omgevingsdienst HAAGLANDEN

Vergelijkbare documenten
omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

ONTWERPBESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Gemeente Elburg W. Jager Postbus AB ELBURG. Datum 28 oktober 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen. Geachte heer Jager,

Wijk Ontwikkelings Maatschappij Kerckebosch B.V. F. Steenbergen Graaf Lodewijklaan DM ZEIST

Gemeente Rotterdam O. van Velthuijsen Posbus KP ROTTERDAM. Datum 12 april 2016 Betreft Wijziging ontheffing Ruimtelijke ingrepen

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

onngevingsdienst HAAGLANDEN

Aannemingsbedrijf Lagendijk B.V. G.J. Lagendijk Kade EP HARDINXVELD GIESSENDAM

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Van Wijnen Projectontwikkeling Noord B.V. P.W.L. Hutten Postbus AB GORREDIJK

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Woningstichting SWZ M. Boeijen Postbus DA ZWOLLE. Datum 24 juni 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Gemeente Woerden J. van Leer Blekerijlaan GR WOERDEN. Datum 22 januari 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Koninklijke Woudenberg Ameide B.V. L.G.P.M. Camps Postbus ZG AMEIDE. Datum 25 juli 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Stichting Intermaris A. Slot Postbus AN HOORN NH. Datum 9 februari 2017 Betreft Beslissing op aanvraag. Geachte heer Slot,

Gemeente Almere A.R.M. Loijer Postbus AE ALMERE. Datum 18 augustus 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Amarant Groep K. Hermens Postbus AS TILBURG. Datum 12 januari 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen. Geachte heer Hermens,

Stichting Zozijn Zorg D.S. Venema Postbus AA TWELLO. Datum 21 oktober 2014 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

WOM Den Haag Zuidwest B.V. R.H.W. Meere Loevesteinlaan BG DEN HAAG. Datum 2 december 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Gemeente Dordrecht R.P.E. Koppelaar Postbus AA DORDRECHT. Datum 7 november 2014 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

BVR Groep B.V. A. Oomen Postbus BJ ROOSENDAAL. Datum 11 januari 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen. Geachte heer Oomen,

Gemeente Amsterdam Afdeling Onderwijs, Jeugd en Zorg J.M. Stam Postbus BV AMSTERDAM

omgevingsdienst HAAGLANDEN

ONTWERPBESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam F. van Hage Postbus BC AMSTERDAM

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Dijkhuis Aannemersbedrijf B.V. G.J. Horsman Molensteen NM HARDENBERG. Datum 11 november 2014 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Gemeente Amsterdam Afdeling Onderwijs, Jeugd en Zorg J. Stam Postbus BV AMSTERDAM

Servatius Woningstichting L. Hupperts Postbus BD MAASTRICHT. Datum 31 maart 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Gemeente Renkum Postbus HA OOSTERBEEK. Datum 1 november 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen. Geachte heer/mevrouw,

Vijverweg B.V. E. van der Meijde Muiderstraat 5/E 1011 PZ AMSTERDAM. Datum 23 oktober 2015 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Ecoresult M. Kaales Schipbeekstraat AS DORDRECHT. Datum 23 september 2015 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Gemeente Amsterdam Afdeling Onderwijs, Jeugd en Zorg J.M. Stam Postbus BV AMSTERDAM

Provincie Noord-Brabant J.A.L. van Zandvoort Postbus MC s-hertogenbosch. Datum 20 juli 2016 Betreft Beslissing op wijzigingsverzoek

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Woningstichting Eigen Haard Arlandaweg EX AMSTERDAM. Datum 30 januari 2015 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Transcriptie:

Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070) 21 899 02 E vergunningen@odh.nl I www.odh.nl Zaaknummer Ons Kenmerk Datum 00490399 ODH-2018-00027336 1 9 APR. 2018 Beschikking Wet natuurbescherming - Soortenbescherming Onderwerp Op 30 juni 2017 hebben wij een aanvraag om ontheffing als bedoeld in artikel 3.8, tweede en vierde lid, van de Wet natuurbescherming ontvangen. De aanvraag heeft betrekking op het project Kreekhuizen Rotterdam, gelegen in de gemeente Rotterdam. Het project betreft de sloop van 4 bouwblokken ten behoeve van de herontwikkeling van het plangebied. Ontheffing wordt gevraagd van het overtreden van de verbodsbepalingen zoals genoemd in: artikel 3.5, tweede lid, van de Wet natuurbescherming, voor wat betreft het opzettelijk verstoren van de gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) en de ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii); artikel 3.5, vierde lid, van de Wet natuurbescherming, voor wat betreft het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van de gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) en de ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii). De ontheffing wordt gevraagd voor de periode van 1 September 2017 tot en met 31 maart 2019. Besluit Wij besluiten: I. de aangevraagde ontheffing te vedenen; I. de voorschriften 1 tot en met 12 te verbinden aan deze ontheffing; II. de aanvraag van 30 juni 2017 en de aanvullende stukken van 16 december 2017, 13 december 2017 en 14 maart 2018 onderdeel te laten zijn van deze ontheffing; III. dat deze ontheffing geldig is vanaf de datum van dit besluit tot en met 31 maart 2019. Ondertekening Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, voor dezen. ing. L. Hopinan Hoofd Toeflging & Vergunningvedening Milieu van de Omgevingsdienst Haaglanden

Rechtsmiddelen Voor de mogelijkheid rechtsmiddelen aan te wenden tegen deze beschikking wijzen wij op de desbetreffende tekst in het begeleidende schrijven. 2/10

VOORSCHRIFTEN Algemene voorschriften 1 De ontheffinghouder dient: - de start van de werkzaamheden schriftelijk te melden en daarbij het ecologisch werkprotocol over te leggen aan Unit Groen Bodem en Opsporing van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, Postbus 550, 3300 AN te Dordrecht, telefoonnummer 078-7708585, emailadres meldingwnb@ozhz.nl onder vermelding van Flora en Fauna (FF); - het aanbrengen van de permanente voorziening te melden bij Unit Groen Bodem en opsporing van de Zuid-Holland Zuid; - eventuele wijzigingen gedurende de uitvoering een week van te voren schriftelijk te melden aan Unit Groen Bodem en opsporing van de Zuid-Holland Zuid - uitedijk een week voor het beeindigen van de werkzaamheden Unit Groen Bodem en Opsporing van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid hiervan schriftelijk in kennis te stellen. 2 De ontheffinghouder is ervoor verantwoordelijk dat zijn personeel of derden welke betrokken zijn bij de uitvoering van het project, op de hoogte zijn van de voorschriften in deze ontheffing en de maatregelen in het Projectplan. Hiervoor dient een ecologisch werkprotocol te worden opgesteld en op de locatie aanwezig te zijn. In het ecologisch werkprotocol dient in ieder geval het volgende te worden opgenomen: a de voorwaarden zoals opgenomen in deze ontheffing; b aanduiding van de locatie van het plangebied; c de uit te voeren werkzaamheden; d de periode waarin de werkzaamheden uitgevoerd worden; e de mitigerende en compenserende maatregelen; f de momenten waarop ecologische begeleiding ingeschakeld wordt. 3 Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient een afschrift van deze ontheffing op de locatie van de werkzaamheden aanwezig te zijn en op verzoek te worden getoond aan de daartoe bevoegde toezichthouders of opsporingsambtenaren. 4 De werkzaamheden dienen ecologisch begeleid te worden door een deskundige^ op het gebied van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis. ^ Onder een deskundige wordt verstaan: Hij/zij heeft een afgeronde hbo- of universitaire opieiding, met als zwaartepunt (Nederlandse) ecologie; Hij/zij heeft een afgeronde mbo-opleiding, met als zwaartepunt de Flora- en faunawet, soortenherkenning en zorgvuldig handelen ten opzichte van die soorten; Hij/zij is werkzaam voor een ecologisch adviesbureau, zoals een bureau dat is aangesloten bij het Netwerk Groene Bureaus; Hij/zij is als ecoloog of adviseur/specialist ecologie werkzaam voor een (semi)overheidsinstantie zoals het Ministerie van Economische Zaken, het Ministerie van Defensie, Rijkswaterstaat, het Rijksvastgoedbedrijf, provincies, waterschappen, hoogheemraadschappen, gemeenten, en en drinkwaterbedrijven Hij/zij zet zich aantoonbaar actief in op het gebied van de soortenbescherming en is werkzaam of aangesloten bij de volgende Nederlandse organisaties: Zoogdiervereniging, RAVON, Stichting Das en Boom, Vogelbescherming Nederland, Vlinderstichting, Natuurhlstorisch Genootschap, KNNV, NJN, IVN, EIS Nederland, FLORON, SOVON, STONE, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, De Landschappen en Stichting Beheer Natuur en Landelijk gebied; Hij/zij zet zich aantoonbaar actief in op het gebied van de monitoring en/of bescherming van desbetreffende beschermde soorten. 3/10

