Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Vergelijkbare documenten
Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Omzendbrief met betrekking tot de microbiologische analyses van gehakt vlees en vleesbereidingen in de detailhandel

Hierbij gaat voor de delegaties document D043211/04 ANNEX 1.

Omzendbrief inzake microbiologische criteria voor karkassen van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren

Publicatieblad van de Europese Unie L 281/7

Omzendbrief inzake microbiologische criteria voor karkassen van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren

Omzendbrief inzake microbiologische criteria voor karkassen van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren

Omzendbrief met betrekking tot slagerijscholen

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen

Publicatieblad van de Europese Unie L 68/19

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Omzendbrief met betrekking tot de toelating en erkenning voor hoevezuivelproducenten en het gebruik van de autocontrolegidsen

Omzendbrief met betrekking tot de validatie van het autocontrolesysteem in het kader van export naar derde landen

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Omzendbrief met betrekking tot de toelating en erkenning voor hoevezuivelproducenten en het gebruik van de autocontrolegidsen

Omzendbrief met betrekking tot de validatie van het autocontrolesysteem in het kader van export naar derde landen

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Gearchiveerd op 01/07/2012

Omzendbrief met betrekking tot de toelating en erkenning voor hoevezuivelproducenten en het gebruik van de autocontrolegidsen

Publicatieblad van de Europese Unie COMMISSIE

Omzendbrief met betrekking tot de toelating en erkenning voor hoevezuivelproducenten en het gebruik van de autocontrolegidsen

Omzendbrief met betrekking tot particuliere slachtingen

Omzendbrief met betrekking tot de traceerbaarheid bij het verzenden van levensmiddelen van dierlijke oorsprong.

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Opsporen van trichinen bij karkassen van gedomesticeerde varkens tijdens de post-mortemkeuring.

IEC 3026 Douane Unie - ERKENNING EXPORT [3026] v.1

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 29 november 2012 (30.11) (OR. en) 17032/12 AGRILEG 181 DE LEG 116 VETER 80

Omzendbrief met betrekking tot de erkenning in het kader van de handelsnormen groenten en fruit

Omzendbrief met betrekking tot het vervoer van niet volledig doorkoeld vers vlees.

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Omzendbrief betreffende de hygiëne en de verplichtingen inzake de traceerbaarheid van vrij wild en verklaringen van wildbewerkingsinrichtingen

Omzendbrief betreffende de verplichte specifieke hygiënemaatregelen voor de productie van kiemgroenten

Omzendbrief betreffende de valorisatie van pluimveepoten in het slachthuis

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Omzendbrief met betrekking tot de toelating en erkenning voor hoevezuivelproducenten en het gebruik van de autocontrolegidsen

IEC 3026 Douane Unie - ERKENNING EXPORT [3026] v1

Omzendbrief betreffende de informatie over de voedselketen voor pluimvee

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Omzendbrief met betrekking tot de wederzijdse erkenning van de Gekwalificeerde Persoon binnen de Benelux

CORRIGENDUM. Aan: Uw brief van Uw kenmerk Ons Kenmerk Bijlagen Datum PCCB/GDS387969/B 23/12/2009

TRA 3028 Vlees en afgeleide producten - TRACEERBAARHEID [3028] v1

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 15 juli 2011 (18.07) (OR. nl) 12948/11 ADD 1 AGRILEG 90 DE LEG 105 VETER 40

PROCEDURE Beslissingsproces voor de verplichte validatie van het autocontrolesysteem in het kader van export voor bepaalde product-land combinaties

Omzendbrief met betrekking tot het in de voedselketen brengen van duiven.

Omzendbrief met betrekking tot het gebruik van melkzuur in runderslachthuizen.

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Omzendbrief met betrekking tot de informatie over de voedselketen voor varkens.

Omzendbrief met betrekking tot materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen.

Koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen

FAQ - Gids autocontrole vissector

Omzendbrief met betrekking tot de fytosanitaire invoercontroles

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Omzendbrief met betrekking tot de informatie over de voedselketen voor varkens.

FAQ - Gids autocontrole vissector

VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

(Voor de EER relevante tekst)

FAQ - Gids autocontrolesysteem consumptie-ijsindustrie

FAQ - Gids autocontrolesysteem consumptie-ijsindustrie

Omzendbrief met betrekking de bewaartemperatuur en duur van levensmiddelen in de detailhandel

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. Procedure

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

TRA 3047 Uitsnijden, uitbenen en (opnieuw) onmiddellijk verpakken van vers vlees - TRACEERBAARHEID [3047] v1

Omzendbrief betreffende de salmonellabestrijding bij fokpluimvee

DIS 3006 Vleeswinkel -TRACEERBAARHEID [3006] v1

T e c h n i s c h e s p e c i f i c a t i e / / P C C B

Dit document is gebaseerd op het business plan van het Agentschap en de waarden opgenomen in de gidsen.

Opsporen van trichinen bij karkassen van gedomesticeerde varkens tijdens de post-mortemkeuring.

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Slachthuissector : Op de goede weg?

Technische specificatie 2013/643/PCCB. Non-conformiteiten tijdens audits

FAQ - Gids autocontrole voor de sector van de biscuit-, chocolade-, praline- en suikergoedindustrie

gearchiveerd op 15/12/2010

Koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen

Omzendbrief betreffende het grensoverschrijdende handelsverkeer in niet-onthuid grof vrij wild

FAQ - Gids autocontrole vissector

VERORDENING (EG) VAN DE COMMISSIE van 30 november 2009 tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor de uitvoering van de Verordening

FAQ - Autocontrolegids voor de handel in granen en agro-toelevering

FAQ - Gids voor de invoering van een autocontrolesysteem voor de sector van grootkeukens

FAQ - Gids autocontrolesysteem consumptie-ijsindustrie

FAQ - Gids autocontrole voor de sector van de biscuit-, chocolade-, praline- en suikergoedindustrie

