Datum van inontvangstneming : 16/09/2013



Vergelijkbare documenten
Datum van inontvangstneming : 23/03/2017

Datum van inontvangstneming : 22/05/2014

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

Datum van inontvangstneming : 28/02/2013

Datum van inontvangstneming : 23/10/2015

Datum van inontvangstneming : 23/01/2019

Datum van inontvangstneming : 11/12/2012

Datum van inontvangstneming : 31/08/2015

Datum van inontvangstneming : 31/01/2013

Datum van inontvangstneming : 03/11/2015

Datum van inontvangstneming : 22/08/2013

Datum van inontvangstneming : 27/11/2012

Datum van inontvangstneming : 19/07/2016

Datum van inontvangstneming : 26/06/2014

Datum van inontvangstneming : 13/11/2015

Datum van inontvangstneming : 23/07/2013

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 november 2007 (04.12) (OR. en) 14449/07 JUSTCIV 281

Datum van inontvangstneming : 13/11/2018

Datum van inontvangstneming : 19/06/2012

Datum van inontvangstneming : 21/03/2017

Datum van inontvangstneming : 28/12/2015

Datum van inontvangstneming : 05/09/2016

Datum van inontvangstneming : 30/07/2017

Datum van inontvangstneming : 06/02/2014

Datum van inontvangstne ming : 01/05/2012

Vertaling C-441/13-1. Zaak C-441/13. Verzoek om een prejudiciële beslissing

Datum van inontvangstneming : 19/09/2017

Datum van inontvangstneming : 19/06/2015

Datum van inontvangstneming : 04/01/2018

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016

Datum van inontvangstneming : 20/09/2016

Datum van inontvangstneming : 24/01/2014

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

Datum van inontvangstneming : 22/07/2016

Datum van inontvangstneming : 20/11/2015

Datum van inontvangstneming : 22/05/2017

Datum van inontvangstneming : 22/04/2013

Datum van inontvangstneming : 26/05/2014

Datum van inontvangstneming : 07/02/2018

Datum van inontvangstneming : 26/02/2019

ECLI:NL:RBAMS:2015:9685

Datum van inontvangstneming : 04/07/2017

Datum van inontvangstneming : 08/07/2016

Datum van inontvangstneming : 20/01/2017

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 29 november 2007 *

Datum van inontvangstneming : 16/07/2015

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014

Datum van inontvangstneming : 19/11/2015

Hof van Cassatie van België

Datum van inontvangstne ming : 24/05/2012

Datum van inontvangstneming : 25/08/2014

Jurisprudentie. BESCHIKKING VAN HET HOF (Zesde kamer) 14 juni 2017 *

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013

Datum van inontvangstneming : 20/06/2017

Datum van inontvangstneming : 01/09/2015

» Samenvatting. » Uitspraak. Het verdere procesverloop in hoger beroep

Hebben besloten hiertoe een Verdrag te sluiten en zijn overeengekomen als volgt:

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

» Samenvatting. Internationale kinderalimentatie, Internationale bevoegdheid. [EEX-Verordening - 2; 5 lid 2]

Date de réception : 24/02/2012

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 307bis van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Cassatie.

Datum van inontvangstneming : 16/12/2016

Datum van inontvangstneming : 13/08/2015

ECLI:NL:RBNHO:2013:9371

Datum van inontvangstneming : 06/04/2017

Datum van inontvangstneming : 08/04/2014

Datum van inontvangstneming : 01/02/2013

Datum van inontvangstneming : 07/09/2015

Datum van inontvangstneming : 24/03/2016

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Date de réception : 01/03/2012

Datum van inontvangstneming : 09/10/2017

Datum van inontvangstneming : 29/10/2013

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611

Datum van inontvangstneming : 10/01/2018

Datum van inontvangstneming : 22/02/2013

Datum van inontvangstneming : 05/08/2014

Hof van Cassatie van België

Datum van inontvangstneming : 07/05/2015

Datum van inontvangstneming : 04/03/2013

Datum van inontvangstneming : 13/10/2017

Datum van inontvangstneming : 21/01/2013

Rolnummer Arrest nr. 174/2005 van 30 november 2005 A R R E S T

ASML. ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 14 december 2006*

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 145, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Gent.

