Kiemregulering bij 4 pootaardappelrassen gedurende de bewaring met behulp van Talent en de invloed daarvan op de teelt en opbrengst bij laat poten.

Vergelijkbare documenten
2223 M 33. Dit onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van LUXAN B.V., Elst(Gld-) ATO-DLO Rapport B Drs. Klaasje J. Hartmans VERTROUWELIJK

Kiemremming bij een 10-tal aardappel rassen met behulp van Talent.

Invloed van ventilatie-instellingen op vochtverliezen en kwaliteit in zand aardappelen

De fysiologische ontwikkeling van de poter. Invloed van de bewaring op de groei van de plant :631.53:58

Groeikracht nieuwe zetmeelaardappelrassen. Kees Bus

9.4 Invloed koude tijdens bewaring pootgoed K. Demeulemeester (Inagro)

Doel van het onderzoek

C. Meijer BV Lady Anna. Willem in t Anker

Invloed plantversterkers op opbrengst en gezondheid gewas in de teelt van pootaardappelen

Verbetering van de kwaliteit van TBMpootgoed

\C^ /li. ato-dlo. Tafelaardappelen; Verpakkingsexperiment fase I. Vertrouwelijk O O N N. Tweede verpakkingsexperiment april cn _0 O. u <U.

De invloed vande fysiologische leeftijd van pootgoed op de groei en opbrengst van aardappelen

Warmwaterbehandeling Crocus Grote Gele

Pootgoedvermeerdering zetmeelaardappelen

Rhizoctoniabestrijding in de teelt van biologische pootaardappelen KW0721 Door: Ing. W.S. Veldman

Hét kiemremmingsmiddelen voor aardappelen en uien

Het gebruik van ammoniumpolyfosfaat (Hydro Terra) en zwavel in pootaardappelen

Onderzoek naar de gevoeligheid van aardappelrassen voor kringerigheid, op percelen met Trichodorus primitivus besmet met tabaksratelvirus.

Het effect van het calciumgehalte van pootgoed op de groei en opbrengst van zetmeelaardappelen

Invloed van stikstofniveau en -deling op eiwitgehalte en opbrengst van zetmeelaardappelen.

Rijenbehandeling in aardappel met Amistar

Onderzoek naar de werkingsduur van imazalil en het effect van bespuiten met of dompelen in imazalil van aardappelknollen tegen zilverschurft

Bossigheid in Zantedeschia

Onderzoek naar bruikbare herbiciden in knolbegonia

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Het effect van voorkiemen op Erwinia, Fusarium en Phoma

Bestrijding van Myrothecium in lisianthus

Raseigenschappen biologische aardappelen. Vermeerdering Biologisch Uitgangsmateriaal (VBU) KW0826 Door: Douwe Werkman

Invloed van de stikstofgift op kwaliteit en opbrengst in zaaiuien. rapport / publicatie. nr

Bestrijding van slakken in wintertarwe, 2004

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Biologische bestrijding van Rhizoctonia solani in pootaardappels

Invloed van het oogsttijdstip op kwaliteit en opbrengst in zaaiuien. rapport / publicatie. nr

Pythiumbestrijding broeierij tulp

Kiemremming. alternatieven voor CIPC. Kürt Demeulemeester

Biologische bestrijding van echte meeldauw in zomerbloemen. biokennis

Onderzoek naar de fysiologische leeftijd aardappel en wat kan dat voor ons betekenen?

Alternatieve kiemremmers CIPC. Kürt Demeulemeester Melle, 6 februari 2019

Effectiviteit van koudeverneveling bij de toepassing van kiemremming in de aardappelbewaring

Bestrijding van slakken in wintertarwe, 2005

BESTRIJDING VAN VALSE MEELDAUW IN PETERSELIE

Onderzoek naar effect van zaad primen en vroeg zaaien op opbrengst cichorei; verslag 2006 en eindverslag. Ir. L. van den Brink

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Het effect van N-bemesting op de (energie)opbrengst van wintertarwe

Bestrijding bewaarziekten in pootaardappelen met knoflook. eindrapportage van driejarig onderzoek

Correct omgaan met pootgoed. Aanbevelingen

ATO-DLO. Drs. S.P. Schouten VERTROUWELIJK

Onkruidbestrijding in Nerine

Het effect van fungiciden tijdens de knolgroei op knolphytophthora (2006).

Proefresultaten zoete aardappel 2016

Het effect van het calciumgehalte van pootgoed op de ziektegevoeligheid

Biologische bestrijding van Pratylenchus penetrans PT project 11943

Warmwaterbehandeling van Allium tegen krokusknolaaltje

Onderbouwing van de effecten van een variabele plantafstand bij pootaardappelen. Ing. R.D. Timmer & ir. R. Wustman

Warmwaterbehandeling Allium en Crocus

4.17. ORGANISCHE BODEMVERBETERING - LANGE TERMIJNPROEF SEIZOEN 2002 (TWEEDE TEELTJAAR): HERFSTPREI

Het effect van fungiciden op vroeg ontstane stengelphytophthora (2004). Auteurs: Ing J.R. Kalkdijk, Dr. Ir. A. Evenhuis en Dr. Ir. H.T.A.

