Bosbouw en avifauna *)

Vergelijkbare documenten
Overzicht broedperiode 1) en voorkeur broedgebied (bos)vogels.

Broedvogels van de begraafplaats Soerenseweg in Apeldoorn 2015

3.3 Zonering: natuurlijk en functioneel groen

Streefbeelden Bomen & Bos. Streefbeelden Bomen, Bos & Struweel. Stadsbomen. Van Leefbaarheid & Emotie tot Biodiversiteit & Natuureducatie

Bos en natuurbescherming

Douglas: niet alles goud dat er blinkt

Rucphen. Achtmaalsebaan 22. Inrichtingsplan ir. J.J. van den Berg. auteur(s):

Broedvogelinventarisatie Noorlaarderbos 2012 M.Wijnhold

Life+ Together for Nature. samen werken aan herstel van heidelandschap

"Oranje Nassau's Oord" "De Dorschkamp" "De Oostereng" "Bennekomse Bos" KNBV Voorjaarsbijeenkomst KNBV Verslag van de excursie. C. P.

Ooibossen zijn bossen die op natuurlijke wijze zijn ontstaan en langs rivieren groeien.

Jan Kolsters Correlaties en oorzaken

Planten in bossen: beheer en biodiversiteit

Workshop bosbeheer. Beheerteamdag 2017

(nestkastenproject) Golfbaan Welschap

Vereniging Centraal Wonen Driebergen (ECWD) S.W. de Groot De Kievit PL DRIEBERGEN

Broedvogelinventarisatie Ugchelsche bos

NOTITIE BOMENKAP GASLEIDINGTRACE ODILIAPEEL - MELICK

Broedvogels van de begraafplaats Soerenseweg in Apeldoorn 2018

Beknopte toelichting op het voorlopig ontwerp nieuwbouw recreatiewoningen op Landal Miggelenberg - mei 2013

Natuurkwaliteit en bosgebruik Natura Rienk-Jan Bijlsma

Resultaten. Toelichting abundatiekaart en aantalsschatting Zwarte Specht Veluwe. Henk Sierdsema, Sovon Vogelonderzoek Nederland.

Toekomst voor eeuwenoud bos Samenvatting van het beheerplan Norgerholt Concept

Broedvogels van de begraafplaats Soerenseweg in Apeldoorn 2017

De Dennen. Wandelen. Paardrijden. Fietsen. Onderedeel van Nationaal Park Duinen van Texel

Betreft: Effectbeoordeling vogels, herbestemming Groen Ruige Ruimte te Dussen (P )

Toetsing en begrenzing Ecologische HoofdStructuur binnen het plangebied Zeven Geitjes en omgeving te Tilburg

De Terschellinger Elzensingel Landschap, flora & fauna, beheer. Gerrit Tuinstra

Birdwatching: hoofdstuk 1/3 evaluatie van de beheersmaatregelen

Inhoud pagina. 1. Inleiding Gebied Werkwijze Resultaten: 5

Het Nederlandse bos in cijfers

FLORA- EN FAUNASCAN Zoekgebied fietsenstalling Strawinskylaan

Folder Bomenverordening

BROEDVOGELINVENTARISATIE VAN HET LANDGOED DE NIËNHOF IN 2002

Tiny Forest; levert het iets op?

De Dennen. Wandelen. Paardrijden. Fietsen. Onderedeel van Nationaal Park Duinen van Texel

Gebiedsbeschrijving. Werkwijze BROEDVOGELS VAN WOONWIJK `HET LAAKSE VELD` IN door Henk Jan Hof

Emmer Erfscheidenveen Meetnet 2015

afgeleid. figuur 1. De gemeente Muiderberg en geïnventariseerde gebieden (7ha), van het Kocherbos ca ra uitgevoerd.

