Besluit van de Deputatie



Vergelijkbare documenten
Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Bestendige Deputatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie

MLAV1/ /MV/lydr.

Gelet op het feit dat op datum van 23 november 1992 de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard of geacht;

Besluit van de Bestendige Deputatie

MLAV1/ /RP/si

MLAV1/ /MV/bd

MLAV1/ /RTH/vive

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Bestendige Deputatie

Vlaamse Regering : ~ AMV /1 004/B

Besluit van de Deputatie

HOUDENDE VERGUNNING AAN MATTHIJSSEN HERMAN VOOR HET VERANDEREN VAN EEN INRICHTING GELEGEN TE 2960 BRECHT, HOEKSTRAAT 26.

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Bestendige Deputatie

OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE BVBA VEVAR MET BETREKKING TOT EEN VARKENSBEDRIJF, GELEGEN IN 2321 HOOGSTRATEN (MEER), SLUISKENSWEG 10.

VLAAMSE GEMEENSCHAP AMV/ /1000

Gewestdirectie Dienst Milieuvergunningen

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Besluit van de Deputatie

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

MLVER/ /PAG/sdv

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE N.V. BP CHEMBEL MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF, GELEGEN TE 2440 GEEL, AMOCOLAAN.

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

MLAV1/ /RP/bd

34013/110/1/W/1. De Bestendige Deputatie van de Provincieraad,

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

AMV/ /1001/B. Ministerieel besluit houdende uitspraak over een aanvraag tot afwijking

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Besluit van de Bestendige Deputatie

Vlaamse Regering.:~~~= '~~ = :n~ " "~ AMV/ /1004

2/MLAV1/ /JB/AB Milieuvergunningen

...1) Vlaarnse Regering ~ AMV/ /1002

AMV/ /1002. Ministerieel besluit houdende uitspraak over een aanvraag tot afwijking

p r o v i n Ruimte De deputatie van de provincie Limburg

veranderen door uitbreiding met : - de lozing van huishoudelijk afvalwater in de openbare riolering (R 3.3.);

)"1 = Vlaamse Regering :~~"= , " AMV/ /1000

p r o v i n Ruimte De deputatie van de provincie Limburg

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie

VLAAMSE REGERING. De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur,

AMV/ /1000. Ministerieel besluit houdende uitspraak over een aanvraag tot afwijking

Besluit van de Deputatie

AMV/ /1012. Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd;

AMV/ /1001. Ministerieel besluit houdende uitspraak over een aanvraag tot afwijking

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

p r o v i n De deputatie van de provincie Limburg

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Hoofdstuk 1: Definities

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Gewestdirectie Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen

Besluit van de Deputatie

AMV' '1001 DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW,

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie

37007/21/1/A/2. De Bestendige Deputatie van de Provincieraad,

VLAAMSE GEMEENSCHAP AMV/

BEKENDMAKING MELDINGSAKTE

U neemt een vergunde mestopslag in gebruik die hoort bij een bestaande (leegstaande) exploitatie.

AMV/ /1002. Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd;

MLVER/ /RTH/AG/sdv

OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE NV PROVIRON INDUSTRIES MET BETREKKING TOT EEN INRICHTING, GELEGEN TE 2620 HEMIKSEM, G. GILLIOTSTRAAT 60.

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

VLAAMSE GEMEENSCHAP AMV! !1000

36008/127/1/W/1. De Bestendige Deputatie van de Provincieraad,

VLAAMSE REGERING AMV/ /1001

AMV/ /1007 DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd bij decreten van het Vlaams Parlement.

p r o v i n c i e Limburg

o v in c i e Limburg De deputatie van de provincie Limburg 1/5

Vlaamse Regering :~~~= ~ = ',.. "~ AMV/ /1001

p r o v i n Ruimte De deputatie van de provincie Limburg

Besluit van de Deputatie

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd bij decreten van het Vlaams Parlement.

Oost-Vlaanderen Voor ieder van ons

AMV/000/150708/1002. Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd;

Liersesteenweg 268 te 2800 Mechelen. Eikestraat 1 en 1A te 2800 Mechelen Afdeling 12402, sectie B, percelen 302 K, 302 L en 302 M

Vlaamse Regering : AMV/ /1 002

Dossiernummer 7C/37011/17/2/M/1

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Besluit van de Deputatie

Transcriptie:

8e Directie Dienst 82 Milieuhygiëne aanwezig Alexander Vercamer, waarnemend-voorzitter Besluit van de Deputatie Marc De Buck, Peter Hertog, Jozef Dauwe, Eddy Couckuyt, Hilde Bruggeman, leden referte betreft verslaggever 082/46020/33/2/A/3/WV/MR ZAMAN Jan Sint-Gillis-Waas de heer Jozef Dauwe Albert De Smet, provinciegriffier Besluit van de Deputatie, houdende het verlenen van de vergunning aan de heer Zaman Jan, Eeckbergstraat 64 te 9170 Sint-Gillis-Waas voor het verder exploiteren en veranderen van een pluimveebedrijf, gelegen op de percelen, kadastraal bekend onder Sint-Gillis-Waas, Afdeling 1, Sectie A, Nrs. 675/b, 687/b, 689/b, 690/a aan de Eeckbergstraat 64 te 9170 Sint-Gillis-Waas. De Deputatie, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, met latere wijzigingen; Gelet op het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, met latere wijzigingen; Gelet op het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21 oktober 1997, met latere wijzigingen; Gelet op het decreet betreffende het integraal waterbeleid van 18 juli 2003; Gelet op artikel 57 2 van het Provinciedecreet van 9 december 2005; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering, houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem I), met latere wijzigingen; Gelet op het besluit van 1 juni 1995 van de Vlaamse Regering houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), met latere wijzigingen; Gelet op de volgende, lopende vergunningen in verband met het exploiteren van deze hinderlijke inrichting: ARAB-vergunningen: - Besluit van het College van Burgemeester en Schepenen van 15 december 1992 (tot en met 14 december 2012) houdende aktename

