Overzicht van verstrekte subsidies uit de mobiliteitsfondsen van de TU Delft voor 2001-2002 SFC



Vergelijkbare documenten
Brochure mobiliteitsfondsen. Deze pagina hoort niet bij de brochure. De brochure telt 16 pags.

Procedure Erasmus

Oriënteringssessie Op Erasmus gaan: een vlag met vele ladingen. International Days 2015

Procedure Erasmus

onderwerp Procedure Erasmus

Going abroad: Info session for BLT students

Studentenhuisvesting Feiten en trends 2010

ANNEX BIJLAGE. bij VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Uitwisseling van bankinlichtingen Kalender van onderhandelingen (art. 26 OESO)

Studeren in het buitenland! Maandag 29 oktober 2018

Study Abroad. BSc. Jitske van der Laan. Challenge the future. Delft University of Technology

Lijst van verdragen op alfabetische volgorde: A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Volume: 0-49 zendingen per jaar Europa 0 2 kg 2-10 kg kg kg

Erasmus Mobiliteitsproject van de EU en andere exchange mogelijkheden pag. 1

nr. 726 van ORTWIN DEPOORTERE datum: 27 juni 2017 aan JO VANDEURZEN Kinderbijslag - Kinderen in het buitenland

LAND WERELDDEEL VIDEOREPORTAGES VLAANDEREN VAKANTIELAND

nr. 272 van ORTWIN DEPOORTERE datum: 23 januari 2018 aan JO VANDEURZEN Kinderbijslag - Kinderen in het buitenland

jaarverslag 2007 Leeghwaterstraat CA Delft tel giro www. vssd.nl

Uitwisseling van bankinlichtingen Kalender van onderhandelingen (art. 26 OESO)

Tarieven Europa: staffel 1

Instructie aanvraag verblijfsvergunning voor deelname EVS

13/10/2014. Erasmus + Waarom exchange?

Instituut voor de nationale rekeningen. Statistiek buitenlandse handel. Kwartaalbericht 2013-I

Overzicht van ontwerp-verdragen (verdragen in voorbereiding) Peildatum 31 maart 2019; *= politiek belangrijk Bijlage 2

Erasmus voor iedereen: EU-financiering voor 5 miljoen burgers

Bijlage B4. Eerste treden op de arbeidsmarkt. Freek Bucx

Uitwisseling van bankinlichtingen Kalender van onderhandelingen (art. 26 OESO)

Europese feestdagen 2019

Stages in Europa. Erasmus+ Traineeship voor afgestudeerden

Europese feestdagen 2018

College of Child Development & Education Studeren in het buitenland: Pedagogische Wetenschappen, Onderwijskunde, Lerarenopleiding

Statistiek internationale kinderontvoering 2008

Erasmus beurzen Richtlijnen PXL

Statistiek internationale kinderontvoering 2008

Uitwisseling van bankinlichtingen Kalender van onderhandelingen (art. 26 OESO)

Instituut voor de nationale rekeningen. Statistiek buitenlandse handel. Kwartaalbericht 2014-II

Tariefplan: Kruidvat Mobiel voor 1 juli Nationaal

Q 1101: EAEC Raad: De Statuten van het Voorzieningsagentschap van Euratom (PB 27 van , blz. 534), gewijzigd bij:

Aanmelding bij buitenlandse universiteit & beursaanvraag. Patrick Beckers International Office Social Sciences

Gezondheid: uw Europese ziekteverzekeringskaart altijd mee op vakantie?

Studierendement en -uitval

ERASMUS+ STRATEGISCHE SAMENWERKING TUSSEN SCHOLEN SCHOOL EXCHANGE PARTNERSHIPS

Tariefplan: Kruidvat Mobiel voor 1 juli Nationaal

nr. 571 van LYDIA PEETERS datum: 18 april 2017 aan JOKE SCHAUVLIEGE Appel- en perenteelt - Interventievergoedingen

Bijlage B4. Werken aan de start. Freek Bucx

Stages in Europa. Erasmus+

Europese feestdagen 2017

nr. 811 van TOM VAN GRIEKEN datum: 10 augustus 2015 aan JO VANDEURZEN Kinderbijslag - Kinderen die worden opgevoed in het buitenland

IMMIGRATIE IN DE EU 85% 51% 49% Immigratie van niet-eu-burgers. Emigratie van niet-eu-burgers

Aankomsten en overnachtingen Oost-Vlaanderen Januari-augustus

Handels- en investeringscijfers Zweden-Nederland 1

ADOPTIE Trends en analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 2012 tot en met 2016

games & interactie exchange stage en studie in het buitenland

Handels- en investeringscijfers Luxemburg-Nederland 1

België in de Europese informatiemaatschappij. Een benchmark van het bezit en het gebruik van ICT in België t.o.v. 24 Europese landen in 2006

Bijlage. 3 - meename door moeder meename door beiden meename door derde(n)

JAAROVERZICHT 2010 gedetailleerd per Categorie, Regio en Land Bron: CBS

Internationale handel in goederen van Nederland 2012

Aankomsten en overnachtingen Oost-Vlaanderen Januari-april

Tarieven Internationale registratie (Benelux basis) 2016

Handels- en investeringscijfers Estland-Nederland 1

Aankomsten en overnachtingen Oost-Vlaanderen Januari-juli

Aankomsten en overnachtingen Oost-Vlaanderen Januari-september

Handels- en investeringscijfers Hongarije-Nederland 1

Handels- en investeringscijfers Slowakije-Nederland 1

Handels- en investeringscijfers Bulgarije-Nederland 1

Handels- en investeringscijfers Marokko-Nederland 1

Handels- en investeringscijfers Frankrijk-Nederland 1

Handels- en investeringscijfers Italië-Nederland 1

Handels- en investeringscijfers Duitsland-Nederland 1

Handels- en investeringscijfers Verenigde Staten-Nederland 1

Handels- en investeringscijfers Noorwegen-Nederland 1

Handels- en investeringscijfers Israël-Nederland 1

Handels- en investeringscijfers Turkije-Nederland 1

Handels- en investeringscijfers België-Nederland 1

Infosessie LOBW 25/11/2014. Programma infosessie: Erasmus + Waarom exchange?

