Nulmeting en inrichtingsplan lokatie Overslagpad / A13. R.J.S. Terlouw

Vergelijkbare documenten
Nulmeting en inrichtingsplan IODS-percelen provincie Zuid-Holland, onderdeel Ackerdijk-Midden. R.J.S. Terlouw

Nulmeting en inrichtingsplan IODS-percelen provincie Zuid-Holland, onderdeel Keenwetering. R.J.S. Terlouw

NULMETING EN POTENTIE BEPALING NATUURCOMPENSATIE

Nulmeting en potentie bepaling natuurcompensatie polder Steekt. R.J.S. Terlouw

Ontwikkeling Hollandse IJssel terreinen, Provincie Zuid-Holland 2012

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Kruiden- en faunarijk grasland

WEIDEVOGELS PLAS - DRAS.

Particulier Natuurbeheer bloemrijk grasland in Groot Mijdrecht Noord-Oost

HET NIEUWE WEIDEVOGELBEHEER, samen een puzzel oplossen. VAN ZOEKEN - NAAR KIJKEN - NAAR OVERLEGGEN MET DE BOER - NAAR OPTIMALISEREN VOOR WEIDEVOGELS.

namens de Provincie Noord-Holland Twee percelen land aan de Kolhornerkade te Kolhorn

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014

Nulmeting en potentie bepaling kade N 214

Weidevogelbeheer 2016

Nulmeting en potentie bepaling natuurcompensatie polder Oudeland. R.J.S. Terlouw

NULMETING EN POTENTIEBEPALING NATUURCOMPENSATIE

BEHEERPLAN Weidevogelkerngebied Commandeurspolder

Projectplan GOB. Datum: Oktober /16

WEIDEVOGELS EN VERNATTING

Weidevogelbeheer 2016

Beheerpakketten Leefgebied Open Grasland

De inrichting en het beheer van de kwelders sluit aan bij het Kwelderherstelprogramma Groningen.

Nut en noodzaak fosfaatonderzoek natuurinrichting WaalenBurg

COPYRIGHT. l Habitat verbeterende maatregelen voor aquatische. 02 juli Regiohoofd Veenweiden, Zuid-Hollands Landschap

GS brief aan Provinciale Staten

Drasland. Groot Wilnis-Vinkeveen

De Vogelvriendelijke weken van Ekoplaza en Vogelbescherming

BLk format Bedrijfsnatuurplan BLk melkkoe 1 ster

Landschappelijke inpassing Kruisweg 44, Herkenbosch

Bermenplan Assen. Definitief

Notitie. Referentienummer Datum Kenmerk november Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk

Inrichtingsplan natuurontwikkeling

Nulmeting en potentie bepaling Zijdebrug

1 Natuur in de Krimpenerwaard

Opzet. Streefbeelden Graslanden. Fasen van ontwikkeling. Hooilanden. Tussenfase 0: Raaigras-weide KNNV afdeling Delfland. Tussenfase 1: Grassen-mix

Beheerpakketten Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer. Open grasland

Inrichtingsplan natuurontwikkeling

Onderdeel B. Bijlage 3: Agrarisch natuurbeheer. Onderdeel A: Agrarisch natuurtype en bijbehorend agrarische beheertypen:

Herstel natuur West Zeeuws-Vlaanderen Ossenwei

Subsidie voor het Texelse weidevogelgebied.

V E R K O O P B R O C H U R E

COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen

De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om gebruik te kunnen maken van de beheerpakketten binnen het leefgebied worden hieronder beschreven.

Veldbezoeken Het gebied is op 16 juli 2014 bezocht door Menno Reemer (EIS) samen met Hendrik Baas (gemeente Zoetermeer).

Monitoring natuurkwaliteit (Ook) een leuke klus voor de WFD?

Inrichtingsplan natuurontwikkeling

Projectvoorstel. Maatregelen voor de Patrijs Uitwerking kerngebied Struikwaard

QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM

Notitie Verlagen maaifrequentie bermen 2013

N a d e r o n d e r z o e k s t e e n u i l D e G o r s e n E l s h o u t

Index Natuur en Landschap. Onderdeel Agrarische beheertypen

BEHEERPAKKETTEN OPEN AKKER Onderdeel akker COLLECTIEF MIDDEN OVERIJSSEL 2019

Notitie. Inventarisatie Rapunzelklokje op locatie Platveld 4 te Meijel (gemeente Peel en Maas)

Collectieve weidevogelpakketten SAN beheerspakketten 18 t/m 21

Aanvullend natuuronderzoek TATA. tbv tijdelijke natuur

Was - Wordt tabel Natuurbeheerplan Zuid-Holland 2018

Rapportage natuurbeheer. Weidevogels. Stichting Agrarische Bedrijven Spaarnwoude (SAS) Melkveebedrijf de Ettingen Zoogkoeienbedrijf de Koningshoeve

Beheerpakketten Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer. Water

TOELICHTING WEIDEVOGEL- LEEFGEBIEDEN

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: veel gestelde vragen

Zuidrand Quick Scan 2011

1. Uitbreiding EHS met 73 ha door particuliere natuurrealisatie

INSPECTIEBEZOEK FLORA en FAUNAWET t.b.v. Uitvoeren diverse werkzaamheden t.b.v. aanvullende werken Zuidwestelijke Randweg Gouda

Gemeente s-hertogenbosch Dhr. T. van Tol Postbus GZ s-hertogenbosch

VERSLAG TERREINBEZOEK bui-tegewoon, groenprojecten

ALGEMENE VERGADERING. Lelystad, 5 februari het college van Dijkgraaf en Heemraden, 26 februari 2013 SWS/PWB. 5 februari 2013 mw. M.