2 voor 80 runderen, 1 paard en opslag van 346 m³ dierlijke mest (op naam van Michel Zaman); Milieuvergunningen: - Besluit van de Deputatie van 18 november 1993 (tot en met 14 december 2012) houdende toevoeging met: 2 braadkippenstallen van elk 19.500 stuks en een bovengrondse opslagtank voor 8.000 liter petroleum (op naam van Jan Zaman); - Besluit van de Deputatie van 7 april 2005 (tot en met 14 december 2012) houdende uitbreiding met grondwaterwinning, debiet 3.400 m³/jaar; Meldingen: - Besluit van de Deputatie van 20 september 1994 (tot en met 14 december 2012) houdende overname van 80 runderen, 1 paard en opslag van 346 m³ dierlijke mest op naam van Michel Zaman door Jan Zaman; Gelet op de milieuvergunningsaanvraag op 12 november 2007 ingediend door de heer Zaman Jan, Eeckbergstraat 64 te 9170 Sint-Gillis- Waas voor het verder exploiteren en veranderen van een pluimveebedrijf, gelegen aan de Eeckbergstraat 64 te 9170 Sint-Gillis-Waas, op de percelen, kadastraal bekend onder Sint-Gillis-Waas, Afdeling 1, Sectie A, Nrs. 675/b, 687/b, 689/b, 690/a met als voorwerp: rubrieken 9.3.1.c.2, 17.3.6.1.b, 17.3.7.1, 17.3.9.1, 28.2.c.1, 53.8.2, 12.2.1, 15.1.1, 31.1.1, 9.3.1.d; Gelet op de aangetekende brief van 18 december 2007, waarmee de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning; Gelet op het proces-verbaal van 27 januari 2008, houdende de tijdens het openbaar onderzoek ingediende schriftelijke en mondelinge bezwaren en opmerkingen, waaruit blijkt dat er drie bezwaren werden ingediend waarvan de argumenten als volgt kunnen worden samengevat: - Nog meer geurhinder door een serieuze uitbreiding (meer mest opslag en een derde meer kippen); - Niets aantrekken van milieuwetgeving; gedurende 15 jaar werd afvalwater illegaal in de gracht geloosd, pas sinds december 2007 werden er septische putten gestoken; - Lawaaihinder doordat er meestal 's nachts wordt gewerkt: o.a. stallen reinigen; geen rekening houden met de omwonenden; - Het gaat om een verlaten bedrijf, de bedrijfsleider is praktisch nooit aanwezig (woont in Heusden); - Vliegenplagen;

3 Gelet op het deels gunstig, deels ongunstig advies van 4 februari 2008 van het College van Burgemeester en Schepenen van Sint-Gillis-Waas, ongunstig voor: - het uitbreiden met 21.000 kippen (9.3.1.c.2 en 9.3.1.d); - opslag van 5.000 liter petroleum (17.3.6.1.b); - opslag van 335 m³ dierlijke mest (28.2.c.1); - een grondwaterwinning met een debiet van 1.510 m³/jaar (53.8.2); Overwegende dat de uitbreiding met een kippenstal voor 21.000 kippen bijkomende hinder naar de omwonenden toe zal veroorzaken; Overwegende dat voor het houden van 39.000 kippen in een potstal geen bijkomende mestopslag van 700 m³ vaste mest moet voorzien worden; dat de opslag beperkt wordt tot 410 m³; Overwegende dat er geen permanent toezicht is op de exploitatie; dat eventuele calamiteiten en/of problemen hierdoor te laat opgemerkt worden; dat hierdoor de inrichting niet behoorlijk kan worden geëxploiteerd; is het aangewezen de hernieuwing niet toe te staan; en gunstig voor het overige voor een termijn tot en met 14 december 2012 onder de toepasselijke algemene en sectorale milieuvergunningsvoorwaarden en een aantal bijzondere milieuvergunningsvoorwaarden (groenscherm, brandweer, oriënterend bodemonderzoek, verdeelslang, mestopslagplaats); Gelet op het gunstig advies van 14 februari 2008 van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Afdeling Milieuvergunningen dienst Oost- Vlaanderen (afgekort LNE; voorheen AMINAL-AMV) voor een termijn van 20 jaar onder de toepasselijke algemene en sectorale vergunningsvoorwaarden en een aantal bijzondere milieuvergunningsvoorwaarden (tankbeurten, groenscherm, brandweer); Gelet op het gunstig advies van 11 februari 2008 van het Intern Verzelfstandigd Agentschap, Vlaamse Milieumaatschappij, Afdeling Operationeel Waterbeheer (afgekort VMM-Afdeling Operationeel Waterbeheer; voorheen AMINAL-WATER) voor een grondwaterwinning met een debiet van 13 m³/dag en 4.350 m³/jaar uit één put met een diepte van 64,5 meter (Oligoceen Aquifer, HCOV-code 0400), voor een termijn tot einde milieuvergunning onder de toepasselijke algemene en sectorale milieuvergunningsvoorwaarden en een aantal bijzondere milieuvergunningsvoorwaarden (peilbuis, debietmeter, hemelwater, analyse peilmetingen); Gelet op het gunstig advies van 7 januari 2008 van het Agentschap Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed, Ruimtelijke Ordening Oost- Vlaanderen (afgekort IVA-RO; voorheen AROHM) vermits de bedrijvigheid vanuit stedenbouwkundig oogpunt zonder meer in overeenstemming is met de bestemming volgens het geldend plan, mits de exploitatievoorwaarden zo gesteld worden dat het woonklimaat van de omgeving niet wordt verstoord en mits het bekomen van de noodzakelijke stedenbouwkundige vergunning; Gelet op het feit dat de Vlaamse Landmaatschappij (afgekort VLM) geen advies uitbracht;