Interactie Moddus en Actirob

Invloed van CO 2 -doseren op de productie en kwaliteit bij Alstroemeria

P-Av~; INSTITUUT VOOR LANDBOUWTECHNIEK EN RATIONALISATIE DR. S. L. MANSHOLTLAAN 12, WAGENINGEN. BULLETIN No.42

Kiemproeven na 5 dagen : 70 %(attest bijgevoegd) Kiemproeven na 14 dagen : 94 %(attest bijgevoegd) Praktijkperceel : 93% Afvalpercentage 8,4 %

BESTRIJDING VAN KASWITTEVLIEG (Trialeurodes vaporariorum) IN TOMAAT

Demonstratie pootgoedkwaliteit Praktijkmonsters Agrobiokon

Invloed van minerale olie op de bestrijding van P. infestans in pootaardappelen

Bestrijding van slakken in graszaad, 2004

Teelt van aardappelen op bedden ter vermindering van schurft

Invloed bemestingsstrategie en ras op het zetmeelgehalte van wintertarwe EH0713 en EH0714

sumptieaardappelen KW 406, KW 407 Door: ing H.W.G.Floot

Schadedrempel bladluis in consumptieaardappelen

Parameters ter bepaling van het optimale rooitijdstip bij tulp

Het effect van het toepassen van ORGAplus Sierteelt of Hi-Cal op de opbrengst en maatsortering van tulpen op kalkrijke zavelgrond in 2008

c\? Z o SZ PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS De boriumvoorziening van trosanjers in steenwol bij verschillende ph niveau's

Waterbroei tulp: Ontsmetting van de bollen?

Deugdelijkheidsonderzoek herbiciden in knolselderij

\ u. A 1 v 78. Proefstation voor de Groenten- en Fruitteelt onder Glas 3 Naaldwijk DE INVLOED VAN DE METEODE VAN STOMEN OP DE

Praktijkproef Super FK in Paprika 2010 bij de start van de teelt.

MLHD onkruidbestrijding in suikerbieten. ing. K.H. Wijnholds en ing.h.w.g. Floot, PAV-NNO

AGRITON Inhoudsopgave:

Tit. Haagsteeg 6, 6708 PM Wageningen Tel.: (Publikatie uits]uitend met toestemming van de directeur RAPPORT NO Mw. H.

Proefopzet In tabel 1 zijn enkele gegevens over het proefveld weergegeven.

Pootgoedgoedkwaliteit in project in jaar 2013

Bestrijding van Fusarium in lisianthus

ca«. PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS 223 '2^2- hm/pap/csstikst Stikstofvormen bij intensieve bemestingssystemen voor kasteelten C.

De zelfverdraagzaamheid van aardappelras Bintje in Zuidwest Nederland Verslag van 4 jaar onderzoek naar de achterblijvende opbrengst van Bintje

Effect nabewaring op laat zuur en broei in tulp

1 D 98 PROEFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, TE NAALDWIJK. Rem- en verpoppingsproef bij freesia, l. No.32.

Onderzoek biologische onkruidbestrijding in. suikerbieten R02

Hasten Chrysant mineervlieg-spint

Bodemstructuur en regenwormen 2004

Pootaardappelacademie Programma Zuidwest Activiteiten 2016

Warmwaterbehandeling van Eremurus tegen aaltjes. P.J. van Leeuwen en J.P.T. Trompert

Toetsing van effecten van toediening van biochar op opbrengst en bodemkwaliteit in meerjarige veldproeven

Onderzoek naar bemesting als mogelijke oorzaak voor verfijning in Crocus

Grondbewerking voor Zetmeelaardappelen

9.1 Kiemremming van in het veld

Penicillium in lelie. Effect van terugdrogen na het spoelen op Penicilliumaantasting tijdens de bewaring van lelie. Hans Kok

Relatie zetmeelgehalte leliebol en takkwaliteit, onderzoek Casper Slootweg en Hans van Aanholt

Groeiregulatie in Engels raaigras

u DATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, TE NAALDWIJK.

Effect van hennep op de populatiedichtheid van Pratylenchus penetrans

s 98 c-b Temperatuur- en gietproef bij herfstkomkommers. door: Ir.A.A.M.Sweep, Naaldwijk,1966. Z2J5.303I

Herinplantziekte bij pioenrozen

Transcriptie:

ATO-DLO Kiemregulering bij 4 pootaardappelrassen gedurende de bewaring met behulp van Talent en de invloed daarvan op de teelt en opbrengst bij laat poten. (Resultaten van bewaarexperimenten uitgevoerd op het en de proefboerderij Westmaas en teeltexperimenten uitgevoerd op de ATO-DLO proefboerderij 'de Eest', gedurende het seizoen 1995/1996. VERTROUWELIJK Dit onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van LUXAN B.V., Elst(Gld.) Agrotechnologisch Onderzoek instituut (ATO-DLO) Bornsesteeg 59 Postbus 17 6700 AA Wageningen tel. 0317-475000 fax. 0317-475347 ATO-DLO Rapport B 294 /december 1997 Drs. Klaasje J. Hartmans Eigendom van LUXAN B.V. Niets uit dit voorstel mag worden gebruikt, vermeerderd of gedistribueerd zonder schriftelijke toestemming van LUXAN B.V.