SNL-monitoring in de praktijk. Jaap Bouwman Unie van Bosgroepen

Pakketten Waterbeheer

Pierikstraat 16 Gaanderen

V E R K O O P B R O C H U R E

Overtredingen en daarbij horende mogelijkheden voor herstel of sancties

Beheerpakketten akkerfaunabeheer Collectief Midden Groningen 2017

WEIDEVOGELINVENTARISATIE WATERBERGING WOUDSE POLDER MIDDEN DELFLAND 2017

Paarden in bloemenweiden. Filippien Koornneef

Quickscan. Een. Projectnummer 018. Opdrachtgever. Opdrachtnemer. Scholtenhagenweg 10

Nulmeting en potentie bepaling Kraaiebos

Greppel plas dras op Texel. Resultaten van een driejarig experiment

Plan ontwikkeling Natuurbegraafplaats Maasbree

Beheerpakketten Agrarisch Natuur- & Landschapsbeheer Open Grasland, beheerjaar 2018 (2)

Inpassingsplan Zelhemseweg 37, Hummelo. Opdrachtgevers: De heer A.G. Weijers en Mevrouw M.F. Weijers-Robben Zelhemseweg DP Hummelo

Creëren kruidenrijkgrasland

Voor Zuid-Holland zijn deze beleidsdoelen vastgelegd in de Beleidsvisie Groen.

Welkom bij de inloopavond van Ruygeborg II

Quick scan ecologie Grote Sloot te Burgerbrug

Natuurkwaliteit en monitoring in de EHS

Beheer van een gangbaar graslandperceel

Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur- & Landschapsbeheer Versie 1.5d. 1 december 2015

AGRARISCH NATUUR- EN LANDSCHAPSCOLLECTIEF MIDDEN-GRONINGEN BEHEERPAKKETTEN AKKERVOGELBEHEER. Versie 24 maart 2015

NOTITIE. Quickscan perceel Veldstraat 4 te Nijmegen. Methodiek. Plangebied en ingreep

NOTITIE. Methodiek. Plangebied en ingreep

Uitvoeringsplan A. van Oosterom. Uitvoeringsplannen particulier natuurbeheer Peilvak9 & Oukoop noord

Nulmeting en potentiebepaling natuurcompensatie Berkelse Zweth. R.J.S. Terlouw

Nota van beantwoording Natuurbeheerplan 2017 herziene versie natuurbeheer

I september Geachte heer/mevrouw, ln deze brief informeren wij u over een aantal zaken binnen het project Groot Mijdrecht Noord-Oost.

Uitvoerings- en beheerplan

Beheerpakketten Agrarisch Natuur- & Landschapsbeheer Open Grasland, beheerjaar 2019

Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins. Quickscan. Spankerenseweg 20 Dieren

Hydrologische maatregelen voor weidevogels

Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode

Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg

Transcriptie:

Nulmeting en inrichtingsplan lokatie Overslagpad / A13 R.J.S. Terlouw

COLOFON: bui-tegewoon, groenprojecten publicatie 2016-04 Ouderkerk aan den IJssel, januari 2016. Versie : Definitief Auteur : R.J.S. Terlouw. Fotografie : D. Buisman. In opdracht van : Provincie Zuid-Holland, de heer J. de Jong Disclaimer: De inhoud van dit rapport is met uiterste zorg samengesteld. De informatie in dit document wordt aangeboden zonder enige garantie. BUI-TEGEWOON, groenprojecten sluit alle aansprakelijkheid uit voor enigerlei directe of indirecte schade, van welke aard dan ook, die voortvloeit uit of verband houdt met het gebruik van dit document. Niets uit dit rapport mag worden vermenigvuldigd of openbaar gemaakt door middel van drukwerk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder schriftelijke toestemming van BUI-TEGEWOON, groenprojecten en de opdrachtgever, noch zonder toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd.

INHOUDSOPGAVE 1. Samenvatting 1. 2. Inleiding.. 1.. 3. Werkwijze. 2. 4. Gebied. 2. 5. Resultaten bureau- en veldonderzoek 3. 5.1. Huidig beheer. 3. 5.2. Ontsluiting en inrichting 3. 5.3 Milieu- en watercondities 3. 5.4 Externe beïnvloeding 3 5.5 Ruimtelijke condities 4. 5.6 Structuur 4. 5.7 Bodem en water 5. 5.8 Resultaten veldbezoeken 5. 5.9 Kwaliteitsbepaling conform SNL-systematiek 6. 6 Conclusies, suggesties en aanbevelingen. 7. 7 Inrichtingsplan. 8. 8 Toekomstig beheer. 10. 9 Gebruikte literatuur en informatiedragers. 11. BIJLAGEN: 1]. Samenvatting van afbakening en kwaliteit bepaling N12.02 Kruiden- en faunarijkgrasland. 2]. Inrichtingsschets Overslagpad / A13 op A4-formaat. 3] Voorbeelden inrichtingsprincipes.