FAQ - Gids voor de invoering van een autocontrolesysteem voor de brood- en banketbakkerij in de sector transformatie

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Voor dierlijke producten verwijst dat begrip naar het land waarin het product geheel is verkregen, hetgeen, toegepast op vlees, betekent: het land waa

Goede Hygiëne Praktijken ( GHP ) De opmaak van een GHP-plan

FAQ - Gids Autocontrole: aardappelen, groenten, fruit verwerkende industrie en handel

Omzendbrief betreffende de hygiënevoorschriften voor de productie van vlees van konijnen

FAQ - Gids voor de invoering van een autocontrolesysteem voor de brood- en banketbakkerij in de sector transformatie

Opschorting van de validatie van een autocontrolesysteem

Technische specificatie 2017/1116/PCCB. Kwalificatie auditoren

PROCEDURE EQUIVALENTIE VAN BEPAALDE AUDITREFERENTIELEN MET DE AUTOCONTROLEGIDSEN

Transcriptie:

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Omzendbrief betreffende: - het proceshygiënecriterium Salmonella spp. dat van toepassing is op karkassen van vleeskuikens en kalkoenen; - het proceshygiënecriterium Campylobacter spp. dat van toepassing is op karkassen van vleeskuikens; - het voedselveiligheidscriterium Salmonella enteritidis/typhimurium dat van toepassing is op vers pluimveevlees; - de mogelijkheid van versoepelingen in de frequentie van bemonstering in kleine slachthuizen en kleine uitsnijderijen. Referentie PCCB/S3/823823 Datum 13/02/2018 Huidige versie 2.23 Van toepassing vanaf 01/01/2018 Trefwoorden pluimveeslachthuizen en uitsnijderijen van pluimveevlees - microbiologische autocontrole proceshygiënecriteriaum Salmonella spp. en Campylobacter spp. voedselveiligheidscriterium Salmonella enteritidis/salmonella typhimurium bemonsteringen versoepelingen kleine pluimveeslachthuizen en kleine uitsnijderijen van pluimveevlees Wits, Julie, attaché Opgesteld door Goedgekeurd door Lefevre, Vicky, directeur-generaal 1. Doel Het doel van deze omzendbrief is de aandacht van de exploitanten van de pluimveeslachthuizen en van uitsnijderijen van pluimveevlees te vestigen op: - het proceshygiënecriterium Salmonella spp. voor karkassen van vleeskuikens en kalkoenen: n=50, c=5; - het invoeren van het proceshygiënecriterium Campylobacter spp. voor karkassen van vleeskuikens; - het voedselveiligheidscriterium Salmonella enteritidis/salmonella typhimurium (S.e./S.t.) voor : afwezigheid in 25 g vers vlees van pluimvee; - de nationale voorwaarden tot het toepassen van de mogelijkheid van versoepelingen zoals door de Verordening (EG) nr. 2073/2005 aan de lidstaten aangeboden op het vlak van de frequentie van salmonella-analyses in de kleine pluimveeslachthuizen en de kleine uitsnijderijen van pluimveevlees. Pagina 1 van 12

2. Toepassingsgebied Het opsporen van salmonella s en campylobacter s op karkassen van pluimvee en salmonella s op vers vlees van pluimvee tijdens de microbiologische autocontrole uitgevoerd door de exploitanten van de inrichtingen. 3. Referenties 3.1. Wetgeving Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen, bijlage I (geconsolideerd). Koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende autocontrole, meldingsplicht entraceerbaarheid in de voedselketen Ministerieel besluit van 22 november 2004 betreffende de modaliteiten voor de meldingsplicht in de voedselketen Verordening (EU) nr. 1086/2011 van de Commissie van 27 oktober 2011 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad en bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie wat betreft Salmonella in vers pluimveevlees. Verordening (EU) nr. 209/2013 van de Commissie van 11 maart 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2073/2005 inzake microbiologische criteria voor kiemgroenten en de bemonsteringsvoorschriften voor pluimveekarkassen en vers pluimveevlees. 3.2. Andere 1 Wettenschappelijk advies van 07.10.2010 van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) over de monitoring en de risicobeoordeling voor de volksgezondheids van Salmonella typhimiriumlike stammen. / 4. Definities en afkortingen FAVV: Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen KB van 14 november 2003: koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen Klein pluimveeslachthuis: slachthuis waar per jaar maximaal 1.000.000 vleeskuikens worden geslacht; indien kalkoenen worden geslacht, dan geldt de omzettingswaarde: 1 kalkoen = 3 vleeskuikens. Kleine uitsnijderij van pluimveevlees: uitsnijderij waar per week ten hoogste 10 ton pluimveevlees wordt versneden. kve/g: kolonievormende eenheden per gram LCE: lokale controle-eenheid MB van 22 november 2004: ministerieel besluit van 22 november 2004 betreffende de modaliteiten voor de meldingsplicht in de voedselketen S.e./S.t.: Salmonella enteritidis/salmonella typhimurium 2 typhimurium 11. 1 Inclusief monofasische Salmonella typhimurium met de antigene formule 1,4,[5],12:i Pagina 2 van 12