Inhoudsopgave Pagina Samenvatting 4 1. Inleiding 5 2. Doelstelling 6 3. Materiaal en Methoden 7 3.1 Materiaal 7 3.1.1 Aardappelen 7 3.2.1 Kiemremmingsmiddel 7 3.2 Bewaring 7 3.2.1 Bewaring, Talent dosering en bepaling kieming 7 3.2.2. Carvon analyses 10 3.3 Teelt 10 3.3.1 Experimentele opzet veldproef 10 3.3.2 Gewas analyse 10 3.3.3 Opbrengst analyse 11 4. Resultaten 12 4.1 Bewaring 12 4.1.1 Temperatuur 12 4.1.2 Carvonconcentratie van de bewaaratmosfeer 13 4.1.3 Kieming 13 4.1.3.1 Kieming bij ruimen en sorteren eind febr 13 4.1.3.3 Hergroei kiemen na beëindigen Talent behand. 15 4.1.3.4 Kieming en hergroei kiemen op de pootdatum.. 16 4.1.4 Carvonresidu 16 4.2. Veldproeven 18 4.2.1 Opkomst 18 4.2.2 Gewas analyse 21 4.2.3 Opbrengst analyse 28 Conclusies 40 Referenties 41 Bijlagen 43 toestemming van LUXAN B.V.

pagina 3 - Aan dit onderzoek werd medewerking verleend door: * de heer K. Groenewoud * mevrouw S. Hertog * de heer J. Sinke * mevrouw J.G. Slotboom * mevrouw E.C. Wilkinson medewerker proefboerderij "de Eest" chemische analyses bedrijfsleider proefboerderij "de Eest' chemische analyses statistische analyses Voor Luxan B.V. werd het onderzoek gecoördird door ir. R.G. de Vries. Medewerking werd verder verleend door: de heer J. M. Lenssen, Ing. W. Schirring en ing. T. Kessels van B.V. Luxan -Elst(Gld.) Door de volgende bedrijven werd pootgoed ter beschikking gesteld: * AgricoAVolf&Wolf - Emmeloord * Hettema Zonen B.V. - Emmeloord * C. Meyer B.V. - Kruiningen * ZPC - Leeuwarden Door het (Proefstation voor de Akkerbouw en de Groenteteelt in de Vollegrond) te Lelystad en de Proefboerderij van het ROC (Regionaal Onderzoekcentrum) te Westmaas werd medewerking verleend bij het uitvoeren van het bewaar- en veldonderzoek.

pagina 4 - Samenvatting Het gebruik van het carvon bevattende middel Talent als "kiemreguleringsmiddel" bij de bewaring van 4 pootaardappelrassen Bintje, Désirée, Spunta en Turbo, bleek goede mogelijkheden te bieden. Gedurende de bewaring op twee lokaties ( en de Proefboerderij van het ROC Westmaas) werd daarbij vanaf eind oktober t/m april de kieming adequaat onderdrukt met verschillende doseringen. De mate van kiemremming was adequaat voor alle behandelingen en alle rassen. Na de nateelt op een late pootdatum werd effect op de kg opbrengst tengevolge van de Talentbehandelingen gekonstateerd bij de verschillende rassen. Wel werd een verschuiving in de maatsortering geconstateerd, namelijk meer kleinere knollen en minder grotere knollen. Deze verschuiving in maatsortering was significant aanwezig bij de rassen Bintje, Désirée en Turbo. Het toepassen van carvon als "kiemreguleringsmiddel" voor pootaardappelen bij langdurige bewaring met buitenlucht koeling bleek een goede verbetering voor de bewaring van pootaardappelen te zijn. De resultaten van dit onderzoek komen goed overeen met de resultaten van vorige vergelijkbare experimenten (Hartmans 1995, 1996c, 1997a & b)