Datum van inontvangstneming : 19/06/2015

Hof van Cassatie van België

Datum van inontvangstneming : 15/09/2016

Datum van inontvangstneming : 06/02/2017

Datum van inontvangstneming : 02/07/2015

Datum van inontvangstneming : 20/09/2016

Datum van inontvangstneming : 07/04/2017

JPF 2012/161 Rechtbank Dordrecht 30 mei 2012, 96504/FA RK ; 96507/FA RK ; LJN BW7709. ( mr. Haerkens-Wouters )

Datum van inontvangstneming : 23/07/2015

van Marokkaanse nationaliteit, eiseres, gemachtigde: mr. W.P.C, de Vries. advocaat te Amsterdam,

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856

Datum van inontvangstneming : 08/11/2016

Hof van Cassatie van België

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 9 februari 2006 *

Transcriptie:

Datum van inontvangstneming : 16/09/2013

Vertaling C-442/13-1 Zaak C-442/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 6 augustus 2013 Verwijzende rechter: Oberster Gerichtshof (Oostenrijk) Datum van de verwijzingsbeslissing: 6 juni 2013 Verzoekende partij: Sarah Nagy Verwerende partij: Marcel Nagy Het Oberste Gerichtshof heeft (omissis) in de alimentatiezaak van de minderjarige Sarah Nagy, geboren op 13 oktober 2004 en woonachtig (omissis) te 3100 St. Pölten, (omissis), waarin het kind, vertegenwoordigd door het Land Niederösterreich als verantwoordelijke voor de jeugdzorg (omissis), beroep in Revision heeft ingesteld tegen de uitspraak van het Landesgericht St. Pölten van 3 oktober 2011 (omissis), die gewezen is in het kader van het hoger beroep van vader Marcel Nagy, woonachtig te 4030 Linz (omissis) en waarbij de uitspraak van het Bezirksgericht St. Pölten van 16 januari 2012 (omissis) is vernietigd, de voorafgaande procedure nietig is verklaard en de vordering tot vaststelling van de alimentatie is afgewezen, in besloten zitting het volgende beslist: [Or. 2] A. Het Hof van Justitie van de Europese Unie wordt overeenkomstig artikel 267 VWEU verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen: 1. Zijn twee zaken aanhangig tussen dezelfde partijen in de zin van artikel 12 van verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van NL

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 6. 6. 2013 ZAAK C-442/13 onderhoudsverplichtingen (PB 2009, L 7, blz. 1), wanneer in de ene zaak het kind voor het verleden en het heden alimentatie vordert van zijn vader, terwijl de vader in een andere zaak een echtscheidingszaak verzoekt dat zijn alimentatieverplichting ten opzichte van het kind en zijn uitkering aan de moeder wordt vastgesteld voor de periode na de echtscheiding? 2. Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, rijst de volgende vraag: Wanneer de onderhoudsgerechtigde in de ene zaak verzoekt om betaling van de lopende onderhoudsschuld en de onderhoudsplichtige in een andere zaak verzoekt om vaststelling van het alimentatiebedrag dat hij vanaf een bepaald tijdstip in de toekomst zal moeten uitkeren, hebben die verzoeken dan vanaf dat toekomstige tijdstip hetzelfde onderwerp en dezelfde oorzaak in de zin van artikel 12 van de verordening? B. (omissis)[schorsing van de behandeling] Motivering 1. Feiten De minderjarige is de wettige dochter van Marcel Nagy en Martina Nagy. Zowel de ouders als het kind zijn [Or. 3] Tsjechische staatsburgers. De moeder woont samen met de dochter in St. Pölten en de dochter gaat daar ook naar school. De vader woont en werkt in Linz in Oberösterreich. Op 13 december 2013 stemde de moeder er ten aanzien van de administratie van de stad St. Pölten schriftelijk mee in dat het Land Niederösterreich, in zijn hoedanigheid van verantwoordelijke voor de jeugdzorg, het kind zou vertegenwoordigen teneinde het recht van het kind op alimentatie te doen vaststellen en de naleving ervan te vorderen. Op 30 augustus 2011 heeft de vader in Hongarije bij de Györi Városi Bíróság (stedelijke rechtbank Györ) (omissis) een verzoek tot echtscheiding ingediend. In het kader daarvan verzocht hij de rechtbank om niet alleen de echtscheiding uit te spreken, maar ook: 2 zijn dochter bij de moeder onder te brengen; de moeder te verplichten om in te staan voor het onderhoud, de opvoeding en de verzorging van het kind; het bedrag van de alimentatie die hij, vanaf het moment waarop het scheidingsvonnis in kracht van gewijsde zou treden, maandelijks aan de moeder zou moeten betalen voor het onderhoud van zijn minderjarige dochter ten laste, vast te stellen op 70 EUR. Hij voerde aan dat zijn echtgenote en hun gemeenschappelijke dochter hun

