Vragen RTL Nieuws over zaak rechter De G. aan de president van de rechtbank Den Haag, mr. F. Bakker



Vergelijkbare documenten
Datum 23 november 2012 Onderwerp Nadere informatie n.a.v. de berichtgeving over de secretaris-generaal van mijn ministerie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond.

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid. en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

U wordt verdacht. Inhoud

Datum 7 november 2013 Onderwerp Beantwoording kamervragen over het artikel Onderzoek naar oudambtenaar

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:HR:2017:479. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/01158

ECLI:NL:RBDHA:2017:5840

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende

Rapport. Datum: 26 september 2005 Rapportnummer: 2005/293

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

overigens niet ongewoon; uit recent onderzoek van Nyenrode blijkt dat 69 % van de bedrijven in Nederland een familiebedrijf is.

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ4756

JAARVERSLAG 2018 WRAKINGSKAMER RECHTBANK GELDERLAND

ECLI:NL:RBBRE:2008:BC2556

ECLI:NL:RBDHA:2017:7903

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV0705

Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie

ECLI:NL:RBMNE:2015:4984 Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C/16/ / HA RK

ECLI:NL:GHAMS:2017:1238 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De enkelvoudige kamer: de politierechter

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE ENERGIELABEL per 7 juli 2015

Deze brochure 3. Aanhouding en verhoor 3. Inverzekeringstelling 4. De reclassering 5. Verlenging van de inverzekeringstelling of niet 5

ECLI:NL:CRVB:2017:221

CENTRALE RAAD VAN BEROEP MEERVOUDIGE KAMER U I T S P R A A K

Beslissing van de wrakingskamer van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 21 februari 2017

ECLI:NL:RBDHA:2017:8134

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Rapport over een klacht over het UWV te Amsterdam. Datum: 6 maart 2015 Rapportnummer: 2015/049

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

16 de openbare verslag

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag 13 februari

ECLI:NL:RBGEL:2015:699

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

Aangenomen en overgenomen amendementen

ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824

de Rechtspraak Rechtbank Den Haag PER FAX Over het beroep met zaaknummer SGR 13/9215 BESLU V258 deel ik u het volgende mee.

Aanhouding en inverzekeringstelling

JAARVERSLAG 2016 WRAKINGSKAMER RECHTBANK GELDERLAND

ECLI:NL:CRVB:2016:5122

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER. Beslissing van 24 juli 2003 in de zaak onder rekestnummer 90/2003 GDW van:

Rapport. Rapport over een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: Rapportnummer: 2013/044

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Verder klaagt verzoekster over de wijze waarop het UWV te Venlo haar klacht heeft behandeld.

VONNIS. De Correctionele Rechtbank van het arrondissement HASSELT, 16 kamer, heeft het volgende vonnis uitgesproken : INZAKE

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE DEFENSIE GENEESKUNDIGE ZORG Per 1 januari 2016

ECLI:NL:CRVB:2016:2097

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:CRVB:2017:1551

Beoordeling. h2>klacht

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

Datum 25 juni 2013 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over oplichting bij Marktplaats en wettelijke problemen rond de vervolging van internetoplichting

De concrete voorstellen in dit pamflet dragen in de optiek van de VVD bij aan het verwezenlijken van deze doelstellingen.

Rapport. Datum: 1 december 2006 Rapportnummer: 2006/377

U bent gedagvaard. >voor de politierechtbank >voor de correctionele rechtbank. Wegwijs in justitie. In de hoofdrol bij justitie.

CENTRALE RAAD VAN BEROEP MEERVOUDIGE KAMER U I T S P R A A K

Rapport. Datum: 22 januari 2002 Rapportnummer: 2002/005

Rapport. Datum: 15 november 2007 Rapportnummer: 2007/259

Analyse proceskansen. Geachte heer R

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

U wordt verdacht. * Waar in deze brochure hij staat, kan ook zij worden gelezen.

GESCHILLENREGLEMENT PCR 2005

Als aan één van de voertuigverplichtingen niet wordt voldaan, is dat strafbaar (zie Achtergrond, onder 1. en 2.).