Bestemmingsplan Wolfheze Natuuronderzoek De Gelderse Roos

broedwaarde. Wilde eend - 1 zeker broedgeval : 1 w. met 3 pulli - regelmatig worden ongepaarde ex.

tot houtoogstwerk tijdens het broedseizoen Houtoogst en verstoring van vogels

Compensatieplan. natuurcompensatie. parkeren De Heimolen. juli 2015

Toelichting op de waardevolle elementenkaart van Enschede-Noord

Het Nederlandse bos in cijfers

Terugblik Praktijknetwerk Boerenbos NO NL Wat hebben we in de bijeenkomsten gedaan / geleerd 8 mei 2015

De rol van de beuk in de bosontwikkeling

Beheerstrategie. Golfclub Driene. Opgesteld door: Bosgroep Noord-Oost Nederland Balkerweg 48a 7737 PB Witharen Tel:

Vogeltrektelling 30 oktober 2016

QUICK SCAN FLORA- EN FAUNAWET VOOR HET PERCEEL KAATSWEG 3 RODERESCH

Quickscan Flora- en Faunawet Nieuwbouw Doorninkweg 6. Verkennend onderzoek naar beschermde natuurwaarden ten behoeve van ruimtelijke ontwikkelingen

Tuinvogels. Een interactieve lezing door Vogelwerkgroep Vught

BOS IN SINT-TRUIDEN Nota

Beuk in perspectief. Ervaringen met beuk in het beheer op. Kroondomein Het Loo

Bosbeheerplanning in Vlaanderen

SCHOOLTUINEN MAHLERLAAN AMSTERDAM

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's-gravenhage. Geachte Voorzitter,

N.O.P. Papegaaienpark

Broedvogels van het Landgoed Dorth in 2006

Uitvoering herstelmaatregelen voor kommavlinder en bruine eikenpage in Overijssel [Voer de ondertitel in]

Notitie. 1 Inleiding. Referentienummer Datum Kenmerk PN mei Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode)

Wat is essentaksterfte?

Rapport Natuur.studie nummer

Gedragscode zorgvuldig bosbeheer

Broedvogels van de Boswachterij Ruurlo in 2006.

Betaalbaar Natuurlijk Groenbeheer in Eindhoven. Frank Verhagen Beheerder natuurlijke gebieden

Werkplan bosbeheer AWD : werkblok 1

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Aan de slag met de gedragscode bosbeheer: nu en in de toekomst

Wat is een bos? Aandeel van verschillende taxongroepen voor de soortenrijkdom in gematigde loofbossen

Staatsbosbeheer T De Dennen. Bos voor mensen en natuur. Fietsen. Paardrijden. Wandelen

Natuur inventarisaties in de gemeente Arcen en Velden

BEPLANTINGSPLAN LANDGOED NIEUW HOLTHUIZEN

5 Kansen en knelpunten voor de houtsector en boseigenaren

Plant Goed aanbevelingslijst

Wat is essentaksterfte?

Beheerplan Bloemendaalsebos

Verkavelingspatroon Regelmatige blokverkaveling (door houtwallen omgeven)

Onderzoek flora en fauna

Loof-en naaldbomen. Naam :

VOGELRINGSTATION KLARENBEEK JAARVERSLAG 2014

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

breide karteringsmethode. Oe inventarisaties vonden plaats volgens onderstaande

Notitie inspectie bomen Molenbeek Sittard 2011

ZOMERVELLINGEN IN RELATIE TOT DE FLORA- EN FAUNAWET

Doel Met de antwoorden kan de gemeente Wageningen een algemeen beeld formuleren van de groenbeleving door de bewoners van Wageningen Hoog.

A) 1) gevestigd te 2) B) 1) gevestigd te 2) C) 1) gevestigd te 2) verklaart (verklaren) zich door ondertekening dezes bereid de uitvoering van 3)

Bijlagen. Groenbeleidsplan Terschelling

Werkblad. Landschappelijke elementen. Concept!!!

