Taterpellatie 'achoon schip maken'

Vergelijkbare documenten
Hoge Raad der Nederlanden

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392

ECLI:NL:HR:2013:37. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416, Gevolgd

Hoge Raad der Nederlanden

ECLI:NL:HR:2016:24. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/03918

IN NAAM DER KONINGIN

ECLI:NL:HR:2007:BA6231

Hoge Raad der Nederlanden

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

ECLI:NL:HR:2015:1871. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589, Gevolgd

ECHTSCHEIDINGS PROCESRECHT SPREKER MR. H.A. GERRITSE 9 APRIL :00-11:15

ECLI:NL:HR:2013:983. Instantie Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

Hoge Raad der Nederlanden

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd

LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/ Datum uitspraak: Datum publicatie: Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/ KG ZA arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

ECLI:NL:RBROT:2005:AU0239

Hoge Raad der Nederlanden

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Hoge Raad der Nederlanden

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak

24 juni Eerste Kamer 14/ Hoge Raad der Nederlanden. Arrest. in de zaak van: 1. De stichting STICHTING BETAALD VOETBAL VITESSE-ARNHEM,

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

1. DE REGERING IN BALLINGSCHAP VAN DE REPUBLIEK DER ZUID-MOLUKKEN (RMS), gevestigd te Amsterdam, hierna: RMS,

ECLI:NL:HR:2004:AM2315

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:HR:2016:2707. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/05236

Hoge Raad der Nederlanden

ECLI:NL:RBAMS:2016:199

ECLI:NL:HR:2005:AS5953

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

1 Het geding in feitelijke instanties

ECLI:NL:HR:2010:BL7407

JURISPRUDENTIE BURGERLIJK PROCESRECHT

ECLI:NL:HR:2004:AM2358

Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:HR:2016:2222. Uitspraak

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

ECLI:NL:HR:2011:BS8874

ECLI:NL:HR:2012:BW6728

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

LJN: BF7176, Hoge Raad, Print uitspraak. Datum uitspraak: Datum publicatie: Soort procedure: Cassatie

ECLI:NL:RBARN:2011:BP6133

ECLI:NL:HR:2010:BN1414

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

ECLI:NL:HR:2010:BK7671

ECLI:NL:HR:2016:65. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/05661

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:HR:2003:AL7059

ECLI:NL:GHARL:2015:9831

Rechtsbijstandverzekering. Verzekeringsvoorwaarden. Relevante informatie en medewerking.

ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Hof van Cassatie van België

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

1.2. Het Gerechtshof heeft nagelaten te onderzoeken hoe de Belgische autoriteiten de beschikking hebben gekregen over de deze microfiches.

ECLI:NL:HR:2005:AR8876

ECLI:NL:HR:2014:3351. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/04422 Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1744, Gevolgd

Hof van Cassatie van België

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau

ECLI:NL:GHARL:2016:7955 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Uw situatie Hoe werkt het recht Uitspraken en nieuws Registers Organisatie en contact

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

Hof van Cassatie van België

ECLI:NL:HR:2003:AF2831

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2013: Geding in cassatie. 2 Beoordeling van het eerste middel. 3 Beoordeling van het derde middel. Uitspraak.

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Hof van Cassatie van België

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster

ECLI:NL:GHSGR:2004:AR5351 Gerechtshof 's-gravenhage Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C03/1510 KA KG

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBDHA:2016:14100

Hof van Cassatie van België

LJN: BA8945, Rechtbank 's-gravenhage, KG 07/529 Print uitspraak

Hof van Cassatie van België

ECLI:NL:GHAMS:2007:BA5915 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 905/05

ECLI:NL:HR:2004:AR2782

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1071

ECLI:NL:RBNNE:2014:1383 Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C HA ZA

ECLI:NL:RVS:2017:1856

vonnis In naam des Konings RECHTBANK AMSTERDAM Vonnis van 6 augustus De procedure Sector civiel recht

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN1218

ECLI:NL:GHARL:2015:350

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

LJN: AO9357, Rechtbank Arnhem, Print uitspraak

Hof van Cassatie van België

ECLI:NL:HR:2006:AU5271

ECLI:NL:RBOVE:2014:2411

ECLI:NL:RBMID:2006:AY9168

Transcriptie:

Van: Verzonden: Aan: CC: Onderwerp: Bijlagen: Martin Stoelinga [ruisch@ziggo.nl] maandag 21 november 201 1 13:12 (griffie@delft.nl); (ivluyk@delft.nl) 'ruisch@ziggo.nl' interpellatiedebat arrest20ll1lll.pdf Aan de griffie van de gemeente Delft, Bij deze doe ik jullie de vragen toekomen inzake een interpellatiedebat, dat ik wil houden. Het gehele verhaal is veel langer, maar ik zal de gemeenteraad niet vermoeien en daarom de volgende drie vragen voorleggen. Waarbij natuurlijk, desgevraagd, een toelichting kan worden gegeven. Wij hoen dat wij hiermee voldoen aan de eisen wat betreft een interpellatiedebat. Zo niet, dan willen wij dit graag ten spoedigste vernemen. Taterpellatie 'achoon schip maken' Vraag l. Heeft u k dia gaomen van het arred van de Hoge Kaad vrui elf november jonggtleden inzake de Gondelaffaire? Omdat U (burgemeester Verkerk) vanaf het begin af aan de zijde van de vmdg VVB wethouder Balje koos en hem zelfs de eerste financiele juridische voorzet heeft gegeven, moet het onvwhgbaair Wjri om uiteindelijk te verliezen, temdj1 de wbam nog in de r d zittal. Vraag S+ Trekt: u persoonlijke conclusies uit uw verlies? Door de jarenlange juridische strijd tussen een wethouder en een raciddid wriar U dils burgemee~ter mede verantwoordelijk voor bent, hafi alle direct betmkkeneri grote materio!le m immatwiele whzlbe toegebracht en he& ook de stad Delf en haar gemeentebestuur enorme reputatie schade laten opgelopen. Vmg 3. Ie het Bati niet beter dat u (burgemeester Vakerk) opstript in het belang va Delft. Fractie Onafhankelijk Delft, Jos van Koppen Martin Stoelinga Jolanda Gaal Bijlage: arrest Hoge Raad: 11-11-2011

11 november 2011 Eerste Kamer 10/02632 EV/AS In naam der Koningin Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: Christiaan Laurens BALJE, wonende te Delft, EISER tot cassatie, advocaat: mr. K.G.W. van Oven, t e g e n 1. Martinus Hendrikus Johannes Maria STOELINGA, wonende te Delft, VERWEERDER in cassatie, advocaat: mr. J. W.H. van Wij k en mr. S.M. Kingma, 2. POLITIEKE VERENIGING LEEFBAAR DELFT, zetelende te Delft, VERWEERDER in cassatie, niet verschenen.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Baljé, Stoelinga en Leefbaar Delft. 1. Het geding in feiteli j ke instanties Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken: a. het vonnis in de zaak 256253/HA ZA 05-4049 van de rechtbank 's-gravenhage van 25 juli 2007; b. het arrest in de zaak 105.006.863/01 van het gerechtshof te 's-gravenhage van 16 maart 2010. Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht. 2. Het geding in cassatie Tegen het arrest van het hof heeft Baljé beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Stoelinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Tegen Leefbaar Delft is verstek verleend. De zaak is voor Balje en Stoelinga toegelicht door hun advocaten en voor Balje mede door mr. E. J. Dommering, advocaat te Amsterdam. De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping.

Namens Baljé heeft mr. Dommering bij brief van 25 augustus 2011 op die conclusie gereageerd. 3. Beoordeling van het middel 3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten die zijn weergegeven in het bestreden arrest in rov. 2.1-2.26. Daarin is de van belang zijnde inhoud van de hieronder bedoelde uitlatingen vermeld. Deze feiten zijn ook, sterk verkort, weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1. De feiten komen op het volgende neer. (i) Baljé was in mei 2004 wethouder van de gemeente Delft. Baljé heeft in mei 2004 in een Italiaans restaurant in Delft gegeten en gedronken. Hij heeft bij die gelegenheid gesproken met de eigenaar van het restaurant, S. Daga (hierna: Daga). (ii) Bij het onder (i) bedoelde bezoek aan het restaurant heeft Baljé ook enkele telefoongesprekken gevoerd. Van dit bezoek zijn beeld- en geluidsopnamen gemaakt, vastgelegd op videoband en DVD. Volgens Stoelinga, destijds voorzitter van de fractie van Leefbaar Delft in de gemeenteraad van Delft, en Leefbaar Delft wijzen de uitspraken die Baljé bij deze gelegenheid heeft gedaan op schendingen van de geheimhoudingsplicht