pagina 5-1. Inleiding Om de vitaliteit van pootaardappelen langdurig te behouden worden deze bij lage temperatuur bewaard met behulp van buitenlucht- of mechanische koeling. Ondanks deze bewaring bij lage temperatuur treedt afhankelijk van het ras en de voorafgaande teeltomstandigheden regelmatig ongewenste vroegtijdige kieming op tijdens de bewaring. Dit is met name het geval indien bij onvoldoende lage temperaturen wordt bewaard tengevolge van te weinig koelmogelijkheden door gebruik van buitenlucht. Hoewel het probleem van vroegtijdige kieming met behulp van mechanische koeling beperkt blijft, is dit een aanzienlijk duurdere bewaarmethode. Te excessieve kieming veroorzaakt ongewenste gewichtsverliezen o.a. door de sterke verdamping van water via deze kiemen. De kiemen worden gedurende het bewaarseizoen verwijderd. Dit is een tijdrovende bezigheid gepaard gaande met gewichtsverliezen en mogelijk vitaliteitsverlies en/of infecties door pathogenen. Uit laboratorium- en semi-praktijkonderzoek ('92/'93, '93/'94 & '94/95) bleek dat een aanvankelijk kiemremmend effect ten gevolge van carvon (Talent) toediening, afhankelijk van de toegediende hoeveelheid, geheel of gedeeltelijk verdween, nadat de aardappelen werden verwijderd uit de carvon atmosfeer (Hartmans, 1994, 1995 & 1996a, b & c). Het gebruik van carvon als "kiemreguleringsmiddel" voor pootaardappelen is mogelijk indien de vitaliteit van het pootgoed na uitpoten niet wordt aangetast ofwel wordt verbeterd. Talent zou met name van betekenis kunnen zijn als kiemregulerend middel indien pootgoed langdurig bewaard dient te worden in verband met export naar landen met een laat teeltseizoen. Behoudt van vitaliteit van het pootgoed is vooral in dan belangrijk. Als aanvullend onderzoek werden experimenten uitgevoerd met verschillende Talent doseringen bij 4 getoetste pootgoedrassen, bewaard in kisten op twee lokaties onder semi-praktijkkondities en welke daarna op een late datum werden gepoot. Nagegaan werd het effect op de vitaliteit en kwaliteit van dit pootgoed bij de latere nateelt. Deze 4 pootgoedrassen waren eerder getoets door ze te poten op een normale pootdatum (Hartmans 1997a & c).

pagina 6-2. Doelstelling Het doel van het onderzoek was tijdens bewaren de kieming van 4 pootgoedrassen met behulp van Talent te reguleren. Het pootgoed werd daarbij opgeslagen in kisten in met buitenlucht gekoelde bewaarruimten op het (Lelystad-Flevopolder) en op de proefboerderij van het ROC in Westmaas. Het pootgoed was afkomstig van een viertal Pootgoedbedrijven. Het pootgoed werd na de bewaring zonder voorkiemen op een late datum uitgepoot. Onderzoek werd verricht naar de invloed van Talent op: de kieming, de opkomstsnelheid en gewasontwikkeling bij de teelt; de opbrengst en sortering na de oogst op konsumptiedatum.

pagina 7-3. Materiaal en Methoden 3.1 Materiaal 3.1.1 Aardappelen Er werden 4 rassen gebruikt die door 4 Pootgoedbedrijven (AgricoAVolf & Wolf; Hettema Zonen B.V.; C. Meyer B.V. en ZPC) ter beschikking werden gesteld. De 4 bij dit onderzoek betrokken rassen waren evens in het seizoen '94/'95 bij een late pootdatum getoetst (Hartmans, 1996c). De bij dit onderzoek betrokken pootaardappelen werden in 1995 op bedrijven aangesloten bij de vier Pootgoedbedrijven geteeld en waren van klasse E of hoger. Het pootgoed werd als veldgewas aangeleverd en opgeslagen. Het ging daarbij om de volgende rassen en kiemingseigenschappen: Ras Herkomst Klasse Vroegheid (kieming) 1. Bintje (Agrico/W&W) E vroeg 2. Désirée (ZPC) E laat 3. Spunta (Hettema Zonen) E laat 4. Turbo (C. Meyer B.V.) E laat 3.2.1 Kiemremmingsmiddel Bij dit onderzoek werd het van Luxan B.V. afkomstige carvonbevattende middel Talent (actieve stof 95% carvon; charge nr 5019) gebruikt. 3.2 Bewaring 3.2.1 Bewaring, Talent dosering en bepaling kieming Bewaring en doseringen Gezien de resultaten van het vorige jaar (Hartmans 1996b) werden de laat kiemende rassen Désirée, Spunta, en Turbo gedurende een langere bewaarperiode met Talent behandeld dan het vroeg tot midden vroeg kiemende ras Bintje (Hartmans 1997b).. De behandelingsduur van deze rassen op de beide bewaarlokaties was tot in week 9 '96 voor het ras Bintje en tot in week 11 of 12 '96 voor de overige 3 rassen.. De éénmalige hoge dosis om eventueel al gevormde kiemen te verwijderen werd toegediend op het moment dat de rassen gemiddeld een kiemlengte van 1 à 2 cm hadden. Dit tijdstip viel voor Bintje op 01-12-'96 (cel 4, ROC Westmaas); voor de 3 laatkiemende rassen op 17-01-'96 (cel A14, PAGY Lelystad). De bewaarexperimenten vonden plaats op twee lokaties namelijk op het in Lelystad en op de proefboerderij van het ROC in Westmaas. De bewaarcondities voor dit experiment werden beschreven in ATO-DLO Rapport B248 (Hartmans 1997a) en Rapport B266 (Hartmans 1997c). Eigendom van LUXAN B.V. Niets uit dit voorstel mag worden gebruikt, vermeerderd of gedistribueerd zonder schriftelijkt

