Dossiernummer 70a-2008 OORDEEL. Verzoeker De heer O. te Zwolle.

Vergelijkbare documenten
Tijdens de hoorzitting werd afgesproken dat de zes verzoeken als twee verzoeken (70a-2008 en 70b- 2008) worden behandeld.

Het ondertekende verzoek tot onderzoek is op 1 december 2008 binnengekomen bij het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

Het ondertekende verzoek tot onderzoek is op 2 maart 2009 binnengekomen bij het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

OORDEEL OMBUDSCOMMISSIE. Het schriftelijke verzoek van 24 juni 2008 is op 30 juni 2008 ontvangen op het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

Rapport. Datum: 16 mei 2003 Rapportnummer: 2003/124

Het ondertekende verzoek tot onderzoek is op 11 maart 2008 ontvangen bij het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

Dubbele leges voor één vergunning Gemeente Almere Dienst Publiekszaken

Klacht Verzoeker klaagt over de gang van zaken bij de hoorzitting van de commissie voor bezwaarschriften:

Het ondertekende verzoek tot onderzoek is op 27 januari 2009 binnengekomen bij het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

OORDEEL. Het verzoek tot onderzoek betreft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo, hierna (ook) te noemen: de gemeente.

"Ik woon nu bijna 3 jaar in Wassenaar en ben zeer verbolgen over de wijze waarop u met uw burgers omgaat:

Rapport. Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/115

Rapport. Datum: 3 december 2010 Rapportnummer: 2010/344

Rapport. Rapport over een klacht over Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid uit Dordrecht. Datum: 23 december Rapportnummer: 2011/367

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Rapport. Datum: 25 augustus 2004 Rapportnummer: 2004/335

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het LBIO gegrond. Datum: 24 juli 2017 Rapportnummer: 2017/089

Datum verzoekschrift Het verzoek tot onderzoek is op 12 juli 2013 binnengekomen bij het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

Het ondertekende verzoek tot onderzoek is op 3 november 2010 binnengekomen bij het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

Rapport. Rapport over een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Nunspeet. Datum: 19 augustus 2015 Rapportnummer: 2015/124

Rapport. Datum: 8 juni 2006 Rapportnummer: 2006/197

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Randmeren uit Zwolle. Datum: 11 april Rapportnummer: 2011/105

Rapport. Datum: 8 augustus 2003 Rapportnummer: 2003/261

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/303

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/199

Langdurig geschil over de renovatie van panden gemeente Amsterdam stadsdeel Centrum

Het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) zond verzoeker hiervoor op 4 november 2006 een beschikking met een sanctiebedrag van 40.

OORDEEL. Het klachtenformulier is gedateerd 13 november 2008 en bij het secretariaat ingeboekt op 17 november 2008 onder nummer

Rapport. Datum: 10 december 2007 Rapportnummer: 2007/301

Rapport. Rapport over de Commissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften van de gemeente Leiden. Datum: 11 april Rapportnummer: 2011/106

OORDEEL. Het klachtenformulier is gedateerd 3 mei 2012 en bij het secretariaat ingeboekt op 8 mei 2012 onder nummer

Rapport. Rapport over een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Scherpenzeel. Datum: 8 juli Rapportnummer: 2011/207

Rapport. Vergoeding griffierecht na bijna één jaar uitbetaald. Oordeel

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/049

de eigen bijdrage 2006 alsmede de naheffing over 2006 onvoldoende duidelijk

Datum verzoek Het ondertekende verzoek tot onderzoek is op 5 mei 2010 binnengekomen bij het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

Rapport. Datum: 1 september 2003 Rapportnummer: 2003/290

Rapport. Datum: 9 december 2002 Rapportnummer: 2002/374

OORDEEL. Het klachtenformulier is gedateerd 1 september 2008 en bij het secretariaat ingeboekt op 3 september 2008 onder nummer 65/2008.