Handels- en investeringscijfers Pakistan-Nederland 1

Handels- en investeringscijfers Portugal-Nederland 1

Handels- en investeringscijfers Rusland-Nederland 1

Aankomsten en overnachtingen Oost-Vlaanderen Januari-juni

Handels- en investeringscijfers Kroatië-Nederland 1

Handels- en investeringscijfers Nigeria-Nederland 1

ADOPTIE Trends en analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 2013 tot en met 2017

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

Tarieven Europa: staffel 1

Arbeidsmarkt allochtonen

De buitenlandse handel van België

Handels- en investeringscijfers Benin-Nederland 1

STAGES IN EUROPA ERASMUS+

Handels- en investeringscijfers Libië-Nederland 1

Openbare raadpleging over de coördinatie van de sociale zekerheid in de EU

Handels- en investeringscijfers Colombia-Nederland 1

Handels- en investeringscijfers Ivoorkust-Nederland 1

Handels- en investeringscijfers China-Nederland 1

Thema 2 Om ons heen. Samenvatting. Meander Samenvatting groep 7. Landschappen. Klimaten. Samenwerking. de regering. Onder de loep.

Handels- en investeringscijfers Indonesië-Nederland 1

Tariefplan: Kruidvat Helder * Nationaal

Handels- en investeringscijfers Mexico-Nederland 1

COLLEGEGELD

Transcriptie:

Overzicht van verstrekte subsidies uit de mobiliteitsfondsen van de TU Delft voor 2001-2002 maart 2003 drs G. de Graaf Student Facility Centre Julianalaan 134 2628 BL Delft TUDelft SFC Student Facility Centre

INHOUDSOPGAVE 1 Mobiliteitsfondsen TU Delft...3 1.1 Toekenningscriteria 3 1.2 Toekenningen 4 2 ERASMUS Beurzenfonds...6 2.1 Doelstelling 6 2.2 Verdeling naar (sub)faculteit 6 2.3 Bestemming 7 2.4 Uitgaven 8 3 Stimuleringsfonds Internationale Universitaire Samenwerkingsrelaties (STIR)...10 3.1 Doelstelling 10 3.2 Verdeling naar (sub)faculteit 11 3.3 Bestemming 12 3.4 Uitgaven 13 4 Fonds Internationale Stages...14 4.1 Doelstelling 14 4.2 Verdeling naar (sub)faculteit 14 4.3 Uitgaven 15 5 CvB Fondsen...16 5.1 Doelstelling 16 5.2 Toekenningen 16 5.3 Verdeling naar (sub)faculteit 17 5.4 Uitgaven 17 6 Fonds Virtuele Mobiliteit...18 6.1 Doelstelling 18 6.2 Toekenningen 18 6.3 Uitgaven 18 7 Overige TUD-mobiliteitsfondsen...19 7.1 LEONARDO Beurzenfonds 19 7.2 WSO Beurzenfonds 20 7.3 Stichting Universiteitsfonds Delft 21 2

1 Mobiliteitsfondsen TU Delft Het hoofddoel van dit document is om inzicht te geven in de aan studenten verstrekte subsidies uit de mobiliteitsfondsen van de TU Delft voor 2001-2002. Voor zover beschikbaar zijn ook gegevens met betrekking tot de verstrekte subsidies van een aantal voorgaande jaren verwerkt. De financiële gegevens zijn omgezet van guldens naar euro s om de historische vergelijkbaarheid te vereenvoudigen. 1.1 Toekenningscriteria De TU Delft beschikt over de volgende mobiliteitsfondsen: ERASMUS beurzenfonds, Stimuleringsfonds Internationale Universitaire Samenwerkingsrelaties (STIR), fonds Internationale Stages, CvB fondsen, Fonds Virtuele Mobiliteit, LEONARDO beurzenfonds, WSO Beurzenfonds en de Stichting Universiteitsfonds Delft (UFD). Toewijzing van de mobiliteitsbeurzen vindt plaats op basis van stringente eisen: een buitenlands verblijf dient integraal onderdeel te zijn van het studieprogramma aan de TU Delft en dient minimaal acht studiepunten op te leveren. Voor het Fonds Virtuele Mobiliteit geldt als voorwaarde dat de virtuele cursus/project minimaal vier studiepunten moet opleveren; bij stages dient de ontvangende instantie een (onkosten)vergoeding beschikbaar te stellen. Het kan gaan om een financiële vergoeding, maar ook om een vergoeding in natura, bijvoorbeeld het gratis aanbieden van huisvesting of het vergoeden van de lokale transportkosten. Deze eisen zijn vooralsnog niet van toepassing op het WSO Beurzenfonds en de Stichting Universiteitsfonds Delft. Het UFD honoreert o.a. studiereizen naar het buitenland die betrekking hebben op het houden van een voordracht of een posterpresentatie. Deze verblijven leveren geen studiepunten op. Stages vallen niet binnen de geldende richtlijnen van het UFD. Het WSO Beurzenfonds stelt als voorwaarde dat de studie of het onderzoek deel moet uitmaken van het studieprogramma aan de TU Delft maar verbindt daar geen expliciet studiepuntencriterium aan. In de praktijk blijkt echter dat 95 procent van de aanvragers minimaal acht studiepunten krijgen. Voor wat betreft de te hanteren (onkosten)vergoeding gaat de WSO niet expliciet uit van een financiële bijdrage van de counterpart, maar wel van een bijdrage in de vorm van bijvoorbeeld de begeleiding en/of het beschikbaar stellen van kantoor-, computer-, en logistieke faciliteiten. Verder gelden de volgende algemene regels bij de behandeling van subsidieaanvragen: de ontvanger dient ingeschreven te zijn als student bij de TU Delft; tijdens hun inschrijving aan de TU Delft kunnen studenten voor ieder mobiliteitsfonds één keer in aanmerking komen; voor een bepaald studieverblijf in het buitenland kunnen studenten slechts een bijdrage uit één van de fondsen verkrijgen. 3