4 Gelet op het gunstig advies van 5 maart 2008 van de provinciale milieudeskundige voor een termijn van 20 jaar onder de gecoördineerde milieuvergunningsvoorwaarden; alle bestaande vergunningen kunnen worden opgeheven; Gelet op de volgende vaststellingen door de Provinciale Milieuvergunningscommissie: " De voorzitter licht de adviezen en het openbaar onderzoek toe. De provinciale dienst landbouw en platteland merkt op dat volgens de provinciale milieudeskundige aan de afstandsregels is voldaan. Er geldt een exploitatieverbod voor 60.001 kippen. In de praktijk is het zo dat er op de inrichting nooit effectief 60.000 kippen zullen aanwezig zijn. Van bij het begin is er sterfte. De provinciale milieudeskundige stelt dat er met betrekking tot het bedrijf in het verleden problemen zijn geweest. Het College van Burgemeester en Schepenen stelt dat de uitbreiding pas bespreekbaar is van zodra de exploitant de bestaande toestand op een degelijke manier en zonder hinder voor de omwonenden uitbaat. De provinciale milieudeskundige kan de gemeente hierin volgen. Bovendien moet benadrukt worden dat er vanaf 60.001 kippen een exploitatieverbod zou gelden. De voorzitter stelt dat het bijna onmogelijk is om het juiste aantal kippen te gaan tellen. De provinciale dienst landbouw en platteland stelt dat er bij het plaatsbezoek van LNE geen geurhinder werd vastgesteld. In de omgeving is er ook nog een varkensbedrijf. Gezien de overwegende meteorologische omstandigheden zal de geurhinder eerder van dit varkensbedrijf afkomstig zijn. LNE stelt dat er mogelijks in het verleden problemen zijn geweest. De exploitant lijkt nu wel inspanningen te doen om hieraan tegemoet te komen. De inrichting is in agrarisch gebied gesitueerd, op een afstand van 800 meter van het dichtste hindergevoelige gebied. De dichtste woningen bevinden zich eveneens in het agrarisch gebied. De provinciale dienst landbouw en platteland merkt op dat de exploitant een systeem kan voorzien om bij problemen gealarmeerd te worden, zodat aan de klacht met betrekking tot de permanentie op het bedrijf wordt tegemoet gekomen. LNE stelt dat de geurhinder niet uit te sluiten is. De geurhinder neemt uiteraard evenredig met het aantal gehouden kippen toe. De inrichting ligt wel in agrarisch gebied. De provinciale milieudeskundige merkt op dat er tijdens zijn plaatsbezoek geen kippen aanwezig waren op het bedrijf. De voorzitter vraagt of de commissie het advies van LNE en de argumenten van de provinciale dienst landbouw en platteland kan bijtreden. De commissie gaat hiermee akkoord, maar betreurt dat het College van Burgemeester en Schepenen niet vertegenwoordigd is om haar advies toe te lichten"; Gelet op het horen door de Provinciale Milieuvergunningscommissie van de vertegenwoordiging van de exploitant die kennis neemt van de vaststellingen van de commissie, een nota neerlegt en hier verder niets aan toe te voegen heeft;

5 Gelet op het gunstig advies van 11 maart 2008 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie (afgekort PMVC) voor een termijn van 20 jaar onder de gecoördineerde milieuvergunningsvoorwaarden en het voorstel de lopende vergunningen op te heffen; Gelet op de beslissing van 31 januari 2008 van de Deputatie om de behandelingstermijn van de milieuvergunning te verlengen; Overwegende dat wat de aanvraag betreft het volgende kan gesteld worden: Met de voorliggende aanvraag beoogt de exploitant in hoofdzaak de uitbreiding met 21.000 kippen en de mestopslag. Verder worden een aantal aanhorigheden zoals mazout- en petroleumopslag, een verdeelslang, het stallen van voertuigen, een uitbreiding van het debiet van de grondwaterwinning aangevraagd. Als gevolg van deze grote investeringen wordt ook de vroegtijdige hernieuwing van volledige vergunning aangevraagd. Na de verandering omvat de inrichting: - 2 bestaande kippenstallen op stro met afmetingen ca. 19 meter op 65 meter met bijhorende petroleumopslag (2 x 4.000 liter) en opslag mestsappen en reinigingswater. - Een nieuwe mestkippenstal op stro met afmetingen ca. 22 op 60 meter met bijhorende petroleumopslag (5.000 liter) en opslag mestsappen en reinigingswater. - Een nieuwe loods met opslag vaste kippenmest (700 m³), opslag mazout (2.500 liter) met verdeelslang, opslag oliën, stalplaats voertuigen, noodstroomgroep en transformator. - Een hemelwateropvang (80 m³). - Een grondwaterwinning. Overwegende dat wat de planologische aspecten betreft het volgende kan gesteld worden: De inrichting is volgens het gewestplan agrarisch gebied gelegen in een agrarisch gebied, op een afstand van ca. 800 meter van het dichtstbijgelegen hindergevoelig gebied, zijnde een natuurreservaat De Salegemse Kreken. Er is eveneens een valleigebied gelegen op ca. 200 meter en een woongebied met landelijk karakter op ca. 350 meter. Woongebieden, ander dan woongebied met landelijk karakter, woonuitbreidingsgebieden, en bosreservaten bevinden zich op meer dan 1.000 meter. De percelen palen aan de straat, een bebouwd perceel en onbebouwde percelen (landbouwgronden). De onmiddellijke omgeving is schaars bebouwd, in een straal van 100 meter rondom de perceelsgrenzen staan ca. 5 woningen. De ligging van de inrichting in een agrarisch gebied is in overeenstemming met de bepalingen van het KB van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de gewestplannen.