Verlaagde frequentie: bemonsteringsfrequentie met het oog op microbiologische analyses van karkassen en vers pluimveevlees van 1 keer per 2 weken, zoals bedoeld in de bijlage I, 3.2. van de verordening (EG) nr. 2073/2005; voor Salmonella als de resultaten gedurende 30 weken achter elkaar gunstig zijn; voor Campylobacter spp. als de resultaten gedurende 52 weken achter elkaar gunstig zijn Verordening (EG) nr. 2073/2005: verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen Versoepelde frequentie: bemonsteringsfrequentie met het oog op microbiologische analyses van karkassen en vers pluimveevlees door slachthuizen en uitsnijderijen die voldoen aan de voorwaarden zoals beschreven onder punt 5.3.2. en een versoepeling toegekend kregen door de LCE Pagina 3 van 12

principe 5. Microbiologische criteria Salmonella en Campylobacter van toepassing op karkassen en vers vlees van pluimvee, bemonsteringsfrequentie en versoepelingen 5.1. Proceshygiënecriteriaum voor Salmonella spp. en Campylobacter spp. Bij pluimvee (vleeskuikens en kalkoenen) is momenteel alleen de parameter Salmonella spp. reglementair vastgelegd als na te leven proceshygiënecriterium bij de microbiologische autocontrole m.b.t. het slachten. Voor vleeskuikens en kalkoenen zijn er proceshygiënecriteria reglementair vast gelegd met als doel de fecale besmetting van karkassen afkomstig van besmette koppels of als gevolg van kruisbesmetting in het slachthuis tegen te gaan. Voor karkassen van vleeskuikens zijn er 2 criteria: voor Salmonella spp. en Campylobacter spp.. Voor karkassen van kalkoenen is er momenteel enkel een criterium: voor Salmonella spp.. De controle op het naleven van de proceshygiënecriteria dient te gebeuren in het kader van de autocontrole in de slachthuizen. De criteria zijn opgenomen onder punt 5.3.4.. Opm.: geen enkel reglementair criterium is voor het ogenblik vastgesteld voor de andere soorten en types dan vleeskuikens en kalkoenen maar de betrokken operatoren zijn niet vrijgesteld van het uitvoeren van microbiologische analyses in het raam kader van hun autocontrolesysteem gebaseerd op HACCP-beginselen. toepassing van versoepelingen voor kleine slachthuizen De Verordening (EG) nr. 2073/2005 voorziet in zijn bijlage I, hoofdstuk 2, punt 2.1.5. een minimale bemonsteringsfrequentie voor wat betreft de analyses op salmonella s op karkassen van vleeskuikens en kalkoenen: 5 monsters (elk bestaande uit 3 nekvellen) per week. Anderzijds voorziet de Verordening in zijn bijlage I, hoofdstuk 3, punt 3.2., laatste lid, dat de kleine slachthuizen kunnen worden vrijgesteld van het naleven van deze frequenties indien deze vrijstelling gerechtvaardigd is op grond van een risicoanalyse en dienvolgens is toegestaan door de bevoegde autoriteit. De Belgische bevoegde autoriteit, het FAVV, is tot de conclusie gekomen dat de kleine slachthuizen inderdaad kunnen genieten van de mogelijkheid tot versoepeling van de reglementair vastgestelde bemonsteringsfrequentie indien voldaan is aan de voorwaarden die verder zijn uiteengezet (zie punt 5.3.1.). 5.2. Voedselveiligheidscriterium Salmonella enteritidis/salmonella typhimurium : afwezigheid in 25 gram vers pluimveevlees Aangezien de doelstellingen tot vermindering van de prevalentie in de primaire pluimveesector bovendien werden toegespitst op de twee serotypes van Salmonella die het belangrijkste risico uitmaken voor de volksgezondheid, m.n. S.e./S.t., is ervoor gekozen ook slechts deze serotypes te laten gelden voor het voedselveiligheidscriterium teneinde disproportionele economische repercussies voor de sector in verhouding tot het voordeel voor de volksgezondheid te vermijden. Naast het proceshygiënecriterium Salmonella spp. voor karkassen van vleeskuikens en kalkoenen, geldt er een voedselveiligheidscriterium voor Salmonella enteritidis en Salmonella typhimurium voor deze matrices. Indien de aanwezigheid van Salmonella spp. is vastgesteld bij de verificatie van de proceshygiëne op karkassen, dienen de isolaten te worden geserotypeerd voor S.e./S.t.. Het voedselveiligheidscriterium geldt eveneens voor vers vlees, inclusief versneden vlees. Bovendien geldt dit niet alleen voor vlees van vleeskuikens en kalkoenen, maar eveneens voor vlees van fokkoppels (Gallus gallus moederdieren) en van legkippen. Dit heeft als gevolg dat ook voor deze Pagina 4 van 12