1.2 Toekenningen Onderstaand diagram toont het aantal toekenningen voor: het ERASMUS beurzenfonds en het STIR-fonds (academische jaren 1992-1993 tot en met 2001-2002); de CvB fondsen (academische jaren 1993-1994 tot en met 2001-2002); het fonds Internationale Stages (academische jaren 1996-1997 tot en met 2001-2002); het fonds Virtuele Mobiliteit (academisch jaren 2000-2001 tot en met 2001-2002); het ROIM fonds (tijdelijk fonds voor het academisch jaar 1997-1998 en 1998-1999); het Universiteitsfonds Delft (academische jaren 1996-1997 tot en met 2001-2002). Het LEONARDO beurzenfonds en het WSO fonds zijn niet in dit diagram opgenomen omdat hun toekenningen een ander tijdvak beslaan. WSO werkt met kalenderjaren en LEONARDO gaat uit van perioden van bijna twee jaar. Het diagram toont een stijging van het aantal toekenningen tot en met 1996-1997, waarna een lichte daling optreedt, gevolgd door wederom een aanzienlijke stijging (ruim 100 procent ten opzichte van het aantal toekenningen in 1997-1998). Tevens valt een verschuiving waar te nemen van de verdeling van de toekenningen over de verschillende fondsen. De oprichting van het fonds Internationale Stages in 1996-1997 heeft geleid tot een verschuiving in de toekenningen voor stages van CvB fonds en STIR fonds naar het fonds Internationale Stages. Het aantal toekenningen is niet rechtstreeks gerelateerd aan het aantal uitgaande studenten. Hierbij spelen twee effecten een rol: groepsreizen en mobiliteit die plaatsvindt buiten de fondsen om (studenten die geen beurs aanvragen omdat ze bijvoorbeeld niet kunnen voldoen aan de toekenningscriteria). Internationale uitgaande mobiliteit 700 600 aantal beurzen 500 400 300 200 VM ROIM U-fonds Stage CvB Stir Erasmus 100 0 91-92 92-93 93-94 94-95 95-96 96-97 97-98 98-99 99-00 00-01 01-02 Afbeelding 1 * De gegevens van het Fonds Internationale Stages 2001-2002 zijn voorlopig. 4

Beurstoekenningen per fonds voor de academische jaren 1992-1993 t/m 2001-2002 Beurs 93-94 94-95 95-96 96-97 97-98 98-99 99-00 00-01 01-02 1 Erasmus 129 149 109 79 61 67 100 109 107 Stir 62 53 72 58 44 61 74 65 89 CvB 102 110 99 47 42 45 85 79 62 Stage - - - 138 117 190 233 308 280 VM 2 - - - - - - - 8 18 U-fonds - - - 20 13 21 25 22 26 ROIM 3 - - - - 15 16 - - - Totaal 325 312 280 342 292 400 517 591 582 De 89 beurstoekenningen bij Stir 2001-2002 vormen een uitschieter die wordt verklaard door het feit dat 14 bouwkunde studenten hebben deelgenomen aan een éénmalig project bij het University College Dublin. De daling in het aantal beurstoekenningen bij het fonds Internationale Stages 2001-2002 wordt veroorzaakt doordat studenten civiele techniek, industrieel ontwerpen, scheikundige technologie en materiaalkunde, technische bestuurskunde en technische wiskunde en informatica minder subsidieaanvragen hebben ingediend. Hieruit mag niet automatisch de conclusie worden getrokken dat het aantal stages voor deze studierichtingen zou zijn gedaald. Het aantal toekenningen is immers niet rechtstreeks gerelateerd aan het aantal uitgaande studenten. Het is mogelijk dat uitgaande studenten geen beurs aanvragen omdat ze niet aan de criteria van het fonds Internationale Stages kunnen voldoen. De daling in het aantal subsidieaanvragen bij het CvB-fonds 2001-2002 valt in hoofdzaak toe te schrijven aan het feit dat de studieverenigingen en disputen minder studiereizen (groepsreizen) naar het buitenland hebben gemaakt. 1 De gegevens van het Fonds Internationale Stages 2001-2002 zijn voorlopig. 2 Het Fonds Virtuele Mobiliteit is ingesteld door de TU Delft in 2000-2001 met als doel om de internationale onderwijssamenwerking via virtuele netwerken te stimuleren. 3 Het ROIM beurzenfonds is een tijdelijk door het Ministerie van OC&W ingesteld mobiliteitsfonds voor de academische jaren 1997-1998 en 1998-1999. 5

2 ERASMUS Beurzenfonds 2.1 Doelstelling Het ERASMUS programma is een programma van de Europese Unie, dat beoogt om de universiteiten van de verschillende EU-lidstaten, de EVA-landen 4, tien geassocieerde landen 5, Cyprus, Malta en op termijn ook Turkije (vanaf 2003-2004) te stimuleren om onderlinge structurele samenwerkingsrelaties aan te gaan. Binnen deze relaties vindt o.a. studentenuitwisseling plaats. De TU Delft participeert in een groot aantal ERASMUS uitwisselingsprogramma's. Voor de deelnemende studenten zijn zogenaamde ERASMUS beurzen beschikbaar. 2.2 Verdeling naar (sub)faculteit In totaal zijn er via het ERASMUS beurzen programma in het academisch jaar 2001-2002 104 studenten uitgewisseld. Ten opzichte van 2000-2001 is de ERASMUS mobiliteit nagenoeg gelijk gebleven. Uit de onderstaande afbeelding blijkt dat het beeld met betrekking tot de ontwikkeling per (sub)faculteit sterk gevarieerd is. Erasmus uitgaande mobiliteit aantal studenten 60 50 40 30 20 10 0 Bk CT Et Ge IO LR STM TA TB TN TWI WbMT (sub)faculteiten 1999-2000 2000-2001 2001-2002 Afbeelding 2 (sub)faculteit 1997-1998 1998-1999 1999-2000 2000-2001 2001-2002 Bk 25 30 39 54 38 CT 8 14 11 8 7 Et 2 1 5 1 3 Ge 0 4 1 0 0 IO 4 6 15 16 22 LR 7 1 4 2 10 STM 3 3 4 3 2 TA 5 2 10 9 12 4 IJsland, Liechtenstein en Noorwegen 5 Bulgarije, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije en Tsjechië 6