1]. Samenvatting. In het kader van gebiedsafspraken heeft Provincie Zuid-Holland op zich genomen om 100 hectare extra weidevogelnatuur te begrenzen en ontwikkelen. In 2016 wil de provincie de nog te realiseren 20 hectare afronden. Om dit te bereiken is voorgenomen om circa 17 hectare grond in eigendom bij de Provincie te verkopen met een weidevogeldoelstelling. Via het faciliteren van particulier natuur en of eventuele extra inzet van provincie gronden zal de taakstelling worden gerealiseerd Om de gebiedsdoelen na overdracht te borgen heeft Provincie Zuid-Holland, Bui-TeGewoon groenprojecten opdracht verstrekt voor elk van de vijf onderscheiden deelgebieden een nulmeting, met potentiebepaling uit te voeren en een inrichtingsplan met beheeradvies op te stellen. Voor het onderhavige deelgebied Overslagpad / A13 is geconcludeerd dat het perceel op zich een matige ligging voor een weidevogeldoelstelling heeft als gevolg van de nabijheid van opgaande elementen waarin zich predators bevinden en een verkeersweg aan de noordzijde. Op basis van deze analyse wordt geadviseerd het perceel te ontwikkelen als kruiden- en faunarijkgrasland. Om deze doelstelling te kunnen behalen is het verlagen en van aangepast beheer voorzien van de oevers wenselijk. Daarnaast wordt voorgesteld de greppels te profileren, en een deel van het perceel door te zaaien met een gebiedseigen kruidenmengsel. Voor het beheer wordt een splitsing in een deel met een uitgestelde maaidatum en een deel extensieve rundveebeweiding voorgesteld. Naast belangen een kruiden- en faunarijkgrasland met insecten en kleine zoogdieren, zullen ook amfibieën en aquatische fauna kunnen profiteren van de voorgestelde maatregelen. De voorgestelde oeverprofileringen zullen bijdragen aan algemene en biologische waterkwaliteit. 2]. Inleiding en doel. Provincie Zuid-Holland heeft gebiedsafspraken gemaakt in het kader van de integrale ontwikkeling tussen Delft en Schiedam (IODS) met betrekking tot de herontwikkeling van dit gebied in combinatie met de aanleg van Rijksweg A4 door Midden Delfland. Eén van de onderdelen betreft het realiseren van 100 hectare extra weidevogelnatuur. Als onderdeel van de IODS afspraken is de provincie, in overleg met de gebiedspartners, voornemens 3 locaties, met gezamenlijk circa 17,4 hectare grasland, in eigendom bij de provincie Zuid-Holland over te dragen met een taakstellende opdracht voor het realiseren van weidevogelnatuur. Voor een oppervlakte van circa 2,7 hectare in eigendom van de provincie wordt overwogen deze aanvullend in te zetten. Daarnaast is men voornemens op circa 2,6 hectare aangrenzend aan provinciale percelen, in samenwerking met de betreffende agrarisch eigenaar, een weidevogeldoelstelling via particulier natuurbeheer (SKNL) te ontwikkelen. Om de gebiedsdoelen na overdracht te borgen heeft de provincie Zuid-Holland Bui-TeGewoon, groenprojecten verzocht voor elk van de vijf te onderscheiden deelgebieden een nulmeting met potentiebepaling uit te voeren, een inrichtingsplan op te stellen en beheeradviezen te formuleren. De documenten waarin omtrent de uitwerking van deze opdracht wordt gerapporteerd zullen onderdeel uitmaken van de informatie die bij verkoop van de betreffende percelen wordt verstrekt. Opnemen van adviezen met betrekking tot inrichting en beheer, vanuit de onderhavige rapportage of via een gelijkwaardig eigen plan van de aspirant koper, kan leiden tot een hogere kwalitatieve waardering bij de beoordeling van de biedingen. De onderhavige rapportage heeft betrekking op onderdeel Overslagpad / A13 van deze opdracht. 1

3]. Werkwijze. Om inzicht te verkrijgen in het gebied is gestart met een bureaustudie waarbij digitale kaartbeelden, bodem- en water gerelateerde gegevens, historisch grondgebruik en actuele waarnemingen en inventarisaties van flora en fauna zijn geraadpleegd. Tijdens oriënterende veldbezoeken op 26 augustus, 27 oktober 2015 en 13 januari 2016 zijn de gebiedskarakteristiek, toegankelijkheid, staat van onderhoud, het actuele grondgebruik en de waarden en potenties als weidevogelgebied beoordeeld. Tijdens de bezoeken zijn contacten gelegd met de gebruikers van de percelen en hebben waar mogelijk informatieve gesprekken plaatsgevonden. 4]. Gebied. Het perceel van onderdeel Overslagpad / A13 is gelegen ten westen van Rijksweg 13 in Schipluiden. Langs het perceel loopt het parallel gelegen fietspad, het Overslagpad. De oppervlakte bedraagt circa 2,7 hectare. Het gebied bestaat uit één perceel wat is ontsloten via het kavelpad van een aangrenzend agrarisch bedrijf. Het perceel is op onderstaand kaart beeld weergegeven als onderdeel 3. In het Provinciaal natuurbeleid maakt het gebied geen onderdeel uit van het Nationaal Natuur Netwerk (NNN) (www.provinciezuidholland.nl /kaarten/ehs). Figuur 1. Ligging. 2

5]. Resultaten veldbezoeken, interviews en bureaustudie. 5.1. Huidig beheer. Het gebied wordt vanuit een pachtcontract beheerd door een aangrenzend agrariër. Het betreft een los gebruik dat jaarlijks via geliberaliseerde pacht wordt uitgegeven door voorheen Bureau Beheer Landbouwgronden en sinds kort door de provincie Zuid-Holland. Op de percelen rust een gebruiksbeperking op basis van een weidevogeldoelstelling. In de periode 01 april - 01 juni is geen beweiding of landbewerking toegestaan De eerste snede wordt na 01 juni geoogst, gevolgd door een extensieve naweide met kalveren of jongvee. Bemesting heeft volgens reguliere agrarische normen plaatsgevonden. Chemische bestrijding is uitsluitend pleksgewijs toegestaan. Slootschoning en greppelonderhoud vindt jaarlijks plaats. 5.2. Ontsluiting en inrichting. De ontsluiting is met een in een goede conditie verkerende dam verzorgd naar het westen. Het sluit aan op het kavelpad van een aangrenzend agrarisch bedrijf. In de lengterichting halverwege het perceel ligt een dwarssloot die het perceel in twee helften verdeeld. De percelen zijn met elkaar verbonden via een damverbinding. Dit biedt de mogelijkheid om twee beheerregiems op het perceel toe te passen wat de mozaïek ten goede kan komen. 5.3. Milieu- en watercondities. De beoordeling van abiotische condities wordt gedaan op basis van interne water- en milieucondities (standplaatsfactoren). Voor weidevogelgrasland zijn hoge waterstanden optimaal, omdat daarbij de gewasproductie pas later op gang komt, door de betere vochtvoorziening de bodem goed permeabel is en regenwormen dichter aan de oppervlakte blijven. Goed weidevogelgrasland wordt daarom doorgaans gekenmerkt door hoge grondwaterstanden in de late winter en het voorjaar. Het perceel Overslagpad heeft een gemiddelde drooglegging van 0.40 tot 0.50 meter. De hoogteligging van het maaiveld loopt op in de laatste 100 meter naar de zuidzijde. Lokaal langs de greppels is de drooglegging iets kleiner. In de kwaliteitsbeoordeling voor kruiden- en faunarijk grasland worden geen milieu en watercondities gemonitoord. 5.4. Externe beïnvloeding. De externe beïnvloeding van weidevogelgrasland wordt bepaald door randverstoringen, de oppervlakte en de lengte/breedte. Voor weidevogelgrasland wordt het aspect externe beïnvloeding i.t.t. de botanische graslandtype niet toegepast in de BIJ12 beoordeling. Hiervoor wordt een oppervlakte kwalificering gehanteerd via beoordeling onder het thema ruimtelijke condities. Hoewel het aspect dus niet meeweegt in de afbakening en kwaliteitsbepaling volgens de BIJ12 systematiek voor het doeltype vochtig weidevogelgrasland achten wij dit aspect wel van belang met betrekking tot de potentiebepaling. De ligging grenzend aan Rijksweg A13, maakt dat er een verstoorde zone aanwezig is. Op basis van bovenstaande aspecten zal het gebied naar verwachting minder geschikt zijn voor de meer kritische graslandbroeders ten opzichte van het aspect storingsbronnen. Soorten als scholekster, graslandzangers en sommige eendachtige zullen zich bij een goede inrichting en afgestemd beheer mogelijk kunnen vestigen, terwijl het perceel ook als habitat voor kuikens kan worden benut. In het noorden zijn enkele recreatieve bosschages aanwezig, deze hebben een afstand van gemiddeld 250 meter, waardoor het projectgebied zich binnen de actieradius bevindt van predators als vos, zwarte kraai, havik en buizerd. Zowel de huidige pachter als de naast gelegen beheerder van circa 30 hectare grasland in particulier natuurbeheer maken melding van een vrij hoge predatie, door vooral vossen, in het gebied (Mond.med. dhr van Adrichem en dhr. van den Berg). 3