Specifieke voorschriften 5 De ontheffinghouder dient, met in achtneming van de voorschriften in deze ontheffing, de maatregelen uit te voeren zoals beschreven in het rapport 'Projectplan gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis in het kader van de Wet natuurbescherming Kreekhuizen Rotterdam' van 15 September 2017. 6 Indien een of meerdere in voorschrift 5 genoemde maatregelen onverhoopt niet uitvoerbaar zijn, dient hiervoor een minimaal gelijkwaardige maatregel voor wat betreft de functionaliteit en effectiviteit te worden getroffen. 7 Uiteriijk drie maanden voordat de in voorschrift 6 bedoelde maatregel wordt uitgevoerd, dient deze ter goedkeuring aan de Omgevingsdienst Haaglanden te worden overgelegd, emailadres verqunningen(a).odh.nl. 8 De tijdelijke kasten moeten functioneel zijn voor de periode waarvoor deze worden ingezet. Dit houdt in dat de kasten minimaal 1x per jaar gecontroleerd dienen te worden op de functionaliteit en dat - indien nodig - de functionaliteit van de kast hersteld wordt. 9 De tijdelijke kraamkasten mogen pas verwijderd worden nadat de permanente voorzieningen een volledig kraamseizoen naast de tijdelijke voorzieningen aanwezig zijn geweest. Voor de tijdelijke kasten ter mitigatie van de paarverblijfplaats van de ruige dwergvleermuis geldt een gewenningsperiode van een maand in de actieve periode van de soort. De verwijdering dient begeleid te worden door een deskundige op het gebied van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis. Indien blijkt dat de tijdelijke kast in gebruik is genomen, mag deze uitsluitend vena^ijderd worden buiten de kwetsbare periode van de soort. 10 De permanente voorzieningen dienen functioneel te blijven. Deze dienen in ieder geval tijdens de periodieke onderhoudscontrole van het gebouw gecontroleerd en beoordeeld te worden op hun functionaliteit. Indien blijkt dat de voorziening niet meer functioneel is, dient er voor gezorgd te worden dat de voorziening weer functioneel is. 11 De locaties van de tijdelijke vieermuiskasten en het type dienen te worden gemeld via http://www.vleermuiskasten.nl/. 12 Eventuele veriichting die wordt gebruikt om de werkzaamheden uit te voeren, dient uitsluitend gericht te zijn op de bouwplaats en dient tussen zonsondergang en zonsopkomst uitgeschakeld te zijn om te voorkomen dat vieermuizen worden verstoord door kunstlicht. AANWIJZINGEN VOOR GEBRUIK Voor alle soorten- beschermd en onbeschermd- geldt de zorgplicht ex artikel 1.11 van de Wnb. Op grond hiervan dient zoveel als redelijkerwijs mogelijk is schade aan deze soorten te voorkomen. Gedurende de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen van vogels. Verstoring van broedgevallen van vogels dient te worden voorkomen. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd in het kader van de Wnb. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. 4/10