6 Overwegende dat wat de milieuhygiënische aspecten betreft het volgende kan gesteld worden: Afvalstoffen De kadavers van de kippen worden op de ophaaldag op de daarvoor overeengekomen kadaverplaats aan de openbare weg in gesloten recipiënten gedeponeerd. Afvalwater Op de inrichting wordt geen huishoudelijk afvalwater geloosd. Er is momenteel nog geen bedrijfswoning aanwezig, enkel een caravan. Op de inrichting wordt ook geen bedrijfsafvalwater geloosd. Het reinigingswater van de stallen wordt opgevangen in cisternes. Bodem- en grondwater Het reinigingswater en de mestsappen worden op dit ogenblik reeds opgevangen in cisternes. De exploitant dienst daarvoor echter in bepaalde gevallen manueel de afsluiting van enkele afvoerbuizen aanpassen. Hierbij dient hij aandachtig na te gaan wat hij op dat ogenblik wil bereiken (lozen van niet verontreinigd hemelwater of opvangen van reinigingswater. De opslag van vaste mest zal gebeuren in de nieuw te bouwen loods op een betonnen vloer. Momenteel wordt de mest afgevoerd naar de kopakker. De opslag van brandstoffen gebeurt in bovengrondse enkelwandige ingekuipte en overdekte houders (vergunde petroleumhouders) of bovengrondse dubbelwandige houders (nieuwe petroleumhouder en nieuwe mazouthouder). Van de aanwezige houders werden keuringsattesten van 30 januari 2008 voorgelegd. Het tanken gebeurt momenteel binnen in de af te breken loods op een niet verharde bodem (aarde). Ook de motoraangedreven voertuigen worden in dezelfde loods op een niet verharde bodem gestald. Dit betekent momenteel een serieus risico op bodemverontreiniging. Zowel bij het plaatsbezoek van de milieudienst als bij dat van de provinciale milieudeskundige konden sporen van morsvlekken met olie en/of brandstof worden vastgeld. Het is aangewezen om voor de bouw van de nieuwe loods en het verharden van de grond een oriënterend bodemonderzoek uit te voeren. In de nieuw te bouwen loods zal een betonnen ondergrond worden voorzien. De exploitant dient de nodige absorptiemiddelen te voorzien om eventuele morsvloeistoffen op te ruimen. De oliën zullen op een lekbak komen te staan. Voor zover de inrichting wordt aangepast zoals voorzien in de milieuvergunningsaanvraag en er wordt geëxploiteerd volgens de regels van het goed vakmanschap, zou de kans op bodem- en grondwaterverontreiniging tot het aanvaardbare kunnen worden beperkt. Geluidshinder Geurhinder De onmiddellijke omgeving is matig bebouwd: er staan een vijftal woningen in een straal van 100 meter. Aan de overzijde van de straat bevindt zich nog een ander landbouwbedrijf (varkens).

7 Qua transport zijn er vooral de aanvoer van kuikens, de afvoer van kippen, de afvoer van mest en de aanvoer van voeder. De noodstroomgroep zal in de nieuwe loods worden opgesteld. Naar geluidshinder toe moet het mogelijk zijn om de inrichting met minimale hinder voor de omgeving te exploiteren. Uit de resultaten van het openbaar onderzoek blijkt evenwel dat er voor de omwonenden momenteel heel wat hinder zou zijn als gevolg van activiteiten gedurende de avond- (en nacht)periode, nl het ophalen van de slachtrijpe dieren en reinigingsactiviteiten. Volgens de exploitant bestaan de activiteiten 's avonds (en/of 's nachts) enkel uit het laden van de kippen (ca. 7 x per jaar). Bij het plaatsbezoek van de afdeling milieuvergunningen van LNE werd geen geurhinder waargenomen (kippen 5 weken oud). Bij het plaatsbezoek van de provinciale milieudeskundige waren op de inrichting geen kippen aanwezig. Er werd vastgesteld dat de inrichting op een nette manier wordt geëxploiteerd. De omliggende woningen, allen gelegen in het agrarisch gebied, kunnen als gevolg van de exploitatie een zekere geurhinder ondervinden. De woningen zijn wel gunstig gelegen ten opzichte van de overheersende zuidwestenwinden. Voor deze woningen is onder die meteorologische omstandigheden geurhinder meer mogelijk vanwege de varkenshouderij aan de overzijde van de straat. Uit de resultaten van het openbaar onderzoek blijkt dat er ook opmerkingen zijn met betrekking tot geurhinder. Navraag bij de gemeentelijke milieudienst leert dat er aangaande het bedrijf inderdaad klachten bekend zijn. Door de geplande uitbreiding van het bedrijf met meer dan 50 % zal de geurhinder zeker niet afnemen. Grondwaterwinning Het betreft een hoogwaardige toepassing (drinkwater vee) en het aangevraagde debiet van 13 m³/dag en 4.350 m³/jaar is in overeenstemming met de werkelijke behoeften. Op basis van het aantal dieren wordt de waterbehoefte (enkel drinkwater) voor de dieren geraamd op 4.320 m³/jaar. De capaciteit van de watervoerende laag (Oligoceen, HCOV-code 0400) is voldoende om het benodigde debiet te leveren. Binnen een straal van 2 km rond het bedrijf zijn er vergunningen afgeleverd voor een volume van ongeveer 91.000 m³/jaar grondwater op te pompen uit die watervoerende laag (exclusief de huidige vergunning die de aanvrager wenst te vernieuwen). Door het gevraagde debiet zal de capaciteit van de watervoerende laag nog niet in het gedrang komen. Naar aanleiding van het plaatsbezoek van 4 maart 2008 van de provinciale milieudeskundige kunnen volgende bijkomende opmerkingen worden gemaakt debietmeting: debietsmeter nog niet aanwezig peilmeting: peilbuis, er werden reeds peilmetingen uitgevoerd afwerking put(ten): betonnen constructie, afgesloten met een deksel waterbehandeling: geen De oppervlakte van de stallen en loods bedraagt ongeveer 4.668 m 2. Van een dergelijke dakoppervlakte kan jaarlijks theoretisch ongeveer 3.361 m 3 regenwater opgevangen worden. Uit berekeningen blijkt dat met een regenwaterberging van 80 m 3 er, bij een leegstand van 1%, dagelijks ongeveer