pagina 8 - De Talent behandelingen op de beide bewaarlokaties waren:. (Het Proefstation voor de Akkerbouw en Groenteteelt in de Vollegrond, Lelystad) Behandelingen: cel no. Talent doseringen (ml. 1000 kg 1 ') werkelijk gedoseerde*') (ml. 1000 kg" ls ) soort koeling cel A09 cel A12 cel Al3 cel A14 onbehandelde controle 50 ml.6 weken" 1 62.5 ml 1 x 100 ml + 50 ml.6 weken" 1 125 ml + 62.5 ml 1 x 100ml 125 ml buitenlucht buitenlucht buitenlucht buitenlucht (*) De doseringen werden in verband met mogelijke absorptie van carvon aan het oppervlak van de kisten met 25 % verhoogd.. Proefboerderii ROC Westmaas. Westmaas Behandelingen : cel no. Talent doseringen (ml. 1000 kg.") werkelijk gedoseerdc 5 *") (ml. 1000 kg 1 ) soort koeling cel 1 cel 2 cel 3 onbehandelde controle 8 ml. week-1 50 ml.6 weken-1 10 ml. week" 1 62.5 ml. 6 weken" buitenlucht buitenlucht buitenlucht (**) De doseringen werden in verband met mogelijke absorptie van carvon aan het oppervlak van de kisten en ter compensatie voor de lege celruimte met 20 % (wekelijkse doseringen) tot 25 % verhoogd.. De cellen waren namelijk voor ± 80 % van de normale capaciteit gevuld. Tabel 3.2.1

pagina 9 - Overzicht van de verschillende Talent behandelingen tijdens de bewaring van 5 rassen op de bewaarlokaties Lelystad en Westmaas in het seizoen 1995/1996. Aantal Talent doseringen in ml. 1000 kg 1 ras Bintje Désirée Spunta Turbo vroeg Heid vroeg laat laat laat bewaring cel A09 cel Al2 3x50ml 4x50ml 4x50ml 4x50ml cel A13 lxlooml + 3x50ml lxlooml + 4x50ml lxloom +4x50ml lxloom +4x50ml cel A14 lxlooml gedoseerd jan. '96 lxlooml gedoseerd jan. '96 lxlooml gedoseerd jan. '96 Westmaas cel 1 cel 2 8ml wekelijks 8ml wekelijks 8ml wekelijks 8ml wekelijks cel 3 3x50ml 4x50ml 4x50ml 4x50ml cel 4 lxlooml gedoseerd dec. '95 Bewaring, bewaarduur en voorkiemen Bewaring, bewaarduur Eind februari (26-02-'96/week 9) werd het het pootgoed uit de cellen geruimd, de kieming vastgesteld en de knollen gesorteerd. Na sorteren werd een voldoende hoeveelheid pootgoed ten behoeve van de veld- en kiemproeven van ieder ras in de maat 35-45 in poterbakjes gedaan en in de betreffende met buitenluchtgekoelde cellen teruggeplaatst. Het materiaal werd daar tot ± 10 dagen voor de pootdatum

pagina 10 - bewaard en indien gepland nogmaals met Talent behandeld na inhoezen (zie ATO- DLO Rapporten B248 & B266; Hartmans 1997a & 1997C). De hoezen werden in week 11'96 (SOml.ton 1 behandelingen) of week 12'96 (wekelijks 8 ml.ton" 1 behandelingen) verwijderd en de Talent behandelingen gestopt. In week 11 of 12 werden er monster genomen ten behoeve van kieming, Het overige materiaal werd daarna tot de pootdatum ( week 16) met buitenlucht gekoeld bewaard. Enkele dagen voor poten werd het proefveldmateriaal van Westmaas en het Lelystad naar de ATO-DLO Proefboerderij "de Eest" (Nagele) vervoerd en in een schuur geplaatst, waar de dan heersende buitenluchttemperatuur ongeveer 10-12 C was en vervolgens gepoot op 09-05-'96. Bepaling kieming Kieming Bij sorteren op 26-02-'96 werd per ras per behandeling de kieming vastgesteld (Hartmans 1997a; ATO-DLO Rapport B248 en Hartmans 1997c; ATO-DLO Rapport B266). Van een representatief monster van 100 knollen (maat 35-45) per kist per ras per behandeling, werd op de pootdatumdatum 09-05-'96 het spruitgewicht per 100 knollen vastgesteld. 3.2.2. Carvon analyses - Bepaling van het carvongehalte in de bewaaratmosfeer. - Bepaling van het carvonresidugehalte van de aardappelen De bepalingsmethode van de carvon gehaltes in de bewaaratmosfeer en in de aardappelen en de resultaten van deze analyses aan dit materiaal werden beschreven in de beide voorgaande rapporten (Hartmans 1997a; ATO-DLO Rapport B248 en Hartmans 1997c; ATO-DLO Rapport B266). 3.3 Teelt 3.3.1 Experimentele opzet veldproef De aardappelen werden gepoot op 09-05-'96 op de ATO-DLO proefboerderij "de Eest" in Nagele (NOP). De proefopzet was verder identiek aan die van de beide overige veldexperimenten (Hartmans 1997a; ATO-DLO Rapport B248 en Hartmans 1997c; ATO-DLO Rapport B266). 3.3.2 Gewas analyse toestemming van LUXAN B.V.

