, wordt afgerond met het formaliseren van het overlegtraject door middel van een kennisgeving ex artikel 4 lid 1 F2000. Voorwaarde is dan wel dat uit de feiten en omstandigheden blijkt dat aan het vereiste van het zesde lid van artikel 4 F2000 is voldaan. 6.7. Verweerster is naar het oordeel van de GF vanaf 11 april 2012 op dat laatste punt tekortgeschoten jegens verzoeksters. Hoewel verweerster naar het oordeel van de GF terecht aandacht vraagt voor het momentum van fusiebesprekingen als de onderhavige, had verweerster ook in de eindfase van het overleg over de totstandkoming van die fusie tijd moeten inruimen om contact te houden met de vakbonden ten einde hun oordeel te vragen en dat te betrekken bij de fusiebesprekingen, zonodig onder het stellen van een tijdslimiet. Verweerster had dan ook tegemoet moeten komen aan het in de brief van verzoeksters van 11 april 2012 neergelegde verzoek om het overleg te heropenen op het punt van het ondernemingsbeleid en de daaraan gekoppelde sociale, economische en juridische gevolgen van de fusie. 6.8. Verweerster heeft aangevoerd dat de vakbonden passief aan de zijlijn zijn blijven staan. De vakbonden ontvingen de adviesaanvraag ter informatie en ten behoeve van het overleg op 26 maart 2012. Ook heeft de ondernemingsraad vanaf 29 maart de vakbonden om aanvullende onderwerpen gevraagd waarop hij antwoord wilde ontvangen van verweerster alvorens advies uit te brengen. Eerst op 10 april 2012 ontving de ondernemingsraad een reactie van de vakbonden. De vakbonden hadden derhalve met betrekking tot onderhavige voorgenomen transactie redelijkerwijs kunnen en moeten begrijpen dat de fusieplannen urgent waren. Die urgentie bleek naast de gang van zaken rond de organisatie van de overlegvergadering van 26 maart onder meer uit de adviesaanvraag van verweerster aan de ondernemingsraad, waarin zij de ondernemingsraad verzocht vóór 28 maart 2012 zijn advies uit te brengen. Weliswaar heeft de ondernemingsraad zelf zich niet aan die datum gehouden, maar de vakbonden hadden wel contact kunnen blijven houden met de ondernemingsraad, ook na 29 maart 2012 en wellicht nog kunnen trachten een overleg met de ondernemingsraad bij te wonen alvorens hij zijn advies zou uitbrengen. Op die manier had de ondernemingraad kennis kunnen nemen van het oordeel van de vakbonden en daarmee rekening kunnen houden bij het uitbrengen van zijn advies. 6.9. Artikel 4 F2000 gaat uit van de verplichting van de bij een fusie betrokken ondernemingen de fusiegedragsregels na te leven en om die reden zijn zij verplicht het initiatief te nemen en uit eigen beweging de vakbonden in te lichten en uit te nodigen voor overleg op het daarvoor in de fusiegedragsregels aangegeven tijdstip (zie hiervoor ook Fusiegedragsregels Commentaar 2000, 1 e druk, pag. 63). Daartegenover staat dat vakbonden binnen een redelijke termijn gebruik dienen te maken van de aan hen in het kader van deze procedure toegekende bevoegdheden. Nu de vakbonden de wens van verweerster om de voorgenomen transactie zo snel mogelijk tot stand te brengen redelijkerwijs hadden kunnen en moeten begrijpen en desondanks zowel ten aanzien van de fusiepartijen als ten aanzien van de ondernemingsraad twee weken stil zijn blijven zitten, meent de GF dat de vakbonden het door henzelf gestelde gebrek aan Mbbo 2013, nr. 4 8

invloed op de fusiebesprekingen in niet onaanzienlijke mate aan zichzelf te wijten hebben. 6.10. Ten aanzien van de door de vakbonden gestelde schending van artikel 4 lid 7 F2000 overweegt de GF het volgende. Ingevolge dit lid moet de ondernemingsraad door de fusiepartijen in de gelegenheid worden gesteld kennis te nemen van het oordeel van de vakorganisaties, opdat hij daarmee rekening kan houden bij het uitbrengen van zijn advies op grond van artikel 25 WOR. De essentie van dit voorschrift is een zekere mate van afstemming te waarborgen tussen de medezeggenschapstrajecten van ondernemingsraden enerzijds en vakorganisaties anderzijds. 