Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Vergelijkbare documenten
Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

> Retouradres Postbus EH Den Haag. Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Parketnummers : 13/ , 13/ , 13/ Vragen aan Officieren van Justitie mbt afdoeningsbeslissingen getuige Sonja Holleeder

De voorgestelde wijzigingen hebben betrekking op de volgende onderwerpen.

15490/14 cle/gar/as 1 DG D 2B

S A M E N V A T T I N G

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

NRGD Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen

Ontwrichtende untouchables van de Cariben. Speciaal team strijdt tegen drugs in postpakketten

Datum 20 december 2018 Onderwerp Georganiseerde criminaliteit in relatie tot bescherming personenstelsels bewaken en beveiligen en getuigenbescherming

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

3 Onrechtmatige overheidsdaad

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Rapport. Datum: 1 december 2006 Rapportnummer: 2006/377

Mijnheer de Minister, mijnheer de voorzitter van het College van procureurs-generaal, dames en heren

Wetenschappelijk Bureau Openbaar Ministerie

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba BESLISSING

Voeging ad informandum in strafzaken

Een paar nachtjes in de cel

Masterclass Toezicht op en in de financiële sector

crisis in de verzorgingsstaat , 294 economische crisis 82-85

de minister voor Jeugd en Gezin Ontwerpbesluit verwijsindex risicojongeren

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068

Proces-aanpak Implementatie Omgevingswet

RAPPORT VAN EEN SPECIFIEK ONDERZOEK NAAR FINANCIËLE ASPECTEN BIJ STICHTING MEERWERF BASISSCHOLEN TE DEN HELDER (41858)

Wijziging van de Experimentenwet Kiezen op Afstand in verband met de verlenging van de werkingsduur van die wet.

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

28SEP Nederlandse Zorgautoriteit

Ministerie van Justitie

de Minister van Justitie de heer mr. E.H.M. Hirsch Ballin Postbus EH DEN HAAG

Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad 1

Beginselen van de democratische rechtsstaat

Beantwoording van de 7 vragen uit het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK)

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

>>>> Sfeerverslag Tweede Congres Modernisering Wetboek van Strafvordering >>>>>>>>>>>> Donderdag 15 oktober 2015 De Rijtuigenloods, Amersfoort

Artikel 13b, eerste lid Eveneens onder verwijzing naar het voorgaande: of 75 en onderscheidenlijk de Hoge Raad' dient te vervallen.

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

DEEL I DE RECHTSMACHT 1

REGLEMENTEN VAN ORDE EN REGLEMENTEN VOOR DE PROCESVOERING

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. Author: Bessemans, Ann Title: Letterontwerp voor kinderen met een visuele functiebeperking Issue Date:

OTA het voorzitterschap de delegaties Routekaart voor een betere bescherming van verdachten en beklaagden in strafprocedures

Modernisering Wetboek van Sv. 13 april 2017 Wilma Groos en Simon van der Woude

AANWIJZING TOEZEGGINGEN AAN GETUIGEN IN STRAFZAKEN

Ons kenmerk z Contactpersoon. Onderwerp Advisering ontwerpbesluit onderzoek in een geautomatiseerd werk

Speech SG Riedstra op congres Modernisering Wetboek van strafvordering, Den Haag, Fokker Terminal, 14 september 2017

Raison d'être. Een onderzoek naar de rol van de rechter-commissaris in ons strafproces

VOOR RECHTSPRAAK NEDERLANDSE VERENIGING. De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus EH DEN HAAG.

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

Datum 11 juni 2019 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht Boek over politieonderzoek Nicole van den Hurk moet worden aangepast

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 4 oktober 2017 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht Beschermd door justitie, leven kapot

N CW Nederland. Den Haag 21 januari op de consultatie voorontwerp voor de Wet Continuïteit Ondernemingen I

Nadere Notitie Burgerrechtenvereniging Vrijbit voor procedure UTR 16/3326 WBP V97 (zitting ).

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

onderzoeksopzet handhaving

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Pleitaantekeningen J.F. R.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Hoofdstuk 6: Het Openbaar Ministerie en de vervolging 6.1 Inleiding

Inhoud. Afkortingen 15

Aan de minister van Justitie Ontwerpbesluit bloedtest in strafzaken in geval van een ernstige besmettelijke ziekte

ons kenmerk vermelden. Ons kenmerk WBOM/17677 Contactpersoon C.J. Glorie Doorkiesnummer(s)

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Datum 5 december 2018 Beantwoording aanvullende vragen voorhang Besluit bekostiging gvo en hvo op openbare scholen

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Een onderzoek naar een onduidelijke intrekkingsbrief van het Openbaar Ministerie.

