IMTERN RAPPOR! DE BOSTYPESVAN SCHIERMONNIKOOG EN VLIELAND. E.J.Bodewitz

Vergelijkbare documenten
EENDENKOOI SCHIPLUIDEN

s ta a l k a a rt e n b e p l a n t i n g s p l a n r e g g e da l E n t e r 22 maart 2017, definitief

Polder Stein, Reeuwijk; PKN-excursie; perceel oostelijk van kade Polder Kort Roggebroek

De spontane ondergroei van bosgemeenschappen onder verschillende hoofdboomsoorten

Landschappelijke inpassing Karreveld Karreveld 10, Roggel - PNR 6089NC /031213

Monitoring effecten duinbegrazing Vallei van het Veen - Vlieland Status van proefvlakken en exclosures

Steenmeel als maatregel tegen verzuring in heide en bossen

Bepaling toezichtvorm gemeente Stein

L i mb u r g s e L a n d m a r k s

MASTERPLAN LANDGOED LUZENKAMP ROERMOND Heide 4, 6042 LN Roermond

Addendum Natuurtoets Natuurbeschermingswet. Aanpassing fietspad Rozendijk; kruising Bakkenweg Westerslag

Natuurmanagement basis Biotoop Bos dag 1

Bosjes plangebied Kassen Jonge Singel + buurerf UITGANGSSITUATIE

Kennisdag 8 juni B Connect: meer biodiversiteit op bedrijventerreinen

SUBSIDIERING VAN DE AANPLANTING VAN LIJNVORMIGE ELEMENTEN

Landschappelijke inpassing Ruimte voor Ruimteplan A. Vastenburg Bommerigerweg 21, 6281 BR Mechelen - PNR 6281BR

Beplantingslijst EVZ Vossenbergse Vaart

Landschappelijke inpassing Hoogstraat Hoogstraat , Uden - PNR 5406TH

ir. L. de Graaf, Landschapsarchitect bnt / 14 januari 2016 / definitief Functieverandering Kootwijkerdijk 12, Kootwijkerbroek Beplantingsplan

Landschappelijke inpassing teeltveld Mts Heuts 2 e Heiweg ongenummerd, PNR 6051JC / agp

Landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing Bouwplan Vermeer Roothweg 1, 5964 NS Meterik PNR 5964NS

S a m e nw e r k i n g e n s t r u c t u r e l e f o r m a t i e e x t e r n e v e i l i g h e id E i n d r a p p o r t a g e

Beplantings Visie. Dijktracé Lage Klompweg

HYPERICUM 4, maart 2005

Veldbiologische Werken

Landschappelijke inpassingen en tegenprestatie paardenfokkerij Flitige Lise Breestraat ongenummerd, 5993 BH Maasbree PNR 5802DC / agp

Landschappelijke inpassing Zorgmanege The Horse Valley Heide 1a, 6088 PC Roggel - PNR 6088PC / / /

BODEM- EN GRONDWATERTRAPPENKAART

Bouwverordening betreffende beplanting

H O E D U U R I S L I M B U R G?

Bepaling toezichtvorm gemeente Venray

RUILVERKAVELING REKKEN Grondwaterstandgegevens en pf-waarden in tijd-stijghoogtediagrammen en tabellen

T I P S I N V U L L I N G E N H O O G T E T E G E N P R E S T A T I E S B O M +

sterke verdroging ouder en stabieler en dus beter ontwikkeld bronzones op schrale bodem bodem Textuur veen, venig zand (1) Profiel

Datum excursie: 26/04/2010 Hokcode: D Plaats: Zutendaal Gids: Bert Berten. Theo Nulens LPW

Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder

Nederweert en Eind tekenen de horizon

Beboste duinen van het atlantische, continentale en boreale gebied (H2180) Verkorte naam: Duinbossen

Landschappelijke inpassing Ruimte voor Ruimte plan Schey 11, Schey NL, Noorbeek PNR-6255NL

AANVRAAG SUBSIDIE KLEINE LANDSCHAPSELEMENTEN Bijlage 1: afbakening prioritaire zones

Landschappelijke inpassing en tegenprestatie Van Lier Agro BV' Katsberg 8, 5768 RH Meijel - PNR 5768RH aangepast op

Ecologisch beplantingsadvies

Flora- en Faunatoets voor uitbreidingsplan bedrijfsterrein Gebroeders Olieman, Tempeldijk 40

Herman Passchier (1941).

landschapsplan Udenseweg 45, Zeeland


SLOBKOUSNIEUWS 34 jrg7

Landschappelijke inpassing Deliscious Production 2 Waterloseweg 3B, Beesel - PNR 5945NX3B

Landschappelijke inpassing en mitigerende maatregelen Ruimte voor Ruimteplan Grijzegrubben 2, Grijzegrubben 2, 6361 GM Nuth - PNR 6361GM

Natuurtoets ten behoeve van het nieuwbouwproject De nieuwe Landen 2 te Lemelerveld

Bepaling toezichtvorm gemeente Meerlo-Wanssum

BEREKENING DOELMATIGHEIDSSCORE AANPLANTSUBSIDIE VOOR BOSLANDBOUWSYSTEMEN

Landschappelijke inpassing en tegenprestatie Bouwplan Mts Houtackers Breedenweg 4, 6114 LA Dieteren PNR 6114LA / AGP

Schapen en voederbomen. Boki Luske Proeftuin Agroforestry Noord-Holland

Vegetatieonderzoek op rundveebedrijven in de Noordelijke Friese Wouden in de zomer van 2005 door E.J. Weeda

Bermbesluit. Aard : Besluit van de Vlaamse regering Over : maatregelen inzake natuurbehoud op de bermen beheerd door publiekrechtelijke rechtspersonen

Schapen en voederbomen

Landschappelijke inpassing en tegenprestatie Kelmonderstraat 64 Kelmonderstraat 64, 6191 RE Beek - PNR 6191RE

B e l e i d s k a d e r K e r k e n, K l o o s t e r s e n a n d e r e r e l i g i e u z e g e b o u w e n

Landschappelijke inpassing en tegenprestatie Bouwplan Wellness Centrum Heelderpeel Rijksweg 15, Heel PNR 6097NK /agp

Landschappelijke inpassing Bex BV Baarloseweg 42, Kessel - PNR 5995BL / /

Bruisterbosch met de huidige kernrandzone

Gemeentelijk subsidiereglement kleine landschapselementen

SLOBKOUSNIEUWS 36 jrg2

BOMENCOMPENSATIEPLAN RIJNLANDROUTE WASSENAAR

SUBSIDIEREGELING VERBINDINGEN EN LANDSCHAP NOORD-BRABANT 2014

Landschappelijke inpassing Agrarisch bedrijf R. Cleutjens Kraakstraat 30, 6013 RS Hunsel - PNR 6013RS /

PROVINCIAAL BLAD. Vijfde wijzigingsregeling Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

Nulmeting flora 2014 Antiverdrogingsmaatregelen Sint-Jansberg

Landschappelijke inpassing Niesweg 3 Niesweg 3, Hegelsom - PNR 5963NE

Naam : Van Werven Holding B.V. t.a.v. : Dhr. T. van der Giessen Straat : Verlengde Looweg 7 Postcode : 8096 RR Plaats : Oldebroek - 1 -

SUBSIDIEREGLEMENT VOOR HET AANLEGGEN VAN HAGEN, HOUTKANTEN, BOMEN EN POELEN Gemeenteraadsbesluit 19 december 2002

Landschappelijke inpassing BERGHEMSEWEG 15 Berghemseweg 15, 5373 KG Herpen - PNR 5373KG / (print op A3)

Landschappelijke inpassing Beatrix Hout Herkenbosserweg 1A, 6063 NL Vlodrop - PNR 6063NL1a (print op A3)

Bepaling toezichtvorm gemeente Simpelveld

Inventarisatie bomenbestand in park Seghwaert. in de wijk Seghwaert-Noordhove binnen de gemeente Zoetermeer

Bijen: Aardhommel, Akkerhommel, Zandbijen, Wespbijen,

R e g i o M i d d e n -L i m b u r g O o s t. G r e n z e l o o s w o n e n i n M i d d e n -L i m b u r g R e g i o n a l e W o o n v i s i e

Memo. Plaats en datum Referentienummer Kenmerk Eindhoven, 5 februari Aan Gemeente Veldhoven M. Yucesan. Kopie aan.