die Baljé in acht diende te nemen en op inbreuken op de van Baljé te vergen integriteit. (iii) In april 2005 heeft Balje zijn aftreden als wethouder aangekondigd in verband met een te verwachten benoeming tot directeur van Blauwhoed B.V. Een week na de aankondiging van het vertrek heeft Baljé in een café een gesprek met Daga gehad, dat met behulp van een mobiele telefoon door Daga is vastgelegd. In dat gesprek zou Baljé uitlatingen hebben gedaan die zo kunnen worden begrepen, dat als Daga bepaalde gegevens openbaar zou maken, hem, Daga, ernstige repercussies van de kant van Baljé te wachten stonden. (iv) Vanaf 2 mei 2005 hebben Stoelinga en Leefbaar Delft een reeks publicaties verricht, die ertoe strekten dat uit de onder (ii) bedoelde opnamen zou blijken van uitlatingen van Baljé waaruit men de indruk kan krijgen dat deze corrupt is en van zijn positie als wethouder misbruik heeft gemaakt. In latere publicaties worden soortgelijke uitlatingen jegens Baljé gedaan, vergezeld van kwalificaties als "blaaskaak", "leugenaar" en "dronkenlap". (V) Stoelinga heeft aangifte gedaan tegen Baljé van corruptie en schending van ambtsgeheim. Op deze aangifte is sepot gevolgd wegens het ontbreken van aanwijzingen

van schuld en van wettig bewijs. (vi) De opnamen die in april 2004 in het restaurant van Daga waren gemaakt, waren Stoelinga (kort) vóór 2 mei 2005 door Daga getoond. (vii) Baljé heeft op 13 mei 2005 zijn functie als wethouder neergelegd. Op 18 mei 2005 heeft Blauwhoed B.V. besloten Baljé niet voor te dragen voor een directeursfunctie. (viii) In een krantenadvertentie van Leefbaar Delft van 3 juni 2005 zijn twee brieven van 16 en 17 februari 2005 van B en W van de gemeente Delft afgedrukt, waarin aan Daga wordt meegedeeld dat een bepaald project van Daga niet voor subsidie vanwege de gemeente Delft in aanmerking komt, en dat voor dat project een "waarderingsbi j drage" wordt toegekend. Uit deze briefwisseling zou, naar de advertentie suggereert, blij ken van een "onrechtmatig douceurtje van 26.000, --" dat Baljé aan Daga gaf. (ix) Naar aanleiding van de aanvankelijke uitlatingen van Leefbaar Delft en Stoelinga heeft Baljé een verbod in kort geding verkregen. Deze zaak heeft geleid tot het arrest van de Hoge Raad van 18 januari 2008, LJN BB9668. 3.2 Baljé heeft een verklaring voor recht gevorderd dat

Stoelinga, Leefbaar Delft en Daga onrechtmatig hebben gehandeld, en gevorderd dat zij worden veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding, op te maken bij staat. De rechtbank heeft deze vorderingen grotendeels toegewezen. Op het door Stoelinga ingestelde principale hoger beroep (Leefbaar Delft heeft het door haar ingestelde hoger beroep ingetrokken) heeft het hof de vorderingen van Baljé alsnog afgewezen. Het door Daga ingestelde principale hoger beroep is door het hof verworpen. Het door Baljé in de zaak tegen Leefbaar Delft, Stoelinga en Daga ingestelde incidentele hoger beroep is door het hof eveneens verworpen. 3.3 De onderhavige zaak betreft het door Baljé ingestelde beroep in cassatie in de zaak tegen Stoelinga en Leefbaar Delft. Op het afzonderlijke beroep in cassatie van Daga in de zaak tegen Baljé (nr. 10/03031) wordt door de Hoge Raad heden eveneens uitspraak gedaan. 3.4.1 Het hof heeft bij zijn beoordeling van de rechtmatigheid van de diverse door Baljé gewraakte uitingen van Stoelinga het volgende, samengevat, vooropgesteld.