Bijlagen. 6 Bijlagen

Quick-scan van enkele bosterreinen in de Gemeente Uden De waarde van begroeiingen met bomen en struiken

Broedvogels van de Meinweg 2007

Bosbeheer NHD. achtergronden, visie, beheer. Rienk Slings PWN

Cursus Bosbeheer en biodiversiteit WELKOM

Juridische reis door de Nederlandse natuurbescherming

De Uithof, Den Haag. Moutainbike trail - afstand 4,8 km Inventarisatie natuurwaarde punt 1 t/m 13 maart 2015

Opdrachtgever: Datum: 27 februari 2018 Gemeente Horst aan de Maas t.a.v. de heer T. Cox Postbus AA HORST

werkdocument U : TTT-.J 170' r rijksdienst voor de.jsselmeerpolders Roofvogel- en uilen broedgegevens van 1977 tot en met 1982 in de

Bossen ingedeeld in zes bostypen. Centrum Hout. Centrum Hout Postbus 1380, 1300 BJ Almere Westeinde 8, 1334 BK Almere-Buiten

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014

Transcriptie:

Vogels 148 2 Bosbouw en avifauna *) M. F. Mörzer Bruyns Vakgroep Natuurbeheer, Landbouwhogeschool, Inleiding De natuur en in het bijzonder ook de vogelstand wordt overal bedreigd door ontwikkelingen in de samenleving, die voor de in het wild levende planten en dieren te weinig plaats en te weinig goede levensmogelijkheden overlaten. Het is daarom van belang alle moderne ontwikkelingen nauwlettend te volgen om na te gaan wat er kan en zou moeten worden gedaan om ongewenste en vooral onnodige nevenfactoren tegen te gaan en nivellering te voorkomen. Het streven moet zijn een zo groot mogelijke rijkdom, o.a. van vogels te behouden. Wanneer men zich in de problematiek verdiept, blijkt dat er bijna altijd mogelijkheden zijn. De "natuurlijke" rijkdom kan in bepaalde gevallen zonder veel moeite en zonder noemenswaardige kosten worden behouden en zelfs vergroot. Dat kan ook in het Nederlandse bos, o.a. door in de bosbouw en bij het bosbeheer met dit aspect rekening te houden. Op een aantal plaatsen is dat al jarenlang gedaan, zowel in bossen van het Staatsbosbeheer als in andere bossen. Dat is vaak succesvol geweest. Het staat daardoor vast, dat het kan. Er is evenwel behoefte aan een meer categorische aanpak. Bossen, leefgebieden voor vogels Bossen, ook de Nederlandse bossen, behoren van nature tot de vogelrijkste levensgemeenschappen van het NW-Europese laaglandgebied. Dat geldt vooral voor de loofbomen, maar oudere naaldhoutbomen zijn eveneens opvallend vogelrijk. Deze rijkdom is zowel een rijkdom aan soorten als, per soort, een rijkdom aan individuen. Dit hangt samen met de structuur van het bos. Er zijn meer oecologische nissen in het bos dan in andere levensgemeenschappen. De bodem, de kruidlaag, de struiklaag en de boometage bieden specifieke levensmogelijkheden aan een grote verscheidenheid van soorten. De bosranden geven daaraan nog een extra dimensie. Er zijn ingedeeld volgens hun levenswijze bodemvogels, struik- en boomvogels en bij de laatste kan men nog onderscheid maken tussen stam-, Inleiding voor het colloquium "Bosbouw en Naturbeheer", 13 december 1974 RIN te Arnhem. LH-NB mededeling nr. 86 Wageningen tak- en kroonvogels Cvgl. Tinbergen 1967). Deze verscheidenheid is nog uitgesprokener, doordat verschillende bostypen al naar gelang van klimaat, bodem, grondwaterstand, bosbouwkundige maatregelen en verschillen van ouderdom verschillende soorten combinaties hebben. De verschillen van onderscheiden successiestadia zijn bijvoorbeeld goed verklaarbaar bijzonder groot. De beschouwingen betreffende de verschillen in vogelrijkdom, die in dit artikel worden gegeven zijn gebaseerd op jarenlang onderzoek van vogelpopulaties in tal van bossen in alle delen van het land. Deze onderzoeken gingen veelal uit van het Staatsbosbeheer - Natuurbehoud en van het RIN (voorheen RIVON). Er zijn ook, maar minder gegevens van andere instanties en personen. Erg talrijk zijn de "opnamen" niet, hetgeen niet verwonderlijk is, wanneer men zich realiseert dat een onderzoeker in feite per jaar (broedseizoen) slechts één of twee boscomplexen van hoogstens 50 ha kwantitatief betrouwbaar kan opnemen. Het is evenwel mogelijk uit alle thans beschikbare gegevens, die voor het merendeel in het natuurwetenschappelijk archief van het RIN zijn samengebracht, gevolgtrekkingen te maken. Er zijn vrij veel 'gedifferentieerde gegevens beschikbaar, maar er is vrijwel niets gepubliceerd. De resultaten zijn vastgelegd in rapporten, verslagen, kaarten en tabellen. De wijze van verslaglegging is echter erg uiteenlopend, evenals de voor de opnamen gebruikte methoden. De gegevens zijn daarom voor meer exacte kwalitatieve vergelijkingen vaak niet nauwkeurig en volledig genoeg. Het moet daarom in eerste instantie gaan om e«n principiële benadering, een oriëntatie. Het zou zijn toe te juichen, wanneer het broedvogelpopulatie-onderzoek van bossen in de naaste toekomst op een meer exacte basis zou kunnen worden opgezet. Bosbouw invloeden Bosbouwkundige maatregelen zijn van grote, vaak doorslaggevende invloed op de vogelrijkdom. Deze maatregelen zijn in eerste instantie gericht op de instandhouding van het bos als bos, opdat dit voor zijn veelzijdige functies in de samenleving optimaal tot zijn recht komt. Die maatregelen hebben tevens

