Datum van inontvangstneming : 25/06/2015

Vergelijkbare documenten
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4

Datum van inontvangstneming : 28/08/2015

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

16907/06 dau/lep/ls 1 DG H 2B

Datum van inontvangstneming : 23/02/2015

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 28 mei 2010 (01.06) (OR. en) 8436/2/10 REV 2 COPEN 95 EJN 8 EUROJUST 42 NOTA

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B

Datum van inontvangstneming : 23/01/2019

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2],

III BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG

Datum van inontvangstneming : 08/05/2017

12494/1/07 REV 1 yen/il/lv 1 DG H 2B

Datum van inontvangstneming : 18/10/2016

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE. van HANDBOEK VOOR HET UITVAARDIGEN VAN EEN EUROPEES AANHOUDINGSBEVEL

A8-0165/ AMENDEMENTEN ingediend door de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

Datum van inontvangstneming : 28/12/2017

9116/19 JVB/jvc/srl JAI.2

Eerste Kamer der Staten-Generaal

NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Prüm Verdrag 27 mei 2005 tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Republiek Frankrijk, het Groothertogdom

Inhoudstafel. Europese Unie Verdrag van 25 maart 1957 betreffende de Werking van de Europese Unie 153

Datum van inontvangstneming : 07/02/2018

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

PUBLIC. Brussel, 12 mei 2006 (19.05) (OR. en) RAAD VA DE EUROPESE U IE 9226/06 LIMITE CATS 92 COPE 56

Voor de delegaties gaat hierbij de geconsolideerde versie van het modelformulier voor een Europees aanhoudingsbevel.

VOOR Rf CH f SPRAAK. Geachte heer Hirsch Ballin,

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt.

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

EUROPEES ARRESTATIEBEVEL 1

HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE

Datum van inontvangstneming : 30/09/2014

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Datum van inontvangstneming : 08/07/2016

Datum van inontvangstneming : 23/07/2013

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN VERSLAG VAN DE COMMISSIE

GSC.TFUK. Raad van de Europese Unie Brussel, 7 januari 2019 (OR. en) XT 21106/18. Interinstitutioneel dossier: 2018/0426 (NLE) BXT 125

Datum van inontvangstneming : 27/09/2013

Datum van inontvangstneming : 09/05/2017

Benelux Verdrag 27 juni 1962 aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom

Datum van inontvangstneming : 03/07/2017

Datum van inontvangstneming : 02/07/2015

Deze herziene versie van het verslag is opgesteld na bespreking in de Groep materieel strafrecht van 23 juni 2004.

Datum van inontvangstneming : 10/02/2015

Datum van inontvangstneming : 03/09/2012

8658/15 dui/pw/mt 1 DG D 2B

Date de réception : 01/12/2011

Hof van Cassatie van België

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 januari 2008 (06.02) (OR. en) 5213/08 ADD 1 COPEN 4

Nationaal Benelux Prüm Europese Unie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum van inontvangstneming : 28/06/2012

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ0417. Uitspraak. Instantie: Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak: Datum publicatie:

Datum van inontvangstneming : 26/09/2017

Datum van inontvangstneming : 23/10/2015

(Wetgevingshandelingen) RICHTLIJNEN

Hof van Cassatie van België

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Datum van inontvangstneming : 15/06/2017

Raad van de Europese Unie Brussel, 18 mei 2016 (OR. en)

Datum van inontvangstneming : 04/01/2018

Datum van inontvangstneming : 04/06/2015

Datum van inontvangstneming : 22/08/2017

Datum van inontvangstneming : 28/02/2013

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1

III BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG

Datum van inontvangstneming : 11/12/2012

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT. Brussel, 3 april 2014 (OR. en) 2010/0817 (COD) LEX 1478 PE-CONS 122/2/13 REV 2

Alle teksten zijn bijgewerkt tot 1 januari Gert Vermeulen

Datum van inontvangstneming : 19/12/2018

(Wetgevingshandelingen) RICHTLIJNEN

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Publicatieblad van de Europese Unie. (Wetgevingshandelingen) RICHTLIJNEN

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Brussel, 22 april 2010 (23.04) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 8703/10 ADD 1. Interinstitutioneel dossier: 2010/0802 (COD) COPEN 102 CODEC 325

Nota naar aanleiding van het verslag

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015

Datum van inontvangstneming : 30/07/2017

EUROPEES PARLEMENT Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

Het Europees Parlement is verzocht advies over het voorstel uit te brengen.