types pluimvee, zowel in de slachthuizen als in de uitsnijderijen, monsternemingen en analyses moeten gebeuren met het oog op het verifiëren van de naleving van het voedselveiligheidscriterium. De criteria zijn opgenomen onder punt 5.3.4.. Om de onkosten die verbonden zijn aan het invoeren van het voedselveiligheidscriterium te beperken, zullen de monsters nekvel die zijn bemonsterd en geanalyseerd om de naleving van het reglementair proceshygiënecriterium te verzekeren, eveneens dienen om de naleving van het criterium S.e./S.t. afwezigheid in 25 g vers pluimveevlees te verifiëren. Indien de aanwezigheid van Salmonella spp. is vastgesteld, dienen de isolaten te worden geserotypeerd voor S.e./S.t.. Er valt ook op te merken dat, daar waar het proceshygiënecriterium formeel geldt voor karkassen van vleeskuikens en kalkoenen, het voedselveiligheidscriterium geldt voor vers vlees, d.w.z. ook voor versneden vlees. Bovendien geldt dit niet alleen voor vlees van vleeskuikens en kalkoenen, maar eveneens voor vlees van fokkoppels (Gallus gallus moederdieren) en van legkippen. Dit heeft als gevolg dat ook voor deze types pluimvee, evenals in de uitsnijderijen, monsternemingen en analyses moeten gebeuren met het oog op het verifiëren van de naleving van het voedselveiligheidscriterium. 5.3. Methode en frequentie van de bemonstering Praktische benadering 5.3.1. Basisprincipe methode en frequentie van de bemonstering 5.3.1.1. basisprincipe In de pluimveeslachthuizen voor vleeskuikens kunnen de monsters om het proceshygiënecriterium Salmonella spp. te verifiëren, worden gebruikt om het proceshygiënecriterium Campylobacter spp. te verifiëren. Indien de analyses op Salmonella en Campylobacter in hetzelfde laboratorium worden uitgevoerd: er worden ten minste één maal per week, nekvelmonsters genomen van 15 karkassen. Hiertoe worden van 5 loten pluimvee telkens 3 karkassen steekproefsgewijs bemonsterd in de loop van één slachtdag. De nekvellen van 3 karkassen van eenzelfde lot pluimvee worden gegroepeerd om tot 1 monster van minstens 26 g te komen. Deze werkwijze wordt 5 maal herhaald om zodoende voor de 5 loten samen uiteindelijk tot 5 monsters van elk minstens 26 g te komen (voor de gelijktijdige analyse van één monster op Salmonella en Campylobacter is 26 g benodigd). Indien de analyses op Salmonella en Campylobacter in twee verschillende laboratoria worden uitgevoerd: er worden ten minste één maal per week, nekvelmonsters genomen van 20 karkassen. Hiertoe worden van 5 loten pluimvee telkens 4 karkassen steekproefsgewijs bemonsterd in de loop van één slachtdag. De nekvellen van 4 karkassen van eenzelfde lot pluimvee worden gegroepeerd om tot 1 monster van minstens 35 g te komen. Deze werkwijze wordt 5 maal herhaald om zodoende voor de 5 loten samen uiteindelijk tot 5 monsters van elk minstens 35 g te komen. Vervolgens worden deze 5 monsters gesplitst zodat 5 eindmonsters van minstens 25 g voor de detectie van Salmonella en 5 eindmonsters van minstens 10 g voor de telling van Campylobacter worden verkregen. De 5 monsters van 25 g worden gebruikt om het proceshygiënecriterium Salmonella spp. en het voedselveiligheidscriterium S.e./S.t. te verifiëren. De 5 monsters van 10 g worden gebruikt om het proceshygiënecriterium Campylobacter spp. te verifiëren. In de pluimveeslachthuizen voor kalkoenen worden ten minste één maal per week, nekvelmonsters genomen van 15 karkassen. Hiertoe worden van 5 loten pluimvee telkens 3 karkassen steekproefsgewijs bemonsterd in de loop van één slachtdag. De nekvellen van 3 karkassen van eenzelfde lot pluimvee worden gegroepeerd om tot 1 monster van minstens 25 g te komen. Deze werkwijze wordt 5 maal herhaald om zodoende voor de 5 loten samen uiteindelijk tot 5 monsters van Pagina 5 van 12

elk minstens 25 g te komen. Deze 5 monsters worden gebruikt om het proceshygiënecriterium Salmonella spp. en het voedselveiligheidscriterium S.e./S.t. te verifiëren. In de pluimveeslachthuizen voor fokkoppels (Gallus gallus moederdieren) en legkippen worden ten minste één maal per week, 5 monsters van ten minste 25 g genomen om het voedselveiligheidscriterium S.e./S.t. te verifiëren. Hiertoe worden van 1 lot pluimvee 5 gehele karkassen met nekvel steekproefsgewijs bemonsterd in de loop van één slachtdag. Voor de opsporing van salmonella s in de pluimveeslachthuizen, zullen ten minste één maal per week, nekvelmonsters worden genomen van 15 karkassen: van 5 loten pluimvee worden telkens 3 karkassen steekproefsgewijs bemonsterd in de loop van een slachtdag. De bemonsteringen gebeuren aan het einde van de slachtketting na de koeling. De dag van bemonstering dient elke week zodanig gewijzigd te worden dat uiteindelijk elke slachtdag afgedekt is. Pluimveekarkassen van koppels waarvan de salmonellastatus onbekend is (bedrijven van minder dan 200 stuks pluimvee), of waarvan de status ten opzichte S.e./S.t. is positief moeten worden opgenomen door de slachthuizen in hun bemonsteringsschema.de verordening vermeldt overigens expliciet dat in het bemonsteringsschema van de slachthuizen ook pluimveekarkassen moeten worden opgenomen die zijn bekomen van koppels waarvan de salmonellastatus hetzij onbekend is, hetzij positief bevonden werd m.b.t. S.e./S.t. bij de uitgangscontrole op de pluimveehouderij. Het is duidelijk dat het aantal monsters van dergelijke karkassen tegenover het totaal aantal monsters in minstens een gelijke verhouding moet staan als het aantal partijen geslacht pluimvee met dergelijke status tegenover het totaal aantal geslachte partijen. De evaluatie van de VKI zal een proactief beheer van de monsternemingen ondersteunen. In uitsnijderijen van pluimveevlees (vleeskuikens, kalkoenen, fokkoppels (Gallus gallus moederdieren) en legkippen) ter verificatie van het voedselveiligheidscriterium worden per week 5 monsters van ten minste 25 g genomen van dezelfde partij. Een monster genomen van stukken pluimvee met vel bevat vel en een dun schijfje oppervlaktespier wanneer de hoeveelheid vel niet voldoende is voor een deelmonster. Een monster genomen van stukken pluimvee zonder vel of met slechts een geringe hoeveelheid vel bevat een of meer schijfjes oppervlaktespier. De schijfjes vlees moeten zo veel mogelijk vleesoppervlak bevatten. In de uitsnijderijen van pluimveevlees geldt dezelfde bemonsteringsfrequentie: 5 monsters per week genomen van dezelfde partij. De dag van bemonstering dient elke week zodanig gewijzigd te worden dat uiteindelijk elke weekdag afgedekt is. Voor zover toereikende resultaten zijn bekomen gedurende 30 opeenvolgende weken, mag de frequentie voor bemonstering en analyse ter opsporing van salmonella verminderd worden tot een interval van eens om de 2 weken. In geval ontoereikende resultaten: zie 5.3.6.. Voor zover toereikende resultaten zijn bekomen gedurende 52 opeenvolgende weken, mag de frequentie voor bemonstering en analyse ter telling van campylobacter worden verminderd tot een interval van eens om de 2 weken. In geval van ontoereikende resultaten: zie 5.3.6.. Uitsnijderijen verbonden aan een slachthuis, die alleen pluimveekarkassen versnijden die afkomstig zijn van dit slachthuis, mogen de analyseresultaten van het slachthuis gebruiken en kunnen dus vrijgesteld worden van de Salmonella-bemonstering. De dag van bemonstering dient elke week zodanig gewijzigd te worden dat uiteindelijk elke weekdag afgedekt is. Pagina 6 van 12