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 15 september 2005 Rapportnummer: 2005/266

Verzoeker klaagt er over dat de Kamer van Koophandel Noord-Nederland (hierna KvK):

Beoordeling. h2>klacht

I. Ten aanzien van het afwijzen van verzoekster voor een vaste functie

Rapport. Datum: 9 november 2007 Rapportnummer: 2007/251

Rapport. Datum: 27 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/181

Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151. Uitspraak. Permanente link: Datum uitspraak Datum publicatie

Rapport. Datum: 31 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/255

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

Rapport. Rapport over een klacht over Huurcommissie te Den Haag. Datum: 14 september Rapportnummer: 2012/146

Het ondertekende verzoek tot onderzoek is op 5 augustus 2008 binnengekomen bij het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

Rapport. Datum: 21 juli 2005 Rapportnummer: 2005/209

Rapport. Datum: 19 februari 2001 Rapportnummer: 2001/048

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136

Rapport. Datum: 5 april 2006 Rapportnummer: 2006/124

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/200

Het ondertekende verzoek tot onderzoek van 20 november 2009 is op 24 november 2009 binnengekomen bij het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

Rapport. Datum: 26 september 2005 Rapportnummer: 2005/293

Rapport. Datum: 14 september 2006 Rapportnummer: 2006/314

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Halderberge. Datum: 24 mei Rapportnummer: 2013/057

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van het College voor zorgverzekeringen. Datum: 10 mei Rapportnummer: 2012/078

RAPPORT. Het klachtenformulier is gedateerd 14 april 2013 en bij het secretariaat ingeboekt op 15 april 2013 onder nummer

Verzoekster klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) Rotterdam:

4. Op 13 januari 2008 wendde verzoeker zich tot de Nationale ombudsman omdat hij nog geen nieuw besluit van de PUR had ontvangen.

3. Op 26 juni 2007 diende verzoekster een klacht in omdat zij tot op dat moment het verschuldigde bedrag nog niet had ontvangen.

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland te Leiden. Datum: Rapportnummer: 2014/025

Naar aanleiding van de beslissing van de gemeente van 16 maart 2007 wendde verzoekster zich opnieuw tot de Nationale ombudsman.

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond.

Rapport. Datum: 27 mei 2005 Rapportnummer: 2005/156

Zij klaagt er voorts over dat de SVB de schade en kosten die het gevolg waren van de werkwijze van de SVB niet aan haar wil vergoeden.

Uitspraak /1/A1

Hoofdstuk 9 Awb: Klachtbehandeling

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst en de Dienst Terugkeer en Vertrek.

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport betreffende een klacht over Dienst Wegverkeer (RDW) te Zoetermeer. Datum: 4 september Rapportnummer: 2012/139

Lantaarnpaal staat in de weg Gemeente Weesp Beheer en beleid

Beoordeling Bevindingen

RAPPORT. Het klachtenformulier is gedateerd 13 januari 2014 en bij het secretariaat ingeboekt op 14 januari 2014 onder nummer

Geen duidelijkheid over handhavingsverzoek Gemeente Amsterdam Stadsdeel Centrum

Rapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/252

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148

ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936

Dossiernummer RAPPORT met oordeel. Verzoeker De heer H. P. te Zwolle, hierna genoemd: verzoeker.

Beoordeling. h2>klacht

college van Burgemeester en wethouders Piet Hugense Datum 7 januari 2015 Onderwerp jaarverslag klachtbehandeling 2014 Zaaknummer

Rapport. Oordeel: Gegrond. Datum: 27 september 2016 Rapportnummer:2016/087

Behandeling bezwaarschrift Gemeente Zaanstad, Dienst Stadsbedrijven

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de directeur Belastingdienst/Zuidwest uit Roosendaal. Datum: 1 juni Rapportnummer: 2011/163

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Belastingdienst/Toeslagen ingediend door mr. C. Berendse, advocaat te Amsterdam. Datum: 20 juni 2012

2. Het UWV nodigde verzoeker op 19 september 2006 uit voor een gesprek met de arbeidsdeskundige op 26 september 2006.

Rapport. Datum: 25 maart 1998 Rapportnummer: 1998/083

ECLI:NL:RVS:2017:1997

Rapport. Datum: 21 juni 2000 Rapportnummer: 2000/224

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/334

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/304

Rapport. Datum: 2 maart 2000 Rapportnummer: 2000/077

Rapport. Datum: 21 januari 2005 Rapportnummer: 2005/020

Transcriptie:

Dossiernummer 70a-2008 OORDEEL Verzoeker De heer O. te Zwolle. Datum verzoeken De ondertekende verzoeken tot onderzoek zijn op respectievelijk 9 oktober 2008 en 2 februari 2009 binnengekomen bij het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman. Betreft Het verzoek betreft het college van burgemeester en wethouders (B&W) van de gemeente Zwolle, Publiekszaken, hierna ook te noemen: de gemeente. Procedure Op 27 augustus, 29 augustus en 11 oktober 2007, en voorts op 26 april, 22 juli en 5 december 2008 diende verzoeker klachten in bij de gemeente. De gemeente stelde verzoeker voor alle klachten in de gelegenheid te worden gehoord, van welke gelegenheid verzoeker bij vijf klachten gebruik maakte. Bij brieven van respectievelijk 24 en 26 oktober en 13 december 2007, en voorts bij brieven van 11 juli en 3 september 2008, en ten slotte bij brief van 29 januari 2009 deelde de gemeente aan verzoeker haar bevindingen en conclusie mee. Omdat verzoeker niet tevreden was over het resultaat van de klachtbehandeling dienden hij op 7 oktober 2008 (geboekt op 9 oktober 2008 en door verzoeker op verzoek van de ombudscommissie nader feitelijk weergegeven op 17 november 2008) en op 1 februari 2009 (geboekt op 2 februari 2009) verzoeken tot onderzoek in bij de Overijsselse Ombudsman. De Ombudscommissie vroeg informatie op bij de gemeente en besloot op grond van de over en weer ontvangen stukken tot het houden van een hoorzitting. Na uitstel op verzoek van verzoeker werd de hoorzitting gehouden op 11 mei 2009. Bij de hoorzitting waren naast verzoeker aanwezig de klachtencoördinator en de behandelend ambtenaar. Tijdens de hoorzitting werd afgesproken dat de zes verzoeken als twee verzoeken (70a-2008 en 70b- 2008) worden behandeld. Aard van de klacht (Verzoek 1: interne klachten van 27 en 29 augustus 2007 en van 5 december 2008) Verzoeker klaagt erover dat de vertegenwoordigster van de gemeente bij de adviescommissie voor bezwaar en beroep niet onpartijdig was. Daarnaast klaagt verzoeker erover dat de adviescommissie had nagelaten hem tijdig en juiste informatie te verstrekken en hem verbood zijn pleitnotitie toe te lichten. Ook is zijn verzoek om (immateriële) schadevergoeding nog steeds niet afgewikkeld.

Onderzoek Het onderzoek betreft de normen (vereisten van behoorlijkheid): - Informatieverstrekking - fair play - onpartijdigheid - voortvarendheid (rechtszekerheid) Feiten Voorzover voor de beoordeling van de klacht van belang is uit de overgelegde stukken het volgende komen vast te staan. 1. Achtergrond De buren van verzoeker wilden hun woning gedeeltelijk vergroten. Daartoe moest de gemeenschappelijke tuinmuur met verzoeker worden verwijderd. Omdat verzoeker daarvoor geen toestemming gaf, bleef de tuinmuur staan. De buren wijzigden daarop hun bouwtekening, waarmee de uitbouw steunde op de helft van de tuinmuur. Dit kon niet volgens verzoeker. Ook ontnam de uitbouw van de buren lichtinval aan zijn woning. Lichtinval is voor verzoeker van essentieel belang in verband met zijn ziekte. Verzoeker was het dan ook niet eens met de door de gemeente verleende vrijstelling en bouwvergunning. Verzoeker maakte bezwaar. Dit bezwaar werd behandeld door de adviescommissie voor bezwaarschriften, die adviseerde het bezwaar ongegrond te verklaren. Het college van burgemeester en wethouders besloot conform het advies. Verzoekers beroep bij de rechtbank werd eveneens ongegrond verklaard. De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond. 2. Hoorzitting adviescommissie voor bezwaarschriften De hoorzitting werd vanwege verzoeker tot tweemaal toe uitgesteld. De eerste keer, omdat de advocaat van verzoeker was verhinderd en de tweede keer, omdat verzoeker zelf niet kon. Over dit tweede uitstel maakte de vertegenwoordigster van de gemeente een opmerking tijdens de hoorzitting. Zij gaf aan dat het tweede uitstel volgens haar niet nodig was, omdat verzoeker werd vertegenwoordigd door een advocaat. Verzoeker vatte dit op als voortrekken van zijn buren, die immers belang hadden bij een spoedige afwikkeling van de kwestie. Ook vond verzoeker dat de vertegenwoordigster van de gemeente tijdens de hoorzitting nog meer opmerkingen maakte die niets van doen hadden met de inhoud van de zaak. Daarnaast was verzoeker van mening dat de vertegenwoordigster van de gemeente hem niet mocht verbieden nog nieuwe stukken over zijn ziekte op de hoorzitting over te leggen. 3. Informatieverstrekking over het begin van de termijn, waarbinnen beroep kan worden ingesteld In de beslissing op bezwaar wordt aangegeven dat binnen zes weken na dagtekening van het besluit 2