(sub)faculteit 1997-1998 1998-1999 1999-2000 2000-2001 2001-2002 TB 1 0 1 3 0 TN 1 2 2 3 1 TWI 1 3 2 2 2 WbMT 4 1 6 8 7 Totaal 61 67 100 109 104 Ruim driekwart van de TU Delft studenten verbleef voor een periode van meer dan 4,5 maand in het buitenland. De gemiddelde verblijfsduur in het buitenland bedraagt 6,1 maanden. De buitenlandse verblijven richten zich in hoofdzaak op het verrichten van afstudeerwerk (5 procent), projecten (43 procent) en stages (2 procent) al dan niet in combinatie met vakken volgen. Ongeveer 50 procent van de studenten volgt in 2001-2002 alleen vakken aan de buitenlandse universiteit. 2.3 Bestemming Spanje is de meest populaire bestemming onder studenten (30 studenten), gevolgd door Groot-Brittannië (24 studenten), Finland (15 studenten), Italië (9 studenten) en Duitsland (7 studenten). De in totaal 104 deelnemers aan het ERASMUS programma 2001-2002 zijn uitgewisseld met 41 verschillende universiteiten. Met meer dan de helft van de buitenlandse universiteiten (25) wordt slechts één student uitgewisseld. In onderstaand overzicht zijn de universiteiten verwerkt waar tenminste drie of meer studenten zijn geweest. Binnen deze groep zijn de meeste studenten uitgewisseld met de Helsinki University of Technology (12) en het Imperial College (13). Buitenlandse universiteiten waarmee 3 of meer studenten zijn uitgewisseld in 2001-2002 6 Duitsland TU Berlin RWTH Aachen Finland Helsinki University of Technology Groot-Brittannië Imperial College Queen s University of Belfast Brunel University College Italië Politecnico di Milano Noorwegen University of Trondheim Spanje Universidad Politécnica de Cataluña, Barcelona Aantal uitgewisselde studenten per (sub)faculteit Bk(5) ST(1) TA(4) Bk(2) TA(10) Et(1) LR(1) Wb(1) TA(10) LR(5) IO(3) IO(5) Wb(1) Bk(3) IO(1) WbMT(1) Bk(6) CT(3) 6 Studenten technische aardwetenschappen die hebben deelgenomen aan de EMC uitwisseling (bestemmingen: 2 maanden Helsinki University of Technology, 2 maanden RWTH Aachen en 2 maanden Imperial College) en de EMEC uitwisseling (bestemmingen: 3,5 maanden Helsinki University of Technology en 1,5 maand Imperial College) zijn voor de drie verschillende buitenlandse universiteiten meegeteld. 7

Buitenlandse universiteiten waarmee 3 of meer studenten zijn uitgewisseld in 2001-2002 6 Universitat Autònoma de Barcelona Universidad Politecnica de Madrid Universidad de Valencia Tsjechië TU Praag Totaal aantal studenten Aantal uitgewisselde studenten per (sub)faculteit IO (2) TA(1) Bk(4) CT(2) LR(2) TA(1) WbMT(1) IO(4) Bk(1) TI(1) WbMT(1) 83 studenten 2.4 Uitgaven De totale uitgaven uit het ERASMUS beurzenfonds bedroegen in 2001-2002 127.141,00. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de uitgaven van het ERASMUS beurzenfonds in relatie tot het aantal uitgewisselde studenten. Om enerzijds de uitgaven beheersbaar te houden en anderzijds studenten voor hun vertrek duidelijkheid te bieden over de ERASMUS beurstarieven heeft het College van Bestuur er in 1994-1995 voor gekozen om de beurzen te garanderen tot tachtig procent van het door Nuffic bepaalde normtarief. In de voorgaande jaren werd het volledige normtarief gehanteerd. De verlaging van de TUD-ERASMUS beurstarieven alsmede de daling van het aantal uitgewisselde studenten hebben ertoe geleid dat de totale uitgaven aan ERASMUS beurzen sinds 1994-1995 fors zijn gedaald. In 1998-1999 heeft de Nuffic de normtarieven voor de Erasmusbeurzen aangepast aan de geldende prijsontwikkelingen in de diverse landen. De uitgaven aan Erasmusbeurzen zijn hierdoor toegenomen. 8

Periode Uitgaven Aantal studenten Aantal maanden Gemiddelde verblijfsduur (mnd) Gemiddelde beurs per maand 1989-1990 33.827 35 174 5,0 _194 1990-1991 64.819 71 336 4,7 _193 1991-1992 74.692 73 394 5,4 _190 1992-1993 122.807 107 583 5,4 _211 7 1993-1994 141.787 128 661 5,2 _215 7 1994-1995 133.479 146 782 5,4 _171 1995-1996 102.368 108 596 5,5 _172 1996-1997 67.817 79 421 5,3 _161 1997-1998 60.626 61 375 6,1 _162 1998-1999 80.932 67 398 5,9 _203 1999-2000 116.201 100 573 5,7 _203 2000-2001 129.432 109 634,5 5,8 _204 2001-2002 127,141 104 630 6,1 202 7 Hierin is verdisconteerd dat enkele studenten geen ERASMUS beurs hebben ontvangen maar op een andere manier zijn gefinancierd (o.a. via het Cultureel Accoord). Omdat zij verbleven aan buitenlandse universiteiten die participeren in de ERASMUS uitwisselingsprogramma's zijn zij wel meegeteld in dit overzicht. 9