5.5. Ruimtelijke condities. Onder ruimtelijke condities wordt in de kwaliteitsbeoordeling vanuit de SNL systematiek de oppervlakte en de ligging ten opzichte van vergelijkbare natuurdoeltypen verstaan. Het onderzoeksgebied grenst aan graslandpercelen in particuliernatuurbeheer van de familie van den Berg. De graslandpercelen van dit natuurgebied hebben een op weidevogels afgestemd beheer over een oppervlakte van circa 30 hectare. Ten westen liggen drie percelen die in het kader van de IODS-taakstelling van de provincie Zuid-Holland eveneens tot weidevogelgrasland zullen worden ontwikkeld met een gezamenlijke oppervlakte van circa 7,5 hectare. Naast bovengenoemde oppervlakte van circa 37,5 hectare particuliernatuurbeheer weidevogelgrasland, heeft de aangrenzende agrariër vrijwel de gehele bedrijfsoppervlakte onder vrijwillige weidevogelbeheer gebracht (ANLb). Tijdens een broedvogelinventarisatie is in 2015 een hoge weidevogeldichtheid vastgesteld op de naastgelegen percelen met een op weidevogels toegespitst beheer (Bron: weidevogelwacht Midden Delfland, 2015). Op het onderhavige perceel Overslagpad zijn tijdens deze inventarisatie geen territoria van doelsoorten waargenomen. Het beoogde SNL type van het onderhavige perceel betreft kruiden en faunarijk grasland (N12.02) Hiermee valt het onderzoeksgebied, conform de BIJ12 beoordeling systematiek, in de categorie oppervlakte 1-5 ha en verbonden met andere graslandbeheertypen. Bij de kwalificatie m.b.t. ruimtelijkkwaliteit volgens de BIJ12 beoordeling levert dit een beoordeling van goed op. 5.6. Structuur. Voor Kruiden en faunarijk grasland is de structuur van zowel de vegetatie, de bodem als het landschap van belang. Kruiden- en faunarijk grasland van goede kwaliteit wordt gerekend tot de matig voedselrijke graslanden. De planten die in dit type vorkomen betreft overwegend algemene soorten. Flora en vegetatie zijn op zich zelf dan ook niet bepalend bij de beoordeling. Binnen kruiden en faunarijkgrasland zijn grassen dan ook dominant, maar kruiden en mossen dienen een oppervlakte aandeel van tenminste 20% te bezitten. Een afwisseling tussen hogere en lagere vegetatie delen, met plaatselijk ruigte delen of een licht struweel zorgen voor een verschil in micro klimaat het geen van belang is voor insecten en andere ongewervelden, amfibieën en kleine zoogdieren. Voor structuur vormende elementen is voor goed kruiden- en faunarijkgrasland een percentage van 5- tot maximaal 20% vereist. Ook slootlengte wordt als structuur element gehonoreerd vanaf een minimale lengte van 100 m 1 per hectare. Door middel van aanpassingen en inrichtingsmaatregelen kan het aspect structuur verder worden verbeterd. Om dit gericht te kunnen toepassen is inzicht in de actuele situatie wenselijk. Naast inrichting kan de mozaïek deels worden verkregen door een afwisseling in tijdstip en vorm van beheer (maaien, begrazen, bemesten, begreppelen). In de huidige situatie geldt dat perceel Overslagpad een geringe mate van bodemreliëf kent als gevolg van het oplopende maaiveld in het zuidelijke deel en de aanwezige greppels. De vegetatiestructuur is eenvormig, waarschijnlijk als gevolg van een vrij uniform beheer in het recent verleden. Structuur rijke vegetaties zijn niet aanwezig. De slootlengte voldoet wel als structuur vormend element. De benodigde de lengte van 100 m 1 per hectare wordt ruimschoots behaald. Hiermee kwalificeert in de actuele situatie één structuur vormend element, waarmee de kwalificatie matig wordt behaald. De situatie kan worden geoptimaliseerd door de greppels te profileren en gerichte inzaai met een toegespitst gras-kruiden mengsel uit te voeren. Hiermee worden ook condities voor de verspreid in Midden-Delfland voorkomende patrijs verbeterd. Door de aanleg van een rietoever in de berm aan de zijde van het Overslagpad wordt aan het aspect 5- tot 20% structuur vormende elementen voldaan. Een rietoever heeft tevens als voordeel dat het de Rijksweg A 13 enigszins kan bufferen en niet zo hoog wordt dat het de weidevogelbelangen op naast gelegen percelen stoort. Door toepassing van een mozaïekbeheer in samenhang met de omliggen percelen kan ook een ruimtelijke variatie verder worden ontwikkeld. 4