pagina 11 - Na poten werd per veldje het aantal dagen waarop resp. 50% en 100% van de planten was opgekomen, vastgesteld. Daarnaast werd per veldje wekelijks de gewasontwikkeling vastgesteld door middel van een visuele waarneming. De beoordelingscijfers werden gegeven aan de hand van het % grondbedekking, waarbij 0 = 0% bedekking en 10 = 100% bedekking. Op 09-09-1996 werd van alle veldjes het loof geklapt en het aantal stengels per veldje geteld. 3.3.3 Opbrengst analyse Op 18-09-1996 werden alle veldjes geoogst en daarna gesorteerd met zeven vanaf <40 mm., 40-50, 50-70 en >70mm. Per zeeffractie per veldje werd het gewicht en aantal knollen vastgesteld. Om na te gaan of er significante verschillen waren tengevolge van de Talent behandeling tijdens bewaring, werd het cijfermateriaal van de teelt onderworpen aan een variantie analyse (ANOVA) met behulp van het statistische programma Genstat. De verschillen werden significant genoemd bij P < 0.05. Door de verschillen in bewaring en dosering per lokatie (zie onder 3.2.1), werd besloten de significant betrouwbare verschillen van de proefveldgegevens per lokatie weer te geven. Gekozen is daarbij om aan te geven wanr de gegevens van een behandeld object significant verschillen van de niet afgekiemde controle objecten. Significante verschillen op het werden aangegeven met (*) en op Westmaas met (#).

pagina 12-4. Resultaten 4.1 Bewaring 4.1.1 Temperatuur. De streeftemperatuur van alle vier de cellen was ± 4.5 C. In de met buitenlucht gekoelde cellen 09, 12, & 13 werd deze streeftemperatuur enkel bereikt bij voldoende lage buitenluchttemperatuur in het midden van de bewaarperiode, namelijk van eind november tot eind maart. De bewaartemperaturen aan het begin en het einde van de bewaarperiode waren hoger en varieerden meer. Gedurende het bewaarseizoen werd daardoor een fluctuerende bewaartemperatuur verkregen. Binnen één bewaarplaats werd op 4 plaatsen de temperatuur gemeten, namelijk de ruimte temperatuur en de temperatuur op drie plaatsen tussen de aardappelen. Er werd slechts geringe temperatuurverschillen geconstateerd tussen de verschillende meetplaatsen. De gedetailleerde temperatuurgegevens van deze vier cellen tijdens het bewaarseizoen werden weergegeven in het ATO-DLO Rapport B248 (Hartmans 1997a). ROC Westmaas De streeftemperatuur van alle vier met buitenlucht gekoelde cellen was ± 4.5 C. Gedurende het bewaarseizoen werd een fluctuerende bewaartemperatuur verkregen. De streeftemperatuur werd enkel bereikt van half december tot half maart. Vooral aan het begin van het bewaarseizoen waren de celtemperaturen hoger dan de streeftemperatuur en sterk wisselend. Deze temperatuur schommelingen waren bij de cellen 1 & 3 uitgesprokener dan bij de cellen 2 & 4. Binnen één bewaarplaats werd op 4 plaatsen de temperatuur gemeten, namelijk de ruimte temperatuur en de temperatuur op drie plaatsen tussen de aardappelen. Er werden daarbij af en toe temperatuurverschillen van 1.5 tot 2 C geconstateerd tussen de verschillende meetplaatsen van deze cellen. De gemiddelde bewaartemperatuur en de temperatuurschommelingen van de cellen op Westmaas waren duidelijk groter dan op het. De gedetailleerde temperatuurgegevens van deze vier cellen tijdens het bewaarseizoen werden weergegeven in het ATO-DLO Rapport B248 (Hartmans 1997a).

pagina 13-4.1.2 Carvonconcentratie van de bewaaratmosfeer Op regelmatige tijdstippen werd het carvongehalte van de bewaaratmosfeer gemeten, in de behandelde cellen van het en het ROC Westmaas. De carvongehaltes waren direct na doseren hoog, namelijk na 50 of 100 ml.ton" 1 doseren ± 60 à 100 iag.1" 1 lucht en na 8 ml.ton" 1 doseren (cel 2 WM) ± 30 à 50 (ig.l lucht De gehalten daalden in alle gevallen na doseren snel naar een laag niveau, waarbij bij gelijke doseringen gemiddeld enkele weken na doseren een iets hoger carvongehalte werd aangetoond in de cellen van het ROC Westmaas. De gedetailleerde gegevens van het verloop van de carvonconcentraties tijdens de bewaring werden weergegeven in ATO-DLO Rapport B 248 (Hartmans 1997a) 4.1.3 Kieming 4.1.3.1 Kieming bij ruimen en sorteren van de cellen eind februari Bij ruimen van de cellen eind februari werd het materiaal gesorteerd. Aan een monster van 100 knollen (35-45) uit iedere kist werd de kieming bepaald. Aangezien per behandeling 1 cel beschikbaar was kon statistische analyse worden uitgevoerd, maar zijn de gemiddelde waarden per ras weergegeven. Het onbehandelde materiaal van het als van Westmaas vertoonde bij 3 rassen kieming (Fig. 4.1.3.1), waarbij het vroegst kiemende ras Bintje de meeste kiemen vertoonde. Geen van de rassen vertoonden kieming indien Talent was gebruikt. toestemming van LUXAN B.V.