3 Stimuleringsfonds Internationale Universitaire Samenwerkingsrelaties (STIR) 3.1 Doelstelling Doelstelling van het Stimuleringsfonds Internationale Universitaire Samenwerkingsrelaties (STIR) is zoals bij het ERASMUS programma het stimuleren van de studentenmobiliteit met buitenlandse universiteiten waarmee een structurele samenwerkingsrelatie bestaat op instellingsniveau dan wel op facultair niveau. Het ERASMUS programma richt zich op de studentenmobiliteit binnen de EU- en de EERlanden terwijl STIR de mobiliteit omvat die niet door het ERASMUS programma wordt gedekt. De TU Delft heeft met de volgende universiteiten samenwerkingsovereenkomsten op instellingsniveau afgesloten: Leuven netwerk: Rheinisch-Westfälische Technische Hochschule, Aachen (RWTH) Katholieke Universiteit Leuven (KUL) Imperial College of Science and Technology London (ICL) Université Catholique de Louvain, Louvain-la-Neuve (UCL) Groupement de Grandes Ecoles, Paris (intermediair is de Ecole National Supérieure des Mines de Paris (ENSMP), verder nemen deel Ecole National Supérieure d'arts et Métiers (ENSAM), Ecole National Supérieure de Physique et de Chimie de Paris (ENSCP), Ecole National Supérieure de Physique et de Chimie Industrielles de Paris (ESPCI), Ecole National Supérieure de Techniques Avancées (ENSTA), Ecole National Supérieure des Télécommunications (Telecom), Ecole National des Ponts et Chaussées (ENPC)) University of Trondheim (NTNU) Overige universiteiten: Royal Institute of Technology, Stockholm, Zweden Eidgenössische Technische Hochschule, Zürich, Zwitserland Ecole Polytechnique Fédérale de Lausanne, Zwitserland Technical University Budapest, Hongarije Technical University Prague, Tsjechië Technical University Warschau, Polen Tsinghua University, Beijing, China Shanghai Jiao Tong University, Shanghai, China Institute of Technology Bandung, Indonesië National University of Singapore University of Texas, Austin, Verenigde Staten University of Michigan, Ann Arbor, Verenigde Staten Kyoto University, Kyoto, Japan Osaka University, Osaka, Japan Tokyo University, Tokyo, Japan 10

3.2 Verdeling naar (sub)faculteit In het academisch jaar 2001-2002 hebben 89 studenten een STIR-beurs ontvangen. Ten opzichte van 2000-2001 stijgt het aantal STIR-bursalen met 37 procent (van 65 naar 89). De buitenlandse verblijven richtten zich op vakken volgen (30 procent), stages (6 procent), projecten al dan niet in combinatie met vakken volgen (50 procent) en afstudeerwerk (14 procent). Studenten bouwkunde maken het meest gebruik van een STIR-beurs. Afbeelding 3 STIR uitgaande mobiliteit aantal studenten 50 40 30 20 10 1999-2000 2000-2001 2001-2002 0 Bk CT Et Ge IO LR STM TA TB TN TWI WbMT (sub)faculteiten (sub)faculteit 1996-1997 1997-1998 1998-1999 1999-2000 2000-2001 2001-2002 Bk 13 10 22 16 23 45 CT 15 9 7 9 6 8 Et 1 1 2 0 1 3 Ge 0 1 0 0 0 0 IO 1 1 2 5 1 1 LR 1 0 2 3 0 5 STM 6 1 5 4 3 2 TA 3 5 0 8 8 5 TB 2 5 9 5 10 3 TN 4 2 2 2 3 5 TWI 4 4 4 18 5 10 WbMT 8 5 6 4 5 2 Totaal 58 44 61 74 65 89 11

3.3 Bestemming Universiteiten in Europa zijn de meest voorkomende bestemming (37 keer), gevolgd door universiteiten in Noord-Amerika (27 keer). De meerderheid van de uitwisselingen vindt plaats binnen facultaire samenwerkingsrelaties, zoals blijkt uit het onderstaande overzicht. binnen samenwerkingsovereenkomsten op instellingsniveau 38 ETH Zürich 7 EPFL Lausanne 6 TU Budapest 4 TU Praag 1 Technion Haifa 1 ITB Bandung 2 University of Stellenbosch 1 University of Texas 1 University of Michigan 2 Georgia Institute of Technology 1 National University of Singapore 12 binnen facultaire samenwerkingsrelaties 51 Carnegie Mellon University (V.S.) 1 Colorado School of Mines (V.S.) 2 Indiana University (V.S.) 1 University of Illinois (V.S.) 8 University of Pennsylvania (V.S.) 2 Southern California Institute of Architecture (V.S.) 1 Massachusetts Institute of Technology (V.S.) 5 San Diego State University 3 Queen s University (Canada) 1 University of Queensland (Australië) 2 Royal Melbourne Institute of Technology (Australië) 1 University of New South Wales (Australië) 1 University of Niigata (Japan) 2 CEPT Ahmedabad (India) 2 University College Dublin 14 Helsinki University of Technology 1 Universitá degli studi di Bologna 1 University of Portsmouth (Groot-Brittanië) 2 Academy of Architecture, Mendrisio (Zwitserland) 1 Totaal 89 12