Landschappelijke inpassing en kwaliteitsbijdrage Bouwplan Mts van den Berg Blankwater 12, 6071 NV Swalmen - PNR 6071NV

Landschappelijke inpassing Bouwplan t Rondeel Elsenpas 2, Beuningen PNR 6641KB

sterke verdroging 2) verandering samenstelling kwelwater

Landschappelijke inpassing Herontwikkeling Laarderweg 70 Laarderweg 70, 6005 NL Weert PNR 6003NL

stedenbouwkundige voorschriften april 2013

BOMENCOMPENSATIEPLAN RIJNLANDROUTE WASSENAAR

Landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering HCM van Gennip Ulicoten Maaijkant 11, 5113 BG Ulicoten - PNR 5715AA /081214

ERFBEPLANTING SLAGENLANDSCHAP Sandersstraat 5

Natuurstreefbeelden bos. Natuurmanagement: natuurstreefbeelden bos

Landschappelijke inpassing en tegenprestatie Bouwplan/bouwkavel A.P.W. Dirks Lochterstraat 3a, 6012 RD Haler PNR 6012RD3a aangevuld

Landschappelijke inpassing ROOIJE HOEFSEDIJK 110' Rooije Hoefsedijk 110, 5421 XP Gemert - PNR 5421XP (print op A3)

Landschappelijke inpassing Bouwplan Ploegmakers BV Burgemeester Van den Wildenberglaan 46a, De Rips - PNR LIP.5764RE /220915

Landschappelijke inpassing Zorgmanege The Horse Valley Heide 1a, 6088 PC Roggel - PNR 6088PC /

Landschappelijke inpassing Vensestraat 49 Vensestraat 49, 6599 AN Ven-Zelderheide - PNR 6599AN / (print op A3)

Landschappelijke inpassing Arnaud de Calavon Dijkerstraat 25, 6006 PR Weert - PNR 6006PR /agp

Subsidieverordening natuur en landschap Groesbeek 2005

Habitattype 9190: Oude zuurminnende eikenbossen op zandvlakten met Quercus robur

Leijduin 1837, Vogelenzang 1837 en 1839, Haarlem 1832, Zilk z. j. (Rijksinstituut voor Veldbiologisch Onderzoek ten behoeve van het Natuurbehoud)

Rucphen. Achtmaalsebaan 22. Inrichtingsplan ir. J.J. van den Berg. auteur(s):

Erfbeplantingsplan en landschappelijke inpassing

Landschappelijke inpassing bouwkavel Venderstraat 5 Venderstraat 5, Haler - PNR 6012RK /291014/ (print op A3)

Transcriptie:

DE BOSTYPESVAN SCHIERMONNIKOOG EN VLIELAND E.J.Bodewitz doctoraalverslag 88- Landbouwuniversiteit, Wageningen vakgroep Bosteelt en Bosecologie begeleider: P.Schmidt Rijksinstituut voor Natuurbeheer Leersum afdeling Botanie projectleider: S.vanderWerf Intern rapport 88/49 Rijksinstituut voor Natuurbeheer Leersum 988 Overneming van gegevens alleen na toestemming van de projectleider. BIBLIOTHEEK RIJKSINSTITUUT VOOR NATUUHKHtER POSTBUS9 68 HBARNHEM-NEDERLANO IMTERN RAPPOR!

-RIN rep:

IN H O LD l/ooruoord INLEIDING JERKUIJZE. riet veldwerk. Het uitwerken van gegevens 9 9 3 HET BÜS ÜP SCHIERMONNIKOOG 4 ÛE BOSTYPES OP SCHIERMONNIKOOG 4. Inleiding 4. Het Pinus-Hypnum cupressiforme-type 4.3 Het Betula-type onder Pinus 4.4 Het Betula-Carex arenaria-type 4. Het Betula-Carex nigra-type 4.6 Het Alnus-Galium palustre-type 4.7 Het Acer-Anthriscus sylvestris-type 4.8 Het Sambucus nigra-type 4.9 De synoptische soortenlijst 7 7 8 3 8 3 4 4 4 HET BOS OP VLIELAND 6 DE BOSTYPES VAN VLIELAND 6. Inleiding 6. Het Pinus-Dicranum scoparium-type 6.3 Het Quercus-type onder Pinus 6.4 Het Quercus robur-type 6. Het Betula-Dryopteris dilatata-type 6.6 De synoptische soortenlijst 64 64 64 68 7 76 8

VERGELIJKING TUSSEN SCHIERMONNIKOOG EN VLIELAND 84 8 CLASSIFICATIE EN O IM TU I KKEL MGE N 8. Een vergelijking met de literatuur 8. De ecologische positie 8.3 Ontwikkelingen in de bodem 8.4 Ontwikkelingen inde flora 8. Ontwikkelingen in de vegetatie 87 87 89 9 9 9 9 TOELICHTINGEN 9. Duinvaaggrond 9. De berken op Schiermonnikoog 9.3 Lophocolea spec. 9.4 Het voorkomen van Listera cordata 9 9 96 97 97 LITERATUUR 99

VGORiJCCRO 'J oor u ligt een uer s lag uan een onderzoek na er de costyoes, die voorkoken GO c ^ u a a e n e i r a e n 3 c h i e rt o ;.n r- i '< o en. ii-.. anc. ;^t ondtrzou.< is b-:ac : ir net Kaaar van ~tn a: stjdbïrvdk aij ce v akgroc-c ^osiedt en 3 o seo cc loais \JB^. ce Ldûcjaji i,lnii,erkiteii t f ;a" a a e n i r K, en. ^et is een a n a e r - ciüti,.an -nijn c o s^ o uu s t uu ie aan deze uni var si tei t. Jit onaerzoe,< naa "iet runnen pi ast s v in... en zander a : e HuiD jan e^n ^aatal mensen. Tan eerste is cat mijn ca eleiüer ir. j. u. d. ujerf. ; J ij is werkzaam aij de botanische afdeling uan net Rijksinstituut voor Matuurbeheer te teers urn. Hij heeft mij geholpen oij de opzet uan het onoerzoek en bij de identifikatie uan een aantal Dlantesoorten. Bovendien is hij de coördinator uan net landelijk uostypologiscn onderzoek uan het RIi\l. Uoorts beoank ik de nedewerkers uan de Rijksdienst der Domeinen op Schiermonnikoog en uan StaatsüosDeneer op Vlieland, die mij u e r a u n n i n g e n hedben uerleend voor het werken in afgesloten gebieden. Voorts bedank i K de ueheerders uan het ueldstation "de Herdershut" uan de RG Groningen en de S^R-camping "de Lange Paal", die mij uerblijfsruimte heboen geneuen. Verder dank ik allen, die heboen meegewerkt aan de totstandkoming uan dit onderzoek. Erik Jan Bodewitz

IMLLIÜIN Door het Rijksinstituut voor Natuurbeheer is een landelijk onderzoek opgezet, om te komen tot de be schri j v/ing van de bostypes in ïvederland. Als onderdeel daarvan wordt onderzoek gedaan naar de bostypes van de nederlandse kustbossen. Voor dit onderzoek was nog nodig een inventarisatie van de bostypes van de waddeneilanden Schiermonnikoog en Vlieland. riet doel van mijn onderzoek is het beschrijven en karteren van de oostyoes op deze tuee waddeneilanden. Je gegevens, die uit dit onderzoek komen, Kunnen voor het Rijksinstituut voor Natuurbeheer dienen als aanvulling of onderbouwing van een landelijke bostypesbeschrijving. Het lag in de beooeling om op een aantal geschikte lokaties een transekttekening te maken. Ooor tijdgebrek is dit onderdeel echter komen te vervallen. De perioden, waarin dit onderzoek neeft plaatsgevonden zijn: -3 april -7 juni 937: vegetatieoonames OD Schiermonnikoog, exclusief het bodemonderzoek -7 juni -3 juli 987: vegetatieopnames en üodemonderzoek op Vlieland -4 juli -7 juli 987: bodemonderzoek op Schiermonnikoog. De keuze van deze perioden is bepaald door het oloeiseizoen van vele plantesoorten. Het is mij echter gebleken, dat het begin van het onderzoek zeer vroeg is gekozen. Veel soorten waren nog zeer moeilijk te onderscheiden (dit kan OOK samenhangen met het koude voorjaar

van 987). jit is een van de redenen, dat het onderzoek op Schiermonnikoog veel lancer duurde dan 3 l < i e a n d. Een v/oordeel wan net v/roe g e tijdstip is, dat de waterhuishouding wan de DO. e m ueter te onderzoeken is. In de zomer drogen weel zandoodems uit. andere reaenen, naast de oeriode in net jaar, voor net langer duren wan net onderzoek on Schiermonnikoog uaren de grotere spreiding wan net Dos op dat eiland. Bovendien is het DOS er veel gedifferentieerder dan op l/lieland. Het inwerken in dit onderzoek is gedaan Schiermonnikoog. Ook dit draagt bij aan het tijdsverschil tussen de twee eilanden. Als laatste speelde het weer dit voorjaar tegen. je indeling wan ait raodort is als volgt. In hoofdstuk wordt een bescnrijving gegeven van de werkwijze, zoals gevolgd is oij het verzamelen van gegevens in het veld en Dij net uitwerken ervan tot dit verslag. In hoofdstuk 3 volgt een globale aescnrijping van de bossen op Schiermonnikoog. fjeze bescnrijving omvat ce samenstelling van net Dos en het g e v o e r o e oeheer. In hoofdstuk h worden de uostyoes, aie OD Schiermonnikoog zi;n aangetroffen, oeschreven. In dat hoofdstuk staan o.a. de soor tenu j s ten van de vege tatieoonames. In de hoofdstukken en 6 volgen ue situatieschets en a e bescnrijving van de üostypes van Vlieland. In hoofdstuk 7 worden de bostyoes van ae twee waddeneilanden vergeleken. Hoofdstuk 8 geeft een verwijzing naar DOStypesoeschrijvingen van andere auteurs, bovendien worden de ecologische positie en de verwachte ontwikkeling van de bossen.r eg SCTe wen. In naaf' worn neuer ' o r : e - n a n:: er-

werpen,die bij het onderzoek naar v/oren zijn gekomen. Deze zijn het bodemtype duinvaaggrond, het voorkomen van berken op Schiermonnikoog, het Ievermossenqeslacht Lophocolea en het voorkomen van Listera cordata. Het verslag wordt afgesloten met een lijst van door mij gebruikte publikaties.