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013

Datum van inontvangstneming : 30/05/2017

(Wetgevingshandelingen) RICHTLIJNEN

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 februari 2008 (07.02) (OR. en) 5952/08 JUR 25 COUR 1

A8-0165/46. Amendement 46 Claude Moraes namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

Datum van inontvangstneming : 26/05/2014

Gemeenschappelijke EU-standaarden voor het garanderen van procedurele rechten in strafzaken

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een KADERBESLUIT VAN DE RAAD

Datum van inontvangstneming : 06/11/2015

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

Datum van inontvangstneming : 20/05/2013

Europees Arrestatiebevel

Hof van Cassatie van België

Transcriptie:

Datum van inontvangstneming : 25/06/2015

Samenvatting C-241/15-1 Zaak C-241/15 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie Datum van indiening: 25 mei 2015 Verwijzende rechter: Curtea de Apel Cluj Secția penală și de minori (Roemenië) Datum van de verwijzingsbeslissing: 22 mei 2015 Strafprocedure tegen: Niculaie Aurel Bob-Dogi Voorwerp van de procedure in het hoofdgeding Procedure voor de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel Voorwerp en rechtsgrondslag van het verzoek om een prejudiciële beslissing Voorwerp: uitlegging van artikel 8, lid 1, onder c), van kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten Rechtsgrondslag: artikel 19, lid 3, onder b), VEU en artikel 267 VWEU Prejudiciële vragen 1. Moet voor de toepassing van artikel 8, lid 1, onder c), van kaderbesluit 2002/584/JBZ onder de uitdrukking dat een aanhoudingsbevel bestaat worden verstaan een nationaal intern aanhoudingsbevel dat overeenkomstig de voorschriften van het strafprocesrecht van de uitvaardigende lidstaat is uitgevaardigd en dat derhalve niet hetzelfde is als het Europees aanhoudingsbevel? NL

SAMENVATTING VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING ZAAK C-241/15 2. Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: kan het ontbreken van een nationaal intern aanhoudingsbevel een impliciete grond vormen om het Europees aanhoudingsbevel niet ten uitvoer te leggen? Aangevoerde bepalingen van het Unierecht Artikelen 3, 4, 4 bis en 8, lid 1, in het bijzonder onder c), alsmede 17, lid 6, van kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (PB L 190, blz. 3) Artikel 6 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie Aangevoerde bepalingen van nationaal recht Artikelen 86, lid 1, in het bijzonder onder c), en 98 van Legea nr. 302/2004 privind cooperarea judiciară internațională în materie penală (wet nr. 302/2004 inzake internationale gerechtelijke samenwerking in strafzaken), bekend gemaakt in Monitorul Oficial al României (publicatieblad van Roemenië) deel I, nr. 377 van 31 mei 2011, zoals nadien gewijzigd en aangevuld Korte uiteenzetting van de feiten en de procedure 1 Op 30 maart 2015 hebben de Hongaarse autoriteiten in het Schengeninformatiesysteem de naam van een gezochte persoon, Niculaie Aurel Bob-Dogi, Roemeens staatsburger, opgenomen. Bij die opname werd ook een in het Hongaars opgesteld Europees aanhoudingsbevel gevoegd, waarop die opname was gebaseerd en waarin werd verzocht om aanhouding van deze persoon met het oog op overlevering aan de Hongaarse rechterlijke autoriteiten. 2 Het parket bij de Curtea de Apel Cluj gelastte op 2 april 2015 de inverzekeringstelling van de gezochte persoon voor 24 uur en verzocht de Curtea de Apel Cluj diezelfde dag twee weken voorlopige hechtenis toe te staan met het oog op de overlevering van de gezochte persoon. 3 Bij strafrechtelijke beschikking van 2 april 2015 heeft de Curtea de Apel Cluj het verzoek van het parket bij de Curtea de Apel Cluj om de gezochte persoon met het oog op de overlevering in voorlopige hechtenis te nemen afgewezen en diens onmiddellijke vrijlating gelast. 4 Tegelijkertijd legde de Curtea de Apel Cluj de gezochte persoon persoonlijke dwangmaatregelen op voor een periode van 30 dagen (2 april 2015 tot en met 1 mei 2015). Gedurende dat tijdvak moest de gezochte persoon aan de volgende verplichtingen voldoen: gehoor geven aan elke oproep om voor de rechter te verschijnen; het gerecht waarbij de strafzaak aanhangig is onverwijld informeren 2

