Wat heeft God ons aangedaan? Wat ontdekten de broers op de terugweg naar Kanaän? Genesis 42:27 27 Toen een van hen zijn zak opendeed om in de herberg zijn ezel voer te geven, zag hij zijn geld; zie, het lag boven in zijn zak! Alvorens hij zijn broers toestond om weg te gaan, gaf Jozef bevel dat ze van graan voorzien zouden worden, en tevens, dat het geld van ieder van hen in stilte boven in zijn zak gelegd zou worden. Voer voor de dieren op de weg naar huis werd ook verschaft. Onderweg opende één van de broers zijn zak en vond tot zijn verrassing de zak met zilver.
Wat riepen de broers na deze ontdekking verslagen uit? Genesis 42:28 28 Hij zei tegen zijn broers: Mijn geld is teruggelegd! Zie toch, het zit in mijn zak! Toen ontzonk hun de moed, en bevend zeiden zij tegen elkaar: Wat is dit dat God ons heeft aangedaan? Moesten ze dit beschouwen als een goedgunstig teken van de Here, of liet Hij toe dat dit gebeurde om hen te straffen voor hun zonden en hen nog zwaarder te beproeven? Ze erkenden dat God hun zonde had gezien, en dat hij hen nu bestrafte.
Wat kreeg Jakob te horen? Genesis 42:30-33 30 Die man, de heer van dat land, sprak harde woorden tegen ons en hield ons voor spionnen van het land. 31 Maar wij zeiden tegen hem: Wij zijn eerlijke mensen, wij zijn geen spionnen. 32 Wij waren twaalf broers, zonen van onze vader; een is er niet meer, en de jongste is heden nog bij onze vader in het land Kanaän. 33 Toen zei die man, de heer van dat land, tegen ons: Hierdoor zal ik te weten komen dat u eerlijke mensen bent: laat een van uw broers bij mij, neem koren mee om de honger van uw gezinnen te stillen, en ga op weg.
Wat maakte iedereen angstig? Genesis 42:34-35 34 Breng uw jongste broer naar mij toe; dan zal ik weten dat u geen spionnen bent, maar eerlijke mensen. Uw broer zal ik aan u teruggeven, en u kunt vrij in dit land rondtrekken. 35 En het gebeurde, toen zij hun zakken leegmaakten, zie, ieders geldbuidel zat in zijn zak! Zij zagen hun geldbuidels, zij en hun vader, en zij werden bevreesd.
Hoe reageerde Jakob op de eis van de onderkoning? Genesis 42:36 36 Toen zei Jakob, hun vader, tegen hen: Jullie beroven mij van kinderen! Jozef is er niet meer, en Simeon is er niet; nu willen jullie Benjamin ook nog meenemen! Al deze dingen zijn tegen mij!
Wat stelde Ruben voor? Genesis 42:37 37 Toen zei Ruben tegen zijn vader: U mag mijn twee zonen doden, als ik hem niet bij u terugbreng! Geef hem in mijn hand en ik zal hem bij u terugbrengen!
Hoe reageerde Jakob op het spontane aanbod van Ruben? Dit spontane aanbod stelde Jakob niet gerust. Zijn antwoord luidde: Genesis 42:38 "Mijn zoon gaat niet met u mee, want zijn broeder is dood en hij is alleen overgebleven; overkomt hem een ongeluk op de weg die gij gaan zult, dan zult gij mijn grijze haar met verdriet in het dodenrijk doen nederdalen."
Wat zagen de zonen van Jakob in? De zonen van Jakob wisten maar al te goed dat het geen zin zou hebben terug te keren naar Egypte zonder dat Benjamin bij hen was. Ze hadden niet veel hoop dat hun vader op zijn besluit zou terugkeren, en zwijgend wachtten ze af wat er gebeuren zou.
Wat zag Jakob heel duidelijk om zich heen? Steeds zwaarder werd de druk van de naderende hongersnood; op de ongeruste gezichten van allen in het kamp kon de oude man de nood lezen.
Wat moest Jakob door de aanhoudende hongersnood wel erkennen en welke opdracht gaf hij? Genesis 43:1-2 1 Maar de honger bleef zwaar in het land. 2 En het gebeurde, toen zij het koren dat zij uit Egypte meegebracht hadden, opgegeten hadden, dat hun vader tegen hen zei: Keer terug en koop voor ons wat voedsel.
Wat stelde Juda heel duidelijk? Genesis 43:3-5 3 Toen zei Juda tegen hem: Die man heeft ons nadrukkelijk verzekerd: U zult mij niet meer onder ogen komen, tenzij uw broer bij u is. 4 Als u onze broer met ons meestuurt, zullen wij vertrekken en voedsel voor u kopen. 5 Maar als u hem niet meestuurt, zullen wij niet gaan, want die man heeft tegen ons gezegd: U zult mij niet meer onder ogen komen, tenzij uw broer bij u is.
Welk verwijt kwam toen van de lippen van Jakob (Israël)? Genesis 43:6 6 Toen zei Israël: Waarom hebben jullie mij kwaad gedaan door die man te vertellen dat jullie nog een broer hebben?
Hoe reageerde Juda hierop en met welk voorstel kwam Juda? Genesis 43:7-10 7 Daarop zeiden zij: Die man vroeg nadrukkelijk naar ons en onze familiekring: Leeft uw vader nog? Hebt u nog een broer? En daarom hebben wij het hem overeenkomstig die woorden verteld. Konden wij soms weten dat hij zou zeggen: Breng uw broer mee? 8 Toen zei Juda tegen Israël, zijn vader: Stuur de jongen met mij mee; dan zullen wij opstaan en op weg gaan, zodat wij in leven zullen blijven en niet zullen sterven: wij niet, u niet en onze kleine kinderen niet. 9 Ikzelf zal borg voor hem staan; van mij mag u hem opeisen als ik hem niet bij u terugbreng en hem voor u plaats, dan sta ik alle dagen schuldig tegenover u. 10 Want als wij niet geaarzeld hadden, dan waren we zeker al twee keer terug geweest.
Wie ging er mee naar Egypte? Genesis 43:11-13 11 Toen zei Israël, hun vader, tegen hen: Als het zo gesteld is, doe dan dit. Neem van het beste van dit land in jullie zakken mee en geef dat die man als geschenk: wat balsem, wat honing, specerijen, mirre, pistachenoten en amandelen. 12 En neem een dubbel bedrag aan geld met jullie mee, en neem ook het geld dat boven in jullie zakken teruggekomen is, weer met jullie mee terug; misschien was het een vergissing. 13 Neem ook jullie broer mee, ta op en ga terug naar die man.