6.11. Tenzij de ondernemingsraad vooraf aangeeft geen kennis te willen nemen van de standpunten van de betrokken vakbonden, geven de SER Fusiegedragsregels daarmee een volgorde van formele consultatie aan. Op basis van artikel 4 F2000 en artikel 25 WOR is die volgorde als volgt: eerst dienen de betrokken vakbonden een oordeel te geven over de voorgenomen transactie. De ondernemingsraad dient vervolgens van dat oordeel in kennis te worden gesteld alvorens hij advies uitbrengt. Mede op die wijze kan het oordeel van de betrokken vakbonden van wezenlijke invloed zijn op het fusiebesluit en de modaliteiten van de fusie. 6.12. De OR bracht op 13 april 2012 zijn advies uit. De kennisgeving ex artikel 4 lid 1 F2000 werd op zijn vroegst op 12 april 2012 door de vakbonden ontvangen. In de onderhavige zaak heeft verweerster de ondernemingsraad derhalve niet meer in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van het uiteindelijke oordeel van de vakbonden over de voorgenomen transactie met Wild, terwijl de ondernemingsraad niet expliciet heeft aangegeven dat hij afzag van het kennisnemen van het oordeel van de vakbonden alvorens hij zijn advies zou uitbrengen aan Cargill. Naar het oordeel van de GF is daarmee artikel 4 lid 7 F2000 althans formeel door verweerster geschonden. 6.13. Mede in het licht van hetgeen hierboven in punt 6.8. en 6.9. werd opgemerkt over de passiviteit van de vakbonden in het onderhavige geval, acht de GF de schending niet zodanig ernstig van karakter dat verweerster daarvan een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Overigens kan het enkel stilzitten niet leiden tot rechtsverwerking, zoals door verweerster betoogd. 6.14. De conclusie uit het voorgaande is dat verweerster het bepaalde in artikel 4 lid 1 tot en met 7 van de SER Fusiegedragsregels niet naar behoren heeft nageleefd. De GF is van oordeel dat de niet-naleving geen zodanig ernstig karakter draagt en niet in zodanig ernstige mate verwijtbaar is als bedoeld in artikel 32 lid 3 F2000 dat het bevorderen van actieve openbaarmaking door de GF in de rede ligt. De GF acht geen termen aanwezig om in de te publiceren beslissing de namen van partijen of andere onderdelen daarvan weg te laten. 7. Beslissing De GF: beslist dat Cargill B.V. het bepaalde in artikel 4 leden 1 tot en met 7 van de SER Fusiegedragsregels 2000 niet naar behoren heeft nageleefd; verklaart de klacht voor het overige ongegrond. De GF was als volgt samengesteld: mr. R.J. Paris, voorzitter, mr. L.C.J. Sprengers, dr. R.H. van het Kaar, mr. A. Rigutto en prof. dr. K. Boonstra, leden. Deze beslissing wordt gepubliceerd in het Mededelingenblad en verordeningenblad bedrijfsorganisatie (PBO-blad) alsmede op de website van de Sociaal-Economische Raad Mbbo 2013, nr. 4 9

(SER). De GF acht geen termen aanwezig om in deze publicaties de namen van partijen of andere onderdelen daarvan weg te laten. Den Haag, 20 december 2012 R.J. Paris voorzitter E.C.M. Dik secretaris Mbbo 2013, nr. 4 10

SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD RE 2 Verordening bestuurlijke taken SER Verordening van de Sociaal-Economische Raad van 21 december 2012 tot delegatie van diverse bestuurlijke bevoegdheden en instelling van de Bestuurskamer en de Toezichtkamer, alsmede regelen betreffende de taken, bevoegdheden en werkwijze van deze commissies (Verordening bestuurlijke taken SER) De Sociaal-Economische Raad; Gelet op de artikelen 19, 35, 37, 42 en 44 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; Besluit: 1. Begripsbepaling Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder Raad: Sociaal-Economische Raad. 2. Dagelijks bestuur Artikel 2 De taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Wet op de ondernemingsraden zijn toegekend aan de Raad worden, met uitzondering van de bevoegdheid tot het stellen van nadere regelen bij verordening, gedelegeerd aan het dagelijks bestuur. 3. Bestuurskamer Artikel 3 1. Er is een Bestuurskamer. 