schriftelijk beroep kan worden ingesteld bij de sector bestuursrecht van de rechtbank Zwolle-Lelystad. Verzoeker had die informatie aldus opgevat dat het instellen van het beroep moest plaatsvinden binnen zes weken na het nemen van de beslissing door het college van burgemeester & wethouders. Omdat die beslissing veertien dagen voorafgaand aan de ontvangst van het besluit had plaatsgevonden, was verzoeker van mening dat hij weinig tijd had voor de voorbereiding van zijn beroep bij de rechtbank. De voorzitter van de Ombudscommissie legde verzoeker uit dat dagtekening betekent de datum waarop de beslissing is verzonden, dat wil zeggen de datum die boven de brief staat, en niet de datum waarop de beslissing is genomen. Uit informatie van de gemeente bleek dat dit ook wordt vermeld in het erratum behorende bij de folder beroep instellen bij de rechtbank. Ter zitting van de Ombudscommissie trok verzoeker dit klachtonderdeel in. 4. Uitspraak van de Raad van State In deze kwestie verklaarde de Raad van State op 15 april 2009 het hoger beroep gegrond. Daarbij overwoog de Raad van State dat de tuinmuur gemeenschappelijk eigendom is van beide buren en een mandelige muur betreft, zodat verwijdering van die muur zonder toestemming van een mede-eigenaar niet is toegelaten. In dat licht overwoog de Raad van State dat, nu verzoeker geen toestemming heeft verleend voor verwijdering van de tuinmuur en te kennen heeft gegeven bezwaren te hebben tegen verlening van de vrijstelling en bouwvergunning voor het bouwplan er sprake is van een privaatrechtelijke belemmering met een evident karakter die aan het verlenen van vrijstelling in de weg staat. 5. Verzoek om schadevergoeding In zijn klacht van 5 december 2008 bracht verzoeker naar voren dat zijn verzoek om schadevergoeding niet was behandeld. De gemeente reageerde daarop dat dit verzoek onderdeel uitmaakte van de bezwaarprocedure en daarom in een klachtenprocedure niet aan de orde kon komen. Uit de stukken blijkt dat de adviescommissie adviseerde de gemaakte proceskosten aan verzoeker te vergoeden. Het ging verzoeker echter mede om immateriële en overige materiële schade. Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State, waarbij het college van B&W werd veroordeeld voor de betaling van proceskosten en griffierecht, nam verzoeker contact op met de gemeente. Op 28 april 2009 liet de gemeente weten dat verzoeker over twee weken zou worden gebeld. Standpunten van partijen Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar wat is vermeld onder het kopje Feiten. Verzoeker Daarnaast wordt wat betreft de standpunten van verzoeker verwezen naar bijgevoegde de pleitnotitie van 11 mei 2009, bladzijden 7, 8 en 10. Gemeente 3