De exploitanten van uitsnijderijen die vers pluimveevlees aankopen bij andere operatoren, deze uitsluitend opnieuw onmiddellijk verpakken en/of herverpakken, zijn vrijgesteld van de hoger beschreven bemonsteringsfrequentie. Echter, microbiologische analyses dienen deel uit te maken van de procedures gebaseerd op de HACCP-beginselen, waarbij de frequentie wordt vastgelegd door de exploitant. Een stukje van ongeveer 10 g nekvel wordt afgenomen van elk karkas; de nekvellen van 3 karkassen van eenzelfde lot pluimvee worden gegroepeerd om tot 1 monster te komen. Deze werkwijze wordt 5 maal herhaald om zodoende voor de 5 loten samen uiteindelijk tot 5 monsters van elk minstens 25 g te komen. De bemonsteringen gebeuren aan het einde van de slachtketting na de koeling. In de uitsnijderijen van vers pluimveevlees, wordt de monsterneming (5 monsters van minstens 25 g) uitgevoerd op karkassen met nekvel maar worden ook monsters genomen van stukken met of zonder huid (verdeling: risicogebaseerd), waarbij zoveel mogelijk huid tot het monster behoort indien een monster met huid wordt genomen. Indien het nodig is om ook spierweefsel bij het monster te betrekken teneinde alsnog 25 g te bekomen, dan dient dit zoveel mogelijk van het vleesoppervlak genomen. Voor zover toereikende resultaten zijn bekomen gedurende 30 opeenvolgende weken, mag de frequentie voor bemonstering en analyse ter opsporing van salmonella s verminderd worden tot een interval van eens om de 2 weken. In geval ontoereikende resultaten: zie 5.3.56.. Voor zover toereikende resultaten zijn bekomen gedurende 52 opeenvolgende weken, mag de frequentie voor bemonstering en analyse ter telling van campylobacter s worden verminderd tot een interval van eens om de 2 weken. In geval van ontoereikende resultaten: zie 5.3.6.. 5.3.1.2. Versoepelingen (zie bijlage 1) De Verordening (EG) nr. 2073/2005 voorziet in zijn bijlage I, hoofdstuk 3, dat de kleine slachthuizen en de inrichtingen die vers pluimveevlees in kleine hoeveelheden produceren, kunnen worden vrijgesteld van het naleven van deze frequenties indien deze vrijstelling gerechtvaardigd is op grond van een risicoanalyse en dienvolgens is toegestaan door de bevoegde autoriteit. De Belgische bevoegde autoriteit, het FAVV, is tot de conclusie gekomen dat bepaalde inrichtingen inderdaad kunnen genieten van de mogelijkheid tot versoepeling van de reglementair vastgestelde bemonsteringsfrequentie indien voldaan is aan bepaalde voorwaarden. De modaliteiten voor de versoepeling worden hieronder uiteen gezet. De slachthuizen die 1.000.000 of minder vleeskuikens slachten per jaar kunnen onmiddellijk een versoepeling genieten indien de volgende voorwaarden zijn vervuld. De versoepelingen gelden ook bij het slachten van kalkoenen, weliswaar rekening houdend met de omzettingswaarde dat 1 kalkoen geldt voor 3 vleeskuikens. De voorwaarden zijn: - het slachthuis heeft een gunstige beoordeling (of inclusief gunstig met opmerkingen) bekomen bij voor de meest recente door de inspecteur van het FAVV of de dierenarts met opdracht ingevulde checklist voor de scopesde inspecties die betrekking hebben op infrastructuur, inrichting en hygiëne, autocontrole, traceerbaarheid en meldingsplicht, of bij een gunstige hercontrole als laatste controle; - de resultaten van 50 opeenvolgende monsters van de laatste 10 weken waren toereikend (interpretatie van resultaten: 5.3.5.). De versoepelde frequentie bedraagt 1 bemonsteringsbeurt (= 5 monsterss van 25 26 g) per maand voor de slachthuizen die meer dan 150.000 tot 1.000.000 vleeskuikens per jaar slachten, 1 Pagina 7 van 12