2. De leden van de Bestuurskamer worden door de Raad uit zijn midden benoemd. 3. De Bestuurskamer bestaat uit negen leden, gelijkelijk verdeeld over de drie geledingen van de Raad. 4. De zittingsperiode van de Bestuurskamer is gelijk aan de zittingsperiode van de Raad. 5. Voor elk lid kan een plaatsvervanger worden benoemd, al dan niet uit het midden van de Raad. 6. De Raad benoemt de voorzitter uit de onafhankelijke geleding van de Raad. 7. Indien een besluit van de Bestuurskamer niet unaniem is, wordt dat besluit genomen bij meerderheid van stemmen, waarbij binnen elk der geledingen de stemverhoudingen gelden zoals die voortvloeien uit de ledenaantallen in de Raad. Bij besluiten genomen op grond van het bepaalde in de artikelen 5 en 6 is het stemrecht voorbehouden aan de leden en plaatsvervangers uit het midden van de Raad. Vbbo 2013, nr. 4 11

Artikel 4 1. De Bestuurskamer wordt belast met de voorbereiding van door de Raad uit te brengen adviezen die de taken van de Raad als bestuursorgaan betreffen. 2. De Bestuurskamer is gemachtigd namens de Raad van advies te dienen over onderwerpen samenhangend met het tweede hoofdstuk van de Wet op de bedrijfsorganisatie. Artikel 5 De taken en bevoegdheden die op grond van de hieronder genoemde bepalingen uit de Wet op de bedrijfsorganisatie zijn toegekend aan de Raad worden, met uitzondering van de bevoegdheid tot het maken van verordeningen, gedelegeerd aan de Bestuurskamer: a. artikel 74, eerste lid; b. artikel 90, tweede lid; c. artikel 106, eerste lid; d. artikel 115; e. artikel 116, eerste en tweede lid; f. artikel 121, eerste en tweede lid; g. artikel 122a; h. artikel 125, tweede lid; i. artikel 125a; j. artikel 129; k. artikel 137, tweede lid. Artikel 6 De taken en bevoegdheden die op grond van de artikelen 10 en 11 van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997 zijn toegekend aan de Raad worden gedelegeerd aan de Bestuurskamer. 4. Toezichtkamer Artikel 7 1. Er is een Toezichtkamer. 2. De Toezichtkamer bestaat uit drie leden die allen deel uitmaken van de onafhankelijke geleding van de Raad. Ten minste één van de leden is lid van de Bestuurskamer. 3. De zittingsperiode van de Toezichtkamer is gelijk aan de zittingsperiode van de Raad. Artikel 8 De taken en bevoegdheden die op grond van de hieronder genoemde bepalingen uit de Wet op de bedrijfsorganisatie zijn toegekend aan de Raad worden, met uitzondering van de bevoegdheid tot het maken van verordeningen, gedelegeerd aan de Toezichtkamer: a. artikel 65, tweede lid; b. artikel 69, vierde lid; c. artikel 77; d. artikel 83; e. artikel 92a, vierde lid; f. artikel 94; g. artikel 97, tweede lid, aanhef en onder a; h. artikel 109, derde lid; i. artikel 119; j. artikel 120, tweede lid; k. artikel 124, vierde lid; Vbbo 2013, nr. 4 12

l. artikel 125, tweede lid; m. artikel 126, zevende lid; n. artikel 134, tweede lid; o. artikel 137, tweede lid; p. artikel 137a, eerste lid. Artikel 9 De bevoegdheid tot het verlenen van de instemming, bedoeld in artikel 46 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, wordt gedelegeerd aan de Toezichtkamer. 5. Aanpassings- en overgangsbepalingen Artikel 10 Na inwerkingtreding van deze verordening berust de Verordening financiën bedrijfslichamen 2011 mede op het bepaalde in de paragrafen 3 en 4 van deze verordening. Artikel 11 De Verordening financiën bedrijfslichamen 2011 wordt als volgt gewijzigd: A. In artikel 1, onderdeel d, wordt artikel 2 van de Instellingsverordening Bestuurskamer 2008 vervangen door: artikel 3 van de Verordening bestuurlijke taken SER. B. In artikel 1, onderdeel e, wordt artikel 8 van de Instellingsverordening Bestuurskamer 2008 vervangen door: artikel 7 van de Verordening bestuurlijke taken SER. 6. Slotbepalingen Artikel 12 De Instellingsverordening Bestuurskamer 2008 wordt ingetrokken. Artikel 13 Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de dag van bekendmaking in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Artikel 14 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bestuurlijke taken SER. Deze verordening zal met de toelichting in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie worden geplaatst. Den Haag, 21 december 2012 W. Draijer voorzitter V.C.M. Timmerhuis algemeen secretaris Vbbo 2013, nr. 4 13