en vanzelfsprekend tot doel het bos voor de houtproduktie zo goed mogelijk te beheren. Bij bosbouwkundige maatregelen wordt gewoonlijk niet aan de vogels gedacht. Toch zou ook daarmee rekening kunnen worden gehouden. Goed houtteeltkundig beheer behoeft namelijk niet in strijd te zijn met een goed natuurbeheer, vooral niet wanneer er overleg wordt gepleegd. Het is praktisch i n verband met de behandelde problemen - een aangepaste indeling in categorieën bos te benutten. Ten behoeve van de beschouwingen over de vogelstand wordt uitgegaan van de volgende categorieën: 1 natuurlijke bossen - niet primair voor produktie beheerd. 2 loofhout - produktiebossen. 3 naaldhout - produktiebossen. De betekenis voor de vogels neemt van 1 naar 3 af, maar men mag daarbij niet te veel generaliseren. J Natuurlijke bossen De natuurlijke bossen zijn in dit verband de bossen, die, ook 'al zijn zij geplant en worden zij weihcht intensief beheerd, een samenstelling en structuur hebben, waarvan men op basis van onderzoek en ervaring aanneemt, dat zij het oorspronkelijke natuurbos benaderen. De natuurlijke bossen zijn afhankelijk van aard en omvang, rijk aan vogels. Er is een grote verscheidenheid van "natuurlijke" bostypen. Voor nadere beschrijvingen van en beschouwingen over deze verscheidenheid wordt verwezen naar de daarop betrekking hebbende literatuur. (Doing, 1962, Westhoff en Van den Held, 1969 en Westhoff e.a. 1973). Vrijwel alle natuurlijke bostypes hebben hun eigen kenmerkende vogelbevolking, met een bijna even grote differentiatie als die van de plantenwereld. Men kan ook kenmerkende soortengroepen en differentiërende soorten aanwijzen, ook al is natuurlijk het aantal vogelsoorten heel veel kleiner, dan het aantal plantensoorten. De soortenrijkdom is in het algemeen groter in de bossen op voedselrijker bodem. Vochtiger bossen herbergen meer vogels dan droge bossen. Er is in Nederland niet veel meer over van het natuurlijke bos. Het gaat slechts om één of enkele procenten van het bosareaal. De percelen zijn gewoonlijk klein van oppervlakte en liggen zeer verspreid. Slechts enkele boscomplexen zijn zo groot (tientallen ha), dat zij de "volledige'- door hun type(n) kenmerkende bosvogelpopulaties levensmogelijkheden kunnen bieden. Het gaat dus meest om fragmenten. Dit betekent, uit oogpunt van behoud en beheer van de in deze bossen thuis behorende vogelpopulaties, dat er met de bestemmingen en het beheer van deze bospercelen, bewust rekening zou moeten worden gehouden met het behoud van deze populaties. Dit zou 208 moeten worden gezien als een facet van het behoud van de boslevensgemeenschappen in zijn geheel. 2 Loofhout produktiebossen In deze categorie moet onderscheid worden gemaakt tussen opgaand hout en hakhout en tussen opstanden van ter plaatse thuis behorende soorten en die van exoten. Het opgaande loofhoutproduktiebos van ter plaatse thuishorende soorten (vgl. Van Leeuwen en Dolng, 1959) is vogelkundig al gauw even belangrijk als een "natuurlijk" bos. Het is in ieder geval potentieel even belangrijk, ook al is de huidige vogelrijkdom door bepaalde beheersmaatregelen (dunnen, opsnoeien, onkruidbestrijding) misschien niet optimaal. Exotenbos (b.v. Amerikaanse eik, Amerikaanse vogelkers, lokaal wellicht ook wel eens populier of beuk) is duidelijk armer, vaak zelfs veel armer dan het niet exotenbos. Dit zou een reden te meer kunnen zijn, om hier bij het bosbeheer te denken aan speciale maatregelen, die de vogelrijkdom zouden kunnen vergroten. Hakhoutbossen, meest van eik, es, els of wilg zijn, vooral op de rijkere, vochtige gronden bijzonder vogelrijk. In Nederland zijn tenminste de hoogste territoriadichtheden vastgesteld in voedselrijk broekbos-hakhout. Deze rijk-dom houdt verband met de omstandigheid dat hakhoutbossen enerzijds het karakter hebben en houden van jong, relatief open groeiend bos en anderzijds van uitgedijde bosranden. Dit zijn biotooptypen, die bijna altijd rijk zijn aan vogels. Er is daarover wel het een en ander bekend en er zou in het beheer rekening mee kunnen worden gehouden (Westhoff en Mörzer Bruyns, 1964) Hoogenhout, 1972; Stefels, 1966.) 3 Naaidhoutproduktiebossen Het gaat hierbij voornamelijk om bossen van Pinussoorten. van Pseudotsuga, Picea en van Larix. De levensgemeenschappen van deze bossen zijn "afgeleid" van die van de natuurlijke bossen ter plaatse, meest op de armere'gronden. Zij zijn daarom biologisch b.v. wat soortenrijkdom betreft vrij arm. Dat gaat vooral op voor jongere opstanden. Oudere naaldhoutbossen (al met ca. 40 jaar) zijn soms onverwacht rijk aan vogels. Het is zelfs zo, dat in deze bossen en in de gemengde een aantal vogelsoorten voorkomen, die in het natuurlijke bos in Nederland niet worden gezien, omdat zij daar geen levensmogelijkheden hebben. Deze naaldbossoorten zijn b.v. zwarte mees, kuifmees, goudhaan, zwarte specht en tot op zekere hoogte ook het vuurgoudhaantje. Zij zijn pas door de uitbreiding van het naaldbosareaal in Nederland "aanwinsten" geworden voor de Nederlandse avifauna. Naaldhoutopstanden hebben, behalve de inbreng van specifieke soorten, ook nog andere avlfaunistische