OVERWEGINGEN Aanleiding op 30 juni 2017 hebben wij een aanvraag om ontheffing als bedoeld in artikel 3.8, tweede en vierde lid, van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) ontvangen. De aanvraag heeft betrekking op het project Kreekhuizen Rotterdam, gelegen te gemeente Rotterdam. Het project betreft de sloop van 4 bouwblokken ten behoeve van de herontwikkeling van het plangebied. Ontheffing wordt gevraagd van het overtreden van de verbodsbepalingen zoals genoemd in: artikel 3.5, tweede lid, van de Wnb, voor wat betreft het opzettelijk verstoren van de gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) en de ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii); artikel 3.5, vierde lid, van de Wnb, voor wat betreft het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van de gewone dwergvleermuis {Pipistrellus pipistrellus) en de ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii). De ontheffing wordt gevraagd voor de periode van 1 September 2017 tot en met 31 maart 2019. Bij de aanvraag zijn de volgende documenten gevoegd: Notitie quickscan Flora en fauna Plangebied: Kreekhuizen, IJsselmonde, NER20160705v01, Ecoresult, 14 juli 2016; Aanvullend onderzoek vieermuizen in het kader van de Flora- en faunawet, ER20161319v01, Ecoresult, 31 december 2016; Projectplan gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis in het kader van de Wet natuurbescherming, ER20170612v01, Ecoresult, 23 juni 2017. Op 16 September 2017 hebben wij de volgende aanvullende gegevens ontvangen: Onderzoeksopzet monitoring kraamkasten Kreekhuizen, Ecoresult; Projectplan gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis in het kader van de Wet natuurbescherming, ER20170623v02, Ecoresult, 15 September 2017; Notitie reactie verzoek aanvullende gegevens Kreekhuizen Rotterdam, NER20170919v01, Ecoresult, 15 September 2017. Op 13 december 2017 en 14 maart 2018 hebben wij als zienswijzen de volgende stukken ontvangen: Notitie bezwaar op voornemen tot afwijzing ontheffing Wet natuurbescherming Plangebied: Kreekhuizen, Rotterdam, Ecoresult, 13 december 2017; Prestatieafspraken, Woonbron en gemeente Rotterdam; Woonvisie Rotterdam 2030, Bijiage 1 Feiten en Cijfers, 15 december 2016; Woonvisie Rotterdam 2030, Bijiage 2 Primaire doelgroep en goedkope voorraad, 15 december 2016; Woonvisie Rotterdam koers naar 2030 agenda tot 2020, Gemeente Rotterdam, 15 december 2016. Procedure Titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 5.1 van de Wnb zijn toegepast op deze beschikking. Doordat de aangeleverde gegevens onvolledig waren, is de procedure op 4 augustus 2017 opgeschort en is verzocht om aanvullende gegevens. De procedure is op 16 September 2017 hervat. Op 20 november 2017 hebben wij een voornemen tot weigeren verstuurd. Op 13 december 2017 en 14 maart 2018 hebben wij zienswijzen ontvangen. Verlenging Met toepassing van artikel 5.1, tweede lid, Wnb hebben wij op 21 november 2017 de termijn voor de afhandeling van de aanvraag met zeven weken veriengd. 5/10

Bevoegd gezag De activiteit wordt gerealiseerd dan wel verricht binnen de provincie Zuid-Holland. Gelet op de bepalingen in artikel 1.3 van de Wnb zijn wij bevoegd gezag voor de beoordeling van de aanvraag. Toetsingskader en grondslag beschikking De aanvraag om ontheffing voor de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis is getoetst aan de artikelen 3.5 en 3.8 van de Wnb en de Beleidsregel uitvoering natuurwetgeving Zuid-Holland. De gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis zijn van nature in Nederland in het wild levende soorten genoemd in bijiage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn. Op grond van artikel 3.5 van de Wnb is het verboden in het wild levende dieren van soorten genoemd in bijiage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, in hun natuuriijke verspreidingsgebied: - opzettelijk te verstoren; - voortplantingsplaatsen of rustplaatsen te beschadigen of te vernielen. Op grond van artikel 3.8 van de Wnb wordt een ontheffing slechts verleend indien: - er geen andere bevredigende opiossing bestaat; - de ontheffing nodig is omdat een van de belangen genoemd in artikel 3.8 aan de orde is en; - de maatregelen niet leiden tot verslechtering van de staat van instandhouding van de soort. Beoordeling Aanvraag De aanvraag heeft betrekking op de herontwikkeling van het plangebied. Hiervoor worden 4 bouwblokken van 2 etages hoog, gelegen aan de Krabbekreek, Peitkreek en de Tonnekreek, gesloopt. De beplanting die tegen de bebouwing aan staat wordt gekapt. Start van de sloopwerkzaamheden staat gepland in maart/april 2018. Vervolgens wordt de grond bouwrijp gemaakt te behoeve van nieuwbouw, het terrein zal oktober 2018 worden opgeleverd. De nieuwbouw zal gefaseerd worden uitgevoerd en vangt aan in 2019. De laatste fase zal oktober 2020 worden opgeleverd. Overtreding verbodsbepaling(en) Om de functionaliteit van het plangebied voor vieermuizen te bepalen is in 2016 onderzoek verricht, conform het VIeermuisprotocol. Wij zijn van mening dat de onderzoeksinspanning voldoende is geweest. Gewone dwergvleermuis De gewone dwergvleermuis is in het plangebied aangetroffen. Er is een kraamkolonie vastgesteld dat gebruik maakt van twee locaties binnen het plangebied, namelijk onder de boeiboorden van de dakrand van Baarschootsekreek 37 en Baarschootsekreek 69. Het maximale aantal dieren dat tijdens een onderzoeksronde is geteld is 68 individuen. Door de sloopwerkzaamheden worden twee kraamverblijfplaatsen of rustplaatsen van de gewone dwergvleermuis beschadigd en vernield. Aangezien de aanwezige individuen van de soort een alternatief moeten zoeken, worden ze tevens opzettelijk verstoord. Hiermee worden de verbodsbepalingen zoals genoemd in artikel 3.5, tweede en vierde lid, van de Wnb overtreden. Ruige dwergvleermuis De ruige dwergvleermuis is in het plangebied aangetroffen. Er is een paarverblijfplaats van de soort vastgesteld onder het boeiboord van de Baarschootsekreek 25. Daarnaast zijn er vier waarnemingen gedaan van overvliegende ruige dwergvleermuizen, waarbij geen duidelijke route werd gevolgd, op basis waarvan wordt geconcludeerd dat het plangebied geen functie heeft als foerageergebied of vliegroute. Door de sloopwerkzaamheden wordt een paarverblijfplaats van de ruige dwergvleermuis beschadigd en vernield. 6/10