Toelichting Algemeen De Sociaal-Economische Raad heeft naast zijn rol als adviesorgaan ook een aantal wettelijke taken als bestuursorgaan. In het kader van de Wet op de bedrijfsorganisatie gaat het om een aantal centrale taken op het terrein van bestuur, regelgeving en toezicht met betrekking tot het stelsel van product- en bedrijfschappen (de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie). Andere bestuurlijk-uitvoerende taken van de Raad vloeien voort uit onder meer de Wet op de ondernemingsraden en de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997. In 1994 is ter uitvoering van deze wettelijke taken op grond van artikel 19 van de Wet op de bedrijfsorganisatie een commissie ingesteld uit het midden van de Raad, de Bestuurskamer. In 2008 heeft een herijking van het toezichtbeleid van de Sociaal-Economische Raad plaatsgevonden. Daarbij werd vastgesteld dat het toezicht op de product- en bedrijfschappen onafhankelijk van specifieke belangen dient te worden uitgeoefend op een zodanige wijze dat er een voldoende mate van scheiding met bestuurlijke en beleidsinhoudelijke taken en functies is. Om deze aspecten sterker te markeren is toen besloten de toezichthoudende taken van de Bestuurskamer onder te brengen in de nieuw in te stellen Toezichtkamer. De Toezichtkamer is eveneens een commissie uit het midden van de Raad op grond van artikel 19 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, maar om de onafhankelijkheid van het toezicht op de product- en bedrijfschappen sterker te markeren hebben daarin uitsluitend onafhankelijke leden van de Raad zitting. Sociale partners hebben op deze wijze geen bemoeienis met het toezicht, waarmee iedere schijn van belangenverstrengeling wordt vermeden. Omdat er wel een grote mate van beleidsmatige betrokkenheid was van de Bestuurskamer bij het werkterrein van de Toezichtkamer werd de Toezichtkamer een subcommissie van de Bestuurskamer, hetgeen inhield dat de leden van de Toezichtkamer tevens deel uitmaakten van de onafhankelijke geleding van de Bestuurskamer. Recente ontwikkelingen In de afgelopen jaren hebben enkele ontwikkelingen plaatsgevonden die gevolgen hebben voor de taken van de Bestuurskamer. Zo is in maart 2011 het SER-Advies Toekomst scholing en vorming leden ondernemingsraad (2011/04) vastgesteld, waarin werd aangegeven dat het in de rede ligt dat de Raad een specifieke Commissie Bevordering Medezeggenschap instelt. Deze commissie, die met ingang van 1 juni 2012 is ingesteld, heeft, samen met het dagelijks bestuur, de taken van de Bestuurskamer op het gebied van de Wet op de ondernemingsraden overgenomen. Een tweede belangrijke ontwikkeling is de politieke discussie over de toekomst van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie. Nadat eind 2011 een motie is aangenomen in de Tweede Kamer die het kabinet verzoekt het stelsel van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie op te heffen, is in het regeerakkoord van het kabinet Rutte II opgenomen dat de product- en bedrijfschappen zullen worden opgeheven. Een laatste ontwikkeling is de omvorming van de bestaande kamers van koophandel en fabrieken tot ondernemerspleinen. Een van de elementen van die omvorming zal zijn het wijzigen van de rechtsvorm van de kamers van koophandel en fabrieken in zelfstandige bestuursorganen. Zodra de wijziging van de rechtsvorm zal zijn geëffectueerd zullen de wettelijke taken van de Sociaal-Economische Raad, ten aanzien van de omvang en samenstelling van de besturen van de kamers van koophandel en fabrieken, komen te vervallen. Al de genoemde ontwikkelingen hebben op korte en op langere termijn gevolgen voor het werkterrein van de Bestuurskamer. Als gevolg daarvan moet de verordening waarin de Bestuurskamer en de Toezichtkamer zijn ingesteld en waarin de betreffende taken aan deze commissie worden gedelegeerd, de Instellingsverordening Bestuurskamer 2008, worden gewijzigd. Tevens kan, uit oogpunt van lastenverlichting, de omvang van de Bestuurskamer worden teruggebracht naar negen leden. Vbbo 2013, nr. 4 14