ECLI:NL:CRVB:2017:2833

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GESCHILLENREGLEMENT PCR 2005

1. Er is een bezwarencommissie IKB, welke zetelt ten kantore van SKV.

Raad van Discipline. Beslissing. Beslissing van 12 november 2013 in de zaak A naar aanleiding van de klacht van: klaagsters.

Klachtenregeling ongewenste intimiteiten openbaar

Aanwijzing. Slachtofferzorg. Parket Curaçao

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Tweede Kamer der Staten-Generaal

10 Tips bij een reorganisatie

ANONIEM BINDEND ADVIES

Rapport. Datum: 23 december 2004 Rapportnummer: 2004/489

Hof van Cassatie van België

Afkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is

Rapport. Rapport over een klacht over de hoofdofficier van justitie te Den Haag. Datum: 3 juni Rapportnummer: 2014/044

Inhoudsopgave. N.B. Waar in deze brochure hij staat, kan ook zij worden gelezen.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

U moet terechtstaan. Inhoud

Tweede Kamer der Staten-Generaal

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE ENERGIELABEL per 1 oktober 2012

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136

Turfmarkt DP Den Haag Postbus 20301

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

ECLI:NL:RBLIM:2014:6800

Datum 2 oktober 2015 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht dat het nieuwe tapbeleid van Justitie een aanval is op onze grondrechten

Transcriptie:

Vragen RTL Nieuws over zaak rechter De G. aan de president van de rechtbank Den Haag, mr. F. Bakker Op welke datum is rechter De G. bij uw rechtbank komen werken? Mr. De G. is op 1 september 2005 bij de rechtbank komen werken. Van 1 september 2005 tot 1 september 2006 op detacheringsbasis en vanaf 1 september 2006 op basis van een benoeming bij koninklijk besluit. Welke functies heeft hij gedurende welke periodes bij uw rechtbank bekleed? Mr. De G. is steeds werkzaam geweest als strafrechter/voorzitter strafkamer. De heer De G. werkte bij de rechtbank in Haarlem voordat hij bij uw rechtbank kwam werken. Is bij u bekend dat de heer De G. is met ruzie zou zijn vertrokken bij de rechtbank in Haarlem? Zo ja, wat was u daarover bekend? Bent u op de hoogte gesteld van enig probleem rondom integriteit en/of onprofessioneel handelen in de heer De G. s eerdere loopbaan? Ik was in de jaren 2005 en 2006 werkzaam als president van de rechtbank Haarlem. Van ruzie in die rechtbank als aanleiding voor zijn vertrek is mij uit hoofde van die functie niets bekend. Als met "enig probleem rondom integriteit" wordt gedoeld op beschuldigingen die in de zgn. Clickfondszaak m.b.t. mr. De G. zijn geuit, geldt dat deze beschuldigingen algemeen bekend waren bij de rechtspraak en het openbaar ministerie en geldt ook dat bekend was dat mr. De G. - na uitgebreid onderzoek - niet als verdachte is aangemerkt en niet is vervolgd. Deze beslissing van het OM is door het gerechtshof getoetst en juist bevonden. Zo nee, had u hierover willen worden geïnformeerd? Zie hiervoor. Wanneer is bij het bestuur bekend geworden dat er problemen speelden rondom rechter De G. inzake de strafzaak Demir? (En dan bedoelen wij niet de wraking maar de kwestie rondom het mogelijk vals opgemaakte stuk). Bij de voorzitter van de sector strafrecht juist voor de jaarwisseling 2010/2011 en bij mijzelf (na enkele dagen verlof) begin januari 2011. Welk probleem/welke problemen hebben volgens u in deze zaak gespeeld? Ik kan hiervoor gemakshalve verwijzen naar het persbericht van de rechtbank van 13 januari 2011. Welke stappen heeft de rechtbank/bestuur genomen? Wat waren de resultaten daarvan? Ook dit blijkt m.i. duidelijk uit het persbericht. Er is een intern onderzoek ingesteld, wat waren de conclusies daarvan? Ook dit blijkt uit het persbericht: de door de meervoudige strafkamer in de zitting van 21 december 2010 geuite twijfels waren niet weggenomen. Klopt het dat uit uw interne onderzoek (uitgevoerd door de voormalig president van de rechtbank) is gebleken dat de heer De G. een stuk heeft getekend namens twee andere rechters en een griffier die volgens hem 'buiten machte' waren mee te tekenen? Om welk stuk ging het precies?