3.4 Uitgaven De onderstaande tabel geeft inzicht in het gebruik van het STIR-budget voor studentenmobiliteit over de jaren 1989-1990 tot en met 2001-2002. Uitgaven aantal studenten aantal maanden gemiddelde verblijfsduur in maanden gemiddeld beursbedrag per student 1989-1990 11.708 18 66 3,7 650 1990-1991 29.223 47 160.5 3,4 622 1991-1992 37.325 64 246 3,8 583 1992-1993 42.909 81 249 3,1 530 1993-1994 40.477 62 266,5 4,3 653 1994-1995 45.242 53 163,5 3,1 854 1995-1996 58.394 72 277,5 3,9 811 1996-1997 54.079 58 287 4,9 932 1997-1998 38.029 44 219 5,0 864 1998-1999 59.336 61 280 4,6 973 1999-2000 65.920 74 305,5 4,1 891 2000-2001 64.328 65 314,5 4,8 990 2001-2002 74.468 89 357 4,0 837 De gegevens tot en met 1995-1996 zijn niet zonder meer vergelijkbaar met die van de daarop volgende academische jaren omdat er een wijziging in de doelstelling en selectiecriteria heeft plaatsgevonden. Tot en met 1995-1996 maakten stages bij buitenlandse bedrijven, instellingen of organisaties deel uit van het STIR-fonds. Sinds 1996-1997 richt dit fonds zich uitsluitend op verblijven bij buitenlandse universiteiten waarmee een structurele samenwerkingsrelatie bestaat op instellingsniveau of op facultair niveau. Voor het stimuleren van tijdelijke stages bij buitenlandse bedrijven, instellingen of organisaties, buiten de structurele universitaire samenwerkingsrelaties om, is in 1996-1997 het Fonds Internationale Stages opgericht. 13

4 Fonds Internationale Stages 4.1 Doelstelling Het College van Bestuur beoogde met de instelling van het fonds Internationale Stages in 1996-1997 de internationale ervaring en vakkennis van studenten te bevorderen door middel van een stage bij een bedrijf, instelling, organisatie of universiteit in het buitenland. Het fonds Internationale Stages biedt aan studenten de mogelijkheid om een deel van de internationale reiskosten vergoed te krijgen. De subsidie bestaat uit een bijdrage van 50 procent in de reiskosten tot een maximum van 340,-. Afstudeerstages komen niet voor subsidie in aanmerking. 4.2 Verdeling naar (sub)faculteit In het academisch jaar 2000-2001 zijn er 331 subsidieaanvragen ingediend waarvan er uiteindelijk 308 zijn gehonoreerd. Drieëntwintig verzoeken moesten worden afgewezen omdat: de aanvraag niet voor vertrek is ingediend; de stagegever geen (onkosten)vergoeding ter beschikking stelde; de internationale reiskosten volledig door de stagegever zijn vergoed en de stage uiteindelijk geen acht studiepunten heeft opgeleverd. De gemiddelde verblijfsduur bedroeg 2,5 maanden. De cijfers voor 2001-2002 zijn momenteel nog voorlopig. In totaal gaat het om 280 gehonoreerde aanvragen, met een gemiddelde verblijfsduur van 2,2 maanden. De weergegeven aantallen stages in de grafiek vormen een ondergrens. Afstudeerstages in het buitenland zijn niet meegeteld omdat ze buiten de richtlijnen van het fonds vallen. Dit geldt ook voor stages waarbij de stagegever geen onkostenvergoeding ter beschikking stelt dan wel stages die niet het vereiste aantal studiepunten opleveren of stages waarvan de subsidieaanvraag niet voor vertrek is ingediend. Fonds Internationale Stages aantal studenten 120 100 80 60 40 20 0 Bk CT Et Ge IO LR STM TA TB TN TWI WbMT (sub)faculteiten 1999-2000 2000-2001 2001-2002 *2001-2002 voorlopige gegevens 14

(sub)faculteit 1996-1997 1997-1998 1998-1999 1999-2000 2000-2001 2001-2002 8 Bk 12 18 38 60 87 100 CT 21 15 51 42 57 46 Et 3 2 3 6 3 8 Ge 3 2 0 4 7 6 IO 17 11 26 38 40 30 LR 29 26 27 29 38 37 STM 19 15 15 9 15 6 TA 6 8 12 5 9 13 TB 144 9 5 15 17 7 TN 09 2 2 3 4 4 TWI 2 0 1 2 9 3 WbMT 12 9 19 20 22 20 Totaal 138 117 199 233 308 280 Ruim tachtig procent van de stages vindt in 2000-2001 plaats buiten Europa. In 2001-2002 blijft dit percentage op hetzelfde niveau. Studenten bouwkunde maken in 2001-2002 het meeste gebruik van het Fonds Internationale Stages. 4.3 Uitgaven De onderstaande tabel geeft inzicht in het gebruik van het Fonds Internationale Stages over de jaren 1996-1997 tot en met 2001-2002. Aantal aanvragen gehonoreerde aanvragen totaal aantal maanden gemiddelde verblijfsduur in maanden Uitgaven Gemiddeld beursbedrag per student 1996-1997 157 138 403 2,9 37.782 274 1997-1998 124 117 310 2,6 31.892 273 Ten laste van ROIM 1997-1998 9 24 61 5.763 1998-1999 206 190 510 2,7 53.943 284 1999-2000 258 233 601 2,6 67.225 289 2000-2001 331 308 780 2,5 92.082 299 2001-2002 8 284 280 628 2,2 85.355 305 8 Voorlopige gegevens 9 Teneinde maximaal gebruik te maken van de beschikbare financiële middelen van het ROIM beurzenfonds zijn er in 1997-1998 24 individuele toekenningen financieel ten laste gebracht van dit fonds. Het ROIM beurzenfonds is een tijdelijk door het Ministerie van OC&W ingesteld mobiliteitsfonds voor de academische jaren 1997-1998 en 1998-1999 15