ÜÜ ' U i L :j<. ' (. V e i. JUrL; r K i c n JC.-'ü-i-j van een L ;,o,_ra'is: "e kaart (schaal :} en op Vlieland ook een oostandskaart loopt men door het DOS. Op elke plek, uaar het JOS redelijk homogeen is en waar ae samenstelling verschilt wan andere plekken, wordt een vegetatieopname gemaakt. Dit gaat als volgt: Het micdelpunt van een vegetatieooname wordt vastgelegd, bijvoorbeeld aoor het in de grond steken van een grondboor of het op de grond plaatsen van een goed herkenbaar Objekt. Vanuit dit ount wordt een cirkel geschat van de gewenste oppervlakte. Voor mij was dit 4 m, dus ruim m vanuit het middelpunt. Alle plantesoorten binnen deze cirkel worden genoteerd. Jit gebeurd apart voor de boom-, de struik-, de kruid- en de moslaag. Voor dit noteren zijn speciale formulieren ontworpen, waarop een aantal veelvoo r k o,nende soorten voorgedrukt staan. Er wordt opgeschreven welk oppervlaktepercentage van de vegetatielaag, waarin de soort voorkomt, wordt bedekt door planten van deze soort. Hiervoor wordt ne volgende code gebruikt: r: exdl. en tot % bedekkend p: weinig expl. en tot - cedekkend a: vrij talrijk en tot C^ bedekkend m: zeer talrijk en tot ;/ó beaekkend : tot.' jedekkend : tot ;J'o Dedekkend 3: tot 3S% bed ekkend enz. Jeze codering werd voor het eerst :eoruikt door Doing-Kraft ('Joing-Kraft 94). OOK Londo heeft later deze codering

ueer gebruikt (Londo 97). Op het formulier wordt naast o e gegevens over de plantesoorten nog genoteerd: (zie OOK het voorbeeld, dat na deze pagina volgt) -het oo jek tnu'timer -op welke topografische kaart het oojekt terug te vi,id en is -welke kaartcoördinaten het punt oo de topografische kaart aangeven. Hiervoor worden de Kilometerblokken gepruikt, die op de kaarten aangegeven staan. -de datum van het onderzoek -de naam van de onderzoeker -of er sloten of ontuateringsgeulen in de buurt van het oojekt liggen en zo ja, op welke afstand -de helling en de expositie -de hoogte boven NAP, afgelezen van de kaart -het voorkomen van verstoring in of bij het oojekt -hoe net oojekt ontstaan is (door planten of spontaan) -de aeheersvorm -of er in de opstand gedund is -of er open plekken zijn, die het Objekt beïnvloeden -of er dode bomen en takken in het oojekt aanwezig zijn -het totale oppervlaktepercentage en de noon te van de eerste boom laag, de tweeae boom laag, de struiklaag, de kruidlaag en de moslaag. -het totale aantal soorten in het oojekt

VOL.ia[! LD OBJEKT TOP. KAART X COORD Y COORD JAAR HATUM GRONDSOORT EODEMTYPE GRONDWATER /o3 $ I/o. S èit-xr Ij/j ifil IU ÙZ ""?(>o /oif Zio.f 'ffl ii.l 7>* ^j yt>a HOUTIG acer pseudo. erat, monog. hippophae rh. populus alba prunus serot. rosa canina rubus frutic. sambuc. nigra sorbus auc. viburnum op. -P- -/- -R- PP S- -P --P -P i l i i j i i i ROEST STROOISEL HUMUS SLOOT/RA BA TT. I!E ; IJ MG HOOGTE NAP GESTOORD VROEGER GEER. ONTSTAAN DUNNING OPEN PLEKKEN DODE BOMEN DODE TAKKEN B^OML.I % HOOGTE FML. % HOOGTE STRUIKL. % HOOGTE KRUI DL. % HOOGTE MOSL! % SOORTEN MOSSEN - C, loti 3 - - 3^W- /W - y»% - - êo tyoo 9o J.io /o X - S " S - - - /o /. _ - f Q. ï* b-ifo ;s /3 KRUIDEN atrplex hast. calam. epig. cardam. prat. carex aren. cerast. font. cham. ang. ciraium pal. cirsium vuig. coryd. clav. descham. fie. descham. ces. dryopt. dil. festuca gig. festuca rubra galium moll. glechoma hed. holcus lan. leont. autum. mentha aqua, poa prat. poa triv. ranunc. acris rumex acetosa scroph. nodos senecio jac. senecio sylv. Solanum dulc. stell, media, ta ra >:. off. Urtica dio. veronica arv. vicia sativa ssp angus. P P P r p m P P P A X P P / P A A A P A A 3 l brachyt. rut. eurhyn. prae. lophocolea rhytid. squa, thuidium tam, / p A / i

Madat al deze gegevens genoteerd zijn, uordt oen grondboring gedaan. Hiervoor heb ik een grondboor gebruikt met uen lengte van 6 cm. De geringe lengte nad vaak net gevolg, dat het grondwater niet uereikt werd.i"!et deze gronduoring is bepaald: -de grondsoort -het üodemtype -de diepte van het grondwater -net voorkomen van roestolekken en op welke diepte -de dikte van de strooisellaag -de dikte van de laag, waarin humus waar te nemen is (door kieurverscnil) Al deze bodemgegevens worden ook op het for n ulier weergegeven (zie vooroeeld). Op Schiermonnikoog is, doordat ik de grondboor pas later kreeg, het bodemonderzoek achteraf gedaan. Jit geeft lagere grondwaterstanden don op net moment van de vegetatieopname. Op net uiteindelijke resultaat heeft net echter geen invloed, omdat de vegetatie bepaald wordt door de waterbesc ïikbaarheid in het hele seizoen. Madat alle gegevens verzameld zijn wordt on zoek gegaan naar een volgend gescikt objekt en herhaalt zien het oroces, totdat alle oospercelen onderzocht zijn.. Het uitwerken van gegevens Het uitwerken van de, in net veld, verzamelde gegevens 'j e Ù i n e me ' t in net net over schri ] von van die gegevens, gegevens overziente lijk aijeen op een Dapier gesc hreven: on oen lijst met alle soorten wordt cenoteeru in welke oonames oe soort voorkomt.

Deze overzichtslijst wordt opgedeeld in een aantal deellijsten.oit gebeurt in eerste instantie naar de dominante boomsoorten.je eerste scheiding is tussen naaldbossen en loofbossen. Bijde naaldbossen isde dominante soort meestal de Oostenrijkse den of de corsicaanse den. Bijde loofbossen zijn vier hoofdgroepen te onderscheiden: berken en elzen, esdoorn,eik en vlier. Eerst heb ik toen de naaldbossen onderverdeeld in drie groepen: arm,medium en rijk.dit is gedaan aande hand van het bedekkingspercentage van de mos-, kruid-en struiklaag. De criteria voor deze drie groepen waren: arm: veel mossen,minder dan *\% kruidlaag en geen struiklaag medium: struiklaag van tot % bedekkend rijk: struiklaag meer dan % bedekkend. Bij nader onderzoek van deze drie groepen schenen mij echter de groepen medium en rijk zeer veel overeen te komen.de groep medium heeft vaak een dichtere kroonsluiting, waardoor de struiklaag zich niet zo goed kan ontwikkelen. Ik heb deze twee groepen dus samengevoegd tot een type. Bovendien schijnt mij dit rijkere type geen naaldbostype te zijn,maar een loofbostype met beplanting van naalribomen. Deze conclusie volgt uit een bestudering van de ondergroei,waarin veel jonge loofbomen staan en vrijwel geen verjonging van naaldbomen voorkomt. Zo komik dus, zowel op Schiermonnikoog als op Vlieland tot een arm naaldbostype en een loofbostype met naaldbosbeplanting. Het loofbos wordt eerst onderverdeeld naar boomsoort. Hieruit komen vier groepen vegetatieopnames. Drie van deze vier groepen vormen een eigen bostype,te weten eiken, esdoorn en vlier. Het vierde, het berken-elzenbos is nog onder te verdelen in vier types.op Schiermonnikoog is er een duidelijk onderscheid tussen het zeer natte

3 elzen-berkenbos en het droge berkenbos. Tussen deze tuee zit nog een overgangstype, dat kenmerken van zowel het natte als het droge type heeft. Op Vlieland komt een droog berkenoostype voor, dat sterk lijkt op het drore berkenoostype van Schiermonnikoog. Uit deze onaerverae ling volgen voor Schiermonnikoog zeven en voor Vlieland vier oostypes. Voor elk bostype uordt nu een aparte soortenlijst gemaakt. Vervolgens wordt per type een soortenfrequentielijst gemaakt. Oat is een soortenlijst, waarop aangegeven uordt in uelk aandeel van de vegetatieopnames, die het type omvat, de soort voorkomt. Hiervoor uordt de volgende code gebruikt: +: maal of tot ü% voorkomend : tot /3 voorkomend : tot 4% voorkomend 3: 4 tot 6G/t voorkomend 4: 6 tot 8$ voorkomend : 8 tot /i voorkomend. Bovendien is er van de soorten, die in de soortenfrequentielijst voorkomen, een gemiddeld bedekkingspercentage berekend (d.u.z. de som van de bedekkingspercentages, gedeeld door het totale aantal vegetatieodnames in het bostype. Deze metnode verschilt van de meest voorkomende methode. Daarüij wordt de som van de bedekkingspercentages gedeeld door het aantal vegetatieopnames, uaarin de soort voorkomt.). Van de soortenfrequentielijst en de lijst met gemiddelde bedekkingspercentages is een synoptische lijst per eiland te maken. Dit is een soortenlijst, uaarin per bostype aangegeven uordt hoevaak en hoeveel een soort voorkomt. Daarna heb ik alle bostypes apart oeschreven. Je beschrijvingen zijn terug te vinden in de hoofdstukken 3 en, met de soortenlijsten van ae types.