voordelen. De structuren (groeivormen) van bomen en van bos, maken de opstanden in verschillende leeftijdsfasen aantrekkelijk als nestgelegenheid voor verschillende vogelsoorten, die overigens niet aan naaldhout zijn gebonden. Dit verschijnsel is vooral goed ontwikkeld, wanneer loofbos en naaldbos gemengd zijn. Het is b.v. bekend genoeg, dat goudvinken een uitgesproken voorkeur hebben voor nestelen in jong naaldhout in de buurt van loofhout en hetzelfde geldt, al is het in mindere mate, voor lijsterachtigen, tuinfluiter, zwartkop, winterkoning en bosrietzanger. Houtduiven broeden bij voorkeur op horizontale takken van wat jonger en ouder naaldhout, sperwers nestelen graag in of onder de kronen van oudere naaldhoutbomen, terwijl havik en buizerd vaak ideale nestgelegenheid vinden in de takvorken van de zware kronen in hoogopgaande dennen of sparren. Ransuil en bosuil zoeken zowel in als na de broedtijd vaak hun toevlucht in dichte naaldbosbegroeiingen b.v. kleine beplantingen temidden van loofbos. Er zijn ongetwijfeld nog meer voorbeelden te noemen. De reeds genoemde tonen evenwel al genoegzaam aan, dat het naaldhoutelement, althans wat de vogelrijkdom betreft, zeker niet alleen als verarmend moet worden geclassificeerd, ook al is dat in bepaalde opzichten vooral botanisch zeker waar. In dit verband is het in ieder geval interessant te mogen constateren dat oudere naaldhoutbossen (60-70 jaar), vaak een rij pingsprocedure doormaken, waardoor het mogelijk wordt dat een aantal van nature in Noordeuropees naaldbos voorkomende plantensoorten (zoals de dennenorchis) zich ook in de Nederlandse naaldbossen vestigen en handhaven. De manier waarop de naaldbossen worden beheerd (b.v. de omlooptijd) speelt daarbij een grote rol. Een vergelijking van de avifauna van Nederlandse naaldhoutbossen en die van Scandinavië en van de Alpen leverde een soortgelijke waardering op. De vogelbevolking van de Nederlandse naaldhoutbossen stak zeker niet ongunstig af tegen die van de natuurlijke naaldhoutbossen in aangrenzende landen (Mörzer Bruyns en van der Ven 1963; Van derven en Mörzer Bruyns 1965). De gegevens betreffende de gevolgen van bosbouwkundige beheersmaatregelen (vooral bosaanleg en soortenkeus) tonen aan, dat in ieder geval onder bepaalde omstandigheden de bosbouw ten aanzien van de vogelrijkdom van het Nederlandse bos verrijkend heeft gewerkt. Dat heeft enerzijds te maken met meer en betere levensomstandigheden voor specifieke soorten, anderzijds speelt hierbij de vergroting van de verscheidenheid (bosranden, perseelgrenzen) een belangrijke rot. lijkheid die avifauna "rijker" te maken of hem tot een minimum te laten verschralen. Er zijn bosbouwkundig geen overwegende bezwaren aan te voeren tegen het streven naar het verkrijgen van een zo rijk mogelijke avifauna in ieder bos. De meeste vogels zijn alleen maar nuttig. Vermeend schadelijke soorten, zoals specht(?) zouden indien nodig kunnen worden "geweerd of beperkt. Er zijn met de verrijking niet of nauwelijks extra kosten gemoeid. Het gaat om de belangstelling van de beheerders en daarmee om de bereidheid bij de inrichting en het beheer de bosbouwkundige maatregelen zodanig te beramen en uit te voeren, dat het geheel van activiteiten de vogels ten goede komt, althans niet schaadt. Het bosbeheer kan in beginsel op drie manieren de vogelrijkdom bevorderen: Bosbeheer voor vogelrijkdom Het'is zonder meer duidelijk, dat bosbouwkundige beheersmaatregelen van grote betekenis zijn voor de avifauna van het bos. De beheerder heeft de moge- Koolmees met jongen. Foto: Instituut voor Oecologlsch Onderzoek 209