5 CvB Fondsen 5.1 Doelstelling Het CvB beheert enige fondsen (de zogenaamde legaten) die in stand gehouden worden via rente-inkomsten. Uit deze fondsen kan financiële steun verleend worden aan individuele studenten die in het kader van hun studie aan de TU Delft een studieperiode doorbrengen aan een buitenlandse universiteit. Het moet gaan om een universiteit waarmee geen structurele samenwerkingsrelatie bestaat. Daarnaast is financiële ondersteuning mogelijk voor buitenlandse studiereizen (groepsreizen) georganiseerd door de studieverenigingen, disputen en vakgroepen. De subsidie voor individuele studenten bedraagt momenteel maximaal 454,-. De subsidie voor groepsreizen varieert van minimaal 23,- tot maximaal 136,- per deelnemende student. 5.2 Toekenningen De individuele toekenningen voor het academisch jaar 2001-2002 hadden voor tachtig procent betrekking op verblijven buiten Europa. Zeventig procent van de groepsreizen betreft reizen binnen Europa. Uit de onderstaande tabel blijkt dat er na het studiejaar 1995-1996 een grote daling optreedt in het aantal individuele toekenningen, gevolgd door een lichte stijging in 1997-1998. Deze stijging stabiliseert zich in 1998-1999 waarna bijna een verdubbeling optreedt in 1999-2000, gevolgd door een daling in 2000-2001 en 2001-2002. 94-95 95-96 96-97 97-98 98-99 99-00 00-01 01-02 individuele toekenningen 79 77 19 32 32 60 43 36 Ten laste van ROIM 10 15 16 Groepsreizen 31 22 28 25 29 25 36 26 Totaal 110 99 47 57 77 85 79 62 De daling na 1995-1996 kan worden toegeschreven aan een gewijzigd toekenningsbeleid. Tot en met 1995-1996 waren de volgende criteria van toepassing: de ontvanger moest ingeschreven zijn als student aan de TU Delft, de te behalen studiepunten moesten meetellen als onderdeel van het studieprogramma, de verblijfsduur diende minimaal één maand en maximaal twaalf maanden te bedragen. Bij stages was geen vergoeding mogelijk als de stagegever een vergoeding ter beschikking stelde. Sinds 1996-1997 beperkt het CvB Fonds zich voor wat betreft de activiteiten van individuele studenten tot verblijven bij buitenlandse universiteiten waarmee geen structurele samenwerkingsrelatie bestaat en die tenminste acht 10 Teneinde maximaal gebruik te maken van de beschikbare financiële middelen van het ROIM beurzenfonds zijn er in 1997-1998 15 individuele toekenningen financieel ten laste gebracht van dit fonds en in 1998-1999 16 individuele toekenningen. Het ROIM beurzenfonds is een tijdelijk door het Ministerie van OC&W ingesteld mobiliteitsfonds voor de academische jaren 1997-1998 en 1998-1999. 16

studiepunten opleveren. De stages zijn overgeheveld naar het nieuwe Fonds Internationale Stages. 5.3 Verdeling naar (sub)faculteit Toekenningen CvB fonds naar (sub)faculteit (sub)faculteit 1999-2000 2000-2001 2001-2002 Individueel Groep Individueel Groep Individueel Groep Bk 5 3 3 4 9 6 CT 22 3 15 5 15 6 Et 1 2 4 1 1 0 Ge 0 1 2 1 1 1 IO 2 4 2 5 3 4 LR 3 0 1 2 1 0 LST 0 0 0 1 0 1 STM 6 2 8 3 4 2 TA 1 2 0 2 0 3 TB 5 1 0 0 0 1 TN 3 2 2 3 0 0 TWI 5 0 4 0 2 0 WbMT 7 5 2 9 0 2 Totaal 60 25 43 36 36 26 5.4 Uitgaven De totale uitgaven voor 2001-2002 bedroegen ca. 30.240,-. 17

6 Fonds Virtuele Mobiliteit 6.1 Doelstelling Doelstelling van het Fonds Virtuele Mobiliteit is om de internationale onderwijssamenwerking via virtuele netwerken te stimuleren. Met behulp van ICT worden internationale cursussen en projecten ontwikkeld waar studenten en docenten van twee of meer universiteiten vanuit hun thuisinstelling aan deelnemen. In veel gevallen zal een internationale, virtuele cursus/project afgerond worden met een studieweek bij één van de buitenlandse partners om de eindresultaten te presenteren en tot een gezamenlijke afronding te komen. Het VM fonds biedt aan de deelnemende TUD studenten de mogelijkheid om een deel van de internationale reiskosten vergoed te krijgen. 6.2 Toekenningen In 2001-2002 hebben 18 studenten subsidie toegekend gekregen. Het gaat om 8 studenten technische natuurkunde die hebben deelgenomen aan de internationale cursus Computational Physics. Deze cursus wordt georganiseerd door de sectie Computational Physics van de (sub)faculteit Technische Natuurkunde in samenwerking met de Louisiana State University (V.S.). Verder hebben 10 studenten industrieel ontwerpen deelgenomen aan een internationaal ontwerpproject in het kader van het vak Global Product Realization. Het project werd afgesloten met een workshop aan de University of Ljubljana. 6.3 Uitgaven De totale uitgaven voor 2001-2002 bedroegen 2.720,- Aantal toekenningen totale uitgaven 2000-2001 8 2.178,15 2001-2002 18 2.720,00 18