Dat is juist. De beschikking - "Verstaansbeschikking" getiteld - is alleen getekend door mr. De G. als voorzitter van de meervoudige kamer die op 5 november 2010 de zaak had behandeld en het stuk vermeldt dat de griffier buiten staat was de beschikking te tekenen. (Met "buiten staat" wordt bedoeld dat de betrokkene niet in de gelegenheid is te tekenen, meestal wegens fysieke afwezigheid). Klopt het dat uit uw interne onderzoek is gebleken dat in ieder geval de griffier op dat moment wel aanwezig was? Uit het onderzoek is gebleken dat de zittingsgriffier (van de zitting van 5 november 2010) bij het maken van de verstaansbeschikking niet betrokken is geweest (maar een andere griffier). Er is niet vastgesteld of de zittingsgriffier op dat moment (van tekenen) wel of niet aanwezig was. Zo nee, wat was er wel aan de hand? Dat is nogal ingewikkeld en technisch juridisch van aard. Ik tracht u een en ander zo duidelijk mogelijk te schetsen: Er is in de wet een maximum gesteld aan de tijd die een verdachte mag doorbrengen in voorlopige hechtenis. Binnen die maximale periode (van ruim 100 dagen) moet de strafzaak ter zitting worden behandeld. Soms is het onderzoek dan nog niet gereed en moet de zaak nader worden aangehouden op zo'n zitting (die pro forma zitting wordt genoemd). Als de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt mag de zaak alleen "om klemmende redenen" voor een periode langer dan 1 maand worden aangehouden en dan maximaal voor 3 maanden (art. 282 Wetboek van Strafvordering). Om die reden staat in het proces-verbaal van een pro formazitting aan het eind meestal als beslissing van de rechtbank vermeld dat "de zaak wordt aangehouden voor een periode van langer dan een maand, maar ten hoogste drie maanden om de klemmende reden dat (bijvoorbeeld) het zittingsrooster van de rechtbank behandeling binnen een maand niet toestaat (of enige andere reden, zoals: dat het nog te verrichten onderzoek niet binnen een maand gereed is e.d.)". Als de rechtbank de bepaling van art. 282 Wetboek van Strafvordering negeert kan de vraag aan de orde komen of de voortzetting van de voorlopige hechtenis nog wel rechtmatig is. Op 5 november 2010 is deze zaak behandeld. Tijdens de behandeling van de zaak (tweede pro forma behandeling) is de rechtbank gewraakt. De consequentie daarvan is dat de zaak wordt aangehouden, zodat eerst de wraking kan worden behandeld. De gewraakte rechters worden geacht geen beslissingen meer in de zaak te nemen, totdat de wraking is afgewezen (als de wraking wordt toegewezen nemen zij helemaal geen beslissingen meer in de zaak, vanzelfsprekend). Het proces-verbaal van de zitting van 5 november vermeldt aan het slot: "De rechtbank schorst het onderzoek voor onbepaalde tijd, opdat de behandeling van het wrakingsverzoek kan plaats vinden." Verder wordt bevolen de verdachte en de raadsman op te roepen voor de voortzetting van de behandeling op een nader te bepalen moment. Op 10 december 2010 is het wrakingsverzoek behandeld. Het wrakingsverzoek is (ook op 10 december) tegen mr. De G. toegewezen en tegen de beide bijzitters afgewezen. Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek heeft de voorzitter van de wrakingskamer - al dan niet terloops - de vraag aan de orde gesteld hoe het stond met de voorlopige hechtenis. Er was immers al een periode van meer dan 1 maand verstreken sinds 5 november 2010. Hem was opgevallen dat het proces-verbaal van de zitting van 5 november 2010 niet vermeldde dat de zaak was aangehouden "voor ten hoogste drie maanden om de klemmende reden (welke dan ook) dat behandeling binnen één maand niet mogelijk was" of woorden van die strekking. Naar aanleiding van deze vraag of opmerking van de voorzitter van de wrakingskamer heeft mr. De G. de "verstaansbeschikking" laten opmaken. In die beschikking wordt vermeld dat in het procesverbaal van de zitting van 5 november 2010 (aan het slot) moet worden ingelezen "De rechtbank schorst het onderzoek voor een langere dan de in art. 282 tweede lid van het Wetboek van Strafvordering gestelde termijn van een maand, doch voor niet langer dan drie maanden, om de klemmende reden dat de agenda van de rechtbank een eerdere voortzetting niet mogelijk maakt". De raadsman van de verdachte heeft vervolgens bij dagvaarding van 14 december 2010 in kort geding (behandeld op 20 december 2010) opheffing van de voorlopige hechtenis gevraagd en heeft dat verzoek op 21 december 2010 herhaald bij de (nieuwe) meervoudige strafkamer die de behandeling van de zaak voortzette. Zowel de kort gedingrechter als de meervoudige kamer hebben vastgesteld dat art. 282 Wetboek van Strafvordering (en de daarin genoemde maximale termijnen voor voortzetting van de