8 3 m 3 regenwater ter beschikking zou zijn voor laagwaardige toepassingen zoals reiniging van de stallen. Met betrekking tot de opvang en gebruik van hemelwater is momenteel niets voorzien op de inrichting. Ingevolge de voorliggende aanvraag wordt een nieuwe loods en stal opgetrokken. De exploitant stelt in het dossier zelf voor om bij de nieuwe loods een regenwaterberging te voorzien van minimum 80 m³. Dit water zal gebruikt worden voor laagwaardige toepassingen zoals het reinigen van de stallen. Er dient evenwel opgemerkt dat ingevolge de gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 1 oktober 2004 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, moet worden gekozen voor opvang en gebruik, infiltratie of vertraagde afvoer van het hemelwater van de nieuw te bouwen stallen, loods en de eventueel aansluitende verhardingen. Dit dient geregeld via de bouwvergunning. In het kader van het advies van de provinciale deskundige grondwater werd de waterbalans van het bedrijf nagezien, werd het effect beoordeeld van de aangevraagde grondwaterwinning op de watervoerende laag (kwantitatief en kwalitatief), alsook op de (natuurlijke) omgeving en op naburige winningen, werden de risico's op zettingen ingeschat, werd de hoogwaardigheid van de toepassingen geëvalueerd samen met de reeds geleverde inspanningen en verdere mogelijkheden inzake watersparende maatregelen en alternatieve waterbevoorrading. Deze beoordeling geeft aanleiding tot een beperking van het debiet en/of het opleggen van bijzondere vergunningsvoorwaarden bovenop de algemene en sectorale vergunningsvoorwaarden. Dit moet de aantasting van de watervoerende laag en de daaruit voortvloeiende hinder en risico's tot een aanvaardbaar niveau herleiden. Inplantingsregels Aangezien de pluimveehouderij met meer dan 50 % uitbreidt is de inrichting volgens de definities van Vlarem II te aanzien als nieuw, zodat de afstandsregels van Vlarem II van toepassing zijn. Uitgaande van het aantal waarderingspunten (140) en het aantal stuks gevogelte (60.000) is een minimale afstand tot gevoelige gebieden vereist zijn van 300 meter. Aan deze voorwaarde is voldaan. Er dient te worden gewezen op het exploitatieverbod van artikel 5.9.5.3 5 van Vlarem II voor deze inrichting (met 140 waarderingspunten) op dezelfde locatie mochten er 60.001 kippen worden gehouden. Mestproductie Mestafzet Mestdecreet Sinds 1 januari 2008 is er een volledige loskoppeling van de milieuvergunning en het Mestdecreet (artikel 80, 2 van het decreet van 22 december 2006 (BS 29 december 2006). Bijgevolg zijn er voor het afleveren van een milieuvergunning geen limiterende bepalingen meer met betrekking tot de mestproductie, bewezen mestafzet, e.d. De exploitant dient er overeenkomstig de bepalingen van het Mestdecreet wel over te waken dat er beschikking is over voldoende nutriëntenemissierechten (NER-D) voor het aanhouden van de te vergunnen veestapel. Dit aspect maakt echter geen onderdeel uit van de beoordeling van de milieuvergunningsaanvraag.

9 Mestopslag Rekening houdend met de bepalingen aangaande mestopslag van bijlage 5.9 van Vlarem II is er geen mengmestopslag vereist en een vaste mestopslagcapaciteit van 420 m³. Gezien de totale mengmestopslagcapaciteit 45 m³ en de vaste mestopslagcapaciteit 700 m³ bedraagt, wordt er voldaan aan resp. artikel 5.9.2.3. en artikel 5.9.2.2 5 van Vlarem II. Ammoniakemissiearme stallen Uit de aanvraag is af te leiden dat een nieuwe pluimveestal zal worden gebouwd. Voor het houden van mestkippen bestaan er evenwel geen goedgekeurde ammoniakemissiearme stalsystemen, derhalve is de voorwaarde met betrekking tot de systemen voor ammoniakemissiereductie uit varkens- en pluimveestallen (MB 19 maart 2004, BS 14 oktober 2004) hier niet van toepassing. Veiligheid Het bepalen en het aanbrengen van de noodzakelijke brandpreventieen brandbestrijdingsmiddelen dient te gebeuren in overleg met en volgens de richtlijnen van de plaatselijke brandweer. Visuele hinder De inrichting beschikt reeds gedeeltelijk over een groenscherm. De noodzakelijke uitbreiding van het groenscherm dient te gebeuren op advies van en in samenspraak met de gemeentelijke milieudienst. Vroegtijdige hernieuwing Via deze aanvraag wordt de hernieuwing van de vergunning voor 20 jaar voor de ganse inrichting, op basis van artikel 18, 3, 2 (belangrijke verandering) van het milieuvergunningendecreet aangevraagd. De bouw van een nieuwe loods (en stal) kan in dit opzicht als een belangrijke verandering worden beschouwd. Watertoets In deze passage wordt nagegaan of de inrichting gelegen is in een overstromingsgebied en of de inrichting nadelige effecten zou kunnen veroorzaken op het overstromingsrisico voor de omgeving. De watertoets beslaat evenwel een ruimer toepassingsgebied. De afweging van de overige effecten op het aquatisch milieu gebeurt afhankelijk van de noodzaak bij de bespreking van de andere milieuhygiënische aspecten in de daartoe bedoelde ondertitel, bijvoorbeeld afvalwater, grondwater,. Deze specifieke afwegingen worden hier niet meer herhaald. De inrichting is gelegen in het 'Beneden Scheldebekken'. Volgens de overstromingsinformatie op www.geo-vlaanderen.gisvlaanderen.be is de inrichting niet gelegen in een overstromingsgebied of in een risicozone voor overstromingen. Er wordt een nieuwe stal gebouwd, maar door het opleggen van een hemelwaterberging conform de gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 1 oktober 2004 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater,

10 worden geen wijzigingen van de effecten van de inrichting op het overstromingsrisico voor de omgeving verwacht. Overwegende dat de milieuvergunningsaanvraag dient beoordeeld te worden op haar planologische en milieuhygiënische verenigbaarheid; dat het al dan niet resulteren van de uitvoering van een milieuvergunningsaanvraag in een waardevermindering van een onroerend goed daar geen onderdeel van uitmaakt; Overwegende dat de drie bezwaarschriften ingediend tijdens het openbaar onderzoek als volgt kunnen worden geargumenteerd: - Nog meer geurhinder door een serieuze uitbreiding (meer mest opslag en een derde meer kippen). het gaat inderdaad om een aanzienlijke uitbreiding, en niet om een derde meer kippen, maar 53,8 % meer kippen, waardoor mogelijke geurhinder zeker niet zal verminderen. - Niets aantrekken van milieuwetgeving; Gedurende 15 jaar werd afvalwater illegaal in de gracht geloosd, pas sinds december 2007 werden er septische putten gestoken. Met de huidige aanvraag wenst de exploitant zich in regel te stellen met de vigerende wetgeving; bij het plaatsbezoek van de provinciale milieudeskundige werden geen overlopen naar oppervlaktewater van de opvangputten voor reinigingswater van de stallen vastgesteld, waarmee niet wordt beweerd dat dit in het verleden niet het geval kan geweest zijn; Bij de gemeentelijke milieudienst zijn omtrent dit bedrijf klachten bekend. - Lawaaihinder doordat er meestal 's nachts wordt gewerkt: o.a. stallen reinigen; geen rekening houden met de omwonenden. Volgens de exploitant (ook vermeld in het aanvraagdossier zijn de nachtelijke activiteiten beperkt tot het laden van de slachtrijpe kippen (7 x per jaar). Bij de gemeentelijke milieudienst zijn omtrent dit bedrijf klachten bekend; - Het gaat om een verlaten bedrijf, de bedrijfsleider is praktisch nooit aanwezig (woont in Heusden). Volgens de gegevens van de gemeente (bevolkingsregister) is de exploitant op het exploitatieadres ingeschreven. Volgens de exploitant zelf (en dit blijkt ook uit het advies van de gemeente) is de exploitant heel weinig op het exploitatieadres aanwezig, hetgeen een snelle opvolging van eventuele problemen niet ten goede komt. - Vliegenplagen. In het verleden werd de mest opgeslagen op de kopakker van de omliggende landbouwpercelen. Door het bouwen van een nieuwe loods met gesloten mestopslag, zal dit probleem moeten opgelost raken, mits een degelijke bestrijding van vliegen. Overwegende dat de exploitant, overeenkomstig artikel 43 2. van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning steeds alle maatregelen dient te nemen om schade en hinder te voorkomen; Overwegende dat de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig artikel 20 van het milieuvergunningsdecreet, onverminderd de bepalingen van dezelfde wetten, decreten en uitvoeringsbesluiten bij het verlenen van een