pagina 14 - Fig. 4.1.3.1 Invloed van verschillende Talent doseringen tijdens de bewaring van vier pootgoedrassen op het kiemgewicht bij ruimen op 26-02-'96. Exp. '95/'96. Bewaring /Westmaas 3.5 contr 50ml/+/50ml/ contr 8ml/ 50ml/ 100ml 6w 6w 1w 6w contr 50ml/+/50ml/ 100ml contr 8ml/ 50ml/ 6w 6w 1w 6wk contr 50ml/ +/50ml/ 100ml contr 8ml/ 50ml/ 6w 6w 1w 6wk contr 50ml/+/50ml/10Oml contr 8ml/ 50ml/ 6w 6w 1w 6wk

pagina 15-4.1.3.2 Hergroei kiemen na beëindigen Talent behandelingen en afkiemen Na beëindigen van de verschillende Talent behandelingen werd van een representatief monster van 20 knollen het vermogen tot (her)groei van de kiemen vastgesteld door 4 weken na te bewaren bij 18 C. In praktisch alle gevallen was het spruitgewicht van de met Talent behandelde knollen vergelijkbaar aan de controle objecten van dezelfde lokatie. In sommige gevallen veroorzaakten de Talent behandelingen een iets hoger kiemgewicht en in sommige gevallen een iets lager. De resultaten staan uitvoeriger vermeld in Hartmans 1997a en 1997c (ATO-DLO Rapporten B248 en B266) Uit de gegevens bleek dat het kiemremmend effect van de verschillende Talent behandelingen tijdens bewaring weinig effect had op het kiemvermogen direkt na het beëindigen van deze behandelingen. De conclusie is dat het effect van Talent bij deze 4 rassen "kiemregulerend" van aard was en dat er in alle gevallen hergroei van de kiemen optrad.

pagina 16-4.1.3.3 Kieming op de pootdatum Kieming op de pootdatum Tengevolge van het sorteren werden de op dat moment aanwezige kiemen verwijderd Tot de pootdatum werd het materiaal vervolgens indien nodig nogmaals behandeld en gekoeld bewaard. Op de pootdatum werd van de verschillende objecten de kieming gemeten (Fig. 4.1.3.3). Door de late pootdatum en de beëindiging van de Talent behandelingen medio maart (week 11 of 12) trad er in alle gevallen kieming op. De kieming van het behandelde materiaal verschilde op dat moment in de meeste gevallen niet veel met dat van het onbehandelde materiaal. Conclusies In het algemeen waren er duidelijk negatieve effecten op de hergroei van de kiemen tengevolge de verschillende Talent behandelingen toegediend tijdens de bewaring. 4.1.4 Carvonresidu Het carvonresidugehalte werd eind februari bij ruimen bepaald (Fig. 4.1.4). Het carvongehalte varieerde, afhankelijk van de verschillende Talent doseringen. De residugehalten waren in alle gevallen lager dan 5 mg.kg 4, een norm die voor consumptieaardappelen wordt gehanteerd. De resultaten werden uitgebreid weergegeven in Hartmans 1997a en 1997c (ATO-DLO Rapporten B248 en B266). toestemming van LUXAN B.V.

pagina 17 - Fig. 4.1.3.3 Invloed van verschillende Talent doseringen tijdens de bewaring van vier pootgoedrassen op het spruitgewicht op de pootdatum bij laat poten. Exp. '95/'96. Bewaring /Westmaas 3.5 3.5 Bintje 3.0 Desiree o c JÉ O» c 'Ë V '2. 2.5 2.0 1.5 1.0 g 0.5 contr 50ml/+/50ml/ contr 8ml/ 50ml/ 100ml 6w 6w 1w 6w 0.0 contr 50ml/+/50ml/100ml contr 8ml/ 50ml/ 6w 6w 1w 6wk 3.5 3.5 3.0 Spunta 3.0 : Turbo ö 2.5 2.5 - S> 2.0 q Oï I 15 «^ 1.0 - D> C 'Ë a> 2.0 1.5 ; 1.0 ^ 0.5 0.5-0.0 contr 50ml/+/50ml/100ml contr 8ml/ 50ml/ 6w 6w 1w 6wk 0.0 contr 50ml/+/50ml/100ml contr 8ml/ 50ml/ 6w 6w 1w 6wk toestemming van LUXAN B.V.