Omdat het dier een alternatief moet zoeken, is er sprake van het opzettelijk verstoren van de soort. Hiermee worden de verbodsbepalingen zoals genoemd in artikel 3.5, tweede en vierde lid, van de Wnb overtreden Voorgestelde maatregelen Om negatieve effecten van de werkzaamheden op de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis tot een minimum te beperken worden maatregelen voorgesteld, zoals beschreven in hoofdstuk 5 van het rapport 'Projectplan gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis in het kader van de Wet natuurbescherming Kreekhuizen Rotterdam' van 15 September 2017. In dit rapport staat dat op 28 april 2017 vier vieermuiskasten als alternatieve verblijfplaatsen zijn opgehangen. Voorafgaand aan de werkzaamheden zullen de huidige verblijfplaatsen ongeschikt worden gemaakt. Daarnaast staat hierin dat in de nieuwbouw permanente voorzieningen zullen worden gerealiseerd. Tenslotte wordt een ecologisch werkprotocol opgesteld en worden de werkzaamheden ecologisch begeleid. Beoordeling functionaliteit verblijfplaatsen; staat van instandhouding Gewone dwergvleermuis Door de sloopwerkzaamheden gaan twee kraamverblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis verloren. Tijdeliike voorzieningen Nieuwe verblijfplaatsen moeten altijd geschikt zijn voor de functie die verioren gaat. Het aantal aan te brengen verblijfplaatsen is volgens het kennisdocument afhankelijk van de potenties van het gebied. Een vieermuisdeskundige moet vaststellen of er in de nabije omgeving voldoende potentiele verblijfplaatsen aanwezig zijn. In de onderhavige situatie zijn voor het verdwijnen van twee kraamverblijfplaatsen op 28 april 2017 vier kasten in de directe omgeving van de huidige verblijfplaatsen aangebracht, als alternatieve verblijf plaats. De kasten zijn ruim voor de start van de werkzaamheden opgehangen, zodat de vieermuizen de tijd hebben gehad de alternatieven te ontdekken. Van deze vier kraamkasten zijn er twee op dezelfde orientatie gehangen als de huidige verblijfplaatsen, de andere twee kasten zijn noord georienteerd. Dat in deze situatie twee tijdelijke kasten noordelijk zijn georienteerd, maakt in dit geval niet uit, nu in de directe omgeving 20 vergelijkbare gebouwen aanwezig zijn. Uitfoto's van open stootvoegen en sleep tussen gevel en boeiboord dan wel eronder, is gebleken dat hier voldoende potentiele uitwijkmogelijkheden aanwezig zijn. Een natuuriijk aanwezige alternatieven verblijf plaats die in kwaliteit overeenkomt met datgene wat verloren gaat, heeft meer potentie om in gebruik genomen te worden dan een kraamkast. Om deze reden is ervoor gekozen vier kraamkasten op te hangen ter mitigatie van twee aan te tasten kraamverblijfplaatsen. Permanente voorzieningen In de nieuwbouw worden permanente alternatieve verblijfplaatsen gerealiseerd. De nieuwe woonblokken krijgen eenzelfde karakter als de huidige woonblokken, de contouren en de orientatie blijven gelijk. De zijgevels van de nieuwe woonblokken worden geschikt gemaakt voor vieermuizen door de spouwmuren beschikbaar te stellen. Onder de dakranden komen open stootvoegen, zodat de vieermuizen in kunnen vliegen en op die manier de spouwmuur kunnen bereiken. Door fasering in de nieuwbouw aan te brengen, kunnen de eerste permanente alternatieven al snel worden aangeboden, waarschijniijk al voor het nieuwe kraamseizoen in 2019. Dit betekent dat er tijdelijk minder functionele verblijfplaatsen beschikbaar zijn, maar dit is een tijdelijk effect is. Het daaropvolgende jaar komen er weer potentiele geschikte verblijfplaatsen terug. Gezien de omstandigheid dat er vergelijkbare gebouwen voldoende uitwijkmogelijkheden zijn, is het de verwachting dat de kraamkolonie van de gewone dwergvleermuis in het plangebied aanwezig blijft. Ruige dwergvleermuis Door de sloopwerkzaamheden gaat een paarverblijfplaats van de ruige dwergvleermuis verioren. Tijdeliike voorzieningen In april 2017 zijn ter mitigatie van het paarverblijfplaats vier kasten van het type IFF opgehangen, verdeeld over twee gevels aan de Peitkreek. Daarnaast kunnen ze gebruik maken van de kraamkasten die zijn 7/10