bemonsteringsbeurt per trimester voor de slachthuizen die meer dan 10.000 tot 150.000 vleeskuikens per jaar slachten en 1 bemonsteringsbeurt per semester voor de slachthuizen die tot 10.000 vleeskuikens per jaar slachten. Bovendien kunnen de slachthuizen die meer dan 150.000 tot 1.000 000 vleeskuikens per jaar slachten een verdere vermindering van de versoepelde frequentie bekomen tot 1 bemonsteringsbeurt per 2 maanden vanaf dat 10 opeenvolgende bemonsteringen uitgevoerd nadat de overgang naar de versoepelde frequentie is gemaakt, eveneens een toereikend resultaat hebben opgeleverd (n = 50, c = 5). Voor de slachthuizen die tot 150.000 vleeskuikens per jaar slachten is daarentegen de versoepelde frequentie niet meer voor verdere vermindering vatbaar. Opm. : Het is vanzelfsprekend dat wanneer het slachthuis minder dan 5 loten slacht op één slachtdag, de 5 monsters verdeeld zullen worden over het aantal geslachte loten. De uitsnijderijen van pluimveevlees die 10.000 ton kg vers pluimveevlees of minder versnijden per week, kunnen genieten van een versoepelde frequentie indien voldaan is aan de volgende voorwaarden: - de uitsnijderij heeft een gunstige beoordeling (of inclusief gunstig met opmerkingen) bekomen voor de meest recente door de inspecteur van het FAVV of de dierenarts met opdracht ingevulde checklist voor de scopesbij de inspecties die betrekking hebben op infrastructuur, inrichting en hygiëne, autocontrole, traceerbaarheid en meldingsplicht, of bij een gunstige hercontrole als laatste controle; - de resultaten van de bemonsteringen (n=5) van de 10 laatste weken waren toereikend (interpretatie van resultaten: 5.3.5.). (afwezigheid van S.e./S.t.). Deze versoepelde frequentie omvat 1 bemonsteringsbeurt (n=5) per maand, die kan worden verminderd tot 1 beurt per 2 maanden vanaf dat 10 opeenvolgende bemonsteringen worden uitgevoerd nadat de overgang naar de versoepelde frequentie (dus na 10 maanden) is gemaakt, eveneens een toereikend resultaat hebben opgeleverd (afwezigheid S.e./S.t.). Om die te bekomen, dienen zij onder per e-mail een verzoek in bij de LCE waar de uitsnijderij gevestigd is via het generiek e-mailadres (http://www.favv-afsca.fgov.be/lce/), samen met de volgende gegevens: - de gemiddelde geproduceerde hoeveelheid (kg/week) van het totaal van vlees tijdens de voorgaande 52 weken. Om dit gemiddelde te berekenen worden de hoeveelheden geproduceerd tijdens de voorgaande 52 weken opgeteld en gedeeld door het aantal weken dat effectief geproduceerd werd. De weken waarin niet geproduceerdwerd, worden dus niet in rekening gebracht - de resultaten van de microbiologische analyses van de 10 laatste weken (minimale gegevens: product, resultaat, monstername-en analysedatum, laboratorium dat de analyses uitgevoerd heeft, analysemethode). De LCE beoordeelt de aanvraag en brengt de aanvrager op de hoogte van de beslissing. Bij het toekennen van een versoepeling bepaalt de LCE de datum van het in werking treden van de versoepeling. Opgelet: Indien de productiehoeveelheden wijzigen dient de exploitant de corresponderende bemonsteringsfrequentie toe te passen. Voor uitnsijderijen die met een gewijzigde productie gemiddeld meer dan 10.000 kg/week zouden produceren, houdt dit in dat zij de basisfrequentie Pagina 8 van 12

toepassen (= bemonsteringsfrequentie zoals bepaald in de verordening (EG) nr. 2073/2005, cfr. punt 5.3.1.). Onverwijld wordt de LCE in kennis gesteld indien de productiehoeveelheden wijzigen en men in een andere categorie komtte vallen. Verworven versoepelingen vervallen uiteraard onmiddellijk indien wordt vastgesteld dat aan de eerste of tweede hiervoor opgesomde voorwaarde niet meer is voldaan. De exploitant die geniet van een versoepelde frequentie, eventueel vergezeld van een vermindering, en die daarbij een ongunstig inspectieresultaat voor de scope infrastructuur, inrichting en hygiëne, autocontrole, traceerbaarheid en meldingsplicht bekomtongunstige beoordeling bij inspectie bekomt, kan de versoepelde bemonsteringsfrequentie toegepast blijven tot de eerstvolgende hercontrole. Is deze hercontrole gunstig, dan kan de versoepelde frequentie verder gezet worden. Indien de hercontrole ongunstig is, dient over te gaan tot de basisbemonsteringsfrequentie (1x/week). Wanneer wordt voldaan aan de voorwaarden om van een versoepelde bemonsteringsfrequentie te kunnen genieten (gunstige resultaten (inclusief gunstig met opmerkingen) voor de scope infrastructuur, inrichting en hygiëne, autocontrole, traceerbaarheid en meldingsplichten en gunstige analyseresultaten van minstens 10 opeenvolgende monsters), mag terug de oorspronkelijke versoepelde frequentie die toegestaan werd door de LCE worden toegepast. Er moet geen nieuwe aanvraag worden ingediend bij de LCE. en dit tot de volgende gunstige beoordeling (of gunstig met opmerkingen) voor de scopes infrastructuur, inrichting en hygiëne, autocontrole, traceerbaarheid en meldingsplicht. Voor de gevolgen m.b.t. ontoereikend geworden resultaten: zie punt 5.3.56.. 5.3.32. Analyse De analyses in het raam kader van de autocontrole in het slachthuis of de uitsnijderij (nekvel) dienen worden uitgevoerd door een laboratorium dat erkend is door het Agentschap voor desbettrefende analyses of dat deelneemt aan de ringtesten voor de parameters in kwestie (zie dienstnota + lijst PT PROVIDERS). De monsters worden geanalyseerd volgens de referentiemethodes (beschreven in de norm EN/ISO 6579 voor(= referentiemethode Salmonella en EN/ISO 10272-2 voor Campylobacter). Het gebruik van andere analysemethodes is toegestaan indien deze gevalideerd zijn overeenkomstig ISO 16140. Een geactualiseerde lijst van de erkende microbiologische methodes is beschikbaar op de website van het Agentschap en deze wordt 2 keer per jaar geactualiseerd (http://www.favvafsca.fgov.be/laboratoria/erkendelaboratoria/#notes): FAVV>beroepssectoren>laboratoria>erkende laboratoria: Algemeenheden. De monsters worden bewaard bij 1 tot 8 C tot ze worden onderzocht en in geen geval bewaard in de diepvriezer. De analyse voor Campylobacter wordt uitgevoerd maximum 48 uur nadat de monsters genomen werden, zonder onderbreking van de koudeketen. De analyse voor Salmonella wordt uitgevoerd maximum 72 uur nadat de monsters genomen werden, zonder onderbreking van de koudeketen. In geval de aanwezigheid van salmonella s wordt vastgesteld op karkassen van vleeskuikens of kalkoenen, moeten de isolaten voor serotypering worden toegezonden aan het Nationaal Referentielaboratorium Salmonella, nl. W.I.V. (Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, J. Wytsmansstraat 14, 1050 Brussel). Deze isolaten zullen door het WIV ook getest worden op hun antibioticaresistentie. De kosten voor serotypering zijn ten laste van de exploitanten en de kosten voor de analyses betreffende de antibioticaresistentie zijn ten laste van het Agentschap. Merk op dat het Agentschap gebruik maakt van deze resistentie-analyses om het minimaal vereiste aantal isolaten te bereiken dat op antimicrobiële gevoeligheid moet getest worden overeenkomstig het uitvoeringsbesluit nr. 2013/652/UE van de Commissie van 12 november 2013 betreffende de monitoring en rapportage van antimicrobiële resistentie bij zoönotische en commensale bacteriën. Pagina 9 van 12