De Toezichtkamer behoudt zijn toezichthoudende taken in ieder geval tot het moment dat de product- en bedrijfschappen zullen zijn opgeheven. Op dat moment kan de Toezichtkamer naar verwachting worden opgeheven. De onderhavige verordening vervangt de Instellingsverordening Bestuurskamer. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van die verordening zijn: a. De taken en bevoegdheden, die aan de Bestuurskamer waren gedelegeerd op het terrein van de Wet op de ondernemingsraden, worden overgedragen aan het dagelijks bestuur. Tot deze delegatie is besloten omdat de Commissie Bevordering Medezeggenschap geen commissie uit het midden van de Raad is, zodat daaraan geen taken kunnen worden gedelegeerd en het onwenselijk is om de taken ter uitvoering bij de Raad zelf te laten. De Commissie Bevordering Medezeggenschap zal in deze taakverdeling fungeren als adviescommissie, die de besluiten van het dagelijks bestuur ter zake voorbereidt. b. De Bestuurskamer zal voortaan bestaan uit negen leden. De taken en bevoegdheden blijven vooralsnog ongewijzigd, met uitzondering van de hiervoor onder a. genoemde taken en bevoegdheden. Nadat de wijzigingen met betrekking tot het stelsel van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie en de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997 in werking zijn getreden kan de instelling van de Bestuurskamer worden heroverwogen. c. De Toezichtkamer is niet langer een subcommissie van de Bestuurskamer. Hiertoe is onder meer besloten omdat, met het verkleinen van de Bestuurskamer, het in de praktijk problemen zal opleveren om de Toezichtkamer volledig te bemensen uit leden van de onafhankelijke geleding van die commissie. Overigens beschikte de Toezichtkamer al over zelfstandige bevoegdheden, zodat de facto de Toezichtkamer al volledig onafhankelijk van de Bestuurskamer opereerde. Omdat het relevant is dat de betrokkenheid van de Bestuurskamer en de Toezichtkamer bij elkaars werkzaamheden wel blijft bestaan is besloten dat ten minste één van de leden van de Toezichtkamer tevens lid is van de Bestuurskamer. Artikelsgewijs Artikel 2 Dit artikel bevat de delegatie van taken op het terrein van de Wet op de ondernemingsraden naar het dagelijks bestuur. Hoewel niet genoemd in de verordening, zal de Commissie Bevordering Medezeggenschap als advies- en voorbereidingscommissie dienen voor de besluitvorming door het dagelijks bestuur op de betreffende onderwerpen. Dit is ook zo bepaald in het besluit waarin de instelling van de Commissie Bevordering Medezeggenschap is geregeld. Artikel 3 Dit artikel betreft de instelling en samenstelling van de Bestuurskamer. De Bestuurskamer is een commissie van de Raad die op basis van artikel 19 van de Wet op de bedrijfsorganisatie is ingesteld. Dat artikel geeft de Raad de bevoegdheid commissies uit zijn midden in te stellen. De leden van de Bestuurskamer zijn daarom tevens (plaatsvervangend) lid van de Raad. Daarnaast is de Bestuurskamer tevens een commissie ex artikel 42 van de Wet op de bedrijfsorganisatie. Op grond daarvan kan de Bestuurskamer ook plaatsvervangende leden hebben die geen (plaatsvervangend) lid van de Raad behoeven te zijn. Vbbo 2013, nr. 4 15