4 Hoofdstuk 3 HET 3 DP SCH I ERMOf^JI KC( Het Dos op Schiermonnikoog is sinds 947 in eigendom van de staat. Het wordt beheerd door de rijksdienst der Domeinen, Voor 347 was het gehele eiland partikulier eigendom. Vanaf 89 heeft de eigenaar, een duitse graaf von Bernstorff, naaldüos aangeplant uoor noutoroduk tie. uit geaeurde hoofdzakelijk op tuee plaatsen (de genoemde namen zijn terug te v/inden in figuur 3.^: -Ten noorden van het dorp langs het Jakobspad. Hier staat een gemengde opstand, die wordt overheerst door Oostenrijkse den en corsicaanse oen, maar ook allerlei andere naaldboomsoorten De vat. Bovendien zijn in de opstand veel gaten gevallen, waarin loofbomen, zoals de ruwe berk en de lijsterbss, veelvuldig opkomen. -Aan de noordkant van net eiland rond het Scheepstrapad. 'J i t Dosperceel bestaat geheel uit Oostenrijkse den en corsicaanse den. Cp een paar open, natte Dlekken staat opslag van ruue berk. Je rest van het DOS OD Schiermonnikoog oestaat uit loofbos, voornamelijk -erkenoos. Een groot deel hiervan is spontaan opgekomen. Een deel van het berkenoos is een ter aangeplant. Jit aangeplante oerkenoos Je vin fit zic~:. T ;-. r, noürubii net naald Jos anas iet ' a < o u s r -langs net Kronkelpad. -tussen de Jerxenplss en het Corne lis Visserpad. -langs het je.in van net n e u J i n g s o a d, o i j de J e g r a f o a ;-. i s, -rond net nuis OD net. Kapenulop. Spontane jdtken^osjes duinvalleien, ÜOK J ^ an v ; ; r a x on in o e v o c '" >, : a n g e p a n t e o e r k e n o s s e n u r e i d e n zicii uit uoor spontane opslag aan de randen. Indien er

geen maatregelen getroffen worden, zal een groot deel van de westelijke helft van Schiermonnikoog berkenbos worden. In het Kooibos vande eendekooi is een grote variëteit van loofbomen aangeplant. Er staan o.a. zomereik, ruwe berk, zachte berk, zwarte els en esdoorn. Het bos wordt niet meer onderhouden en is voor publiek gesloten, zodat verjonging van vooral esdoorn veel voorkomt en door kan schieten naar de struik- en boomlaag. Iets geheel anders is het struweel op het Kobbeduin. Het is een struweel van voornamelijk vlier en duindoorn. De vlier komt er tot 6 m hoog. Tussen de "Dosjes" zijn veel open plekken.de ondergroei bestaat hoofdzakelijk uit nitrofiele soorten, omdat het Kobbeduin in het begin van deze eeuw een meeuwenkolonie had. Dit heeft de bodem sterk verrijkt. Het beheer vandomeinen is er op gericht het bosin de huidige omvang en vorm te handhaven en het zich niet te laten uitbreiden. Dat zou het karakter van het eiland te veel veranderen. De namen,die in dit en andere hoofdstukken genoemd worden, zijn terug te vinden op de kaart van Schiermonnikoog,die na dit hoofdstuk volgt.

6 en o H c c o 'ù 3 H -C u en "D eu CL W a o ^ ra "D 3 CL ro M -p U) D. 3 tu r; u -a 3 a r-t ) - c o tn X) 3 D M 3 en en H :=> en H <-\ 3 c tn o en 3 3 W en c H TJ T3 Q3 U3 o -Q H O o c H D TD 3 -O n o CL o.-h en c 3 a 3 c_3 rt: _* H ^ ^ ^ l

7 Hoofdstuk 4 DE -STYPE OP SCHIERMONNIKOOG 4. Inleiding In dit hoofdstuk volgt een opsomming van de bostypes, die OD SchiermonniKoog voorkomen. Elk Dostyoe wordt puntsgewijs beschreven. Je Descnrijving omvat de vol,ende onderdelen: -de naam: Deze naam is een door mij bedachte combinatie van plantenamen. Onder de naam volgt een korte toelichting over de keuze van de naam. Daarna volgt een vergelijking met de naamgeving, die door S.v.d.'oJerf gebruikt uordt bij zijn bostypesindeling van Mederland.(v.d,'Jerf, ter perse) -de lokatie: Dit onderdeel geeft de naam van de lokatie, waar het bostyoe voorkomt. Dit gaat vergezeld van een taartje, waarop de vegetatieoonames van het bostype zijn vermeld. Bovendien is er een beschrijving van het landschap, waarop het Dostype voorkomt. -de bodem : Dit is een beschrijving van de bodem aan de hand van het oodemtype, de grondsoort, de diepte van het grondwater en de dikte van de strooisellaag en de laag, waarin humus aanwezig is. -differentiërende soorten: Dit is een opsomming van plantesoorten, die het bostype karakteriseren of die het onderscheiden van andere bostypes. -veelvoorkomende soorten: Dit is een opsomming van de meestvoorkomende soorten. Er wordt onderscheid gemaakt tussen soorten in de boom laag, struiklaag, kruidlaag en moslaag. De soorten worden genoemd

8 met hun necjerlandse naam, waarachter tuisen haakjes de ^etenscnapdeli jke naam en soms het gemiddelde bede*kingspercentage voleen. Naast de veelvoorkomende soorten worden ook oomerkelike soorten genoemd, -onderscneio met verwante types: Dit is een oeschrijving van de verschillen van net oostyoe met andere, verwante uostypes. -overgang naar andere types: Dit is een oescnrijving van de mogelijke verscnuiving van net oostype naar andere tyoes. -opmerkingen:.--lier worden onderwerpen oenandeld, die on een of andere wijze van uelang zijn voor het oostype en die niet oider andere punten genoemd worden. - tabellen: Hier volgen de soortenfreguentielijst en de lijst met gemiddelde be.'ekkingspercentages. Het noofdstuk wordt afgesloten met een synoptische soortenüjst van de bosty pes van ScniermonniKoog. Hierin zijn ook de gemiddelde uedekkinasoerce ; ~tages o on enomen. 4. Het Pinus-Hypïum cnpressiforme-tyde naam :Pi nus nigra is de enige soort, die voorkomt in de doom laag. Ma de ÜO omlaag is de moslaa de l:.aç, nie het (jrootste oppervlak dedékt. In deze laag domineert het kiauwtjesmos (Hypnun cupressiforme).! et is een snort voor arme uostyoes. De twee, In de naam 9e.-ruikte soorten zijn dus de dominer erid e en in el<e vegetatieonname voor- Komende soort-n. In de i.id t. ling van 3. v.d.'j er f zou dit dostyne iep laatst

9 zijn cinntn net veroond ': i crano-pi ni on. Het komt vrijwel outreün met de associatie Leucouryo-Pinetum, die elders OOK wel Di erano-pinetum genoemd wordt. lokatie : Jit oostyoe komt OD Schiermonnikoog alleen centraal in net noordelijke naaiduos voor. Het is nelegen op ouae duinen, een glooiend terrein. Je hoogte boven NAP is rond de m. C=3 figuur 4. Je vegetatieodnames van het Pinus-Hypnum cupressiforme type op Schiermonnikoog. bodem : Bodemtype: duinvaaggrond (besenrijving zie hoofdstuk 9 ). Grondsoort: duinzand. Het grondwater zit in juli overal dieper dan 6G cm. 'Jaarschijnlijk komt het grondwaterpeil het hele jaar niet boven de 6 cm onder het bodemoppervlak. Jit is echter niet gemeten. Je strooisellaag is tot 4 cm dik en jestaat hoofdzakelijk uit dennenaalden. De laag, waarin nog humus te zien is, is tot 7