opgehangen ten behoeve van de gewone dwergvleermuis. Hiermee zijn voldoende tijdelijke alternatieve verblijfplaatsen gerealiseerd en wordt voldoende gewenningstijd geboden. Permanente voorzieningen In de nieuwbouw worden permanente alternatieven gerealiseerd. Gelet op de omstandigheid dat de ruige dwergvleermuis niet kieskeurig is in de keuze van zijn paarverblijfplaats, zijn alle aangedragen opties geschikt als alternatief. Het is niet exact bekend wanneer deze permanente alternatieven beschikbaar komen, maar dit is van minder groot belang aangezien er voldoende geschikte tijdelijke verblijfplaatsen voorhanden zijn en daarnaast in bebouwing rondom de te slopen gebouwen voldoende alternatieven aanwezig zijn. Hiermee is een negatief effect op de gunstige staat van instandhouding uitgesloten. De tijdelijke vieermuiskasten moeten functioneel zijn voor de periode waarvoor deze worden ingezet. Dit houdt in dat de kasten minimaal een keer per jaar worden gecontroleerd op de functie waarvoor deze zijn aangebracht. Indien blijkt dat de kasten niet meer functioneel zijn, bijvoorbeeld omdat de vliegopening niet meer bereikbaar is als gevolg van obstakels, of omdat de kast dusdanig vervuild is dat deze niet gebruikt wordt, of omdat door nieuwe lichtbronnen de kast niet gebruikt wordt, dient er voor gezorgd te worden dat de kast weer functioneel is. Wij hebben dit in voorschrift 8 opgenomen. Als de permanente voorzieningen zijn aangebracht, is het in verband met de gewenningstijd, van belang dat de tijdelijke kraamkasten nog minimaal een volledig kraamseizoen blijven hangen. Tijdens dit kraamseizoen moeten zowel de tijdelijke, als de permanente alternatieve voorzieningen aanwezig zijn. Voor de tijdelijke kasten die ter mitigatie van de paarverblijfplaats van de ruige dwergvleermuis zijn opgehangen, geldt een gewenningstijd van een maand in de actieve periode van de ruige dwergvleermuis. Indien blijkt dat de tijdelijke voorziening door de soort wordt gebruikt, mag deze alleen buiten de kwetsbare periode worden weggehaald. Dit hebben wij opgenomen in voorschrift 9. Ook de permanente voorzieningen moeten functioneel blijven. De controle en beoordeling hiervan dient in ieder geval te worden meegenomen met de periodieke onderhoudscontrole van het gebouw. Dit hebben wij in voorschrift 10 opgenomen. Voor het verdwijnen van twee kraamverblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis en een paarverblijfplaats van de ruige dwergvleermuis worden tijdelijke aantal kasten aangebracht. Van belang is dat deze kasten worden aangemeld bij www.vleermuiskasten.nl. Op deze wijze komt meer inzicht waar kasten zijn geplaatst. Wij hebben dit in voorschrift 11 opgenomen. Op grond van het vorenstaande zijn wij van mening dat de maatregelen, met inachtneming van de voorschriften, voldoende zijn om negatieve effecten te voorkomen dan wel tot een minimum te beperken en dat de sloopwerkzaamheden niet leiden tot verslechtering van de instandhouding van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis. Ecologisch werkprotocol De start van de werkzaamheden dient gemeld te worden bij de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid. De werkzaamheden en de wijze waarop de maatregelen worden uitgevoerd dienen in een ecologisch werkprotocol te worden opgenomen. Dit protocol dient bij het melden van de start van de werkzaamheden meegestuurd te worden. Voorts dient het protocol op de locatie aanwezig te zijn. Hierdoor weten ook de uitvoerders op welke wijze de werkzaamheden zorgvuldig zouden moeten worden uitgevoerd. Wij hebben dit in de voorschriften 1, 2 en 3 vastgelegd. Belangenonderbouwing Ontheffing is aangevraagd op grond van het belang 'Volksgezondheid of de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten'. De sloop van de woningen vioeit rechtstreeks voort uit de prestatieafspraken die Woonbron met de gemeente Rotterdam heeft gemaakt. In onderdeel A, artikel 1 van deze prestatieafspraken voor 2018 is de 8/10