Artikel 4 Dit artikel betreft de adviserende werkzaamheden van de Bestuurskamer. De Bestuurskamer bereidt de adviezen voor die betrekking hebben op de taken van de Raad als bestuursorgaan (eerste lid). Daarnaast is de Bestuurskamer, op grond van het tweede lid, gemachtigd om zelfstandig namens de Raad te adviseren. Dit betreft alles wat samenhangt met de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie op stelselniveau, zoals de instelling en opheffing van bedrijfslichamen (op grond van de artikelen 68 en 70 van de Wet op de bedrijfsorganisatie). Artikel 5 Dit artikel bevat een overzicht van de artikelnummers uit de Wet op de bedrijfsorganisatie waarin de taken en bevoegdheden zijn opgenomen die de Raad heeft gedelegeerd aan de Bestuurskamer. Artikel 6 De artikelen 10 en 11 van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997 bepalen dat de Sociaal-Economische Raad, voor iedere kamer en voor iedere zittingsperiode, de takken van handel, industrie, ambacht en dienstverlening bepaalt waarvoor leden zitting hebben in de kamer, alsmede het aantal leden dat voor elk van de aangewezen takken in de kamer zitting heeft. De Raad wijst de organisaties van ondernemers en van werknemers aan die de leden benoemen. Artikel 7 In dit artikel wordt de Toezichtkamer ingesteld. Artikel 8 Dit artikel bevat een overzicht van de artikelnummers uit de Wet op de bedrijfsorganisatie waarin de toezichthoudende taken en bevoegdheden zijn opgenomen die de Raad heeft gedelegeerd aan de Toezichtkamer. Artikel 9 In de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 is bepaald dat het bestuur van een bedrijfslichaam dat in enig jaar meer ontvangsten uit geldboeten heeft dan er kosten voor de tuchtrechtspraak zijn gemaakt, aan het saldo een bijzondere bestemming kan geven. Deze bestemming behoeft de instemming van de Raad. Aangezien het een toezichthoudende bevoegdheid betreft heeft de Raad deze gedelegeerd aan de Toezichtkamer. Artikel 10 Deze bepaling is noodzakelijk omdat de Instellingsverordening Bestuurskamer 2008 in artikel 12 wordt ingetrokken en daarmee zonder deze overgangsbepaling de rechtsgrond van de Verordening financiën bedrijfslichamen 2011 gedeeltelijk zou komen te vervallen. Artikelen 11 Dit artikel bevat een noodzakelijke wijziging van de Verordening financiën bedrijfslichamen. Den Haag, 21 december 2012 W. Draijer voorzitter V.C.M. Timmerhuis algemeen secretaris Vbbo 2013, nr. 4 16

RE 3 Besluit tot wijziging Algemeen machtigingsbesluit SER Besluit van de Sociaal-Economische Raad van 21 december 2012, houdende wijziging van het Algemeen machtigingsbesluit SER. De Sociaal-Economische Raad; Gelet op artikel 44 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en artikel 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht; Besluit: Artikel I Het Algemeen machtigingsbesluit SER wordt als volgt gewijzigd: A Na artikel 2 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd luidende: Artikel 2a 1. De bevoegdheid tot het instellen van commissies, alsmede tot het samenstellen daarvan, wordt gemandateerd aan het dagelijks bestuur. 2. Het dagelijks bestuur informeert de Raad regelmatig over de gebruikmaking van het in het eerste lid verleende mandaat. Artikel 2b 1. Het dagelijks bestuur wordt mandaat verleend met betrekking tot het nemen van besluiten ten aanzien van de taken en bevoegdheden die in de statuten van de Stichting Certificering Opleiding Ondernemingsraden aan de Raad zijn opgedragen. 2. Het dagelijks bestuur informeert de Raad regelmatig over de gebruikmaking van het in het eerste lid verleende mandaat. B In artikel 5 wordt De Commissie Arbeid, Onderneming en Medezeggenschap telkens vervangen door: De Commissie Arbeids- en Ondernemingsrecht. Artikel II De doorlopende tekst van het Algemeen machtigingsbesluit SER wordt in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie geplaatst. Artikel III Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst. Dit besluit zal met de toelichting in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie worden geplaatst. Den Haag, 21 december 2012 W. Draijer voorzitter V.C.M. Timmerhuis algemeen secretaris Vbbo 2013, nr. 4 17