NAGY voornaamste woonplaats weliswaar in Oostenrijk hadden, maar dat zij sinds februari 2011 in werkelijkheid in Hongarije verbleven. 2. Verzoek Bij op 13 december 2011 ingediend verzoekschrift verzocht het door de verantwoordelijke voor de jeugdzorg vertegenwoordigde kind het Bezirksgericht St. Pölten (arrondissementsrechtbank St. Pölten) om de vader te veroordelen tot betaling van een maandelijkse alimentatie van 240 EUR vanaf 1 april 2010 en van 270 EUR vanaf 1 oktober 2010. De ouders leefden vanaf april 2010 gescheiden. Sinds die tijd kwam de vader zijn onderhoudsplicht niet meer na. 3. Procesverloop Zonder dat de vader een standpunt had ingenomen over de alimentatievordering, heeft de [Or. 4] rechter in eerste aanleg die vordering bij beslissing van 16 januari 2012 toegewezen. De rechter in hoger beroep heeft het door de vader tegen die beslissing ingestelde hoger beroep, waarmee deze aanvoerde dat het geding reeds in het buitenland aanhangig was, toegewezen. Hij heeft de bestreden beslissing vernietigd, de voorafgaande procedure nietig verklaard en de alimentatievordering afgewezen. Op een desbetreffende vraag van de rechter in hoger beroep hebben de Hongaarse rechterlijke instanties geantwoord dat de door de moeder opgeworpen exceptie van territoriale onbevoegdheid door de Hongaarse rechter was afgewezen en dat op 24 mei 2012 een eerste terechtzitting had plaatsgevonden, die verdaagd was. Ook hebben zij bevestigd dat het naar Hongaars recht mogelijk is om in een scheidingsprocedure tevens uitspraak te doen over het ouderhoud van de gemeenschappelijke kinderen. Uit artikel 3, sub c, van verordening (EG) nr. 4/2009 volgt dat de Hongaarse rechter accessoir bevoegd is om kennis te nemen van de vordering inzake het onderhoud van het kind, die door de vader was ingesteld vóórdat het verzoek van het kind in Oostenrijk werd ingediend. Ingevolge artikel 12 van die verordening had de rechter in eerste aanleg de behandeling van het bij hem ingediende verzoek dan ook in beginsel ambtshalve moeten schorsen totdat de bevoegdheid van het eerst aangezochte Hongaarse gerecht vaststond. Aangezien thans vaststaat dat het laatstbedoelde gerecht inderdaad bevoegd is, dient de later aangezochte rechter zich onbevoegd te verklaren. Daarom moest in het kader van de procedure in hoger beroep de bestreden beslissing worden vernietigd, de voorafgaande procedure nietig worden verklaard en de alimentatievordering worden afgewezen. De rechter in hoger beroep heeft toegestaan dat beroep in Revision zou worden ingesteld, aangezien nog geen rechtspraak van de hoogste rechterlijke instanties bestond met betrekking tot verordening nr. 4/2009 (de verordening inzake onderhoudsverplichtingen), en in het bijzonder met betrekking tot de 3