Bij de beantwoording van de vraag of een publicatie onrechtmatig is, staan in beginsel twee, ieder voor zich hoogwaardige maatschappelijke belangen tegenover elkaar. Aan de ene kant het belang dat individuele burgers niet door publicaties worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen. Aan de andere kant het belang dat niet, door gebrek aan bekendheid bij het grote publiek, misstanden die de samenleving raken kunnen blijven voortbestaan. Welke van deze belangen in een gegeven geval de doorslag behoort te geven, hangt af van de in onderling verband te beschouwen omstandigheden van het geval. (rov. 9) Het onderhavige geval kenmerkt zich door het feit dat het gaat om publicaties en andere uitlatingen van een lid van de oppositie (Stoelinga, fractievoorzitter van Leefbaar Delft in de gemeenteraad) aangaande het optreden van een openbaar bestuurder (wethouder Baljé). In een dergelijk geval is, in het belang van het goed functioneren van de democratie, de grootst mogelijke terughoudendheid geboden bij het als onrechtmatig kwalificeren van dergelijke uitingen. Verwezen wordt met name naar de rechtspraak van het EHRM inzake art. 10 EVRM, dat bescherming biedt aan het recht op vrije meningsuiting. Die vrijheid beschouwt het EHRM als

één van de fundamentele pijlers van een democratisch bestel, in het bijzonder als het gaat om het waarborgen van de vrijheid van meningsuiting van een volksvertegenwoordiger in het 'politieke debatf. Politici genieten in het kader van art. 10 EVRM dan ook een krachtige bescherming. Met inachtneming van pluralisme, tolerantie en verdraagzaamheid als waarborgen van een democratische samenleving heeft de vrijheid van meningsuiting in het politieke debat niet alleen betrekking op de inhoud, maar ook op de vorm: die mag zelfs 'offend, shock or disturb'. Dat geldt ook voor uitlatingen van een politicus die buiten de gemeenteraad zijn gedaan. Beperkingen van het recht op vrijheid van meningsuiting van politici worden door het EHRM met 'the closest scrutiny' bejegend. (rov. 10) De grenzen van toelaatbare kritiek op een openbaar bestuurder als publieke persoon zijn ruimer dan met betrekking tot een burger als private persoon. In een democratisch systeem moet het openbaar bestuur immers nauwlettend kunnen worden gevolgd door onder meer de pers en de publieke opinie. Dit betekent dat een openbaar bestuurder zich heftiger kritiek moet laten welgevallen dan een burger. Het politieke debat moet in beginsel op het scherpst van de snede gevoerd kunnen worden. Aan de

vrijheid van meningsuiting komt evenwel ook in het politieke debat niet een absoluut karakter toe. Door de rechter kunnen zekere beperkingen daarvan en bepaalde sancties worden opgelegd, maar zulke beperkingen en sancties moeten met de grootst mogelijke terughoudendheid worden toegepast en steeds opnieuw in het licht van art. 10, tweede lid, EVRM worden beoordeeld. (rov. 11) Vaststaat dat de uitlatingen van Stoelinga die in geschil zijn, zich richten op het optreden van Baljé in zijn hoedanigheid van (voormalig) wethouder van de gemeente Delft. Stoelinga's uitlatingen richten zich niet op (elementen uit) het privéleven van Baljé, maar op zijn gedrag en handelwijze als openbaar bestuurder. Bovendien gaat het hierbij om uitlatingen van een volksvertegenwoordiger en lid van de gemeenteraad, die mede de taak heeft het college van B&W en de wethouders die daarvan deel uitmaken, te controleren. Een en ander brengt, gelet op hetgeen in rov. 9-11 is overwogen, mee dat de gewraakte uitlatingen van Stoelinga over Baljé bij uitstek behoren tot het gebied van het politieke forum, waar in beginsel behoefte bestaat aan een ruime uitingsvrijheid, en waar de beoordelingsmarge voor beperking van die vrijheid van meningsuiting binnen het toepassingsbereik van artikel 6:162 BW dus (zeer) smal