Toelichting In dit besluit tot wijziging van het Algemeen machtigingsbesluit SER worden de aan het dagelijks bestuur gemachtigde en gemandateerde bevoegdheden met een tweetal onderwerpen uitgebreid. Tevens wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om het Algemeen machtigingsbesluit SER aan te passen in verband met de naamswijziging van een commissie. Instelling van commissies De Wet op de bedrijfsorganisatie geeft de Raad de bevoegdheid om voor bepaalde onderwerpen, alsmede voor de voorbereiding van door hem uit te brengen adviezen, commissies in te stellen. Deze bevoegdheid is neergelegd in de artikelen 19, 42 en 43 van de wet. Daarnaast kan de Raad op grond van gevorderde medewerking commissies instellen. Ten slotte kan de Raad ook commissies instellen die een andere rechtsgrond kennen, zoals bijvoorbeeld de Commissie Bezwaarschriften. De afgelopen jaren is de praktijk ontstaan dat het dagelijks bestuur de instelling en samenstelling van dergelijke commissies voorbereidt ten behoeve van de Raad. Met dit wijzigingsbesluit wordt thans ook formeel geregeld dat het dagelijks bestuur de commissies kan instellen en samenstellen namens de Raad. Bevoegdheden op grond van de statuten van de stichting SCOOR De Raad heeft in maart 2011 het advies 'Toekomst scholing en vorming leden ondernemingsraad' (11/04) uitgebracht. Het kabinet heeft het advies overgenomen. Met de daaruit voortvloeiende wijziging van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) worden het scholingsrecht van ondernemingsraadleden (OR-leden) en de financieringsplicht van werkgevers inzake scholing explicieter geregeld. In de Memorie van Toelichting bij de wetswijziging is opgenomen dat een door de Sociaal-Economische Raad (SER) op te richten stichting de kwaliteit van de vorming en scholing van OR-leden zal bewaken 1. Met de oprichting van de Stichting Certificering Opleiding Ondernemingsraden (SCOOR) heeft de Raad aan bovenstaande uitvoering gegeven. Het doel van de stichting is het bewaken van de kwaliteit van de OR-opleidingen opdat OR-leden in het kader van vorming en scholing toegang hebben tot opleidingen van gekwalificeerde opleidingsinstituten. Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het realiseren van dit doel. Het middel hiervoor is het opzetten en beheren van een certificeringsregeling. SCOOR is een onafhankelijke stichting, maar heeft wel banden met de Raad. In de statuten van SCOOR is daarom ten aanzien van een aantal onderwerpen bepaald dat de Raad een taak of bevoegdheid heeft. Het betreft hoofdzakelijk, maar niet uitsluitend, de benoeming van de voorzitter van SCOOR en de voorafgaande goedkeuring door de Raad van de begroting, jaarstukken, statutenwijziging en ontbinding van SCOOR. Over de meeste van deze onderwerpen wordt volgens de statuten eerst advies gevraagd aan de SER-Commissie Bevordering Medezeggenschap (CBM). De CBM bewaakt vanuit haar algemene verantwoordelijkheid voor de bevordering van (de kwaliteit van) de medezeggenschap, de grote lijnen inzake scholing en vorming ORleden. De voorzitter van SCOOR wordt benoemd uit de onafhankelijke leden van de CBM, niet zijnde de voorzitter van de CBM. Door middel van het onderhavige wijzigingsbesluit verleent de Raad het dagelijks bestuur mandaat om namens hem te besluiten inzake de onderwerpen waar de Raad op grond van de statuten van SCOOR een taak of bevoegdheid heeft. Overige wijziging De Commissie Arbeid, Onderneming en Medezeggenschap (AOM) is in 1994 ingesteld voor het voorbereiden van de adviezen van de Raad over vraagstukken op het terrein 1 Tweede Kamer 2011-2012, 33 367, nr. 3, p. 7. Vbbo 2013, nr. 4 18