Ter zitting van de Ombudscommissie gaf de betrokken medewerker aan dat de problemen van verzoeker zijn ontstaan, omdat in de procedures geen rekening meer werd gehouden met de gezamenlijke muur van verzoeker met zijn buren, op welke muur de buren van verzoekers hun uitbouw hebben gebouwd. Ten aanzien van de hoorzitting bij de adviescommissie voor bezwaarschriften reageerde de gemeente dat iedereen het recht heeft om persoonlijk aanwezig te zijn bij de hoorzitting van de adviescommissie voor bezwaarschriften, maar in het geval betrokkene een advocaat heeft, zijn de belangen van betrokkene gewaarborgd door diens aanwezigheid. Daarom zou de voortgang van de zaak op de eerder vastgestelde datum de belangen van verzoeker niet hebben geschaad. Verder had verzoeker nieuwe stukken kunnen inbrengen tot tien dagen voor de zitting overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarom maakte de vertegenwoordigster van de gemeente de opmerking dat het stuk niet geaccepteerd diende te worden. Of er eventueel een nieuwe hoorzitting zou moeten komen of nader onderzoek gedaan zou moeten worden, lag echter ter beoordeling van de adviescommissie. Al met al vond de gemeente dat de klachten over de vertegenwoordigster niet aan de vertegenwoordigster kunnen worden toegerekend, omdat zij geen bestuursorgaan is en geen onjuiste informatie verstrekte als vertegenwoordigster van het college tijdens de hoorzitting bij de Adviescommissie voor bezwaarschriften. Wat betreft het verzoek om schadevergoeding gaf de gemeente tijdens de hoorzitting bij de Ombudscommissie aan dat de kwestie naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State thans wordt onderzocht. Nadere informatie van verzoeker Op 29 mei 2009 liet verzoeker de Ombudscommissie weten nog geen reactie te hebben ontvangen van de betrokken medewerker, ondanks de toezegging op 28 april 2009 dat met hem binnen twee weken contact zou worden opgenomen. Reacties op het verslag van bevindingen Verzoeker en de gemeente werden in de gelegenheid gesteld te reageren op bovenstaande bevindingen. Van die gelegenheid maakten beiden gebruik. Voor zover relevant worden de reacties hieronder in het kort weergegeven. Verzoeker De adviescommissie had verzuimd de wettelijke termijn te vermelden voor het indienen van aanvullende stukken. Daarom vond verzoeker het niet terecht dat hem tijdens de hoorzitting en ook niet daarna de gelegenheid werd gegeven zijn zaak nader toe te lichten. De gemeente heeft het verzoek om schadevergoeding wel afgewikkeld. De gemeente heeft het verzoek afgewezen tegelijkertijd met de beslissing om niet te handhaven (red.oo: zie voor handhaving bevindingen oordeel 70b). De gemeente schreef Het verzoek om schadevergoeding is door u gedaan 4

tijdens de hoorzitting welke is gehouden op 31 juli 2008, naar aanleiding van uw bezwaarschrift tegen ons besluit van 5 december 2007, waarbij is besloten niet handhavend op te treden tegen bouwwerkzaamheden van uw buren. Uw verzoek maakt daarom onderdeel uit van de bezwaarprocedure en is daarom meegenomen in de beslissing op het bezwaarschrift. Het is daarom niet mogelijk om opnieuw bezwaar aan te tekenen tegen het feit dat wij u geen schadevergoeding toekennen. U dient dit mee te nemen in uw beroep tegen de beslissing op bezwaar van 28 oktober 2008 bij de rechtbank. Verzoeker vindt het niet terecht dat de gemeente zijn verzoek om schadevergoeding heeft geïntegreerd in de beslissing om niet te handhaven. Verder vindt verzoeker dat de gemeente geen oog had voor de morele verplichting om de schade te vergoeden die het gevolg was van haar eigen falen. De gemeente heeft alleen de proceskosten vergoed, waartoe zij was veroordeeld door de rechter, maar verder nog geen actie ondernomen om de daadwerkelijke schade te onderzoeken, zoals toegezegd op de zitting van de Ombudscommissie. Verzoeker stuurde bij zijn reactie een brief mee die de gemeente, naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State van 15 april 2009, op 26 augustus 2009 stuurde aan zijn buren. Deze brief luidt voor zover van belang als volgt: (..) Gelet op deze uitspraak (.) is het niet mogelijk om voor het gerealiseerde bouwwerk alsnog vrijstelling en bouwvergunning te verlenen. (.) Wij kunnen in dit geval niet anders dan in heroverweging de gevraagde vrijstelling en bouwvergunning alsnog weigeren. Dat leidt ertoe dat er strijd met artikel 40 van de Woningwet ontstaat. Dit artikel bepaalt dat het verboden is om zonder of in afwijking van een bouwvergunning te bouwen. Gevolg daarvan is dat wij in beginsel verplicht zijn om handhavend op te treden tegen de overtreding van de Woningwet om zodoende die overtreding te beëindigen. Om handhaving te voorkomen zijn er voor u een aantal mogelijkheden welke wij u in overweging willen geven. Deze mogelijkheden zijn: 1. Uw eerdere beslissing om niet mee te werken aan mediation herzien om zodoende te trachten om in gemeenschappelijk overleg tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te komen. 2. Het gerealiseerde bouwwerk zodanig aanpassen dat geen gebruik meer wordt gemaakt van de mandelige tuinmuur en deze muur ook in functionele zin geen onderdeel meer uitmaakt van uw bouwwerk. (.) 3. Door middel van een kort geding kunt u vorderen dat (verzoeker) alsnog toestemming geeft voor de huidige situatie, waarin u op de mandelige tuinmuur heeft gebouwd. Betoogd zou kunnen worden dat het weigeren van de gevraagde toestemming, gegeven de feiten en omstandigheden, apert onredelijk is. Na het verkrijgen van de toestemming dient u een bouwplan in (.) Wij kunnen dan vervolgens ( ) alsnog vrijstelling en bouwvergunning verlenen voor het gewijzigde plan. Gemeente De gemeente deelde mee dat zij de weergegeven feiten in orde zijn. Overwegingen van de Ombudscommissie 5