Datum 19 juni 2018 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de bescherming van kroongetuigen en hun familie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Ons kenmerk z Contactpersoon. Onderwerp Advies inzake Boeken 3 tot en met 6 nieuwe Wetboek van Strafvordering

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

12494/1/07 REV 1 yen/il/lv 1 DG H 2B

Tweede Kamer der Staten-Generaal

POLITIE IN DE STAAT. Bestuursrechtelijke beschouwingen over functie en organisatie van de politie

Convenant inzake de samenwerking op grond van art. 64 Wet SUWI

Schriftelijk overleg over het initiatiefwetsvoorstel tot wijziging van de Mededingingswet ter versterking van de positie van leveranciers uit het mkb

8658/15 dui/pw/mt 1 DG D 2B

Deze herziene versie van het verslag is opgesteld na bespreking in de Groep materieel strafrecht van 23 juni 2004.

Onderwerp Voorstel van de wet tot wijziging van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvootschtiften en

No.W /I/Vo 's-gravenhage, 20 februari 2018

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Huurcommissie te Den Haag. Datum: 8 maart Rapportnummer: 2011/082

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

CONSTITUTIONELE TOETSING: RECHTER & TRIAS

Transcriptie:

Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22356 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Janssen, Sander Leon Jan Title: De kroongetuige in het Nederlandse strafproces : vertrouwen is goed, controle is beter Issue Date: 2013-11-11

Samenvatting In dit onderzoek is onderzocht of in de wet- en regelgeving ten aanzien van kroongetuigen een verklaring kan worden gevonden voor het feit dat afspraken met getuigen in de praktijk vaker wel dan niet tot grote problemen leiden. Met name de getuigenbeschermingsovereenkomst en de daarin met de getuige gemaakte afspraken omtrent zijn beveiliging, leiden regelmatig tot hoogoplopende onenigheid tussen het Openbaar Ministerie en de getuige, welke zijn weerslag heeft op de strafzaak waarin de getuige diens verklaringen dient af te leggen. Ook op het gebied van de verklaringsovereenkomst bestaat in de praktijk echter onduidelijkheid welke afspraken het Openbaar Ministerie nu wel en niet met de getuige mag maken en welke toezeggingen op welke momenten aan een getuige kunnen worden gedaan. Dit noopt tot een bestudering van het geheel aan regelgeving ten aanzien van de kroongetuige, waarbij de totstandkoming, inhoud en betekenis van die regelgeving in diens historische context en in de huidige wijze van tenuitvoerlegging moeten worden bezien. In hoofdstuk één zijn vanuit het startpunt van de rechtsstaat de rol, taakstelling en verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie beschreven zoals deze zowel in de wet als daarbuiten wordt gedefinieerd, te weten het strafrechtelijk handhaven van de rechtsorde. Dit betekent dat het Openbaar Ministerie behoudens enkele uitzonderingen opereert binnen het strafrechtelijk domein en de daarvoor bestaande wettelijke normen, en nadere normering en toetsing van het handelen van het Openbaar Ministerie plaats hebben door de strafrechter. Het feit dat het Openbaar Ministerie rechtshandelingen verricht die primair privaatrechtelijk van vorm zijn, zoals het sluiten van een overeenkomst, maakt dat niet anders: wanneer die rechtshandeling plaatsheeft binnen de doelstelling van het Openbaar Ministerie en dient tot of direct voortkomt uit de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, leidt dit mede door de ongelijke verhouding tussen procespartijen niet tot een privaatrechtelijke rechtsbetrekking tussen het Openbaar Ministerie en de andere contractpartij(en), maar tot een strafrechtelijke rechtsbetrekking. In hoofdstuk twee en drie zijn de beide overeenkomsten die invulling geven aan de kroongetuigenovereenkomst uitvoerig besproken. Met name de verklaringsovereenkomst heeft een zeer langdurige parlementaire voorgeschiedenis gekend, waarbij gesproken kan worden van een uitzonderlijk chaotisch wetgevingstraject. De verschillende bij de wetgeving betrokken functionarissen, instanties en instituten hebben zich in de loop van niet minder dan zes jaren meermalen uitgelaten over de neer te leggen wetssystematiek, waarbij herhaaldelijk sprake was van gewijzigde standpunten en waarbij de aandacht hoofdzakelijk gericht is geweest op de vraag welke toezeggingen het Openbaar Ministerie al dan niet aan een getuige zou mogen doen. Dit heeft in eerste instantie geleid tot het in 2001 aannemen van een zeer strikt wettelijk kader waarbinnen afspraken met getuigen tot stand dienen te komen. In de jaren daarna heeft de discussie in (opnieuw) de Tweede Kamer en in de Eerste Kamer zich met name gericht op de vraag, of dat aangenomen 291