voorlopige hechtenis) bij schorsing vanwege een wrakingsverzoek niet van toepassing is. Dat is ook logisch, want na een wrakingsverzoek valt de zaak stil en mag de rechter geen beslissingen meer nemen, ook niet ten aanzien van de voorlopige hechtenis. De verstaanbeschikking was dus volgens de kort gedingrechter en de meervoudige strafkamer van 21 december 2010 - achteraf en juridisch bezien - effectloos en betekenisloos. Los daarvan rezen er echter zowel bij de kort gedingrechter, als - nog meer uitgesproken - bij de meervoudige strafkamer van 21 december vragen over de inhoudelijke juistheid van de verstaansbeschikking. Was nu ter zitting van 5 november wél als beslissing van de rechtbank medegedeeld dat de zaak voor meer dan een maand maar minder dan drie maanden was aangehouden en waren voorzitter en griffier vergeten dat in het proces-verbaal te vermelden, of was die beslissing niet genomen en gemeld en was het proces-verbaal van 5 november 2010 juist van de aanvang af correct? Over wat er op de zitting van 5 november is gezegd en over de gang van zaken rond de totstandkoming van de verstaansbeschikking zijn in het interne onderzoek de personen gehoord die bij de rechtbank werkzaam zijn. In dat onderzoek zijn de twijfels over de juistheid van de verstaansbeschikking niet weggenomen en daarom is besloten het OM in kennis te stellen en mr. De G. op non actief te stellen. Die twijfels zouden bijvoorbeeld wél zijn weggenomen, als uit de aantekeningen van de griffier zou zijn gebleken dat de beslissingen van art. 282 Strafvordering wél waren genomen en medegedeeld en de twijfels zouden ook zijn weggenomen als de bijzitters zich nog hadden herinnerd dat de beslissingen van art. 282 Strafvordering ter zitting waren genomen en medegedeeld. Dat de twijfels niet waren weggenomen impliceerde echter niet dat daarmee vast was komen te staan dat de beslissingen van art. 282 strafvordering niet waren genomen en medegedeeld en dat de verstaansbeschikking vals was. Het leek de rechtbank van belang dat daaromtrent eerst de andere - niet bij de rechtbank werkzame - procesdeelnemers zouden worden gehoord. Tot nu toe heeft uw rechtbank slechts sumier informatie naar buiten gebracht over deze zaak, ook na vragen van journalisten. Dit terwijl de zaak wel is overgedragen aan het Openbaar Ministerie waaruit we concluderen dat het een ernstige kwestie betreft, het gaat immers om een rechter naar wie het OM onderzoek doet. Waarom heeft u hiervoor gekozen? Zou een rechtbank als het gaat om dit soort integriteitskwesties niet opener moeten zijn? Mij is onbekend op welke vragen van journalisten u doelt. Er zijn niet of nauwelijks vragen geweest. De uiteenzetting hiervoor leende zich vanwege de complexiteit van de kwestie en het technisch-juridische karakter daarvan naar het oordeel van de rechtbank niet voor een persbericht. De rechtbank heeft getracht het probleem zo helder mogelijk te schetsen zonder in detail of jargon te vervallen. Naar mijn mening is uit het persbericht overduidelijk af te leiden dat de rechtbank e.e.a. beschouwt als een zeer ernstige kwestie. Er staat duidelijk in dat getwijfeld wordt aan de juistheid van een van de rechtbank afkomstige beschikking en dat daarom het OM is ingeschakeld. Anders dan uw vraag impliceert, meen ik dat de rechtbank maximale openheid heeft betracht, meer in het bijzonder ook door de naam van de betrokken rechter te vermelden. Vanzelfsprekend houden wij ons aanbevolen voor suggesties van uw kant, hoe wij nóg opener hadden kunnen zijn dan door het op zeer korte termijn instellen van een onderzoek en vervolgens door middel van een persbericht bekend maken dát er mogelijk sprake is van een ernstig integriteitsincident, dát het OM verzocht is onderzoek in te stellen en dát mr. De G. in afwachting daarvan op non actief is gesteld. Waarom is de zaak overgedragen aan het Openbaar Ministerie (Arnhem)? Zie hiervoor. Als het OM verzocht wordt onderzoek naar een rechter in te stellen, vraagt het OM de procureur-generaal bij de Hoge Raad een verzoek in te dienen bij de Hoge Raad om een parket aan te wijzen dat de zaak zal behandelen. De Hoge Raad heeft Arnhem aangewezen. Zijn er met de heer De G. eerder problemen geweest bij uw rechtbank inzake integriteit en/of onprofessioneel handelen? Zo ja, welk soort kwesties betrof dit?