5.7. Bodem en water. De bodem heeft grote invloed op de samenstelling en soortenrijkdom van de vegetatie. Bodemvochtigheid, gehalte organische stof, bodemsoort en voedselrijkdom zijn hierbij de belangrijkste aspecten. De bodem in het onderzoeksgebied betreft deels een Kalkarme drechtvaaggrond bestaande uit zware klei, naar het noorden overgaand in een waardveengronden op zeggeveen, rietzeggeveen of (mesotroof) broekveen (bron: www.bodemdata.nl) De drooglegging bedraagt gemiddeld 0.45 meter. De afvoer van neerslagwater is vrij groot zowel door inzijging naar de grondwaterspiegel als door de drainerende werking van greppels en sloten. De beide scheidingssloten hebben een verschillende breedte, circa 2.00 meter op de waterlijn aan de westzijde en circa 3.00 meter aan de oostzijde, en zijn vrij ondiep. De waterkwaliteit oogt matig, maar is in het jaargetijde waarin de veldbezoeken plaats hebben gevonden visueel lastig te beoordelen. De drooglegging is geschikt voor een kruiden- en faunarijk grasland en bevind zich tussen de 0.40 en 0.50 meter. De oevers naar de aangrenzende sloten hebben een vrij korte overgang over breedte die steeds minder dan 1.00 meter bedraagt. 5.8. Resultaten veldbezoeken. Het gehele perceel bestaat uit grasland. De graslanden bevinden zich in een overgangsstadium tussen raaigrasweide en een grassenmixvegetatie. De kruidenrijkdom is matig Oevervegetaties zijn redelijk ontwikkeld met algemene soorten van veenweidenoevers. Ze zijn relatief smal en hierdoor beperkt van omvang. Aangezien de opnamen voor de onderhavige rapportage buiten het broedseizoen heeft plaatsgevonden is gebruikgemaakt van de beschikbare broedvogelrapportage uit 2015 (Bron: weidevogelwacht Midden-Delfland). Hieruit blijkt in de huidige situatie er geen broedvogels die tot het doeltype worden gerekend zijn aangetroffen. Of de doelstelling weidevogelgrasland uiteindelijk op dit perceel kan worden behaald is onzeker. Het onderhavige perceel ligt onder directe invloed van Rijksweg 13. De benutting door kuikens bij een ontwikkeling van een grotere kruidenrijkdom is kansrijk, echter kuikenland op zich wordt niet als zodanig meegewogen in de SNL beoordeling vanuit de BIJ 12 systematiek. Wij adviseren de inrichting op basis van bovenstaande te richten op een ontwikkeling naar kruiden- en faunarijk grasland richten. Eendachtige graslandbroeders, graslandzangers en kuikens kunnen hiervan mede profiteren. De samenhang met aangrenzende circa 37,5 hectare weidevogelgrasland verhoogd deze potentie. Om het perceel te laten ontwikkelen is een goede basis inrichting en toegespitst beheer noodzakelijk. Voor kruiden en faunarijk grasland worden voor het onderdeel flora en fauna uitsluitend planten en dagvlinders beoordeeld om de kwalificatie te bepalen. Voor de kwalificatie goed zijn 6 doelsoorten nodig waarvan 4 op ten minste 15% van de oppervlakte. Voor matig zijn 4 kwalificerende soorten nodig of meer soorten wanneer niet aan de minimum bedekking wordt voldaan. Hoewel het gebied niet in het juiste seizoen is bezocht wordt op basis van de beschikbare habitat het niet realistisch geacht dat een kwalificatie wordt behaald. Aan het aspect flora en fauna wordt in de actuele situatie de kwalificatie slecht toegekend.. 5

5.9 Kwaliteitsbepaling conform SNL-systematiek. Toetsen we de gevonden waarden volgens de kwaliteitsbepaling voor kruiden en faunarijkgrasland vanuit de SNL systematiek (BIJ12, 2014) dan scoort het gebied 12 punten wat wordt gewaardeerd als matig.. De uitwerking met toelichting van deze kwalificering is onderstaand opgenomen. Toetsing kwaliteit bepaling. Toetsing kan plaatsvinden door de resultaten te vergelijken met de kwaliteitseisen zoals per onderdeel vermeld. Goed levert 2 punten op, matig 1 punt en slecht 0 punten. Niet bij alle pakketten telt elk criterium even zwaar mee ten bate van het eindoordeel. Voor de eindscore wordt het resultaat van elk criterium met een weegfactor variërend van 1- tot 12 vermenigvuldigd. Voor kruiden en faunarijkgrasland gelden de volgende wegingsfactoren. Code index beheertype Flora & fauna Structuur Milieu & watercondities Ruimtelijke condities Natuurlijkheid N13.01 Vochtig weidevogelgrasland 6 6 n.v.t. 3 n.v.t. De eindscore voor het betreffende beheertype wordt vervolgens bepaald door de scores voor de afzonderlijke kwaliteitscriteria op te tellen. De kwaliteit wordt vervolgens uitgedrukt in het aantal punten. Bij het merendeel van de beheertypen is maximaal 30 punten haalbaar. Een beheertype wordt als volgt gekwalificeerd: 0-12 punten Slecht 13-22 punten Matig 23-30 punten Goed. Voor het onderzochte perceel zijn de volgende kwalificaties vastgesteld: Flora en fauna slecht 0 punt vermenigvuldigingsfactor 6 0 punten; Structuur matig 1 punt vermenigvuldigingsfactor 6 6 punten; Ruimtelijke condities goed 2 punt vermenigvuldigingsfactor 3 6 punten; Het aantal behaalde punten bedraagt hiermee 12 wat een totaal kwalificering voor de actuele situatie als matig kruiden- en faunarijkgrasland oplevert. In hoeverre deze kwalificatie kan worden verbeterd zal worden bepaald door de mate van inrichting en aanpassing van het toekomstig beheer. 6