sloop van deze 68 woningen vastgelegd. Deze sloop past geheel in de Woonvisie van de gemeente Rotterdam, die beoogt om de goedkope woningvoorraad in de stad, met name op Rotterdam Zuid, tot 2030 met een saldo van 20.000 woningen te laten afnemen. Deze woonvisie is in december 2016 door de gemeenteraad van Rotterdam vastgesteld. In deze woonvisie is nadrukkelijk vastgesteld dat de kwaliteit van de woningvoorraad dient te verbeteren en dat er een betere balans moet komen tussen goedkope en (middel)dure woningen in de stad. De beoogde afname van goedkope woningen en de toevoeging van meer (middel) dure woningen is hiervan het uitvloeisel. Dit is concreet gemaakt door in te zetten op de afname van de goedkope voorraad (huren onder de tweede aftoppingsgrens van de huurtoeslag) met 25.000 woningen en de toevoeging van 5.000 woningen aan de bovenkant van het sociale segment (huurprijs tussen de tweede aftoppingsgrens van de huurtoeslag en 710,68 per maand, met voldoende overwaarde om op termijn te kunnen liberaliseren). De voorziene ontwikkeling in Kreekhuizen vult precies deze opdracht in: er worden 68 goedkope woningen onttrokken aan de voorraad en er worden 32 tot 36 woningen met een huurprijs van 710 toegevoegd, met voldoende overwaarde om op termijn te kunnen liberaliseren naar een hoger prijsniveau. Deze Rotterdamse woonvisie wordt ook door de provincie Zuid-Holland ondersteund. De woonvisie van de gemeente Rotterdam is verwerkt in de regionale woonvisie van de regie Rotterdam. Op 5 juli 2017 is deze geactualiseerde regionale woonvisie overhandigd aan Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten hebben op 26 September 2017 per brief laten weten dat de regionale woonvisie door de Provincie is aanvaard, met uitzondering van enkele projecten buiten Rotterdam. De afname van de goedkope voorraad in Rotterdam en de toevoeging van woningen in het (middel)dure segment is daarmee ook onderdeel van provinciaal beleid. Tot slot draagt de ontwikkeling in Kreekhuizen bij aan de doelstellingen van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ). Hier is een grote kwaliteitsimpuls van de woningvoorraad dringend noodzakelijk. Deze kwaliteitsimpuls wordt mede gefinancierd door de bijdragen van corporaties, die zij kunnen leveren door de vermindering van de verhuurderheffing die zij ontvangen voor investeringen op Rotterdam Zuid. Het project Kreekhuizen levert naar verwachting 1,7 miljoen vermindering verhuurderheffing op, die volledig getnvesteerd zal worden in de aanpak van de slechte woningvoorraad elders op Rotterdam Zuid. De urgentie van realisatie van de plannen van het NPRZ wordt onderbouwd door bestuuriijke aandacht van Rijk en gemeente en de middelen die zij hiervoor vrijmaken. In het regeerakkoord is Rotterdam Zuid expliciet als opgave opgenomen, waarvoor extra middelen beschikbaar zullen worden gesteld. Niet doorgaan van het plan Kreekhuizen leidt tot een ernstige belemmering van deze urgente opgave op Zuid. Tot slot is van belang dat het project Kreekhuizen een aanzienlijke bijdrage levert aan de met de gemeente Rotterdam afgesproken verduurzaming van de woningvoorraad, zoals opgenomen in de prestatieafspraken tussen Woonbron en de gemeente Rotterdam voor 2018. Ten eerste zullen met de sloop woningen met energielabel E, F en G verdwijnen en woningen met label A worden teruggebouwd. Daarnaast is er een grote inspanningsverplichting aan de zijde van Woonbron om te proberen deze woningen aan te sluiten op het warmtenet in Kreekhuizen, waarmee de C02-uitstoot om deze huizen te verwarmen verder wordt beperkt. Verwarming door middel van warmtenet is in de bestaande woningen, door hun slechte energieprestatie en de beperkte beschikbare ruimte voor de benodigde installatie, geen optie. De betreffende woningen zijn energetisch slecht. De conditio van de buitenschil van de woningen maakt dat er onevenredig veel energie verloren gaat, maar ook het verwarmingssysteem van de woningen is sterk verouderd en kent om die reden een zeer laag rendement. In het kader van het landelijke beleid om te komen tot een meer duurzaam woningbestand is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om de woningen te verbeteren. Het doel is daarbij tweeledig. Enerzijds wordt gekeken naar de woonlast voor bewoners als gevolg van de toenemende kosten voor energie. Anderzijds is de reductie van de C02-emissie cruciaal in het behalen van de landelijke en mondiale doelstellingen. Gelet op het voorgaande zijn wij van oordeel dat het belang 'dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten' voldoende onderbouwd is om de negatieve effecten op de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis, die als gevolg van de uitvoering van de activiteit zullen optreden, te rechtvaardigen. 9/10