In de voorliggende zaak werden door verzoeker gedurende de tijd dat de kwestie van de mandelige muur speelde veel klachten ingediend en argumenten aangevoerd in administratiefrechtelijke procedures. Er is sprake van een opeenstapeling van ergernissen. De Ombudscommissie acht het niet zinvol om alle klachten en klachtonderdelen uitvoerig aan de orde te stellen. Volgens de Ombudscommissie is verzoeker er meer bij gebaat dat er een goede oplossing komt voor zijn wezenlijke probleem, te weten dat hij zich vanaf het begin niet gehoord voelt door de gemeente. Verzoeker bracht het punt van de mandelige muur immers al vanaf de aanvang van de procedures in. De gemeente gaf daaraan geen aandacht, wat verzoeker ertoe bracht tot en met de Raad van State toe te procederen. Het is dan ook zeer goed voorstelbaar dat de ergernissen zich bij verzoeker opstapelden, wat verzoeker er weer toe bracht uitvoerige (klacht)brieven te schrijven aan de gemeente. De Ombudscommissie laat op grond van de wet bij haar oordeelsvorming (juridische) argumenten, die in (administratief) rechtelijke procedures kunnen worden gebruikt, buiten beschouwing. Fair play en informatieverstrekking In de bezwaarprocedure tegen de verleende bouwvergunning werd verzoeker bijgestaan door een advocaat. In zo n geval loopt de correspondentie via de advocaat en vertegenwoordigt de advocaat zijn cliënt. Van een advocaat mag worden verwacht dat hij de procedures kent, dus ook dat stukken voor een zitting tijdig moeten worden ingeleverd (tot tien dagen voor de zitting). Het had op de weg van de advocaat gelegen om verzoeker daarvan op de hoogte te stellen toen verzoeker tijdens de zitting zelf nog stukken wilde overleggen. Verder is het zo dat de regie van een hoorzitting in het algemeen wordt bepaald door de adviescommissie. Het is daarom aan de adviescommissie om al dan niet gevolg te geven aan het verzoek om verdaging van een zitting. Verder is het aan de adviescommissie om te overwegen of zij al dan niet in een later stadium wil kennis nemen van nieuwe stukken en/ of een bezwaarde nog nader wil horen, zo er volgens haar sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. Derhalve treft de gemeente geen verwijt. Onpartijdigheid De vertegenwoordiger van de gemeente treedt namens de gemeente op in een administratiefrechtelijke procedure, in dit geval een bezwaarprocedure. Dan is het de taak van een vertegenwoordiger om het gemeentelijk standpunt te verdedigen. Uitlatingen over de procedure zelf zijn geoorloofd voor zover die betrekking hebben op het voeren van de inhoudelijke verdediging, zoals het ter zitting inbrengen van stukken die de gemeente niet van te voren had kunnen inzien, maar kennelijk voor verzoeker als bezwaarde van belang waren voor de inhoudelijke kwestie. De opmerking over het tweede uitstel van de zitting was echter niet nodig. Het is begrijpelijk dat die opmerking bij verzoeker het vermoeden deed ontstaan dat de gemeente voor zijn buurman de kwestie snel wilde afhandelen. Deze gedraging moet aan de gemeente worden toegerekend, ook al was de vertegenwoordigster zelf kennelijk geen bestuursorgaan/ ambtenaar, zoals de gemeente betoogde. Wanneer de gemeente kwesties uitbesteed aan derden, blijft de gemeente namelijk zelf als bestuursorgaan verantwoordelijk. 6