6]. Conclusies, suggesties en aanbevelingen. Perceel Overslagpad heeft een matige ligging voor een weidevogeldoelstelling en bezit in de actuele situatie geen broedvogels van het doeltype vochtig weidevogelgrasland. Als voornaamste oorzaak worden de volgende aspecten verondersteld: Perceel is op zich zelf te klein voor een volwaardig weidevogelgebied; Er treedt lokale verstoring op door nabijheid van Rijksweg 13 wat het perceel minder geschikt maakt voor broedende steltlopers uit de weidevogelgroep; Het beheer, is hoewel tamelijk extensief, niet toegespitst op weidevogeldoelen; Er is te weinig mozaïek en structuur in de vegetatie; Het is kansrijk om het perceel te ontwikkelen als kruiden- en faunarijk grasland, wat tevens een neven doelstelling van weidevogels zal opleveren; Op basis van bovenstaande wordt ingezet op realisatie van het doeltype kruiden- en faunarijk grasland. Om invulling te kunnen geven aan de beoogde doelstelling waarbij de kwalificatie goed, duurzaam kan worden behaald is het noodzakelijk om aanvullende inrichtingsmaatregelen te nemen en een afgestemd beheer te voeren. Naar verwachting kan hiermee op relatief korte termijn de doelstelling kruiden- en faunarijkgrasland worden gerealiseerd. Mogelijke maatregelen zijn: Realiseren van een smalle rietoever langs de scheisloot met het fietspad grenzend aan de Rijksweg, zodat beweging van het verkeer wordt gefilterd en het structuur element wordt toegevoegd; Aanleggen van een flauw oevertalud met inundatie zone aan de noordzijde bij de sloot driesprong; Door zaaien van de noordelijke perceelhelft, met een gebiedseigen kruidenmengsel; Het instellen van beheermozaïek bestaande uit een maaidatum op het noordelijke perceel deel en een standweiden op het zuidelijke deel; Het stoppen van de bemesting om de kruidenrijkdom duurzaam in stand te kunnen houden; Voorbeeld uitwerkingen van genoemde maatregelen zijn in de paragraaf 7 nader uitgewerkt. In paragraaf 8 wordt ingegaan op het gewenste beheer. 7

7]. Inrichtingsplan. Om het perceel geschikt te maken als kruiden- en faunarijkgrasland kunnen een aantal maatregelen worden genomen. Naast de doelsoorten van het beheertype, zullen de maatregelen ook een functie vervullen voor het aangrenzende weidevogelgebied, door het vergroten van de insectenfauna (voedsel) en potentieel kuikenland, de landschappelijke kwaliteit en draagt het bijn aan de algemene en biologische waterkwaliteit. Een schetsuitwerking van mogelijke maatregelen is onderstaand weergegeven en tevens op A4 formaat als bijlage 2 is opgenomen. Figuur 3. Schetsmogelijke inrichting perceel Overslagpad. De voorgestelde maatregelen bestaan uit: Het opnieuw frezen de greppels en van greppel uitloopbuizen voorzien van de aanwezige greppels. Het profileren van de oever tegen het Overslagpad (Rijksweg 13) met een onderwater banket en het inplanten van rietstekken. Bij verstoring door wegen op weidevogelpopulaties draagt beweging in hogere mate bij aan de verstoringsafstand dan geluid. Door de aanleg van een smalle rietzone wordt deze beweging vanuit de gezichtshoek van graslandvogels verkleind en de verstoringsafstand beperkt. ten bate van het kruiden- en faunarijk grasland geeft de rietvegetatie invulling aan het realiseren van 5-20% structuurvormende elementen. Een mogelijk profiel is weergegeven in figuur 4. 8

Figuur 4. Profiel oeveraanleg oostzijde scheisloot met Rijksweg 13. Het profileren van de oeverzone op de slootdriesprong in het noordelijke deel aan twee zijden. Door hier een ruime ondiepe inundatiezone te realiseren wordt foerageerhabitat voor steltlopers en eendachtige graslandbroeders gecreëerd. De maatregel zal daarnaast een positief effect hebben op vissen en overige aquatische fauna. Een mogelijk profiel is opgenomen in figuur 5. Figuur 5.. Profiel drasoever. Het noordelijke deel kan aanvullend worden doorgezaaid met een gebiedseigen kruidenmengsel. Hierbij wordt bij voorkeur het mengsel zelf samengesteld en geen gebruik gemaakt van in de handel aangeboden gruttomengsels. Deze standaard mengsels zijn veelal gericht op inzaaien vanuit een kale bodem, uitsluitend gericht op toename van de kruidenrijkdom, onvoldoende gebiedseigen en houden geen rekening met de beloopbaarheid voor kuikens. 9