1 zorgen voor verscheidenheid 2 zorgen voor levensmogelijkheden 3 zorgen voor rust. Verscheidenheid in het bos-landschap kan worden verkregen door het zorgvuldig beramen van grootte en vorm van de vakken en het streven naar afwisseling van vakken met verschillende beplantingen. Het is van vitaal belang voor de vogelstand, dat de vakken niet te klein zijn, dus niet te veel paden. Het is moeilijk daarbij een maat aan te geven, omdat deze soort voor soort verschillen. Voor grotere roofvogelsoorten moet men rekenen op (ca. 10 ha) "vakken" van tenminste 200 x 200 m2, dus 4 ha, beter nog 300 x 300 m2. Voor de kleinere zangvogelsoorten kunnen de vakken kleiner zijn, in bepaalde gevallen bijvoorbeeld 50 x 50 m2. Toch moet ook voor de meeste soorten een vak van 100 x 100 m2 als de meest gewenste situatie worden gezien. Vooral in "recreatiebossen" wordt aan deze regel te weinig aandacht geschonken. Verder kan voor verscheidenheid worden gezorgd door het traceren, aanleggen en onderhouden van wegen en paden, van brandgangen en open plekken. Eveneens door het bepalen van de grootte en de vorm van kapvlakten en het regelen van de herinplant. Er kan ook gezorgd worden voor verscheidenheid in soorten. De keuze van hoofdhoutsoorten is weliswaar beperkt, maar het inbrengen van verantwoorde afwisseling is zeker mogelijk. Het plantverband en het daarbij rekening houden met menging is eveneens een factor waarmede men de verscheidenheid kan opvoeren, vooral wanneer daarbij in het gebied voorkomende gradiënt-situaties worden benut. Het sparen of inbrengen van ter plaatse thuis behorende soorten, b.v. elk, berk, lijsterbes, ratelpopulier in naaldbos op de armere gronden is ook een mogelijkheid. Dit wordt momenteel ook vanwege andere, b.v. landschappelijke overwegingen al toegepast. Er zijn eveneens allerlei mameren om te zorgen voor meer levensmogelijkheden voor vogelsoorten. Het plaatsen van nestkasten is een daarvan, dat is niet zozeer een bosbouwkundige maatregel, tenzij het wordt gedaan om het aantal insekten etende vogels op te voeren. De levenskansen voor veel vogels worden beter naarmate het bos ouder is. Het bepalen van de omlooptijd is daardoor belangrijk. Wanneer een bos uit economische overwegingen bij voorkeur al op relatief jeugdige leeftijd (30 of 40 jaar oud) zou kunnen worden geveld is dat voor de vogelwereld in het algemeen ongunstig. Het verdient dan aanbeveling tenminste een aantal percelen tot zwaarder hout te laten doorgroeien. Het wegnemen van holle bomen beperkt in ieder geval levensmogelijkheden van allerlei vogels en hetzelfde geldt voor dunnen en opsnoeien als dat op ingrijpende wijze wordt gedaan. In het algemeen is het veroorzaken van veranderingen in het bos in de broedperiode altijd iets waarbij voorzichtigheid 210 is geboden. Dat geldt natuurlijk helemaal voor