BOB-DOGI over veranderingen van zijn verblijfplaats; zich overeenkomstig het door de politie van zijn woonplaats opgestelde toezichtschema of elke keer dat hij daartoe wordt opgeroepen melden op het politiebureau; Roemenië niet zonder toestemming van de rechter verlaten; geen wapens bezitten, gebruiken of dragen. Laatstgenoemde maatregel is bij strafrechtelijke beschikking van 29 april 2015 van de Curţii de Apel Cluj gehandhaafd. 5 Op 15 april 2015 werd aan de gezochte persoon een afschrift van het in het Roemeens vertaalde en door de Hongaarse rechterlijke autoriteiten toegezonden aanhoudingsbevel betekend. 6 Europees aanhoudingsbevel nr. 1.B256/2014/19-II was op 23 maart 2015 uitgevaardigd door de Judecătoria Mátészalka (gerecht van eerste aanleg van Mátészalka) Hongarije. 7 Het door de Hongaarde rechterlijke autoriteiten uitgevaardigde Europees aanhoudingsbevel betreft het toebrengen van ernstige lichamelijk letsel in de zin van 235, lid 1, van het Hongaarse wetboek van strafrecht, zoals omschreven in lid 2, onder a), ervan. 8 Blijkens het Europees aanhoudingsbevel is geconstateerd dat de verdachte, Niculaie Aurel Bob Dogi, op 27 november 2013 in de buurt van het dorp Porcsalma, Hongarije, in een in Roemenië geregistreerde vrachtauto reed en wegens te hoge snelheid in een verkeersongeval verwikkeld raakte, ten gevolge waarvan de bestuurder van een ander voertuig verwondingen opliep, waarvan de genezing 10 tot 11 maanden heeft geduurd. Bewezen was dat de verdachte met een snelheid van ongeveer 90-100 km/uur reed en dat hij, indien hij 56-59 km/uur zou hebben gereden en tijdig zou hebben geremd, het ongeval had kunnen voorkomen. 9 In het Europees aanhoudingsbevel onder b), waarin wordt verwezen naar de beslissing die aan het aanhoudingsbevel ten grondslag ligt, wordt het parket bij de Judecătoria Nyíregyháza (gerecht van eerste aanleg van Nyíregyháza), K. 11884/2013/4 genoemd. Onder b), punt 1, van het Europees aanhoudingsbevel, waarin het aanhoudingsbevel of de gerechtelijke beslissing van gelijkwaardige werking moet staan, is vermeld dat het Europees aanhoudingsbevel met nr. 1.B256/2014/19-II is uitgevaardigd door de Judecătoria Mátészalka en dat het op het Hongaarse grondgebied geldt, en dus tegelijkertijd tevens een nationaal aanhoudingsbevel vormt. In de rubriek soort is echter alleen aanhoudingsbevel ingevuld, zonder nadere toelichting. Korte uiteenzetting van de motivering van het verzoek om een prejudiciële beslissing 10 De verwijzende rechter zet uiteen dat er in de nationale rechtspraak over de tenuitvoerlegging van Europese aanhoudingsbevelen in het geval waarin deze niet 3