11 vergunning bijzondere voorwaarden kan opleggen, met het oog op de bescherming van de mens en het leefmilieu; Overwegende dat, wat voorafgaat in acht genomen, kan gesteld worden dat de risico's voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting, mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat de gevraagde exploitatie milieuhygiënisch, stedenbouwkundig en planologisch verenigbaar is met de onmiddellijke omgeving; dat bijgevolg de gevraagde vergunning kan worden verleend; besluit: Artikel 1. Aan de heer Zaman Jan, Eeckbergstraat 64 te 9170 Sint- Gillis-Waas wordt de vergunning verleend voor het verder exploiteren en veranderen van een pluimveebedrijf aan de Eeckbergstraat 64 te 9170 Sint- Gillis-Waas, op de percelen, kadastraal bekend onder Sint-Gillis-Waas, Afdeling 1, Sectie A, Nrs. 675/b, 687/b, 689/b, 690/a met als voorwerp: de hernieuwing van de vergunning voor: - 9.3.1.c.2. (1) Stallen met plaatsen voor 39.000 (braad)kippen ouder dan 1 week; - 17.3.6.1.b. (3) Opslag van 8.000 liter P3-vloeistoffen in bovengrondse houders; - 28.2.c.1. (3) Opslag van 20 m³ dierlijke mest; - 53.8.2 (2) grondwaterwinning met een maximaal debiet van 10 m³/dag en 3.400 m³/jaar uit één boorput met een diepte 64,5 meter (Oligoceen, HCOVcode 0400); de wijziging door: - 9.5.c.2 (1) rubriek vervalt aangezien er geen runderen meer worden gehouden; de uitbreiding met/van: - 9.3.1.c.2. (1) Stallen met plaatsen voor 21.000 (braad)kippen ouder dan 1 week (totaal wordt 60.000) - 9.3.1.d. (1, X) Intensieve pluimveehouderij met plaatsen voor 60.000 (braad)kippen; - 12.2.1. (3) Transformator van 100 kva; - 15.1.1. (3) Stallen van 15 voertuigen en/of aanhangwagens; - 17.3.6.1.b. (3) Opslag van 7.500 liter P3-vloeistoffen in bovengrondse houders;

12-17.3.7.1. (3) Opslag van 412 liter oliën in verplaatsbare recipiënten; - 17.3.9.1. (3) Eén mazoutverdeelslang; - 28.2.c.1. (3) Opslag van 725 m³ dierlijke mest; - 31.1.1.b. (3) Stroomgroep van 86 kw; - 53.8.2 (2) uitbreiding debiet grondwaterwinning met een maximaal debiet van 3 m³/dag en 950 m³/jaar (tot 13 m³/dag en 4.350 m³/jaar) uit één boorput met een diepte 64,5 meter (Oligoceen, HCOV-code 0400); de toevoeging van: Na de hernieuwing van de vergunning en de verandering is de inrichting globaal vergund voor: 9.3.1.c.2. (1) Stallen met plaatsen voor 60.000 (braad)kippen ouder dan 1 week. 9.3.1.d. (1, X) Intensieve pluimveehouderij met plaatsen voor 60.000 (braad)kippen. 12.2.1. (3) Transformator van 100 kva. 15.1.1. (3) Stallen van 15 voertuigen en/of aanhangwagens. 17.3.6.1.b. (3) Opslag van 15.500 liter P3-vloeistoffen in bovengrondse houders: - 13.000 liter petroleum (2 x 4.000 liter + 5.000 liter); - 2.500 liter mazout. 17.3.7.1. (3) Opslag van 412 liter oliën in verplaatsbare recipiënten. 17.3.9.1. (3) Eén mazoutverdeelslang. 28.2.c.1. (3) Opslag van 745 m³ dierlijke mest, waarvan 700 m³ vaste mest en 45 m³ mengmest. 31.1.1.b. (3) Stroomgroep van 86 kw. 53.8.2 (2) grondwaterwinning met een maximaal debiet van 13 m³/dag en 4.350 m³/jaar uit één boorput met een diepte 64,5 meter (Oligoceen, HCOV-code 0400). Art. 2. De milieuvergunning wordt verleend voor een termijn van 20 jaar vanaf de datum van ondertekening van onderhavig besluit.