Zijn er bij uw rechtbank eerder (disciplinaire dan wel andere) maatregelen tegen de heer De G. getroffen? Zo ja, welke? De heer De G. heeft per 1 juli 2011 leeftijdsontslag ingediend, is dit ontslag verleend? Waarom wel/waarom niet? Wat is de inhoud van de getroffen regeling? Het ontslag is verleend. Zoals voor alle werknemers in Nederland, geldt ook voor rechters dat zij vrij zijn ontslag te nemen, wanneer zij niet meer voor hun werkgever willen werken. Ontslag te mogen nemen is een recht. Er is geen regeling met mr. De G. getroffen. Is er een financiële regeling met de heer De G. getroffen, zo ja welke? Zo nee, waarom niet? Of gaat dat nog gebeuren? Er is geen regeling met mr. De G. getroffen en vanzelfsprekend wordt er al helemaal geen regeling in de toekomst getroffen. Er bestond naar mijn mening geen enkele reden een regeling met mr. De G. te treffen. Hij heeft gebruik gemaakt van de pensioenregeling, waarop hij aanspraak had. Krijgt de heer De G.nog enig inkomen/vergoeding van uw rechtbank? Zo ja, in welke vorm en wat is de hoogte daarvan? Geen. Krijgt de heer De G. van uw rechtbank dan wel via de Raad voor de rechtspraak een vergoeding voor de kosten die hij moet maken in het kader van de lopende procedure bij uw rechtbank en/of het Openbaar Ministerie in Arnhem? Welke rol speelt de rechtbank Den Haag in de strafzaak tegen de heer De G.? Geen. Heeft uw rechtbank een verzoek tot schorsing of ontslag ingediend bij (de procureur-generaal van) de Hoge Raad? Zo ja, op welk moment? Zo nee, waarom niet of bent u nog voornemens dat te doen? Daartoe bestond geen aanleiding, omdat mr. De G. zich heeft neergelegd bij zijn op nonactiefstelling die feitelijk gelijk staat aan schorsing en kort daarna heeft besloten ontslag te verzoeken. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad kan niet het ontslag verzoeken van een oud-rechter. Aangezien uit uw interne onderzoek is gebleken dat de 'twijfels' niet zijn weggenomen, was dit niet reden geweest om meteen al over te gaan tot een schorsing danwel ontslag? Zie hiervoor. Ik heb gekozen voor de snelste en meest directe oplossing ten aanzien van een rechter die op dat moment in opspraak was, maar van wie niet vast stond dat hij inderdaad een strafbaar feit of ambtsverzuim had gepleegd: directe op non-actiefstelling met medewerking van mr. De G.. In de fase, waarin wij op dit moment nog steeds verkeren, te weten de fase, waarin door het OM wordt onderzocht óf mr. De G. een strafbaar feit heeft gepleegd lijkt geen basis aanwezig voor een ontslagverzoek bij de Hoge Raad. Net als ieder ander heeft mr. De G. er recht op dat zijn zaak behoorlijk wordt onderzocht, dat vervolgens wordt bepaald of hij als verdachte van een strafbaar feit wordt aangemerkt, waarna door de rechter kan worden bepaald of er een veroordeling moet volgen.