Aangezien het negatieve effect op de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis slechts tijdelijk is, weegt het belang van uitvoering van de werkzaamheden zwaarder dan het belang van de soort. Geen andere bevredigende opiossing Het project is locatie gebonden vanwege de sloop van bestaande bebouwing. De woningen zijn klein, zeer gehorig, hebben een slechte energieprestatie en zijn in technische zin matig tot slecht uitgerust. Om de huidige woningen aan hedendaagse standaarden te laten voldoen zijn investeringen vereist die niet opwegen tegen het eindresultaat. Aangezien de investering slechts ten dele leidt tot een woon verbetering (in termen van energieverbruik en comfort), wordt deze onrendabel. Immers, de kosten kunnen niet worden terugverdiend door een compensatie in de huur en de reductie van de onderhoudslasten. Om deze reden is besloten niet over te gaan tot het verduurzamen van dit deel van de voorraad door renovatie, maar te kiezen voor de variant sloop-nieuwbouw. Hiermee wordt het mogelijk woningen te realiseren die energetisch voldoen aan de huidige (en toekomstige) standaarden. Door de grote reductie van energie- en onderhoudslasten en een substantiele verbetering van het wooncomfort, is deze investering wel rendabel. Gegeven het feit dat vervangende nieuwbouw de enige mogelijkheid is om te komen tot een verduurzaming van dit deel van het woningbezit, zal ook direct invulling worden gegeven aan de woonvisie in deze regie. Daar komt bij dat ook renovatie leidt tot aantasting van de aanwezige verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis. Gelet op de noodzaak en wijze van uitvoering zijn wij van mening dat er geen andere bevredigende opiossing voorhanden is. Door de gekozen wijze en periode van uitvoering, wordt schade aan de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis zoveel mogelijk voorkomen. Er is voldoende aangetoond dat er geen andere bevredigende opiossing voorhanden is. Samenhangende besluiten Er kunnen nog andere bepalingen van kracht zijn, op grond waarvan vergunningen, toestemmingen, ontheffingen of meldingen benodigd zijn om de gevraagde activiteit te kunnen uitvoeren. Hiervoor is de gemeente Rotterdam bevoegd gezag. Conclusie Op grond van het vorenstaande kan de gevraagde ontheffing op grond van artikel 3.8 van de Wnb worden verieend. 10/10