cm dik. Je boaem is dus arm en droog, uat de reden is v/oor net voorkomen van dit arme bostype. differentiërende soorten; In de boomlaag zijn dat de Pinussoorten. Jier zijn dat de Oostenrijkse den en de corsicaanse den (Pinus nigra). Je struiklaag is altijd afwezig. Je kleine keuerorcnis (Listera cordata) is de kenmerkende soort in de kruidlaag (zie ook hoofdstuk.4). In de moslaag zijn de armste soorten kenmerkend, dus de korstmossen, net Klauwtjesmos (Hyonum cudressiforme) en het ga feltandmos (Jicranum sconarium). veelvoorkomende soorten: boom l_aag : I n de boomlaag komt maar een soort voor. Het is een monocultuur van de oostenrijkse den en de corsicaanse den (Pinus nigra, 7 G,',a ). Je dennen worden niet hoger dan 6 m, meestal zelfs meters lager. s_tr_ui_k_la_ag : afwezig. _kr_uid_l_aacj_: De kruidlaag is overal minder dan \% bedekkend. Je meest opmerkelijke soort is de kleine keuerorchis (Listera cordata), die vrij talrijk is. Bovendien staan er in een aantal vegetatieodnames kiemolantjes van de ruue berk (3etula pendula) en de lijsterbes (Sorbus aucuparia). mos_l_aag_: Je moslaag bestaat vrijwel geheel uit de soorten klauwtjesmos ('Hyonum cupressi f orme, 8,7 e?), gewoon qaffeltandmos (Jicranum scoparium,,/'), fijn laddermos (turhynchium praelongum,,%) en Lophocolea SDec. (,4-*. Ueroer komen er op enkele plekken rend i ermosachti ge*- korstmossen voor. onderscheid met verwante types : Het meest verwante bostype is het Pinus-Jicranurn scopari um-type van l/lieland. (hoofdstuk 6.). Jat type is echter nog armer en heeft een grotere bedekking van mossen en korstmossen. Je andere hier uesproken uostyoes zijn geen dennenbostyoes, hoewel

er soms uel dennen in de boom laag aanwezig zijn. Al die Oostypes zijn rijker dan het Pinus-Hynnum cupressiformetype. overgang naar andere aostyges:? i j verrijking kan er een verschuiving optreden naar rijkere deinenbostyoes of naar een jerkenuostype, zoals oescnreven in de volgende oaragrafen van dit noofdstuk. opmerkingen: 'Jan de, hier in de kruidlaac, voorkon en de oesoragenoe soorten worden door vogels bessen uit de omringende Derkenoossen aangedragen. Trekvogels dragen ook zaden van verder naur deze oossen toe, zodat soorten, die vroeger niet op net eiland voorkwamen er nu wel voorkomen. Jit geldt o.a. voor de bosoes (l/accinium myrtillus), die zien na vestiging ve-'.etatief zou kunnen vermeerderen. C O Het vrijwel onto.eken van verjonging van z o u verklaard kunnen w o r : e n door de laag dennenaal den, die op de bocem li^t. c-.-t is vrij moeilijk voor -e". mot z o ai. s Jcnr^nz. en,,~i L -r.: ~ o _ :.. e ~ t e. r i n g un. ^ : s ' ' n Pi usolantje z w., r-, t te v e s t i._ e n is de kans no., v r i :.- t- at...at ".et wnr.-.t o ".ge ge ten door een konijn, die hi: r i ;"i Totb MËt,.ie cafij =?i zig:. c'ok zeer o ei,.: ",r i j. mor )ÓL o o r e u e i ' iv, a n v e : j o ", i g i :-. e lic t f a < t o r. ' > d ; c its < r. ons ui. tl.. { 7 J ; bi:i! nil. e i en', J s,.= e"t ver i ongi " "' zesr w^iiiig kan^. Uit onderzoek on u. ; i:mrl is g-.-jlekei, cat in cd tere oossen ( Kroon s lui ting m ) "bar verjnn:; i g emen voorkomt en na een dunning zelfs veel meer.( y. d. Bei j tel, ter perse) uit Ùo s t y p e wordt toe i tot de d e nn e n c o s t y oe s gerekend, omdat het ze-r onwaarseni iniijk iijkt, dat zich in de k o m e n. \ e jaren andere uoonsoorten in de o o m a a o zullen kunnen vesti.en. Er is nog geen kiemplantje in s tacit geweest zien in ae struiklaag te vestigen. Ie reden hiervoor is de arme en zeer droos bodem. belangrijkste

tabel4«: De soortenfrequentielijst met de lemiddelde oedekkinospercentaues. JDoom^ajäg Pinus nigra -7Q, m_o s_l&_a_c i cran urn scooarium 3-, k_r_uid_l_aa_3_ Betula pendula -,3 Pinus nigra +-, Prunus spinosa -,3 Rubus fruticosus -G, Sambucus nigra -,4 Samoucus racemosa +-, Soruus aucuparia -,A Calamagrostis canescens -,6 Chamaenerion angustifolium -, uryopteris carthusiana -,6 Festuca ovina +-, Listera cordata -,6 Luzula campestris -J,4 Potantilla erecta +-, Stellaria media + -, Urtica dioica -,4 'j'accini um myrtillus +-, E urnyncni um 'y pnuin arûelong um 4-, cupessiforme -8,7 Lophocolea spec. 4-,4 P ie urozi um schreberi +-, Pon lia nutans +-, P seudo sc eropodi um purum +-,3 Korstmos(takuorm) -, <orstnos( s c 'n u U y o r m} +-,

neze :/JÜ : 3au -' G wu u f.: e u o r n u conr iccijnse : = n ", en ( Pi nus ni;:rr. ) iter ver : ui jrii-t- dan zou een jtrkennus o" t s t ri^n - -. ' O ; + ', i : =a" te L j^rji lern uor.en. fi : n R ncl e talrijke verjonging in de struik- en < r u i d a >r. en te constateren o o open pie--, Ken in het aas. h a aron is oit t. en i;er kenuo s ty pe en neen (Jen ne n o s ty ne. In de inde line van 3. v.ci. ;.Jer d is dit oostyne ondergebracht in het verbond Quercion. : et komt het meest overeen met ae associatie etulo-luercetum. u et verkeert nog in een vroeg stadium van deze associatie, het Der Kenstadium. Toch zijn er voor net n etulo-tuecetun erq veel rijke soorten aanuuzig, zoals esdonrn (Acer pseudonlatanus) en vlier ('ïa.nuucus.nigra). Jit ui st on een overgang naar net rijkere Juin-Likenbos, het Convallario- Quercetum. Vooral ook de aanuezigneiri van veel duinriet ( Calamaçros t i s epi.ejos) wijst daaroo. lokatie : Jit oostyoe ><omt op Schier monnikoog lanns de randen van het noordelijke naaldbos en in net naaldoosje aan net Kronkeload voor. Het is gelegen op het aj<"'e duin, dat licht looiend is. Je hoogte varieert van tot G m Doven MAP. figuur 4. Het Qetula-type onder Pinus OD Schiermonnikoog.

4 bodem : Q od em type: duinuaagorond (uoor een beschrijving zie hoofastuk 9). Grondsoort: duinzand. ij et cronduaterpeil is in juli overal dieper dan 6 H cm. Waarschijnlijk geldt dit voor net hele jaar, naar dat is niet geneten.. e s tro o i se i a a ;j is van nunus uu onu tjr scn-riü e n o i K. f r I u rt., e i a?, w a a r. n is van niet aa'iuezic tot J c: a i ffersn tierende soorten: In ;j e Dao.ulsa:;zi de 'enen, nier üc oostenri,kse en de corsicaanse oen (Pinus niera' kenmerkena. In de Kruidlaag zijn dit Je K e i? e Keverorcnis (Listera cordata), zandz je (,L. a r e x arenaria en duinriet (Calana.jrostis epitjejos). In de.no s laag valt vooral de a.''wezigheid van korstmossen op. veelvoorkomende soorten: b_oom_la_ag : De boomlaag wordt geheel gevormd door Oostenrijkse en corsicaanse den (Pinus nigra, 6,A~D). De dennen in dit bostype worden noçer (tot 4 m) en zien er beter uit dan de dennen in net Pinus-Hypnum cupressiforme-tyne. s_tr_ui^k_l;ag : De struiklaag wordt gedomineerd door kleine boompjes van de ruwe berk (Betuia pendula, 9,^). Ook de oraam (Ruous fruticosus,,v;') en de vlier (Sambucus nigra,,/j) zijn talrijk. Andere soorten komen in de struiklaag maar weinig voor. ^ruid_la_a : In de kruidlaag komen veel kiemdlantjes voor van de houtige soorten, die de struiklaag domineren. Daarbij komen nog vrij veel kiemplantjes van lijsterbes (Sorbus aucuparia), hondsroos (Rosa canina) en meidoorn (Crataegus monogyna). De kruidlaag wordt echter gedomineerd door niet-houtige soorten. Veelvoorkomend zijn duinriet (Calamagrostis epigejos, 37,^), zandzegge (Carex arenaria,,6;..), brede stekelvaren (Dryonteris dilatata, 8,A/S)en hennegras (Calamagrostis canescens,6, e!?)