10/02632 is. (rov. 12) 3.4.2 Met inachtneming van de hiervoor vermelde de uitgangspunten, heeft het hof vervolgens in rov. 14-52 al de door Baljé bestreden uitlatingen van Stoelinga en van de aan Leefbaar Delft toe te rekenen uitlatingen in concreto op hun toelaatbaarheid beoordeeld en daarbij telkens aangegeven op grond van welke feiten en omstandigheden het van oordeel is dat de desbetreffende uitlating niet onrechtmatig is jegens Baljé. 3.5.1 De drie onderdelen van het middel strekken ten betoge dat het hof op grond van een onjuiste rechtsopvatting, althans onvoldoende begri jpeli j k gemotiveerd tot het oordeel is gekomen dat de gewraakte uitlatingen in de gegeven omstandigheden de grenzen van de aan Stoelinga en Leefbaar Delft toekomende vrijheid van meningsuiting niet te buiten zijn gegaan. De onderdelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dat berust op het volgende. 3.5.2 De hiervoor in 3.4.1 vermelde uitgangspunten die het hof heeft gehanteerd geven niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Anders dan in onderdeel 1 wordt

aangevoerd, brengt de omstandigheid dat de uitlatingen zijn gedaan door een politicus buiten het vertegenwoordigende forum niet mee dat deze uitlatingen niet eenzelfde of vergelijkbare bescherming genieten als uitlatingen die in de openbare vergaderingen van de gemeenteraad zijn gedaan. Door onderdeel 2 wordt de door het hof aangelegde maatstaf, te weten dat de afweging van de twee hier tegenover elkaar staande hoogwaardige en in beginsel gelijkwaardige belangen moet geschieden aan de hand van de waardering van alle relevante omstandigheden van het geval in hun onderlinge samenhang, tevergeefs bestreden. Die maatstaf is juist. 3.5.3 Voor het overige bestrijden de onderdelen naar de kern dat het hof bij zijn afweging van de belangen ten aanzien van de desbetreffende uitlatingen aan verschillende feiten en omstandigheden een ander gewicht heeft toegekend of gegevens in hun onderlinge samenhang anders heeft gewaardeerd dan door Baljé was bepleit. Daarbi j wordt in het bi j zonder erover geklaagd dat het hof onvoldoende duidelijk heeft gemaakt waarom voortgaande publicatie noodzakelijk was, ook nadat een intern gemeentelijk onderzoek de beschuldiging van corruptie niet had gestaafd, het openbaar ministerie geen

reden had gezien tot vervolging van Baljé en de gemeenteraad de handelwijze van Stoelinga en Leefbaar Delft had afgekeurd. De klachten hebben betrekking op oordelen van feitelijke aard. Die oordelen kunnen in cassatie niet op juistheid worden onderzocht. Wel kan worden onderzocht of de voor deze oordelen gegeven motivering begrijpelijk en genoegzaam is. De aangevallen oordelen zijn evenwel niet onbegrijpelijk, noch onvoldoende gemotiveerd. Dat geldt in het bijzonder ook voor het kennelijk oordeel van het hof dat in de gegeven omstandigheden het voortgaan met publicaties, ook na de door het onderdeel bedoelde standpuntbepaling van het openbaar ministerie en de gemeenteraad, in het kader van het immers niet uitsluitend door Stoelinga en Leefbaar Delft voortgezette openbare debat niet ongeoorloofd was. Voor het overige vragen de motiveringsklachten in wezen een hernieuwde beoordeling van de stellingen van Bal j é, welke beoordeling de taak van de cassatierechter te buiten gaat. 4. Beslissing De Hoge Raad: verwerpt het beroep;

veroordeelt Baljé in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Stoelinga begroot op 385,34 aan verschotten en 2.200,-- voor salaris en aan de zijde van Leefbaar Delft op nihil. Dit arrest is gewezen door de vice-president E. J. Numann als voorzitter en de raadsheren J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel, F.B. Bakels en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 11 november 2011. Uitgegeven voor grosse De GrifFier van de H~ge Raad der Nedsrlanden