Uit cijfers van de Hoge Raad blijkt dat er in ons land in de laatste tien jaar nauwelijks rechters zijn geschorst of ontslagen. Klopt het dat ook bij uw rechtbank rechters bij problemen rondom integriteit en/of onprofessioneel handelen vaak zelf ontslag nemen dan wel met een regeling weggaan dan wel met (vervroegd) pensioen worden gestuurd of dit zelf aanvragen? Hoe kijkt u hier tegenaan? En vindt u dat u voldoende soorten maatregelen kunt treffen - in zijn algemeenheid - in dit soort kwesties? Laten wij voorop stellen dat ook rechters recht hebben op een fatsoenlijke en zorgvuldige behandeling indien er twijfels rijzen aan hun integriteit of professionaliteit. Zoals u in de vraag hieronder terecht aangeeft passen daarbij het principe van hoor en wederhoor en het recht op een zorgvuldig onderzoek. Pas indien na een onderzoek buiten redelijke twijfel is dat een rechter niet integer of onprofessioneel heeft gehandeld mag worden overgegaan tot het treffen van disciplinaire maatregelen, waaronder ontslag. Onderzoek is meestal langdurig en wordt (juist) door rechters als schadelijk voor hun reputatie ervaren. Er is ook niet veel inlevingsvermogen voor nodig om te begrijpen hoe het voor een rechter is om een ontslagprocedure bij de Hoge Raad mee te maken. Tegen die achtergrond is het helemaal niet merkwaardig dat een rechter er soms voor kiest zelf ontslag te nemen en zo de gehele procedure van onderzoek, besluitvorming rond de vraag of een ontslagprocedure wordt gestart en tenslotte die procedure zelf te vermijden. Ook in het bedrijfsleven of bij overheidsdiensten is niet ongebruikelijk dat werknemers die in opspraak zijn geraakt zelf ontslag nemen en het resultaat van een procedure niet afwachten. Voor de rechtbank als werkgever geldt hetzelfde als voor een particulier werkgever: als een in opspraak geraakte rechter ervoor kiest zelf ontslag te nemen levert dit in vergelijking tot de situatie van een (soms jarenlange) procedure een aanzienlijke besparing aan loonkosten op. Die middelen kunnen dan weer worden ingezet voor de rechtspraak. In de media lijkt wel eens te worden gesuggereerd - ook in de kwestie De G. - dat een rechter die zelf ontslag neemt "te makkelijk wegkomt". Dat verbaast mij. Als de rechtspraak open is over het feit dat er ten aanzien van een rechter een integriteits- of professionaliteitsvraagstuk speelt, en die betrokken rechter ontslag neemt - zelfs voordat überhaupt door onderzoek vaststaat of terecht aan integriteit en professionaliteit is getwijfeld - lijkt bij uitstek (en snel) aan de maatschappelijke behoefte "geen omstreden rechters" te zijn voldaan. Ik merk daarbij nog op dat onderzoek naar niet-integer of onprofessioneel handelen lang niet altijd zodanige feiten oplevert dat er voor disciplinair ontslag door de Hoge Raad voldoende grond is. In die gevallen ontstaat er een onaangename patstelling: wel twijfels en toch in functie blijven. Bij de rechtbank Den Haag is er in mijn periode (vanaf 1 januari 2008) tweemaal sprake geweest van een omstreden rechter die zelf ontslag nam. In zijn algemeenheid biedt de wet voldoende mogelijkheden om een disfunctionerende rechter te ontslaan. Tenslotte merk ik volledigheidshalve op dat het de rechtbank niet bekend is, wat de stand van zaken is in het onderzoek dat het OM instelt. De rechtbank is geen partij bij dat onderzoek en wordt als oudwerkgever over het verloop van dat onderzoek niet door het OM geïnformeerd.