vellen, uitslepen en voor opruimen van ondergroei of andere vormen van onkruidbestrijding. Het laten liggen van kaphout kan weer gunstig zijn. Er zijn natuurlijk nog meer beheersmaatregelen, die invloed hebben op de levensmogelijkheden van de vogels. De vermelde voorbeelden geven in eerste instantie in voldoende mate aan waar het in beginsel om gaat. De bovenbedoelde maatregelen zijn niet alleen van invloed vanwege de levensmogelijkheden, zij brengen ook een zekere mate van onrust met zich. In bepaalde gevallen is dat nog erger dan de veranderingen in het bos. Het zorgen voor voldoende rust is een van de moeilijkste taken, die een beheerder heeft. Het gaat om het voorkomen van verstoring, zowel door activiteiten van het eigen personeel, als van het publiek. Wanneer men daarop bedacht is, is het niet zo moeilijk het eigen personeel zo te instrueren, dat verstoring wordt voorkomen. Het is 'b.v. mogelijk niet te dunnen of te vellen in een bosperceel, wanneer zich daarin Juist een buizerd of een havikpaar heeft gevestigd of een andere kwetsbare vogelsoort. Dat is een kwestie van uitkijken. Het broedseizoen begint voor sommige soorten al in februari. De rust moet worden gehandhaafd tot in juli of misschien wat eerder als de jongen uitgevlogen en min of meer al zelfstandig zijn. Als het niet voldoende rustig is in het gebied, kunnen alle andere voorzorgsmaatregelen vergeefs zijn. Alle vogelsoorten hebben een zekere mate van rust nodig, d.w.z. een kleiner of groter gebied waarin zij niet worden gestoord, waarbinnen zij zich veilig voelen. Er zijn vogels, die met een opvallend klein gebiedje tevreden zijn, zoals een merel of een winterkoning. Andere "gewone" soorten, zoals roodborst, grote lijster of grote bonte specht hebben meer "ruimte" nodig, leder heeft zijn specifieke eisen. Het meest gevoelig zijn de grotere, schuwere soorten, waartoe de roofvogels behoren. Die rust moet voor alle bosvogel soorten verzekerd kunnen zijn. Dat kan in het algemeen, als de beheerder er maar op bedacht is. Het kan worden verwezenlijkt door een zorgvuldig ontsluitings- en openstellingspatroon, waarin zo nodig wegen, permanent of tijdelijk moeten worden afgesloten. Men kan en moet het publiek geleiden om de nodige rust te verzekeren. Er moet daarom overleg zijn bij het ontwerpen-van openstelling van wegen en paden en het aanbrengen van voorzieningen, zoals wandelroutes, natuurpaden en picknickplekken. Andere mogelijkheden om de nodige rust te waarborgen zijn het geven van voorlichting, van aanwijzingen en het houden van toezicht. Vooral het laatste is een kostbare zaak. Daarin zouden zoveel mogelijk eigenaren, beheerders, jachtopzieners, politie en wellicht ook plaatselijke natuurwachters moeten kunnen samenwerken. Dit kan tot het gewenste resultaat leiden. Het is evenwel geen eenvoudige zaak.