SAMENVATTING VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING ZAAK C-241/15 vergezeld gaan van een nationaal aanhoudingsbevel, twee tegenstrijdige oplossingen zijn te vinden: a) de eerste oplossing (die in het merendeel van de gevallen wordt gehanteerd) is de afwijzing van het verzoek om tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel, in essentie omdat het Europees aanhoudingsbevel het ontbreken van een nationaal (intern) aanhoudingsbevel of een rechterlijke tenuitvoerleggingsbeslissing niet opheft, en in enkele gevallen werd er bovendien op gewezen dat het Europees aanhoudingsbevel niet gelijkstaat met een bevel om de gezochte persoon gedwongen voor te geleiden aan de autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat, daar ook is voorzien in de toepassing van alternatieve maatregelen, zoals het gebruik van kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie, het aanwenden van minder dwingende instrumenten in het kader van de wederzijdse rechtshulp, in het bijzonder het horen van de gezochte persoon middels videoconferentie, het oproepen van de gezochte persoon om te verschijnen, het horen van de gezochte persoon middels een rogatoire commissie en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem om de verblijf- of woonplaats van de gezochte persoon vast te stellen. b) de tweede oplossing (in een gering aantal gevallen) is de toelating van het verzoek tot tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel op grond dat, in essentie, de juridische vereisten vervuld zijn, daar de uitvaardigende rechterlijke autoriteiten uitdrukkelijk hebben vermeld dat het uitgevaardigde Europees aanhoudingsbevel de rechterlijke beslissing vormt die ten grondslag ligt aan de verzoeken aan de Roemeense rechterlijke autoriteiten, en er tegelijkertijd uitdrukkelijk op hebben gewezen dat het Europees aanhoudingsbevel ingevolgde de nationale voorschriften meteen ook het nationale aanhoudingsbevel vormt of, in andere gevallen, die vermelding eenvoudigweg hebben weggelaten. 11 Met betrekking tot de eerste vraag is volgens de verwijzende rechter dat wat de uitvoerende rechterlijke autoriteit in het kader van de wederzijdse erkenning waarop de justitiële samenwerking is gebaseerd, erkent, de/hetzelfde voor tenuitvoerlegging vatbare maatregel/beslissing/beschikking/vonnis of het respectieve equivalent, als die/dat welke ten grondslag lag aan de uitvaardiging door de bevoegde autoriteiten van het nationale (interne) bevel tot voorlopige hechtenis jegens een persoon, in overeenstemming met de voorschriften van het strafprocesrecht van de uitvaardigende lidstaat, in een fase vóór de inleiding van de procedure voor de uitvaardiging van het Europees aanhoudingsbevel. 4

BOB-DOGI 12 Volgens de verwijzende rechter bestaan er tussen het Europees aanhoudingsbevel en het nationale (interne) aanhoudingsbevel kennelijk de volgende fundamentele verschillen: a) met de uitvaardiging van het Europees aanhoudingsbevel wordt verzocht om aanhouding en overlevering van een verdachte of veroordeelde persoon die zich op het grondgebied van de uitvoerende lidstaat bevindt, met het oog op strafrechtelijke vervolging, het vonnis of de tenuitvoerlegging van een straf of een vrijheidsbenemende maatregel, terwijl het nationale (interne) aanhoudingsbevel wordt uitgevaardigd met als doel de aanhouding van een persoon die zich op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat bevindt; b) de uitvaardiging van het Europees aanhoudingsbevel steunt (materiële voorwaarde) op een bevel tot voorlopige hechtenis of op bevel tot tenuitvoerlegging van een reeds opgelegde straf, terwijl het nationale (interne) bevel tot voorlopige hechtenis wordt uitgevaardigd op basis van de in het strafprocesrecht van de uitvaardigende lidstaat gestelde voorwaarden en voorziene gevallen; c) de inhoud van het Europees aanhoudingsbevel is ruimer en vormt een samenvatting van de strafzaak, die wordt weergegeven in de inhoud van het modelformulier dat is opgenomen in de bijlage bij het kaderbesluit (formele voorwaarde), terwijl de inhoud van het nationale bevel tot voorlopige hechtenis beperkter is en wordt bepaald door de voorschriften van het strafprocesrecht van de uitvaardigende lidstaat; d) het Europees aanhoudingsbevel bepaalt op zich geen duur van de hechtenis (daar de hechtenis en overlevering niet worden gelast, doch daarom wordt verzocht). Het nationale (interne) bevel tot voorlopige hechtenis bepaalt daarentegen wel een bepaalde duur, overeenkomstig hetgeen uitdrukkelijk geregeld is in de voorschriften van het nationale strafprocesrecht van de uitvaardigende lidstaat; e) het Europees aanhoudingsbevel bevat geen concrete gronden voor de aanhouding, vermeldt niet de plaats van de bewaring en gelast de aanhouding van een persoon niet, zoals daarentegen bij het nationale (interne) aanhoudingsbevel wel het geval is, voor zover deze aspecten uitdrukkelijk zijn geregeld in de voorschriften van het strafprocesrecht van de uitvaardigende lidstaat; f) het Europees aanhoudingsbevel wordt vertaald in een taal die de gezochte persoon begrijpt, terwijl het nationale aanhoudingsbevel wordt opgesteld in de taal van de uitvaardigende lidstaat (doch indien nodig, vanzelfsprekend, wordt vertaald in een taal die de betrokkene begrijpt); g) het Europees aanhoudingsbevel kan ook de inbeslagneming of de overdracht van voorwerpen betreffen die als materiële bewijsstukken kunnen dienen, terwijl het nationale aanhoudingsbevel een dergelijke vermelding niet bevat; 5