Opmerkelijk is bovendien het regelmatig voorkomen van de kleine keverorcnis (Listera cordata) en het veel uoor- Komen van nitrofiele soorten, zoals dranonetel (Urtica cioica), wilgenroosje ( Chamaeneri on anc us ti f o li um) en vogel;;!uur (Steilaria meaia). TI_O_Sl_a^_Cj_: Frequent voorkomence soorten in de moslar ; g zijn fijn laddermos ([urnynchiuti praeloncum,,8'-), klauwtjes-.nos(hynnun cuoressiforme,,''). en Lonnocolea soec.o,?^). Plaatselijk zeer veel voorkomend is groot laddermos (Pseudosclerooodium purum,,8,'-o). Korstmossen komen in dit oostype niet voor. oncerscneid met verwante types : Het meest verwant is het Betula-Carcx arenari a-ty pe (zie volgende oara::ra?f ). laar Destaat de Doomlaag echter uit loofbomen en niet uit oennen. Bovendien staan er in de kruidlaag meer vochtminnende soorten dan in net Retula-tyoe onder Pinus. r o k het Pinus-Hypnum cuoressiforme-type (paragraaf 4.^ en het Pinus-Dicranu.ii scopar i urn-type (paragraaf 6.) kunnen verwantscnap heboen met dit uostype. Het Kunnen beide armere voorstadia zijn, die Dij verrijking over:aan in een 3etula-type. In vergelijking met de3. uercus- ty Des (paragrafen 6.3 en 6.4) kan net Retula-tyoe onder Pinus een armer of jonger voorstadium zijn. Een sterke overeenkomst oestaat met het Betula-Dryopteris dilatata-tyoe (paragraaf 6.). Dat bostype heeft ecnter een boornlaag, die voornamelijk uit loofdoomsoorten bestaat, met olaatselijk aanplant van naaldbomen. Rovendien Konen er in dat bostype meer vochtminnende soorten voor (o.a. zwarte els). overgang naar andere types: Bi i het geleidelijk verdwijnen of weghalen van de dennen zal de ruwe berk ("etula oendula) naar de boomlaag Kunnen doorschieten, lit tyne zal dan overgaan in een droog oerkenuostyde, zoals het drogere

6 deel wan net P etula-carex arenaria-type (paragraaf 4.4). opmerkingen : In dit bostype zou introduktie van eiken mogelijk zijn. üan zou een bostype, zoals het Quercustyoe onder Pinus (paragraaf 6.3) ontstaan,,e afwezigheid van de zomerei< (Quercus robur) in dit Dos valt te verklaren uit de afwezigneid van zaaddotien in de omgeving, Besdragende soorten zijn in dit bos gebracht door vogels. De bosbes('jacci ni urn myrtillus) is zo uaarschi n- lijk ook geïntroduceerd. In de literatuur is net voorkomen van deze soort oo de waddeneilanden niet eerder oe scire ven ('Jest no ff 99, "remmen en Kr en er s 97^.^.3 deze soort, die nu n.v_' 7 er uni ni g v o or* ont, zich kan nan.-, s -,; n, < a n i j z ie > v e etatier' u.;toreien. tcpbx4,: -3 e soorten f requentieiijst niet de gemiddelde ^e.iert^in^soercentages. P_oo_in_iea_:.. P i n o s ni. 3 ra S.^L. u i. K l. È. i J Acer pseudo- P-i.at.snu 3 e t u i a pendula Prunus paiius Prunus s e r o t i n a Rosa canina RUDUS fruticosus Samoucus nigra Samuucus racemosa Sorbus aucuparia k_ru_id_l_aau_ Betuia pendula -^9,4 T n n j - J, J + -9,9-9, + -9, 3-, 3-, -, + -, 4-,4 Crataegus monogyna 3-9,8 Ilex aquifolium +-9, Prunus serotina +-Q, Rosa canina -,6.Tubus fruticosus -,3 Samoucus nijra 3-9,8 Sorous aucuparia 4-,3 Anthoxantnum odoratum +-9, Anthriscus sylvestris +-, Calamagrosti s cane scens 4-6, Calamagrostis epigejos -37, Cardamine pratensis +-,

7 k_rjjid_l_aa (verv/olc;) Carex arenaria Cerastium fontanum Chamaenerion anç ustifolium Cirsium palustre Cirsium vulgare Oeschampsia f lex uosa Digitalis purpurea - üryopteris carthusiana 4- Oryopteris dilatata 4- Festuca ouina Fragaria vesca - Galium mollugo + - Hieraci um umuellatum - Holcus lanatus + - Listera cordata - Lonicera periclymenum - Luzula campestris - Plantagp lanceolata + - Ppa annua - Poa pratensis + - Pplupodium vulgare +- Potentilla erecta + - Rumex acetosa + - Rumex acetosella - edum acre + - -, -, -,3 +, -, -,3 -,3 -,9-3,4 -,3 -, -, -,3 -, -,6,7,4 3,,3,,,,,3 n j, Senecin sylvaticus +-, Stellaria media -, Taraxacum officinale +-, Urtica dioica 3-,8 Va ci ni um myrtillus -,3 Veroni ca officinalis +-, Viola odorata +-, Viola riuiniana +-, m_o_slaac]_ Brachytneciurn rutabulum +-, Dicranum majus +-, Dicranum scoparium -, Eurnyncnium praelonçum 4-,8 Hyonum cupressiforme 3-, Lophocolea spec. 3-,7 Mnium hornum +-, Pleuroz iurn schreberi +-,4 Pseudoscleropodium purum -,8 Thuidi urn tamariscinum -,

8 4.4 Het Betula-Carex arenaria-type naam : Ruue Derk (Betuia Dendula) en een kruising van ruwe en zachte oerk (Betuia hybride) domineren de boomlaaq, Zandzegge (Carex arenaria) is een soort, die voornamelijk op droge dode m s voorkomt. In dit drot.e berkenbos is het een van de meest voorkomende soorten. Dit verklaarct de naamskeuze. Zandzegge Komt echter ook veel voor in het hiervoor oeschreven oostype, riet Betula-type onder Pinus. Dat is ook een droog berkenuostype, maar met een andere boomlaag. De tuee bostype zijn zeer veruant. De zandzegge is dus geen soort, die alleen in net Betula-Carex arenaria-type voorkomt, maar een soort, die net droge berken- DOS karakteriseert. In de indeling van S.v.d.'Jerf uordt dit oostype ondergeoracnt in het veroond Quercion. Het is een vrij rijke, iets vochtige variant in de associatie Betulo-Querceturn. Door net voorkomen van rijke soorten lijkt dit uostyne ook enigszins oo het Convallario-Quercetum, het Duin- Eikenoos. Dit geldt vooral voor de grazige variant met zandzegge (Carex arenaria) en."luinriet ~ ( alamagrost is epigejos). De natte grazige variant neigt meer naar het LysimaCi'iio-Q uerce turn. lokatie; Dit oostype komt op Schiermonnikoog samen met de andere tuee berkenbostypes voor (zie paragraaf 4. en 4.6). Deze drie bostypes komen voor in vlak terrein met een hoogte van tot 6 m boven MAP, uat de lagere delen van de westelijke helft van het eiland zijn. Veel uerkenbos bevindt zien in het Kaoenglon, langs het Kronkelpad, langs net Cornelis l/isserpaü en Pij de begraafplaats langs de Reddi ngsujeg. Verder komen op veel plaatsen kleinere groepen oerken voor.

9 figuur 4.3 3e venetatieopnames van het 3etula-Harex arenariatype OD Schiermonnikoog. bodem : Bodem type: duinvaaggrond (beschrijving zie hoofdstuk 9). üp de vochtiger plaatsen vindt eer; je' in van veen vormin._, plaats. r r oevindt zien daar een dun veenlaagje van ca. an aan riet oppervlak. "rond snort: deinzend, 'E aispte van het grondwater varieert in juli van net onder.et ooce :;opoer v la* tot neer dan 6 c.i nien. riet water staat iet noogst onder ne ven ige plekken. 'j e ui*, ie van o e s iroui sei laag is van l tot C ex,, ie Idr. g, Liaari "i u r ; us is waar te nent. n, is van. Lot j. J en d :. <. j e eest e s - r o o ï s e i v ex" L e r i n ' :, en : u s dikste : uz e laag, komt voor in de drogere plekken. 'eze soorten bevinden zich i i de kruid laag. Het zijn zand zegge (Carex arenaria), d u ; n- riet ( Z alarnagrosti s epiyejos) en de brede stekelvaren (Oryopteris di latata). veelvoorkomende soorten: DO om l_aag :In de boo.n laag kornt,.*op tuee vevetatieponames na, overal ruue oerk (^etula pendula) of een kruising van ruue en zachte oerk (Betuia nyuride) voor. Zie over

3 de berken hoofdstuk 9. Samen rieuben de Derken een bedekkingspercentage van 49,;J. daarnaast komt de zuarte els (Alnus glutinosa, 6,8/ weel voor. Een uücetatieodnane üevindt zien in een aanplant van grauwe els (Alnus incana) (). GOK de meidoorn(crataegus m o n o g y n a ) dringt plaatselijk door tot in de uoomlaag. _s tr_ui_kl_aa_g : In de struiklaag staan veel soorten, die ook in de boomlaag voorkomen, 'lit neldt voor de ruwe oerk (Betuia pendula), de berkenkruising ( etula hybride\ de zwarte els (Alnus glutinosa) en de meirioornfcrataegus mono gyna). Bovendien komen er veel soorten in voor, die geen oomen vormen, zoals de uraam (Tubus fruticosos, 3,3")» de hondsroos ('losa canina), de zwarte nes (Rioes nigrum) en de vlier (Samüucus nigra). Ook de gelderse roos (Vip urnum opulus) Komt plaatselijk voor. kr_uid_l_aag_: 'Je kruid laag van dit ppstype bevat zeer veel soorten (6). Van de boomv/oiviende soorten zijn ne lijste r b e s (soruus aucuparia) en de meidoorn (Crataegus monogyna) vrijwel overal aanwezig. Wan de andere nnutige soorten K o m t vooral de hondsroos (Rosa canina^ en de Draam (Rubus r'ruticosus) veel voor. Bovendien verjongen de oerk (Betuia hybride) en de zwarte els (Alnus glutinosa) zich plaatselijk goed. De kruidlaag wordt echter voornamelijk gevormd door niet-houti e soorten, zoals zandzeyge 'Carex arenaria,,"^), duinriet ( Calamagrostis epigejos, 6,/) en de brede stekel varen (Jryopteris dilatata, 4,'."Q. Plaatselijk komen de brandnetel (Urtica dioica), op verstoorde plekken, en de gewone zegge COarex nigra), pp nattere plekken, veel voor. OOK de kamperfoelie (Lonicera periclynenum) komt vrij veel voor, soms tot in de s ~r ui >< laag. Zeer frequent kont ook de echte witool (HOICUS lanatus) voor.