Voortvarendheid (afhandeling schadevergoeding) De gemeente wees het verzoek om schadevergoeding aanvankelijk af, omdat de gemeente besloot dat er geen aanleiding was om te handhaven. Op zich is dit correct. De gemeente ging toen namelijk uit van het standpunt dat terecht bouwvergunning was verleend aan de buurman. Zoals verzoeker vanaf het begin aanvoerde bij de gemeente en daarin ook later gelijk kreeg van de Raad van State, bleek dit standpunt van de gemeente juridisch niet houdbaar. De gemeente gaf ook zelf tijdens de hoorzitting van de Ombudscommissie aan dat de problemen van verzoeker zijn ontstaan, omdat in de procedures geen rekening meer werd gehouden met de gezamenlijke muur van verzoeker met zijn buren, op welke muur de buren van verzoekers hun uitbouw hebben gebouwd. De Ombudscommissie kreeg toen de indruk dat de gemeente naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State het verzoek om schadevergoeding zou onderzoeken. Dit nam de Ombudscommissie ook mee in haar bevindingen, waarmee de gemeente instemde. Het wekt dan ook bevreemding dat er tot aan de datum van het uitbrengen van dit oordeel kennelijk nog steeds geen stappen wat betreft schadevergoeding zijn ondernomen richting verzoeker, terwijl dat wel was toegezegd. Daarmee schendt de gemeente het vereiste van voortvarendheid. Rechtszekerheid Naar aanleiding van bovenstaande acht de Ombudscommissie het tot haar taak om het vereiste van rechtszekerheid mede bij haar onderzoek en overwegingen te betrekken. Dit vereiste houdt in 1. dat gerechtvaardigde verwachtingen van burgers jegens een overheid door die overheid behoren te worden gehonoreerd en 2. dat een bestuursorgaan gevolg dient te geven aan rechterlijke uitspraken. De Ombudscommissie moet op grond van de wet (artikel 9:27, tweede lid, van de Awb) de rechtsgronden in acht nemen, waarop de uitspraak van de rechter steunt of mede steunt. De Raad van State overwoog in zijn uitspraak van 15 april 2009, zoals hierboven vermeld onder de feiten, dat de tuinmuur gemeenschappelijk eigendom is van beide buren en een mandelige muur betreft, zodat verwijdering van die muur zonder toestemming van een mede-eigenaar niet is toegelaten. In dat licht overwoog de Raad van State dat, nu verzoeker geen toestemming heeft verleend voor verwijdering van de tuinmuur en te kennen heeft gegeven bezwaren te hebben tegen verlening van de vrijstelling en bouwvergunning voor het bouwplan er sprake is van een privaatrechtelijke belemmering met een evident karakter die aan het verlenen van vrijstelling in de weg staat. De vraag die daarom rijst is waarom de gemeente zich tot de buurman van verzoeker richtte met een aantal suggesties om zijn uitbouw te redden. Het is begrijpelijk dat de gemeente de buurman van verzoeker niet de dupe wil laten worden van de ontstane situatie. Maar dat is geen rechtvaardiging richting verzoeker. De gemeente moet immers gehoor geven aan de uitspraak van de rechter aan de hand van de overwegingen van de rechter. Duidelijk is dat verzoeker geen toestemming wil geven voor het gebruik van de mandelige muur. Voorstel drie in de brief aan de buurman is in dit licht dan ook onbegrijpelijk en buiten de orde, mede gelet op de vele procedures die verzoeker door een onhoudbaar (juridisch) standpunt van de 7