13 Art. 3. Deze milieuvergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende uitbatingsvoorwaarden: 1. Algemene milieuvoorwaarden 1. VLAREM.V01: Algemene milieuvoorwaarden - Algemeen 2. VLAREM.V02: Algemene milieuvoorwaarden - Geluid 3. VLAREM.V03: Algemene milieuvoorwaarden - Oppervlaktewater 4. VLAREM.V05: Algemene milieuvoorwaarden - Lucht 5. VLAREM.V109 Algemene milieuvoorwaarden Licht 2. Sectorale milieuvoorwaarden 6. VLAREM.V32 Dieren 7. VLAREM.V35 Elektriciteit 8. VLAREM.V37 Garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen 9. VLAREM.V46A Opslag van gevaarlijke producten algemene bepalingen 10. VLAREM.V46C - Opslag van gevaarlijke producten opslag van gevaarlijke vloeistoffen in bovengrondse houders 11. VLAREM.V57 - Opslag van gevaarlijke producten Brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen 12. VLAREM.V69 - Motoren met inwendige verbranding 13. VLAREM.V93 - Winning van grondwater 3. Bijzondere milieuvoorwaarden 14. M.b.t. het gebruik van een KWS-afscheider a) De KWS-afscheider dient regelmatig gereinigd te worden. De afvalstoffen die hierbij vrijkomen dienen opgehaald door daartoe erkende ophaler. b) De KWS-afscheider dient voldoende gedimensioneerd en voorzien van een automatische afsluiter. 15. M.b.t. de opvang van hemelwater Het hemelwater afkomstig van het dak van de bedrijfsgebouwen dient opgevangen te worden in (een) hemelwaterput(ten) van minstens 80.000 l. Het opgevangen hemelwater wordt maximaal aangewend en minstens gebruikt voor de toiletspoeling en/of andere laagwaardige toepassingen (reinigen lokalen, ), de reiniging van de stallen en voertuigen, als sproeiwater voor gewasbehandeling en andere laagwaardige toepassingen. 16. M.b.t. de visuele hinder Tijdens het eerstvolgende plantseizoen dient in overleg met en volgens de richtlijnen van het gemeentebestuur een winterharde en landschappelijk geïntegreerde groenaanleg gerealiseerd. Deze aanplant moet voldoende dicht zijn van structuur en bestaan uit streekeigen hoogstammige bomen, struiken en heesters. 17. M.b.t. de werktijden Rustverstorende activiteiten zijn verboden van 21.00 uur tot 7.00 uur, met uitzondering van het laden van slachtrijpe dieren (7 x per jaar).

14 Het bepalen en het aanbrengen van de noodzakelijke brandpreventie- en brandbestrijdingsmiddelen gebeurt in overleg met en volgens de richtlijnen van de plaatselijke brandweer. 18. M.b.t. de opslag en verwerking van afvalstoffen a) De constructie van de ruimten waar afvalstoffen tijdelijk zijn opgestapeld is zodanig dat accidenteel uit bepaalde recipiënten ontsnappende vloeistoffen, morsvloeistoffen en uitlogingen op een bevloering terechtkomen, die voorzien is van opvanggoten en vervolgens naar één of meerdere opvangputten kunnen geleid worden. b) Het is verboden afvalstoffen in brand te steken of te verwijderen door lozing. c) Het is verboden zich van afvalstoffen te ontdoen anders dan door afvoer naar erkende resp. vergunde ophalers en verwerkers van afvalstoffen. 19. M.b.t. de aanleg van groenvoedersilo s a) De groenvoedersilo dient gebouwd te worden uit een waterdicht materiaal zodat de inhoud droog bewaard blijft. b) De groenvoedersilo dient goed afgedekt en steeds volledig gesloten om uitloging, geurhinder en hinder door ongedierte te voorkomen. c) De lozing van silosap in de bodem en in oppervlaktewater is verboden. 20. M.b.t stationair draaien van motoren Om geluidshinder en luchtverontreiniging te voorkomen, moeten de motoren van de bedrijfsvoertuigen tijdens wachtperioden en laad- en losoperaties stilgelegd worden, tenzij het noodzakelijk is voor de aandrijving van pompen, kranen, hefbruggen, e.d.. 21. M.b.t. de tankbeurten Tijdens het tanken moeten de nodige voorzorgen worden getroffen om morsen te voorkomen waarbij de nodige absorptiemiddelen moeten voorradig zijn om gemorste vloeistoffen te neutraliseren zodat bodem- en grondwaterverontreiniging wordt vermeden. 22. M.b.t. een grondwaterwinning a) In afwijking van artikel 5.53.2.2 moet in de winningsput een rechte peilbuis worden voorzien, met een diameter van minstens 25 mm, waarin een peillood of logger kan neergelaten worden voor het meten van het grondwaterpeil. b) In afwijking van de artikels 5.53.3.1 en 5.53.3.3 van VLAREM II dient elke winningsput te worden uitgerust met een debietmeter, geplaatst voor het eerste aftappunt van het gewonnen grondwater. Voor winningsputten voorzien van een dompelpomp wordt de debietmeter geplaatst in de toezichtskamer van de pompput, voor winningsputten met een bovengrondse pomp onmiddellijk na de pomp. Maandelijks dient de tellerstand van elke debietmeter genoteerd te worden in een register. c) In afwijking van artikel 5.53.4.6 dient in elke winningsput minimum maandelijks het peil in werking en in rust te worden opgemeten en genoteerd in een register. Bij het peil "in werking" wordt ook het ogenblikkelijk debiet genoteerd en bij het peil "in rust" de duur van de voorafgaande rustperiode. d) In afwijking van artikel 5.53.4.3. ook al is het debiet <30.000 m 3 /jaar- mag het grondwaterpeil in de winningsput in geen geval dalen onder het dak van de laag. Het maximaal toelaatbaar afpompingsniveau in de winningsput bedraagt 40 m-mv (= 40 m onder het maaiveld of 37 mtaw); er dient vermeden te worden dat het peil in de put onder dit niveau daalt; daarvoor