5.3.4. Microbiologische criteria Vers pluimveevlees Karkassen van vleeskuikens en kalkoenen Karkassen van vleeskuikens Micro-organisme Bemonsteringsschema Grenswaarden n c Salmonella typhimurium Salmonella enteritidis 5 0 Afwezigheid in 25 g Salmonella spp. 50 5 Afwezigheid in 25 g van een samengevoegd nekvelmonster Campylobacter spp. 50 20 M.i.v. 1.1.2020: 15; M.i.v. 1.1.2025: 10 1 000 kve/g n = aantal deelmonsters waaruit het monster bestaat; c = maximum aantal monsterseenheden waarin de micro-organisme mag worden gevonden. Er worden 50 monsters genomen in de loop van 10 opeenvolgende monsternemingen. S. Typhimurium varianten, namelijk antigeenformules 1,4,5,12:i:-, 4,5,12:i:-, 1,4,12:i:- en 4,12:i:-, blijken in belang toe te nemen en hebben dezelfde virulentie en antimicrobiële resistentiekarakteristieken als S. Typhimurium (EFSA Opinion, 2010). 5.3.5 Iinterpretatie van de resultaten De resultaten m.b.t. het de proceshygiënecriterium proceshygiënecriteria dienen chronologisch te worden voorgesteld in een tabel of in een grafiek die minstens de resultaten bevat van de laatste 10 bemonsteringen. De resultaten van de analyses m.b.t. het proceshygiënecriterium Salmonella spp. worden als toereikend beschouwd wanneer, op het totaal van 50 monsters voortkomend van 10 opeenvolgende bemonsteringen, ten hoogste 5 monsters positief bevonden zijn voor salmonella s. In het geval 6 of meer monsters op 50 positief zijn, wordt het resultaat als ontoereikend beschouwd. De resultaten van de analyses m.b.t. het proceshygiënecriterium Campylobacter spp. worden als toereikend beschouwd wanneer, op het totaal van 50 monsters voortkomend van 10 opeenvolgende bemonsteringen, in ten hoogste 20 monsters (15 m.i.v. 1 ste januari 2020 en 10 m.i.v. 1 ste januari 2025) een contaminatie van meer dan 1 000 kve/g werd aangetoond. In het geval 21 (16 m.i.v. 1 ste januari 2020 en 11 m.i.v. 1 ste januari 2025) monsters een contaminatie van meer dan 1 000 kve/g wordt aangetoond, wordt het resultaat als ontoereikend beschouwd. Voor de kleine pluimveeslachthuizen die een versoepelde frequentie van bemonstering toepassen van 1 per trimester of semester, worden de resultaten beoordeeld op de volgende wijze: de resultaten van de laatste 2 bemonsteringsbeurten worden bezien in beschouwing genomen. Ien indien 2 of meer monsters van de 10 monsters van de laatste 2 bemonsteringssessies positief zijn voor Salmonella, dan gaat het omis dit een ontoereikende resultaaten. Voor wat Campylobacter betreft, indien 5 of meer monsters van de 10 monsters van de laatste 2 bemonsteringssessies meer dan 1 000 kve/g bevatten (4 m.i.v. 1 ste januari 2020 en 3 m.i.v. 1 ste januari 2025), is dit een ontoereikend resultaat. Het resultaat van de analyse m.b.t. het voedselveiligheidscriterium wordt als ontoereikend beschouwd van zodra Salmonella enteritidis of Salmonella typhimurium/monophasic typhumurium wordt aangetroffen. Pagina 10 van 12