gemeente met betrekking tot een civielrechtelijk aspect in een bestuursrechtelijke procedure moest voeren: Door middel van een kort geding kunt u vorderen dat (verzoeker) alsnog toestemming geeft voor de huidige situatie, waarin u op de mandelige tuinmuur heeft gebouwd. Betoogd zou kunnen worden dat het weigeren van de gevraagde toestemming, gegeven de feiten en omstandigheden, apert onredelijk is. Een dergelijk voorstel werkt niet bepaald deëscalerend en doet het eerste voorstel van de gemeente van het aangaan van mediation geen goed. Bovendien doet een dergelijk voorstel de schijn van partijdigheid, die toch al leefde bij verzoeker, nog extra versterken. Die handelwijze van de gemeente is des te meer kwetsend, nu richting verzoeker nog steeds niet voortvarend is gereageerd wat betreft de door hem gestelde schade. Dit, terwijl de gemeente tijdens de zitting van de Ombudscommissie toezegde onderzoek te zullen doen naar de gestelde schade en de schriftelijke toezegging van de gemeente van 28 april 2009 dat verzoeker binnen twee weken een reactie zou krijgen. De gemeente schond met haar handelwijze het beginsel van rechtszekerheid. In dit verband wijst de Ombudscommissie op de schadevergoedingswijzer uitgebracht door de Nationale ombudsman. Daarin staat onder meer dat behoorlijk omgaan met verzoeken om schadevergoeding op vier manieren kan: 1. door te kiezen voor een opstelling die is gericht op het oplossen van het conflict waaruit de claim voortvloeit en op het voorkomen van escalatie; 2. de overheid werkt vanuit een coulante opstelling, waarbij wordt gezocht naar mogelijkheden om tot een passende oplossing te komen, ook in gevallen waarin daarvoor een directe juridische basis ontbreekt; 3. verder is van belang dat de overheid werkt vanuit een terughoudende processuele opstelling en 4. met een proactieve instelling. Niet gezegd kan worden dat de gemeente overeenkomstig bovenstaande heeft gehandeld. Daarom en vanwege het feit dat verzoeker vanaf de aanvang van de kwestie van de bouwvergunning betoogde dat het ging om een mandelige muur en dat hij geen toestemming gaf en de gemeente dat argument kennelijk niet nader onderzocht, acht de Ombudscommissie het verantwoord om een aanbeveling te doen voor het schadeloosstellen van verzoeker. Het ziet er immers naar uit dat van de buurman van verzoeker niet gevergd kan worden dat hij de uitbouw geheel afbreekt. Oordeel De gedragingen van de gemeente zijn ten aanzien van de behoorlijkheidsnormen - Informatieverstrekking: behoorlijk - Fair play: behoorlijk - Onpartijdigheid: onzorgvuldig wat betreft de uitlatingen bij de adviescommissie voor bezwaarschriften 8

- Onpartijdigheid: onbehoorlijk in de actie naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State - Voortvarendheid: niet behoorlijk - Rechtszekerheid: niet behoorlijk Aanbeveling De gemeente heeft naar aanleiding van door verzoeker aangedragen civielrechtelijke aspecten geen onderzoek gedaan naar mogelijke jurisprudentie. Verzoeker is uiteindelijk op grond van de uitspraak van de Raad van State in het gelijk gesteld. De gemeente geeft toe dat de problemen van verzoeker zijn ontstaan, omdat in de procedures geen rekening werd gehouden met de gezamenlijke muur van verzoeker met zijn buren, waarop de buren hun uitbouw lieten rusten. Ook voerde verzoeker in de bezwaarprocedure zijn ziekte aan, waarmee toen geen rekening werd/ kon worden gehouden. In aanmerking nemend dat van de buurman van verzoeker niet gevergd kan worden dat hij de uitbouw geheel afbreekt komt de Ombudscommissie op grond van de overwegingen in dit oordeel tot de conclusie dat verzoeker in aanmerking komt voor een schadeloosstelling. De Ombudscommissie doet de aanbeveling om het verzoek om schadevergoeding met inachtneming van dit oordeel te heroverwegen. Aldus vastgesteld door de Overijsselse Ombudscommissie op 22 oktober 2009. Mr. A. Lunenborg M. Snijder mpm mw. mr. A.D. van Zeben 9