3 m_o_sl_aacj: De ueelvoorkomende mossoorten zijn groot laddermos (Pseudoscleropodium purum, 3,7%), fijn laddermos ( E urhyncniurn praelongum,,"'') en sterremos ( iv!nium hornum,,7;,,). 'Maast deze arie soorten konen nog andere mossoorten v/oor. Korstmossen zijn afwezig. on H erscheid met verwante typt, s : Dit bostype zal uaarschi jnlijk ontstaan bij verwijdering of verdwijning van de dennen uit n^t letula-tyne onder Pi nus (oaraçraa 4.3). 'et, ; rote vorsen il met dat t ander, zeer «erwant t y,:j e i. s pe is dee e e o o omlaag. r en ':t. t " etüló-"arsix ni.. ; ra-tvoe \paragraaf 4. b,'. Jat oostype Heeft meer vocntmin^enbe soorten en is aus natter. Jat natter zijn Komt tot dr uk*, in y in alle vege Lat ie lage". Gok sterk v. ruant net 't;tuiü-jryqctcris ü i latata- ty pe {paragraaf.ë) Jat eostyae net ft e en i-r minder vo; - +- T> \ ri-'eno e ionen wikkelu en de krui..laag daardoor mineer. Het "uercusrouur-type (paragraaf 6.4) kan, als het 3 etula-carexarenaria-type iets verder uitdroogt, een vo]send successiestadium zijn. Hiervoor moet net aantal vochtminnenne soorten afnemen. overgang naar andere types: Gij uitdrogen van dit bos zal de zwarte els (Alnus gut i n o s a) geleidelijk verdwijnen. Je Doomlaag zal dan overheest worden door berken (. e t u a pendula of 3etuia nyuride). ''a verdergaande uitdroging kan een successie plaatsvinden in de rientinn va het UK"C U S ioüür-t yn aa ; o.a. Als iet ec'iter natter wordt, zal het DOS opschuiven naar ntt nattere berkenij o s t y p e, iet.'< e t u a - C a r e x nigra-type, i'oais beschreven i'i ;e vol, en ne oara-iraaf. Het aantal vochtninnende snor ten zar e an toenemen, arenaria) na -,r.fee rsenu : vi n; e zegge ^ e a reex v a r z ann zee.oe ar ex vindt dan o laats.

3 opmerkingen : Het Betula-Carex arenaria-type is op te delen in drie varianten. Ten eerste is een varenrijke variant te onderscheiden. Deze Dryopteris-variant uordt gedomineerd door de brede stekelvaren (Dryopteris dilatata). Het is een soortenarme variant met vooral weinig mossoorten. Vervolgens zijn twee grazige varianten te onderscheiden, een natte met veel hennegras ( Calamagrostis canescens) en een droge met veel zandzegge (Carex arenaria) en duinriet (Calamaqrostis epigejos). De Calamagrostis canescens-variant uordt gekenmerkt door veel vochtminnende soorten. Naast de naamgevende soort zijn dit geuone zegge (Carex nigra), pinksterbloem (Cardamine pratensis) en pitrus (Ouncus effusus). De De Carex arenaria/calamagrostis epigejos-variant heeft meer droogtesoorten. Naast zandzegge en duinriet zijn dat veldbies (Luzula campestris) en schapegras (Festuca ovina). Deze driedeling is terug te vinden in de soortenlijst van het Betula-Carex arenaria-type in de bijlage. Het gemiddelde vochtcijfer, berekend met de tabellen van Ellenberg (Ellenberg 974), voor het Betula-Carexarenaria-type is,8. Dit is een gemiddelde van de vochtcijfers van alle vegetatieopnames van het oostype. Voor de Oryopteris-variant is het 6,, voor de Carex arenaria/ Calamagrostis epigejos-variant, en voor de Calamagrostis canescens-variant 6,. tabe!4.3 : de soortenfrequentielijst met de gemiddelde bedekkingspercentayes. b_oo_m_laa_g Alnus glutinosa -8,8 Crataegus monogyna -,9 Alnus incana +-3, Picea sitchensis +-, Betuia pendula -,4 Pinua nigra +-,9 Betuia hybride 4-39, Populus tremula +-,4

33 b_oom_la_ag (vervolg) Quercus robur +-, Salix cinerea + -,4 Sorbus aucuparia +-, _str_u_ik_laa_g Acer pseudoplatanus -,3 Alnus ylutinosa 3-3, Alnus incana +-, Betuia pendula -, Betuia nybride -T, Crataegus monogyna -, Populus tremula +-, Prunus serotina +-, Quercus rouur +-, R i b e s nigrum -, Rosa canina -,3 Rubus fruticosus 3-3,3 Salix cinerea -, Salix repens +-, Sambucus nigra -,3 Sambucus racemosa +-, Sorbus aucuparia -,3 Viburnum opulus -,3 k_r_uid_la_a Acer pseudoplatanus -,7 Alnus glutinosa -,8 Alnus incana +-, Betula hybride -, Crataegus monogyna Populus tremula Prunus serotina Quercus robur Ribes nigrum Rosa canina Rubus fruticosus Salix reoens Sambucus nigra Sorbus aucuparia Viburnum opulus Anthoxanthum odoratum Calamagrostis epigejos Dryopteri s carthusiana Festuca rubra Lonicera periclymenum Potentilla erecta Ranunculus acris Rumex acetosa Echinodorus ranuncoloides Phragmites australis Calamagrosti s canescens Carex disticha Galium palustre 4-,9 + -, -,3 + -, + -, 4-,4 4-,9 + -, -,4 4-,9 -,3 -,9-6, 3-, -,3 3-4, -,3 +-, -,7 +-, -,3 3-,3 +-, + -,3 ) Vanaf deze soort staan de soorten in de kruidlaag op afnemend vochtcijfer (Ellenberg 974).

34 krijicllaac^ (vervolg) Hydrocotyle vulgaris +-, Mentha aquatica +-, Scirpus sylvaticus +-, Carex nigra -,3 Cirsium palustre -,3 Epilobium hirsutum +-, Ly simachi a vulgaris +-, Phalaris arundinacea +-, Solanum dulcamara +-, C ard amine pratensis -, De schampsia cespitosa -,4 Ouncus effusus 3-, Poa trivialis -,3 Dryopteris dilatata -4, Holcus lanatus 4-, Poa annua -,3 Potentilla anserina +-» Urtica dioica -3,7 Cerastium fontanum +-, Cirsium vulgare +-, Fragaria vesca -,3 Oxalis europea +-, Poa pratensis -,4 Senecio sylvaticus +-, Carex arenaria 4-, Lolium multiflorum -,4 Luzula campestris -,9 Stellaria media -,4 l/eronica officinalis +-, Festuca ovina -,6 mos^la^ao^ 3rachythecium rutabulum -,6 Calliergonella cuspidata +-, Campylopus flexuosus -,3 Climaci um dendroîdes +-, Oicranum scoparium -, E urhynchium praelongum 4-, Lophocolea spec. -, Mnium hornum 4-i f 7 Pleurozi um schreberi +-,3 Pohlia nutans +-, Polytrichum commune +-, Pseudoscleropodium purum 3-3,7 Rhytidiadelphus squarrosus -,

3 mo_sl_aa_g_ (vervolg) Rhytidiadelphus triquetrus -,4 Thuidium tamariscinum -,9 4. Het Betula-Carex nigra-type naam :Inde boomlaag van dit bostype owerheersen de berken (Betuia pendula en Betuia hybride). Het isdus een Retulatype.De gewone zegge (Carex nigra) is een soort,die op tamelijk vochtige bodem thuishoort.dat geldt voor de boaem van dit vochtige berkenbos. Inde indeling van S.v.d.'Jerf wordt dit bostype ingedeeld in het verbond Quercion, in de associatie Lysimachio- Quercetum.Er is echter geen variant beschreven, waarin dit Betula-Carex nigra-type past. Dit bostype is rijker en vochtiger dan de beschreven varianten. Het zou als een duinvariant,met gewone zegge (Carex nigra), zandzegge (Carex arenaria) en duinriet (Calamagrostis epigejos), opgenomen kunnen worden.ook vertoont het enige kenmerken van het elzenbroekbos, het Carici elongae- Alnetum. Ook hiervan zou het dan een kustvorm zijn. lokatie: zie paragraaf 4.4 en figuur 4.4. bodem : Bodemtype: een soort vaaggrond, waarvan het typte : niet geheel duidelijk is.op de vochtigste plekken ligt een veenlaagje van tot dm dikte aan het oppervlak. Grondsoort: duinzand. De diepte van het grondwater varieert in juli van aan het oppervlak tot 4 cm eronder. De dikte van de strooisellaag is van tot cm.de laag,waarin humus te onderscheiden is,is tot 3cm dik.