7 Overige TUD-mobiliteitsfondsen 7.1 LEONARDO Beurzenfonds Het LEONARDO da Vinci programma is een programma van de Europese Unie, dat beoogt om Europese kennisoverdracht tussen universiteiten en bedrijfsleven te bevorderen. Daartoe stelt de EU LEONARDO beurzen beschikbaar voor studenten en afgestudeerden van de TU Delft die een stage gaan verrichten bij een bedrijf of een internationaal onderzoeksinstituut in het buitenland, in een lidstaat van de EU of in Bulgarije, Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Noorwegen, Polen, Roemenië, Slowakije, Tsjechië of IJsland. Het LEONARDO programma is zeer flexibel. De student moet minimaal drie maanden stage lopen en maximaal twaalf maanden. Er worden geen inhoudelijke eisen gesteld, behalve dat de stage op enerlei manier innovatief moet zijn. De Europese Commissie kent voor perioden van ongeveer twee jaar LEONARDO beurzenbudgetten toe. Deze perioden overlappen elkaar. Onderstaande tabellen geven voor de verschillende budgetperioden een overzicht van het aantal toekenningen naar studierichting en naar de landen van bestemming. Bk IO CT Ge LR Mk MT ST TN Wb Totaal RUPPS 11 3 3 - - 6-3 1-1 17 BIKE 12 2 5 - - 2 1 1 1 1 3 16 FIETS 13 5 7 4-4 - 2 - - - 22 STEP 14-2 - - 2 - - 1 - - 5 TULP 15 2 3 - - 1-1 - - - 7 NARCIS 16 3 1 - - 6-1 1-2 14 11 RUPPS = Regional Uetp-randstad Placement Project of Students, periode: 01-01-1997 tot 30-11-1998 12 BIKE = Building on International Knowledge Exchanges, periode: 23-12-1997 tot 22-04-2000 13 FIETS = Focus on Innovative Exchanges of Technical Students, periode: 01-12-1998 tot 05-04-2001 14 STEP = STudent Exchange Program, periode 01-12-1999 tot 31-05-2001 15 TULP = Transeuropean placements of University students within the Leonardo da Vinci II Program, periode 01-06-2000 tot 01-10-2002 16 NARCIS = Network Application of Regional Leonardo Bureaus Concerning International Students placements, periode 01-06-2001 tot 31-05-2003 19

B D DK E F I IS N P S UK Totaal RUPPS - 5-1 2 1 - - 1-7 17 BIKE 2 4-2 1 3 2 - - 1 1 16 FIETS 2 3-4 3 5-1 - 1 3 22 STEP - 1 1 - - 3 - - - - - 5 TULP 0 1-3 - 1-1 - - 1 7 NARCIS 1 4 1 1-6 - - - 1-14 (B = België, D = Duitsland, DK = Denemarken, E = Spanje, F = Frankrijk, I = Italië, IS = IJsland, N = Noorwegen, P = Portugal, S = Zweden, UK = Groot-Brittannië) 7.2 WSO Beurzenfonds Het CICAT (Managementcentrum voor internationale projecten en programma s) beheert het WSO Beurzenfonds (WSO = Werkgroep Studiereizen Ontwikkelingslanden). Het WSO Beurzenfonds verleent financiële steun aan studenten van de TU Delft die onderzoek c.q. studie verrichten in ontwikkelingslanden. Richtbedragen zijn 680,- per student en 1.350,- per (project)groep. De voorkeur gaat uit naar studenten die zich in de eindfase van hun studie bevinden, en diegenen die onderzoek verrichten in het kader van een lange termijn ontwikkelingsproject. Beoogd wordt met name een bijdrage te leveren aan onderzoeken die (indirect) ten goede komen aan de economisch armere doelgroepen in de Derde Wereld. Het veldwerk dient minimaal drie maanden te duren. Selectie van de kandidaten vindt plaats aan de hand van een uitgebreid en inhoudelijk goed doordacht onderzoeksvoorstel en gesprekken met enkele leden van de selectiecommissie. Een aanvraag moet tenminste één maand voor het geplande vertrek bij CICAT worden ingediend. De WSO heeft een budget van ongeveer 13.613,- per jaar. Onderstaande tabel geeft een overzicht van het aantal toekenningen voor de jaren 1997, 1998, 1999, 2000, 2001 en 2002 naar studierichting. Bk CT Ge IO LR TB ST Wb totaal 1997 5 12 2 4-2 1-26 1998 6 8-8 - 2 - - 24 1999 1 7 1 8-1 1 2 21 2000 3 11-5 - - - - 19 2001 4 5-6 - 3 - - 18 2002 5 12-5 1 1 - - 24 De verdeling van de aanvragen naar continent was als volgt: Afrika (21 procent), Azië (46 procent) en Zuid-Amerika (33 procent). De landen van bestemming waren in 2002: Argentinië, Bangladesh, Benin, India, Kenia, Nepal, Peru, Sri Lanka, Vietnam en Zuid- Afrika. 20

Maar liefst 17 verzoeken moesten in 2002 worden afgewezen omdat: (i) het onderzoeksvoorstel onvoldoende kwaliteit had; (ii) betrokkenen het onderzoeksvoorstel te laat hebben ingediend (het voorstel moet tenminste drie weken voor vertrek worden ingeleverd); (iii) de verblijfsduur in het buitenland korter was dan de vereiste termijn van minimaal drie maanden; (iv) betrokkenen deel uitmaakten van een groep waarvan al twee anderen aanspraak hadden gemaakt op de WSO. Per groep kunnen maximaal twee kandidaten subsidie ontvangen. De overige kandidaten worden doorverwezen naar andere donoren en mobiliteitsfondsen zoals o.a. genoemd in deze notitie. 7.3 Stichting Universiteitsfonds Delft De Stichting Universiteitsfonds Delft verleent financiële steun aan studenten die een buitenlandse studiereis maken met als doel het houden van een voordracht of een posterpresentatie. Slechts in zeer bijzondere gevallen kunnen studenten, die financiële steun behoeven voor het maken van een studiereis die in het kader van hun afstudeerwerk noodzakelijk is, in aanmerking komen voor subsidie. Een voorbeeld van een bijzondere situatie is indien de resultaten van het afstudeerwerk worden gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift. Een belangrijke voorwaarde om de aanvraag in behandeling te kunnen nemen, bijzondere omstandigheden buiten beschouwing gelaten, is dat zowel de aanvrager als ook de faculteit (vakgroep/sectie/werkverband) een financiële bijdrage leveren. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de verstrekte subsidies aan studenten voor de academische jaren 1996-1997 tot en met 2001-2002. geven van een presentatie afstudeerprojecten totale uitgaven 1996-1997 7 13 7.714 1997-1998 4 9 4.311 1998-1999 6 21 9.772 1999-2000 3 22 9.330 2000-2001 5 17 8.947 2001-2002 4 22 9.564 21