De kroongetuige in het Nederlandse strafproces wetsvoorstel zich leende voor een uitbreiding van de toezeggingsmogelijkheden middels een aanwijzing van het College van Procureurs-Generaal. Dit heeft niet geleid tot het intrekken of middels aanvullende wetgeving aanpassen van het wetsvoorstel. Zowel de wettekst als de wetssystematiek is met het aannemen van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer in 2005 ongewijzigd gebleven. Zo uitgebreid als de parlementaire bespreking van toezeggingen aan getuigen is geweest, zo summier was en is de aandacht voor getuigenbeschermingsaspecten. Ondanks dat van meet af aan duidelijk was dat getuigenbescherming onlosmakelijk is verbonden met de verklaringsovereenkomst, is er van een fundamenteel debat over de wijze waarop getuigenbescherming tot stand dient te komen en heeft plaats te vinden, op het niveau van de wetgever nooit sprake geweest. Zoals besproken in hoofdstuk drie lijkt getuigenbescherming zich min of meer onafhankelijk van het wetsvoorstel Toezeggingen aan getuigen en van de ontwikkelingen in het reguliere Stelsel bewaken en beveiligen, in de praktijk te hebben ontwikkeld en heeft de wetgever zich slechts in een AMvB uitgesproken over de kaders waarbinnen getuigenbescherming dient plaats te hebben. Deze kaders zijn echter uiterst ruim geformuleerd. Zeker wanneer de totstandkoming van reguliere persoonsbeveiliging en de daarbij geldende rechten en plichten van de te beschermen partij in ogenschouw worden genomen, is het verschil met getuigenbescherming moeilijk te verklaren. Het valt niet uit te sluiten dat de uitzonderingspositie van getuigenbescherming voor een deel voortkomt uit de beslissing van het College van Procureurs-Generaal om deze vorm van persoonsbeveiliging aan zich te houden en niet (ook) onder te brengen bij de Minister van Justitie. Dit heeft bijgedragen aan een weinig transparante gang van zaken, hetgeen gezien de veiligheidsaspecten die zowel bij de te beveiligen persoon als bij de Dienst Getuigenbescherming spelen inhoudelijk weliswaar terecht is, maar procedureel tot een situatie heeft geleid waarbij getuigenbescherming als een vrijplaats kan gaan functioneren voor afspraken met getuigen die in de openbaar te maken verklaringsovereenkomst niet mogelijk zijn. De wetgever heeft naar het zich laat aanzien geen juist beeld gehad van de (volgorde van de) totstandkoming van de overeenkomsten, heeft zich niet uitgelaten over de omvang, reikwijdte en eventuele onvervreemdbaarheid van de zorgplicht van de Staat en heeft in zijn algemeenheid de financiële aspecten van getuigenbescherming en de wisselwerking met de verklaringsovereenkomst onvoldoende onder ogen gezien. In het vierde hoofdstuk is besproken op welke wijze dient te worden omgegaan met verschillende of tegengestelde standpunten in een wetgevingstraject, waarbij onder andere de verhouding tussen minister, Tweede Kamer en Eerste Kamer aan de orde is geweest. Tevens zijn de in dit verband cruciale strafrechtelijke leerstukken legaliteit en opportuniteit aan een nader onderzoek onderworpen. Op grond daarvan is geconcludeerd dat de door de Tweede Kamer neergelegde en door de Eerste Kamer aangenomen wetssystematiek zich niet leent voor uitbreiding middels een aanwijzing van het College van Procureurs-Generaal, en dat de Aanwijzing Toezeggingen aan getuigen waar deze die uitbreiding wel geeft, in strijd is met de wet. De Instructie Getuigenbescherming, waarin de procedurele totstandkoming van getuigenbescherming is neergelegd, biedt geen 292