36 Op natte plekken ontbreekt deze laaq soms geheel,omdat daar ueinig strooiselvertering plaatsvindt.dit resulteert dan in veenvorming. figuur 4.4 De vegetatieopnames van het Betula-Carex nigra-type op Schiermonnikoog. differentiërende soorten: In de boomlaag is het de zuarte els (Alnus glutinosa), die naast de berken (Betuia pendula en Betuia hybride) veel voorkomt. Inde kruidlaag zijn het de vochtminnende soorten kleine uaterueegbree (Echinodorus ranuncoloides), gewone zegge (Carex nigra)en pitrus (Juncus effusus). Inde moslaag is het de vochtminnende soort puntmos (Calliergonella cuspidata). veelvoorkomende soorten: booml_aa_g : De meest voorkomende soorten in de boomlaag zijn ruwe berk (Betuia pendula) en de kruising tussen ruue en zachte berk (Betuia hybride) met samen een bedekking van 4,8$. Ook veelvoorkomend zijn de zwarte els (Alnus glutinosa, 3,8$)en opde natte plekken de grauue uilg (Salix cinerea,,4$). Plaatselijk komt ook de

37 meidoorn (Crataegus monogyna) inde boomlaag voor. s_truikl.aa_g :Inde struiklaag komen de voornaamste soorten uit de boomlaag terug, zoals de berk (Retula hybride,,/ü)» de zuarte els (Alnus glutinosa, 7, G r en de grauue uilg (Salix cinerea, 3,Q il). Daarnaast zijn de niet-boomvormende soorten, zoals de braam (Rubus fruticosus,,?), de hondsroos (Rosa canina,,%) en de zuarte bes (Ribes nigrum, Q,;S) vrij talrijk. k^rjjia^l^ac^:inde kruidlaag komen kiemplantjes voor van de soorten,die de boomlaag domineren: de zuarte els (Alnus glutinosa), de ruue berk (Betuia pendula),de berkenkruising (Betuia hybride) en de grauue uilg (Salix cinerea). Bovendien komen er vrij veel kiemplantjes voor van de meidoorn (Crataegus monogyna) en de liisterbes (Sorbus aucuparia). Ook zijn er vrij veel kleine plantjes van de struikvormende soorten braam (Rubus fruticosus) en hondsroos (Rosa canina). Bijde kruidachtige planten is een gelijkmatige verdeling te zien over droogte-en vochtminnende soorten. In tegenstelling tot het Retula- Carex arenaria-type overheersen hier de drooctesoorten, zoals zandzegge (Carex arenaria), niet. Naast de typische vochtplanten, zoals riet (Phragmites austral is,,^.)» gewone zegge (Carex nigra, 7,4y )en pitrus (Duncus e f - fusus, 3,/Q, staan droogtesoorten, zoals zandzegge (Carex arenaria,,4$). Zeer veel voorkomend is een soort, die zowel droogte als vocht kan weerstaan: duinriet ( Calamagrostis epigejos, G,9/b). ino_sl_aa..: Ue moslaag is zeer soortenriik (7 soorten). De reden hiervoor isde grote variatie in vochtleverend vermögen van de bodem op kleine afstanden. Veelvoorkomende soorten zijn puntmos (Calliergonella cuspidata,,?), sterremos (Mnium hornum, 3,8$), fijn ladder-nos (Eurhyn-

chium praelongum,,$)en thujamos (Thuidium tamariscinum,,$). Plaatselijk komt zeer v/eelgroot laddermos (Pseudoscleropodium purum,,9$) woor. Korstmossen zijn af u/ezig. onderscheid met veruante types: Dit bostype zit ingeklemd tussen het Betula-Carex arenaria-type (paragraaf 4.4) en het Alnus-Galium palustre-type (oaragraaf 4.6). Het eerste is een droger, het tweede een natter en rijker bostype. overgang naar andere types: Bij uitdrogen zal dit bostype opschuiven naar het Betula-Carex arenaria-type (paragraaf 4.4). Het aantal droogtesoorten neemt dan toe, terwijl het aantal vochtminnende soorten af zal nemen. Als het bos natter uordt of zich v/errijkt, schuift het op naar het Alnus-Galium palustre-type (paragraaf 4.6). opmerkingen : Het gemiddelde vochtcijfer, berekend metde tabellen van Ellenberg (Ellenberg 974), voor de kruidlaag van het Betula-Carex nigra-type is 7,. tabel4.4:se soorten frequentielijst met de gemiddelde bedekkingspercentages. b_oom_la_ag Alnus glutinosa 3-3,8 Betuia pendula -7,4 Betuia hybride 4-33,4 Crataegus monogyna -, Salix cinerea -,4 Sambucus nigra +-, Sorbus aucuparia +-,.struikl_aa,g Acer pseudoplatanus + -, Alnus glutinosa 4-7, Betuia pendula +-, Betuia hybride -, Crataegus monogyna +-, Malus sylvestris +-, Prunus serotina +-, Quercus robur +-, Rioes nigrum -, Rosa canina -,7 Rubus fruticosus -, Salix cinerea 3-3, Salix repens +-,6 Sambucus nigra -, Viburnum opulus +-,

39 k_r_uid_l_aa Acer pseudoplatanus Alnus glutinosa Betuia pendula Betuia hybride Crataegus monogyna Malus sylvestris Prunus serotina Ribes nigrum Rosa canina Rubus fruticosus Salix cinerea Salix repens Sambucus nigra Sorbus aucuparia l/iburnum opulus Anthoxanthum odoratum Calamagrostis epigejos Dryopteris carthusi ana Lonicera periclymenum Potentilla erecta Rumex acetosa Echinodorus ranuncoloides Hippurus vulgaris Iris pseudacorus -, 3-,9 + -, 3-,8 3-, + -, -3,3 +-, -,7 3-, -, +-, + -, 3-, +-, -, 4-,9 -,8 -, + -, +-, -, + -, + -, Phragmi tes australi s Calamagrostis canescens Epilobium palustre Eriophorum ang usti foliurn Galium palustre Hydrocotyle vulgaris Lycopus europaeus Mentha aquatica Ranunculus flammula Scirpus sylvaticus Carex acuta Carex nigra Cirsium palustre Epilobium hirsutum Phalaris arundinacea Solanum dulcamara Symphytum officinalis Cardamine pratensis Carex panicea Deschampsia cespitosa Equisitum palustre Ouncus effusus 3-, 3-3, + -, + -, -, -, + -, - n,4 + -, -, + -, 4-7,4 -,7 + -, +-, -,8 + - ', 3-,4 +-, +-, -,4 3-3, ) l/anaf deze soort staan de soorten genoemd met afnemend uochtcijfer v/olgens Ellenberg (Ellenberg 974).

4 k_rjjid_l_aa^ (vervolg) Uphioglossum vulgatum Poa trivialis Ranunculus repens Dryopteris dilatata Holcus lanatus Listera ouata Luzula multiflorum Poa annua Potentilla anserina Potentilla reptans Urtica dioica Cirsium vulgare Fragaria vesca Leontodon autumnali s Poa pratensis Vicia cracca Carex arenaria Lolium multiflorum Luzula campestris Festuca ovina moslaa Brachytheci um +-H, rutabulum -,7 +-, Calliergonella +-, cuspidata 3-, Campylopus -,4 flexuosus +-, -,8 Dicranum scoparium -,4 +-, Eurhynchium +-, praelongum 4-, +-, Hypnum cupressiforme +-, +-, Lophocolea spec. -,8 +-, Mnium hornum 4-3,8 -,3 Plagiothecium +-, denticulatum +-, -,3 Pleurozium schreberi -,4 +-, Pohlia nutans +-, -,3 Polytrichum +-, commune +-, 3-,4 Pseudoscleropodium -, purum -,9 -,4 Rhytidiadelphus -,6 squarrosus -, Rhytidiadelphus triquetrus -,3 Sphagnum spec. +-,4 Thuidi um tamariscinum 3-,

4 4.6 Het Alnus-Galium palustre-type naam ; Dit is een zeer nat elzenberkenbostype,uaarin de zwarte els (Alnus glutinosa) een zeer belangrijke plaats in de boom- en struiklaag inneemt. De kruidlaag wordt gekenmerkt door moerasplanten, zoals moerasualstro (Galium palustre). Inde indeling van S.v.d.Uerf komt dit bostype in het verbond Alnion. Het valt binnen de associatie Caricielongatae-Alnetum, het gewoon elzenbroek. De beschreven varianten komen echter geen van alle overeen met het Alnus-Galium palustre-type, zodat dit als aparte duinvorm beschreven zou kunnen worden. lokatie: zie paragraaf 4.4. figuur 4. De vegetatieopnames van het Alnus-Galium palustre-type op Schiermonnikoog. bodem; Bodemtype: een vaaggrond, waarvan het type niet geheel duidelijk is.op de natste plekken is aan het oopervlak een veenlaagje van tot dm aanwezig. Grondsoort: duin-