15 zijn er 3 mogelijkheden, nl: a) de pomp wordt boven voormeld niveau opgehangen; b) er wordt een afslagmechanisme voorzien dat de pomp stillegt wanneer voormeld niveau bereikt wordt; c) het debiet van de pomp wordt zo geregeld dat het peil "in werking" boven voormeld niveau blijft. e) In afwijking van artikel 5.53.4.5 van VLAREM II moet de kwaliteit van het opgepompte ruwe grondwater (d.i. vóór de waterbehandeling) minstens 1 x per jaar worden geanalyseerd op de volgende parameters: ph, elektrische geleidbaarheid (in µs/cm), temperatuur, totale hardheid (in F), tijdelijke hardheid (in F), alkaliniteit t.o.v. methyloranje, alkaliniteit t.o.v. fenolftaleïne, en tevens minstens de volgende ionen (in mg/l): Anionen : SO 4 2- NO 3 - PO 4 3- OH - F - NO 2 - Cl - CO 3 2- HCO 3 - Kationen : Ca 2+ Na + NH 4 + Fe 2+ K + Mg 2+ Mn 2+ Fe 3+ De ionenbalans moet hierbij in evenwicht zijn; d.w.z. dat de fout op de ionenbalans maximum 5% mag bedragen. Deze fout kan als volgt berekend worden: (kationentotaal anionentotaal) / (kationentotaal + anionentotaal) < 0,05. Deze analyses dienen bovendien aangevuld te worden met een onderzoek inzake de bacteriologische kwaliteit op volgende parameters: totale kiemen bij 37 C/ml, totale colibacteriën/100ml, fecale colibacteriën/100ml, fecale streptokokken/100ml. f) Om verontreiniging van de watervoerende laag te vermijden dienen de winningsputten bovenaan steeds goed te worden afgesloten. In het bijzonder dient vermeden te worden dat verontreiniging, insijpelend regenwater, oppervlaktewater of ondiep grondwater van bovenaf in de winningsputten terechtkomt. 23. M.b.t. de loods Vóór de aanvang van de bouw van de nieuwe loods moet er op die plaats een oriënterend bodemonderzoek worden uitgevoerd. 24. M.b.t. de mestopslag a) Alle voorzorgen moeten worden genomen om hinder van ongedierte (o.a. vliegen) te voorkomen. b) Alle openingen in de zijmuren moeten worden voorzien van vliegengaas. Wanneer deze stuk is, moet deze onmiddellijk worden vervangen. c) Er moet steeds gewerkt worden met gesloten poort. De poort moet aan de binnenkant van de loods geplaatst worden. De ruimte tussen de poort en de wanden moet worden afgesloten dmv een soepele rubber. Art. 3bis. De exploitant wordt gewezen op de volgende aandachtspunten: Overstorten en afleidingskanalen van mestopslagplaatsen naar oppervlaktewater zijn verboden (artikel 5.9.2.2 4). Ingevolge de voorliggende aanvraag wordt een nieuwe loods gebouwd. Hiervoor zal in het kader van de gewestelijke stedenbouwkundige

16 verordening van 1 oktober 2004 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, moeten worden gekozen voor opvang en gebruik, infiltratie of vertraagde afvoer van het hemelwater van de loods en de eventueel aansluitende verhardingen. Dit dient geregeld via de bouwvergunning. Art. 4. Volgende lopende vergunningen worden opgeheven: ARAB-vergunning: - Besluit van het College van Burgemeester en Schepenen van 15 december 1992 (tot en met 14 december 2012) houdende aktename voor 80 runderen, 1 paard en opslag van 346 m³ dierlijke mest. Milieuvergunningen: - Besluit van de Deputatie van 18 november 1993 (tot en met 14 december 2012)houdende toevoeging met: 2 braadkippenstallen van elk 19.500 stuks en een bovengrondse opslagtank voor 8.000 liter petroleum. - Besluit van de Deputatie van 7 april 2005 (tot en met 14 december 2012) houdende uitbreiding met grondwaterwinning, debiet 3.400 m³/jaar; Art. 5. 1. De in artikel 1 vergunde inrichting dient uiterlijk in gebruik te worden genomen binnen een termijn van 3 jaar, te rekenen vanaf de datum van onderhavige milieuvergunning. 2. In de mate dat voor de inrichting, die het voorwerp uitmaakt van de in artikel 1 bedoelde vergunning, krachtens het decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening van 18 mei 1999, een stedenbouwkundige vergunning nodig is, wordt onderhavige milieuvergunning geschorst, zolang de stedenbouwkundige vergunning niet definitief is verleend. De aanvangsdatum van de vergunningstermijn van onderstaande milieuvergunning wordt verdaagd tot de dag dat deze stedenbouwkundige vergunning definitief verleend is. De exploitant dient de datum waarop de stedenbouwkundige vergunning werd verleend bij ter post aangetekende zending mee te delen aan de overheid die de milieuvergunning heeft verleend. 3. Wordt de in 2. bedoelde stedenbouwkundige vergunning geweigerd, dan vervalt de in artikel 1 bedoelde milieuvergunning van rechtswege op de dag van de weigering van de stedenbouwkundige vergunning in laatste aanleg. Art. 6. Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. Art. 7. 1. Een bijkomende vergunning moet worden aangevraagd voor elke verandering van de vergunde inrichting. 2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant, dient uiterlijk tien kalenderdagen voor de datum van overname gemeld aan de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. 3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd, overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement

17 betreffende de Milieuvergunning, tussen de achttiende en de twaalfde maand voor het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. Art. 8. Een eensluidend verklaard afschrift van deze beslissing zal, samen met het attest inzake de datum van de verzending, verzonden worden aan: - de exploitant; - het College van Burgemeester en Schepenen van ; - de Provinciale Milieuvergunningscommissie; - het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Afdeling Milieuvergunningen dienst Oost-Vlaanderen; - het Intern Verzelfstandigd Agentschap, Vlaamse Milieumaatschappij, Afdeling Operationeel Waterbeheer; - het Agentschap Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed, Ruimtelijke Ordening Oost-Vlaanderen; - het Vlaams Energieagentschap; - het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Afdeling Milieu-inspectie dienst Oost-Vlaanderen; - de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij; - het Intern Verzelfstandigd Agentschap, Vlaamse Milieumaatschappij; - de Federale Overheidsdienst, Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg; - de nv Aquafin; - de Vlaamse Landmaatschappij; Een soortgelijk afschrift wordt verzonden aan de bevoegde Burgemeester met de opdracht de beslissing bekend te maken, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IX van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. Art. 9. Tegen deze beslissing kan, overeenkomstig de modaliteiten en de termijnen beschreven in het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning (aangetekende brief binnen de 30 kalenderdagen na de betekening van deze beslissing), mits betaling van de voorgeschreven dossiertaks, beroep worden ingediend bij de Vlaamse Regering, vertegenwoordigd door de Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, p/a Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 Brussel. Gent, 3 april 2008 namens de Deputatie: de Provinciegriffier get. Albert De Smet de Waarnemend-Voorzitter get. Alexander Vercamer Voor eensluidend afschrift, Namens de Provinciegriffier, De gemachtigde Ambtenaar, Raf Barzeele dienstchef