8]. Toekomstig beheer. Het toekomstig beheer bestaat in de basis uit maaien en na weiden. Naast deze basis maatregelen dienen de greppels te worden beheerd. Daarnaast vragen de oevers een op de doelstellingen afgestemd beheer. De verschillende onderdelen worden onderstaand behandeld. Bemesting. Om het perceel kruidenrijk te laten ontwikkelen zijn bemesting en schapen beweiding ongewenste maatregelen. Het perceel moet wordt verschraald met maaien en afvoeren van het gewas. De mest die er komt wordt beperkt tot de mest die met de beweiding wordt achtergelaten. Voor de mestboekhouding betekend dit dat de werkelijk gerealiseerde beweidingsmest volgens de excretie tabel kan worden berekend. Maaibeheer. Op het noordelijke deel kan vanaf 15 juni de eerste snede worden gemaaid en geoogst. Indien de groei (in de eerste jaren) te groot is om de vegetatie tot deze datum overeind te houden kan worden overwogen om vroeg in het seizoen een korte voorweide uit te voeren. Idealiter wordt dit deel ook bij de 2e snede gemaaid, zodat extra voedingsstoffen worden afgevoerd uit de bodem en de ingezaaide kruiden zich beter kunnen ontwikkelen. De tweede snede kan afhankelijk van weeren groei omstandigheden 6- tot 8 weken na het maaien van de eerste snede plaatsvinden. Beweiding. De beweiding bestaat uit extensieve seizoen standweiden op het zuidelijke perceel deel met rundvee in een begrazingsdichtheid van 2 GVE per hectare. Na het maaien van de tweede snede kan ook op het noordelijke deel vee worden ingeschaard. De veebezetting moet in lijn zijn met de grasgroei en zodanig worden afgestemd dat niet hoeft te worden uitgeschaard, terwijl enige vegetatiestructuur in de vorm van pollerigheid blijft bestaan. In de eerste jaren zal een grotere veebezetting mogelijk zijn als gevolg van het naleveren van voedingsstoffen uit de bodem. Na enkele jaren natuurbeheer zal de groei afnemen en dient de veebezetting te worden afgestemd. Idealiter krijgen de graasdieren in de naweide het gehele gebied tot hun beschikking met open hekken, zonder omweiden. Hierdoor zal een structuurrijke begrazingsmozaïek in het gebied kunnen ontstaan. Schapenbeweiding is minder gewenst daar deze de grasmat sterk egaliseren en een voorkeur hebben voor het wegvreten van kruiden. Indien de gewenste uitgestelde maaidata in de eerste jaren niet kan worden gerealiseerd als gevolg van sterke groeikracht vanuit nalevering van voedingstoffen, kan een korte voorweide met rundvee in het vroege voorjaar worden uitgevoerd. Greppelbeheer. De greppels vormen een essentieel onderdeel van het beheer en dragen bij aan lokaal reliëf en vegetatiestructuren. Het jaarlijks her profileren van de greppels met greppelfrees dient derhalve tijdig te worden uitgevoerd. Hierbij moet onderhoud aan greppelduikers en -dammen steeds separaat worden uitgevoerd. In najaar en winter moeten de greppels goed kunnen afwateren om het bodemleven optimaal te laten ontwikkelen ten bate van de voedselbeschikbaarheid in het voorjaar. Oeverbeheer. Het oeverbeheer dient te zijn afgestemd op de functie van de oever. Daarnaast dient te worden voldaan aan de voorwaarden die worden gesteld vanuit de Keur van het Waterschap. Voor perceel Overslagpad is het voor de westelijke scheisloot van belang dat de sloot veekerend blijft en de vegetatie kort de winter in gaat. Half september de gehele oever een keer uitmaaien en in wiersen is een goede maatregel om verruiging tegen te gaan en een te grote voedselverrijking bij het oeverschoning te voorkomen. De oever aan de Overslagpad zijde is voorzien van een onderwater profiel en rietaanplant om beweging van de Rijksweg weg te filteren en anderzijds op een neven functie voor amfibische en aquatische fauna. Deze oever blijft bij voorkeur overstaan om steeds enige bescherming te 10

behouden. Hij is smal gehouden zodat over de rietkraag heen, met een maaikorf, het verplichte oeveronderhoud kan worden uitgevoerd. Bij het te structuurrijk worden kan de oever eenmaal in de drie tot vijf jaar worden uitgemaaid. Idealiter gebeurd dit cyclisch waarbij in enig jaar maximaal 50% van de oever wordt gemaaid en afgeruimd. Indien er een overmaat aan schoningsmateriaal op de oever terecht komt dient dit te worden afgevoerd of met de wallenfrees worden uitgeslagen over het aangrenzende grasland. In alle gevallen is het noodzakelijk dat de oever wordt gevrijwaard van opslag van houtige gewassen, door deze bij aantreffen met wortel en al uit te trekken. Met betrekking tot de begrazing is het in de regel niet noodzakelijk om de oevers uit te rasteren, maar kort na de aanleg kan afscherming met een schrikdraadraster gedurende de ontwikkelingsperiode noodzakelijk blijken. 9]. Gebruikte literatuur, informatiedragers en bronnen. Literatuur: Bij 12, 2014. Bijlage deel 1 bij werkwijze monitoring en beoordeling Natuurnetwerk en Natura 2000/PAS); Terlouw R.J.S., 2012. Mestwetgeving op natuurgrond. uitgave Bui-tegewoon, groenprojecten Terlouw R.J.S., 2014. Weidevogelbeheer in een kaartenbaksysteem. uitgave Bui-tegewoon, groenprojecten Weidevogelwacht Midden Delfland, 2015. Territoriumkaart weidevogels Midden-Delfland. uitgave Weidevogelwacht Midden-Delfland. Geraadpleegde web-sites: www.bodemdata.nl www.hhdelfland.nl www.iods.nl www.landelijkvastgoedonline.nl www.middendelfland.nl www.provinciezuidholland.nl/kaarten Mondelinge informatie bronnen: Gesprek met dhr. van Adrichem, huidig grondgebruiker. Gesprek met dhr. van den Berg, beheerder aangrenzend PN weidevogelgebied. Gesprek met dhr. J. Kleijweg, Weidevogelwacht Midden Delfland. 11

12

B IJ L A G E N. 1]. Samenvatting afbakening en kwaliteit bepaling N12.02 Kruiden- en faunarijkgrasland. 2]. Inrichtingsschets Overslagpad / A13. 3] Voorbeelden inrichtingsprincipes. 13