SAMENVATTING VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING ZAAK C-241/15 h) na de feitelijke overlevering van de persoon aan de uitvaardigende lidstaat wordt het nationale (interne) aanhoudingsbevel weer van kracht, nadat dit eerst, vanzelfsprekend, door de uitvaardigende rechterlijke autoriteit, in de regel een rechter, is bevestigd. 13 De verwijzende rechter leidt uit de analyse van deze verschillen af dat een persoon niet mag worden aangehouden en vastgehouden wanneer er geen nationaal (intern) aanhoudingsbevel is, en dat de uitlegging volgens welke het Europees aanhoudingsbevel zijn eigen beperkende aard ten aanzien van de individuele vrijheid van een persoon overdraagt en na de overleving van de gezochte persoon verandert in een nationaal (intern) aanhoudingsbevel, niet passend is. 14 Een dergelijke uitlegging zou ongetwijfeld het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden omzeilen, hetgeen ontoelaatbaar is, daar het een kennelijke schending van het recht op vrijheid van de persoon zou vormen en tegelijkertijd de doeltreffendheid, vanuit juridisch oogpunt, van het Europees aanhoudingsbevel in gevaar zou brengen. 15 Volgens de verwijzende rechter is het zeer belangrijk dat de uitvoerende rechterlijke autoriteit, alvorens een Europees aanhoudingsbevel ten uitvoer te leggen, niet alleen de vorm van het Europees aanhoudingsbevel controleert, maar ook nagaat of de materiële voorwaarden, waarnaar in artikel 8, lid 1, onder c), van kaderbesluit 2002/584/JBZ wordt verwezen, zijn vervuld. 16 Met betrekking tot de tweede vraag zet de verwijzende rechter uiteen dat de in kaderbesluit 2002/584/JBZ geregelde gronden voor verplichte en facultatieve weigering in beginsel in de rechtsorden van de lidstaten van de Europese Unie zijn omgezet en waarborgen vormen voor de mensenrechten in procedures voor de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel. 17 Naast die uitdrukkelijk geformuleerde gronden voor verplichte en facultatieve weigering blijkt niettemin uit de rechtspraktijk dat er verdere, ongeschreven weigeringsgronden zijn, zoals: a) de materiële of formele voorwaarden van het Europees aanhoudingsbevel zijn niet vervuld: er is bijvoorbeeld geen nationaal aanhoudingsbevel van de uitvaardigende lidstaat (zoals in casu), het komt niet overeen met de strafbeperkingen, het Europees aanhoudingsbevel is niet uitgevaardigd volgens het model; b) de gezochte persoon bevindt zich niet in de uitvoerende lidstaat; c) de in het Europees aanhoudingsbevel genoemde persoon is niet de door de uitvaardigende rechterlijke autoriteit gezochte persoon, in die zin dat hij niet de persoon is die ervan wordt verdacht de verweten strafbare feiten te hebben gepleegd; 6

BOB-DOGI d) het Europees aanhoudingsbevel wordt door de uitvaardigende rechterlijke autoriteit ingetrokken of herroepen; e) de voorwaarde van dubbele strafbaarheid is niet vervuld, tenzij het gaat om een van de 32 in artikel 2, lid 2, van kaderbesluit 2002/584/JBZ genoemde strafbare feiten, waarvoor toetsing van de dubbele strafbaarheid niet vereist is. 18 De verwijzende rechter stelt voor de beide prejudiciële vragen bevestigend te beantwoorden, daar het ontbreken van een nationaal (intern) aanhoudingsbevel in het kader van de procedure voor de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel, dat is uitgevaardigd met het oog op de strafrechtelijke vervolging of het vonnis, een impliciete grond vormt om het niet ten uitvoer te leggen, die bovenop de overige in kaderbesluit 2002/584/JBZ vervatte facultatieve en dwingende gronden komt. 19 Op grondslag van artikel 107 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof wordt tegelijkertijd verzocht om het verzoek om een prejudiciële beslissing te behandelen volgens spoedprocedure. 7