Het belangrijkste is en blijft de belangstelling voor de problematiek. Wanneer die er is, kunnen er altijd oplossingen worden gevonden. Samenvatting Bossen en vogels behoren van nature bij elkaar. De natuurlijke vogelrijkdom is in bossen, mede door de verscheidenheid van bostypen, zeer groot. Bosbouwkundige maatregelen beïnvloeden deze verscheidenheid, doch behoeven de rijkdom niet te schaden. De diversiteit kan daardoor zelfs toenemen, zowel in natuurlijke bossen als in loofhout- en naaidhoutproduktiebossen. Het bosbeheer dient daartoe wel bepaalde beginselen in achtte nemen en voorzorgen te treffen. Het gaat daarbij om het zorgen voor verscheidenheid, het zorgen voor levensmogelijkheden en het zorgen voor rust De te nemen maatregelen behoeven een normaal bosbeheer niet of nauwelijks in de weg te staan. Wanneer er ten behoeve van de vogelrijkdom in de bosbouw beperkingen moeten worden aanvaard, is dat gewoonlijk slechts plaatselijk nodig. Overleg en samenwerking van de bosbouwer-beheerders met ter zake kundige natuurbeheerders zal steeds tot voor beide zijden volledig aanvaardbare oplossingen kunnen leiden. Literatuur Bos, J. van den, en C. J. Stefels. 1970. Beheersplan en bedrijfsregeling als middelen tot natuurbehoud. Ned. Bosb. Tijdschr. 42(6): 167-171. Döing, H. 1962. Systematische Ordnung und floristische Zusammensetzung niederländischer Wald- und Gebüschgesellschaften. Amsterdam. Ook in Wentia, 8 (1962) : 1-85. Hoogenhout, H. 1972. Beheersplannen voor natuurterreinen. Ned. Bosb. Tijdschr., 44(1 ):8-19r Leeuwen, Chr. G. van, en H. Döing Kraft. 1959. Landschap en beplanting in Nederland. Richtlijnen voor de soortenkeuze bij beplantingen op vegetatiekundige grondslag. Wageningen. 88 pag. Mörzer Bruyns, M. F., en J. van derven. 1963. De vogelbevolking van Nederlandse naaldhoutbossen vergeleken met die van natuurlijke naaldhoutbossen in Zwitserland en Oostenrijk. De Levende Natuur 66:57-63. Stefels, C. J. 1966. Bos en natuurbescherming. Ned. Bosb. Tijdschr., 38:161-167. Tinbergen, L. 1967. Vogels in hun domeinen. Thieme, Zutphen 120 p. Ven, J. van der, en M. F. Mörzer Bruyns. 1965. De vogelbevolking van de Nederlandse naaldhoutbossen vergeleken met die van natuurlijke naaldhoutbossen van Europa. De Levende Natuur 68: 305-311. Westhoff, V., en A. J. den Held. 1969. Plantengemeenschappen in Nederland. Zutphen 324 pag. Westhoff, V., en M. F. Mörzer Bruyns. 1964. Hakhout. De Levende Natuur 67 (9): 189-196. Westhoff, V. e.a. 1973. Wilde Planten, deel III. Deventer 359 blz. 211