van het arbeidsrecht, het individuele en collectieve arbeidsovereenkomstenrecht, het medezeggenschapsrecht en het ondernemingsrecht. In april 2012 heeft het dagelijks bestuur van de Raad een aantal besluiten genomen betreffende de taken, omvang en samenstelling van vaste commissies, waaronder het instellen van de reeds genoemde nieuwe Commissie Bevordering Medezeggenschap. Als gevolg hiervan zijn de naam en het takenpakket van de Commissie AOM gewijzigd. Deze commissie draagt voortaan de naam Commissie Arbeids- en Ondernemingsrecht (AOR). De Commissie AOR behandelt onderwerpen op het terrein van het arbeidsrecht en het ondernemingsrecht. Met het onderhavige wijzigingsbesluit wordt deze naamswijziging in het Algemeen Machtigingsbesluit SER verwerkt. In de bijlage bij dit besluit is de doorlopende tekst van het Algemeen machtigingsbesluit SER, zoals dat luidt na vaststelling van dit wijzigingsbesluit, opgenomen. Den Haag, 21 december 2012 W. Draijer voorzitter V.C.M. Timmerhuis algemeen secretaris Bijlage Tekst van het Algemeen machtigingsbesluit SER zoals dat luidt na inwerkingtreding van het Besluit tot wijziging van het Algemeen machtigingsbesluit SER. Algemeen Machtigingsbesluit SER Besluit van de Sociaal-Economische Raad van 6 februari 2009, houdende machtiging aan het dagelijks bestuur en enkele commissies (Algemeen machtigingsbesluit SER) De Sociaal-Economische Raad; Gelet op artikel 44 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en artikel 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht; Besluit: Artikel 1 In dit besluit wordt verstaan onder: a. Raad: Sociaal-Economische Raad; b. wet: Wet op de bedrijfsorganisatie. 1 Begripsbepalingen 2 Machtigingen Artikel 2 1. Het dagelijks bestuur is gemachtigd namens de Raad te besluiten over de toewijzing van de behandeling van adviesaanvragen aan commissies. 2. Het dagelijks bestuur is gemachtigd om bij de toewijzing van de behandeling van een adviesaanvraag aan een commissie te bepalen dat de commissie op grond van artikel 44 van de wet namens de Raad van advies dient. Vbbo 2013, nr. 4 19

3. Het dagelijks bestuur informeert de Raad regelmatig over de gebruikmaking van de bevoegdheden in het eerste en tweede lid van dit artikel. Artikel 2a 1. De bevoegdheid tot het instellen van commissies, alsmede tot het samenstellen daarvan, wordt gemandateerd aan het dagelijks bestuur. 2. Het dagelijks bestuur informeert de Raad regelmatig over de gebruikmaking van het in het eerste lid verleende mandaat. Artikel 2b 1. Het dagelijks bestuur wordt mandaat verleend met betrekking tot het nemen van besluiten ten aanzien van de taken en bevoegdheden die in de statuten van de Stichting Certificering Opleiding Ondernemingsraden aan de Raad zijn opgedragen. 2. Het dagelijks bestuur informeert de Raad regelmatig over de gebruikmaking van het in het eerste lid verleende mandaat. Artikel 3 Het dagelijks bestuur is gemachtigd namens de Raad voordrachten te doen voor benoeming van leden en plaatsvervangende leden van adviesorganen van de Europese Unie, indien daartoe een verzoek wordt ontvangen. Artikel 4 1. De Pensioencommissie is gemachtigd namens de Raad van advies te dienen over de verplichtstelling van beroepspensioenregelingen ingevolge de Wet verplichte beroepspensioenregeling. 2. De in het eerste lid bedoelde adviezen van de Pensioencommissie worden voorbereid door haar Subcommissie Verplichtstelling Beroepspensioenregelingen. 3. De Pensioencommissie kan de Subcommissie Verplichtstelling Beroepspensioenregelingen machtigen namens haar de adviezen uit te brengen. Artikel 5 1. De Commissie Arbeids- en Ondernemingsrecht is gemachtigd namens de Raad van advies te dienen over verzoeken om ontheffing als bedoeld in de artikelen 63d, tweede lid, 156 en 266 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. 2. De in het eerste lid bedoelde adviezen van de Commissie Arbeids- en Ondernemingsrecht worden voorbereid door haar Subcommissie Ontheffingen Structuurwet. 3. De Commissie Arbeids- en Ondernemingsrecht kan de Subcommissie Ontheffingen Structuurwet machtigen namens haar de adviezen uit te brengen. Artikel 6 Het dagelijks bestuur is gemachtigd te beslissen dat, in afwijking van de in de artikelen 4 en 5 verleende machtigingen, de Raad het advies zelf zal uitbrengen. 3 Slotbepalingen Artikel 7 Het Algemeen machtigingsbesluit adviezen wordt ingetrokken. Artikel 8 Het Machtigingsbesluit dagelijks bestuur wordt ingetrokken. Artikel 9 Het Machtigingsbesluit Commissie Sociale Zekerheid wordt ingetrokken. Vbbo 2013, nr. 4 20