14

BIJLAGE 1. Kwaliteitbepaling en pakketeisen N12.02 Kruiden en faunarijk grasland (Bron: Bijlage deel 1 bij werkwijze monitoring en beoordeling Natuurnetwerk en Natura 2000/PAS) [PM. Er hoeft geen kwaliteitsbepaling te worden gedaan wanneer dit type met minder dan 0,5 hectare in een gebied aanwezig is]. Afbakening. Het betreft grasland, de grasachtige (monocotylen) zijn dominant, maar kruiden (dicotylen) en mossen hebben een oppervlakteaandeel van tenminste 20%. Er wordt geen bemesting toegepast, met uitzondering van ruige stalmest (max. 8 ton per ha per jaar) of bekalking om verzuring te voorkomen. De graslanden zijn niet tot andere beheertypen te rekenen (zie afbakening andere graslanden). Vrijwel jaarlijks in de winter en voorjaar langdurig overstroomde weilanden worden niet tot dit beheertype maar tot Zilt- en overstromingsgrasland gerekend. 1] Flora en Fauna Biotische kwaliteit wordt uitgedrukt in voorkomen van kwalificerende flora- en faunasoorten uit de volgende soortgroepen: Soortgroep Soorten koekoeksbloem, gewone brunel, gewone margriet, grote ratelaar, kamgras, karwijvarkenskervel, klavervreter, klein vogelpootje, knolvossenstaart, knoopkruid, Planten: moerasstruikgras, muizenoor, polei, spits havikskruid, waterkruiskruid, witte munt, zwarte zegge. Argusvlinder, bruin blauwtje, bruine vuurvlinder, bruin zandoogje, Dagvlinders: geelsprietdikkopje, groot dikkopje, hooibeestje, kleine parelmoervlinder, zwartsprietdikkopje. Tot de kwalificerende soorten kunnen ook 2 extra soorten uit bijlage 1 gerekend worden, indien deze voorkomen in het beheertype. Kwaliteitsbepaling Flora en fauna. Goed: indien minimaal 6 kwalificerende soorten voorkomen, waarvan ten minste 4 op >15% van de oppervlakte van het beheertype en beide soortgroepen vertegenwoordigd zijn. Matig: indien 4-5 kwalificerende soorten voorkomen of indien mee soorten voorkomen, maar niet aan de eisen van klasse goed voldaan wordt. Slecht: indien niet aan de klasse matig of goed voldaan is. 2] Structuur Dit beheertype omvat droge tot vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke graslanden. Ze omvat een scala aan bloemrijke vegetaties van vrij schrale typen kamgrasweiden tot tamelijk voedselrijke witbolgraslanden. Vochtige hooilanden met grondwaterinvloed, overstromingsgraslanden, natte en droge schraallanden en glanshaverhooilanden vallen buiten dit type, maar worden als zelfstandige beheertypen onderscheiden. De planten die in dit beheertype voorkomen zijn merendeels algemenere soorten die weinig specifieke eisen aan de abiotische omgeving stellen. Flora en vegetatie zijn daarom niet bepalend voor de kwaliteit van dit beheertype, en de milieu- en watercondities slechts in beperkte mate. Wel is het belangrijk om te streven naar een zo groot mogelijke variatie in voedselrijkdom en vochtigheid. Variatie in structuur is belangrijk voor faunasoorten die in dit grasland voorkomen. Zo zorgt een afwisseling tussen korte en hoge vegetatie met plaatselijk ruigte en struweel voor verschil in microklimaat, hetgeen van belang is voor dagvlinders, andere insecten, reptielen, vogels en kleine zoogdieren. Binnen de kruiden- en faunarijk grasland zijn grasachtige dominant, maar kruiden en mossen hebben een oppervlakteaandeel van tenminste 20%. De volgende kwalificerende structuurelementen worden onderscheiden: Structuurelement Minimum % Maximum % Hoog struweel, incl. braam-, gagel- en bremstruweel 5 20 Solitaire bomen en kleine bosjes (> 5 mtr) 1 5 Meter slootlengte / hectare 1] 100-1] Slootlengte is in meter/ha, geen percentage. Goed: Matig: Slecht: Kwaliteitsbepaling structuur. indien minimaal 2 of meer kwalificerende structuurelementen aanwezig zijn. indien 1 kwalificerende structuurelementen aanwezig zijn. indien geen kwalificerend structuurelement aanwezig is. 15

3] Milieu- en watercondities Voor dit beheertype worden geen milieu- watercondities gemonitord. 4] Ruimtelijke condities Wanneer het beheertype geïsoleerd ligt en de oppervlakte groter is dan 75 ha. Scoort het goed. Kwaliteitsbepaling ruimtelijke condities. Oppervlakte beheertype / ruimtelijke samenhang >5 ha 1-5 ha < 1 ha Verbonden met andere graslandbeheertypen (N10 t/m N12) Goed Goed Matig In nabijheid (binnen 1 km) van andere graslandbeheertypen (N10 t/m N12) Goed Matig Slecht Geïsoleerd Matig Slecht Slecht Monitoring Om te kunnen bepalen of aan de kwaliteitseisen van kruiden- en faunarijkgrasland wordt voldaan dient de monitoring de volgende aspecten te bevatten. Nadere informatie omtrent de gewenste en/of voorgeschreven systematiek kan worden geraadpleegd in de Werkwijze monitoring en beoordeling Natuurnetwerk en Natura 2000 / PAS (Beek,J.G., etal 2014). Parameter Methode Frequentie Structuurelementen Bepalen bedekking 6 jaar Planten Inventarisatie kwalificerende soorten 6 jaar Dagvlinders Inventarisatie kwalificerende soorten 6 jaar Ruimtelijke condities GIS-analyse en veldwaarnemingen 6 jaar Toetsing. Toetsing kan vervolgens plaatsvinden door de resultaten te vergelijken met de kwaliteitseisen zoals boven per onderdeel vermeld. Goed levert vervolgens 2 punten op, matig 1 punt en slecht 0 punten. Niet bij alle pakketten telt elk criterium even zwaar mee ten bate van het eindoordeel. Voor de eindscore wordt het resultaat van elk criterium met een weegfactor variërend van 1 tot 12 vermenigvuldigd. Voor vochtig hooiland gelden de volgende weegfactoren gehanteerd. Code index beheertype Flora & fauna Structuur Milieu & watercondities Ruimtelijke condities Natuurlijkheid N12.02 Kruiden en faunarijk grasland 6 6 n.v.t 3 n.v.t De eindscore voor het betreffende beheertype wordt vervolgens bepaald door de scores voor de afzonderlijke kwaliteitscriteria op te tellen. De kwaliteit wordt vervolgens uitgedrukt in het aantal punten. Bij het merendeel van de beheertypen is maximaal 30 punten haalbaar. Een beheertype wordt als volgt gekwalificeerd: 0-12 punten Slecht 13-22 punten Matig 23-30 punten Goed. 16

BIJLAGE 2. INRICHTINGSSCHETS OP A4 formaat. 17

18

BIJLAGE 3. Referentie beelden. 19