5.3.6 Corrigerende maatregelen Indien de resultaten m.b.t. het proceshygiënecriterium ontoereikend zijn of ertoe neigen ontoereikend te worden, zal de exploitant van het slachthuis zonder verwijl corrigerende maatregelen nemen die ertoe strekken de goede hygiënepraktijken en de naleving van de HACCP-procedures te herstellen. In elk geval moet de hygiëne verbeterd worden en moet de controle van de bedrijfsprocessen geverifieerd worden. De corrigerende maatregelen kunnen er bovendien ook uit bestaan het Salmonellastatuut van de dieren in de pluimveehouderij van herkomst meer nauwgezet op te volgen, de risico s bij het vervoer van de dieren te beoordelen, de properheid van de dieren te beoordelen, enz. en ten gevolge daarvan een aanpassing door te voeren in het aankoopbeleid van dieren, de transportaanpak en/of de organisatie van de slachtingen. De maatregelen, genomen door de exploitant, worden geregistreerd in het raam van het autocontrolesysteem gebaseerd op HACCP-beginselen. Een actielimiet (AL) is anderzijds door het Agentschap vastgesteld, zodanig dat corrigerende maatregelen reeds vroegtijdig zouden worden genomen in geval de aanwezigheid van Salmonella wordt aangetoond en nog vooraleer het reglementair criterium wordt overschreden. De maatregelen moeten worden genomen van zodra het aantal positieve resultaten (aanwezigheid van Salmonella) de actielimiet bereikt, namelijk 3 positieve monsters. Deze te nemen maatregelen zijn gegroepeerd in een beslissingsboom (bijlage 2). Specifieke maatregelen kunnen ook opgelegd worden door de officiële dierenarts die vaststelt (formeel = waarschuwing of PV) dat de operator in gebreke blijft. Indien de resultaten m.b.t. het voedselveiligheidscriterium ontoereikend zijn, dan moeten de producten uit de handel worden genomen of teruggehaald. De producten die in de handel waren gebracht maar nog niet het stadium van de detailhandel hadden bereikt, kunnen worden onderworpen aan een zodanige hittebehandeling dat het risico op salmonella s wordt uitgeschakeld of ze kunnen worden aangewend voor andere doeleinden. De operatoren dienen procedures vast te stellen en toe te passen die garanderen dat deze hittebehandeling wordt toegepast, inbegrepen de registratie van de toepassing en de autocontrole erop in het kader van het HACCP-systeem. Een detectie van S.e/S.t. dient aan het FAVV gemeld te worden, conform het KB van 14 november 2003 en het MB van 22 november 2004, voor zover de betrokken producten de inrichting reeds hebben verlaten. Specifieke maatregelen kunnen ook opgelegd worden door een officiële dierenarts die vaststelt (formeel = waarschuwing of PV) dat de operator in gebreke blijft. 5.3.7 Gevolgen van een ontoereikend resultaat voor de bemonsteringsfrequentie De exploitant die zich in het basisregime 1 bemonsteringsbeurt per week bevindt en daarbij een ontoereikend resultaat bekomt (voor slachthuizen, > 5 monsters Salmonella positief op 10 opeenvolgende bemonsteringen; voor uitsnijderijen, aanwezigheid van S.e./S.t.), zet deze frequentie verder, maar de teller met het oog op vermindering of versoepeling valt terug tot 0. De exploitant die niet geniet van een versoepelde frequentie, maar die het verminderd bemonsteringsregime had bereikt (1 beurt/2 weken) en die een ontoereikend resultaat bekomt, herneemt het basisbemonsteringsregime (1 beurt/ week). Nadat opnieuw toereikende resultaten zijn bekomen gedurende 30 opeenvolgende weken voor Salmonella en 52 opeenvolgende weken voor Campylobacter, herwint hij de verminderde frequentie. Pagina 11 van 12

De exploitant die geniet van een versoepelde frequentie, eventueel vergezeld van een vermindering, en die daarbij ontoereikende resultaten bekomt, dient over te gaan tot de bemonsteringsfrequentie die 1 stap hoger ligt. De exploitanten die evenwel konden bemonsteren volgens een frequentie van 1 maal per trimester of per semester moeten overschakelen naar een frequentie van 1 maal per maand, maar deze frequentie wordt niet verder verhoogd indien opnieuw ontoereikende resultaten worden bekomen. Nadat opnieuw toereikende resultaten zijn bekomen gedurende 10 opeenvolgende bemonsteringen, herwinnen zij de versoepelde frequentie of, in voorkomend geval de versoepelde en verminderde frequentie. Voor meer detail, zie het schema in bijlage 1. 6. Bijlagen Bijlage 1: schema bemonsteringsfrequenties voor de slachthuizen en de uitsnijderijen Bijlage 2: beslissingsboom voor de opvolging van de Salmonella analyses in de slachthuizen 7. Overzicht van de revisies Overzicht van de revisies van de omzendbrief Versie Van toepassing vanaf Reden en omvang van de revisie 1.0 22/02/2012 2.0 09/04/2013 Wijziging verordening (EU) nr. 2073/2005 2.1 02/03/2015 Monofasische Salmonella typhimurium Nieuwe beslissingsboom 2.2 18/06/2015 Rectificatie van verordening (EU) nr. 1086/2011 2.3 01/01/2018 Wijziging verordening (EU) nr. 2073/2005 Pagina 12 van 12

BIJLAGE BIJLAGE 1 Bemonsteringsfrequenties 1. Slachthuizen # geslachte vleeskuikens / jaar* # basisbemonsteringsbeurten** # verminderde bemonsteringsbeurten** >1.000.000 1 beurt / week 1 beurt / 2 weken >150.000 < of = 1.000.000 *** 1 beurt / maand 1 beurt / 2 maanden >10.000 < of = 150.000 *** 1 beurt / trimester niet voor vermindering vatbaar < of = 10.000 *** 1 beurt / semester 2. Uitsnijderijen # ton vlees / week # basisbemonsteringsbeurten** # verminderde bemonsteringsbeurten** >10.000 kgton 1 beurt / week 1 beurt / 2 weken 1 < of = 10.000 kgton *** 1 beurt / maand 1 beurt / 2 maanden * rekening houden met het aantal geslachte dieren in het vorig kalenderjaar en met de omzettingswaarde: 1 kalkoen = 3 vleeskuikens ** 1 bemonsteringsbeurt = 5 monsters van 25g26 g of van 35 g *** om over te gaan naar de versoepelde frequentie(s), dienen eerst de voorwaarden vermeld onder punt 5.3.1.2. van omzendbrief PCCB/S32/823823665052 te zijn nageleefd. basisfrequentie versoepelde frequentie verminderde basisfrequentie versoepelde en verminderde frequentie aanpassing van de bemonsteringsfrequentie na toereikende resultaten gedurende 30 opeenvolgende weken voor Salmonella en na 52 opeenvolgende weken voor Campylobacter aanpassing van de bemonsteringsfrequentie na toereikende resultaten gedurende 10 opeenvolgende bemonsteringsbeurten aanpassing van de bemonsteringsfrequentie in geval ontoereikende resultaten zijn bekomen Een aanpassing (frequentieverlaging) bedoeld door een bovenliggende pijl (groen of geel op rood) geeft aan hoe de aanpassing (frequentieverhoging) bedoeld door de onderliggende pijl (rood) ongedaan wordt gemaakt.

BIJLAGE geen verdere verhoging indien nieuwe ontoereikende resultaten zijn bekomen na verhoging van trimestriële of semestriële bemonsteringen tot maandelijkse bemonsteringen