Samenvatting enkele normering van de met een getuige te maken beschermingsafspraken, waar het Besluit getuigenbescherming en de bijbehorende nota van toelichting deze juist aan het College lijken te hebben gelaten. Voor een helder beeld dienen de met een kroongetuige te maken afspraken los te worden gezien van de overeenkomst waarin deze zijn opgenomen: bij de beoordeling of sprake is van toezeggingen aan een kroongetuige dient niet de vorm bepalend te zijn, noch de vraag of het beloftes op grond van art. 226g Sv of op het gebied van getuigenbescherming betreft. Bezien moet worden of sprake is van voldoende heldere en harde afspraken die voorafgaand aan de totstandkoming van de bereidheid om verklaringen af te leggen bij de kroongetuige concrete verwachtingen hebben gewekt omtrent de prestaties die hij van zijn wederpartij, het Openbaar Ministerie, mag verwachten. Daar kunnen dus ook beschermingsafspraken onder vallen, welke afspraken in de context van getuigenbescherming ook gewoon toezeggingen worden genoemd. Het geheel aan afspraken dient op grond van de wettelijke regeling te worden getoetst door de rechter-commissaris, maar noch de Aanwijzing, noch de Instructie voorziet in die toetsing. Getuigenbescherming speelt zich daardoor geheel binnen de eigen organisatie van het Openbaar Ministerie af en wordt beoordeeld door het College dat eveneens en min of meer gelijktijdig een oordeel moet geven over de overeenkomst te getuigen. Al die tijd moet de indruk worden gewekt dat sprake is van volstrekt gescheiden trajecten en stellen de Instructie en de Aanwijzing om dat beeld overeind te houden uiteenlopende of zelfs tegengestelde eisen aan de bij een kroongetuigenovereenkomst betrokken functionarissen van het ene en ondeelbare Openbaar Ministerie, met alle gevolgen voor de totstandkoming, inhoud en naleving van de overeenkomsten van dien. In hoofdstuk vijf is tot slot gezien dat de aldus ontstane situatie niet door de (straf) rechter kan worden opgelost. Het thans geldende wettelijke kader biedt geen ruimte voor interpretatie door de rechter en bovendien dient het precaire instrument van een kroongetuige bij uitstek door de wetgever te worden genormeerd. De rechtsbescherming van alle bij de kroongetuigenovereenkomsten betrokken partijen, inclusief de door de kroongetuige beschuldigde verdachten, schiet momenteel ernstig te kort, te meer nu het instrumentarium van de strafrechter om consequenties te verbinden aan onrechtmatig handelen door het Openbaar Ministerie of andere met opsporing en vervolging belaste functionarissen, in toenemende mate wordt beperkt. Structurele verbetering zal slechts worden bereikt, wanneer wordt teruggekeerd naar de fundamenten van de kroongetuigenregeling en deze zodanig worden geconstrueerd dat zowel rechtstheoretisch als praktisch een evenwichtig en werkbaar instrumentarium ontstaat. Daartoe dienen naar mijn oordeel vier stappen te worden gezet. Als eerste dienen de beide overeenkomsten te worden geïntegreerd en als één geheel te worden beschouwd. Nu het aangaan van overeenkomsten met kroongetuigen nadrukkelijk ten dienste staat van het strafproces en daarmee van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, dienen deze overeenkomsten onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie tot stand te komen. Dat Openbaar Ministerie zal daartoe 293

De kroongetuige in het Nederlandse strafproces echter als tweede stap de benodigde instrumenten van de wetgever aangereikt moeten krijgen, waarbij door die wetgever zowel ten aanzien van de verschillende toezeggingen die het Openbaar Ministerie aan een getuige kan doen, als ten aanzien van getuigenbescherming, richtinggevende beslissingen moeten worden genomen welke in de wet moeten worden vastgelegd. Daarbij dient als derde stap nadrukkelijk te worden voorzien in onafhankelijke rechterlijke toetsing, waarbij met name bij de totstandkoming van de overeenkomst het geheel aan met een kroongetuige te maken afspraken aan de rechter-commissaris dient te worden voorgelegd. Daarnaast zou de zittingsrechter in de strafprocedure waarin de kroongetuige zijn verklaringen aflegt de uiteindelijke rechtmatigheid van de overeenkomst moeten kunnen toetsen, maar die toetsing zal ten aanzien van het getuigenbeschermingsdeel slechts marginaal kunnen zijn. Tot slot dient getuigenbescherming onderdeel te gaan uitmaken van reguliere persoonsbeveiliging en aldus onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Justitie te worden uitgevoerd en dient de betrokkenheid van het Openbaar Ministerie bij de te beschermen getuige te eindigen op het moment dat de strafprocedures afgerond zijn en de getuige geen getuige meer is. De beschermingsovereenkomst keert met het wegvallen van de strafrechtelijke context en het terugtrekken van het Openbaar Ministerie terug naar zijn oorspronkelijke, algemene vorm: een overeenkomst waarin de Staat zich verplicht om in de veiligheid van een burger te voorzien. 294