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 6. 6. 2013 ZAAK C-442/13 accessoire bevoegdheid in een situatie waarin de door het kind ingestelde alimentatieprocedure samengaat met een scheidingsprocedure tussen de ouders. [Or. 5] Het kind heeft tegen die beslissing beroep in Revision ingesteld, waarop de vader niet heeft gereageerd. Bij arrest van 6 juni 2013 heeft het Oberste Gerichtshof het beroep in Revision toegewezen, voor zover het betrekking had op de onderhoudsplicht van de vader in de periode van 1 april 2010 tot de dag waarop de beslissing van de rechtbank te Györ in (omissis) [de scheidingsprocedure] in kracht van gewijsde zou treden. In zoverre is de exceptie van litispendentie die de vader in hoger beroep had opgeworpen afgewezen, de beslissing van de rechter in hoger beroep vernietigd, en de zaak terugverwezen naar die rechter, aangezien het alimentatieverzoek dat het kind in de onderhavige procedure heeft ingediend, voor die periode niet hetzelfde onderwerp betreft en niet op dezelfde oorzaak berust als het door de vader in de Hongaarse procedure ingediende verzoek tot vaststelling van het alimentatiebedrag. De beslissing op het beroep in Revision wordt aangehouden, voor zover dit beroep betrekking heeft op de periode nadat de beslissing van de rechtbank te Györ in (omissis) [de scheidingsprocedure] in kracht van gewijsde treedt. 4. Motivering van de verwijzingsbeslissing: 1.1. Sinds 18 juni 2011 is verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen van toepassing (artikel 76 van die verordening). De verordening is zowel van toepassing in Oostenrijk als in Hongarije. De materiële werkingssfeer van deze verordening omvat alle onderhoudsverplichtingen die voortvloeien uit familiebetrekkingen, bloedverwantschap, huwelijk of aanverwantschap (artikel 1, lid 1, van de verordening), dus ook de verplichting van de vader om zijn kind middels financiële steun te onderhouden. 1.2. Volgens artikel 75, lid 1, van verordening nr. 4/2009 is die verordening van toepassing op alle procedures die zijn ingesteld na 18 juni 2011. [Or. 6] 4 2.1. Artikel 12 van verordening nr. 4/2009 bepaalt: (1) Wanneer voor gerechten van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen verzoeken aanhangig zijn die hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten, houdt het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht zijn uitspraak ambtshalve aan totdat de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat.

NAGY (2) Wanneer de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat, verklaart het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, zich onbevoegd. 2.2. Het kind ten laste is geen partij in de Hongaarse scheidingszaak tussen zijn ouders. Het begrip tussen dezelfde partijen moet autonoom worden opgevat. Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie met betrekking tot het inhoudelijk identieke artikel 21 van het Verdrag van Brussel van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken moet bij wijze van uitzondering ook worden aangenomen dat sprake is van dezelfde partijen wanneer weliswaar niet identiek dezelfde partijen bij het geding betrokken zijn, maar deze partijen met betrekking tot het voorwerp van de twee gedingen zodanig overeenstemmende belangen hebben dat een voor of tegen een van hen uitgesproken beslissing gezag van gewijsde heeft jegens de andere (arrest Hof van 19 mei 1998, Drouot, C-351/96, Jurispr. blz. I-3075, punt 19). 2.3. In de rechtsleer wordt het standpunt ingenomen dat in zaken met betrekking tot onderhoudsverplichtingen dus overeenstemming tussen partijen moet worden aangenomen, wanneer in de ene zaak het kind partij is, terwijl in de andere zaak een ouder optreedt voor het kind en in eigen naam de belangen van dat kind behartigt, voor zover de beslissing zowel gunstige als ongunstige gevolgen ten aanzien van het kind kan teweegbrengen (omissis). [Or. 7] 2.4. In de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie is nog geen ondubbelzinnig antwoord gegeven op de vraag of artikel 12 van verordening nr. 4/2009 toepasselijk is wanneer in de ene zaak het kind voor het verleden en het heden alimentatie vordert van zijn vader, terwijl de vader in een andere zaak een echtscheidingszaak verzoekt dat zijn alimentatieverplichting ten opzichte van het kind en zijn uitkering aan de moeder wordt vastgesteld voor de periode na de echtscheiding. 3. Indien wordt vastgesteld dat sprake is van dezelfde partijen, rijst de vraag of de in de Oostenrijkse procedure ingestelde vordering tot betaling van de lopende alimentatie, voor de periode nadat het Hongaarse arrest in de scheidingszaak in kracht van gewijsde treedt, hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust als de vordering tot vaststelling van de aan het kind verschuldigde alimentatie in de Hongaarse scheidingsprocedure. (omissis) Het Oberste Gerichtshof Wenen, 6 juni 2013 (omissis) 5

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 6. 6. 2013 ZAAK C-442/13 [ondertekeningen] 6