pagina 18-4.2. Veldproeven 4.2.1 Opkomst In Fig. 4.2.1.1.a en Fig. 4.2.1.2.a is weergegeven, gemiddeld voor alle rassen, de invloed van de verschillende Talent behandelingen tijdens de bewaring op het aantal dagen tot resp. 50% en 100% van de planten was opgekomen na poten. Bij het gemiddeld aantal dagen tot 50% opkomst werden er significante verschillen geconstateerd (latere opkomst) tussen de controles en de verschillende Talent behandelingen (Fig. 4.2.1.l.a). Ook op rasniveau waren er verschillen namelijk een tragere opkomst (Fig 4.2.1.1.b en c), echter deze verschillen waren niet significant. Bij het gemiddeld aantal dagen tot 100% opkomst werden er evens, gemiddeld voor alle rassen, significant verschillen geconstateerd tussen de controles en de Talent behandelingen (Fig. 4.2.1.2a), namelijk een tragere opkomst voor de Talent behandelingen.. Op rasniveau werden er evens significante verschillen geconstateerd tengevolge van de diverse behandelingen bij alle rassen (Fig. 4.2.1.2.b & c). Afkiemen veroorzaakte evens bij alle rassen een significante vertraging ten opzichte van de onbehandelde controles bij 100% opkomst. Conclusie De verschillende Talent behandelingen en afkiemen veroorzaakten in het algemeen een tragere opkomst ten opzichte van het onbehandelde controle materiaal. Er werd echter weinig verschil geconstateerd tussen afkiemen en de verschillende Talent behandelingen. In de praktijk zal er altijd sprake zijn van mechanisch poten. Indien dit gebeurd met niet in licht voorgekiemd materiaal zullen de aanwezige kiemen daarbij voor het grootste deel worden verwijderd en vergelijkbaar zijn met handmatig afkiemen zoals hier het geval was. De verschillende Talent behandelingen hadden dan ook een effect vergelijkbaar met afkiemen zoals dat in de praktijk voorkomt bij mechanisch poten. toestemming van LUXAN B.V.

pagina 19 - Fig. 4.2.1.1 Invloed van Talent doseringen tijdens de bewaring van pootgoed op het aantal dagen tot 50X opkomst. Exp. '95/'96. Bewaring & Westmaas effect: behandeling # # :: F :3 /. := :3 -- // --4 // // contr contr 50ml+50ml 100ml contr contr 8ml 50ml +afk /6w /6w +afk /1w /6w (b) Bintje effect behandeling/ras Desiree Ë o JÉ CL O «O Lf> 50 40-30 - Spunta effect behandleing/ras Turbo 4) o> 20 10 <9 <9 controle niet afk. controle afk. 50 ml/6 wk @ 1x100 + 50 ml/6 wk Q 8 ml/1 wk S 1x100 ml sign.versch. van D sign.versch. van Q Westmaas toestemming van LUXAN B.V.

pagina 20 - Fig. 4.2.1.2 Invloed van Talent doseringen tijdens de bewaring van pootgoed op het aantal dagen tot 100% opkomst. Exp. '95/'96. Bewaring & Westmaas effect: behandeling contr contr 50ml +50ml 100mt contr contr 8ml 50ml +afk /6w /6w +afk /1w /6w (b) a Bintje *** #*## 3^ controle niet afk. controle afk. 50 mi/6 wk effect behandeling/ras Oesiree # # iry\* 0 1x100 + 50 ml/6 wk 8 ml/1 wk Fj 1x100 ml - 55 i/t i 50 Ü 45 O «40 35 " 30 25 20 ra* 15 "O _ 10 <0 c 5 * 0 Spunta ### effect behandeling/ras Turbo * # * sign.versch. van Q # sign.versch. van Q Westmaas toestemming van LUXAN B.V.

pagina 21-4.2.2 Gewasanalyse Gewasontwikkeling De gewasontwikkeling werd wekelijks vastgesteld. De gewasontwikkeling per object werd in de Figuren 4.2.2.1.a t/m j afzonderlijk voor alle rassen per bewaarlokatie of Westmaas weergegeven. Afhankelijk van het ras en de behandeling per bewaarlokatie waren er significante verschillen in gewasontwikkeling indien het verschil tussen de coëfficiënten werd getoetst op siginificantie, bij fitten na normalisatie van de gegevens, volgens de formule: y = (a) + (b) x + (c) x 2. Er werden significante verschillen geconstateerd in gewasontwikkelingen tussen de onbehandelde objecten en het met Talent behandelde materiaal (Tabellen 4.2.2.1.a t/m d) bij alle 4 rassen. De significante verschillen manifesteerden zich in alle gevallen (Fig. 4.2.2.1.a t/m h) in en tragere beginontwikkeling en in bijna alle gevallen (uitzondering Bintje, Fig. 4.2.2.1.a), in een tragere afrijping van het gewas. Deze vertraagde afrijping gold zowel voor de verschillende Talentbehandelingen als voor het afgekiemde materiaal. In veel gevallen was daarbij het vertragende effect van de beginontwikkeling geringer dan van de afrijping. Vooral bij het ras Désirée (Fig. 4.2.2.l.c & d) was dit het geval. Conclusie Verschillende Talent behandelingen op beide bewaarlokaties veroorzaakten, in het geval van later poten, bij alle rassen afhankelijk van de behandeling een significante vertraging in beginontwikkeling, maar ook in afrijping. Afkiemen veroorzaakte in de meeste gevallen dezelfde effecten. Dit effect van de verschillende Talent behandelingen en afkiemen werd bij dezelfde rassen in veel geringere mate geconstateerd indien op de normale datum was gepoot (Hartmans 1997a & c). Tabel 4.2.2.1.a Invloed van verschillende Talent behandelingen op de berekende gemiddelde gewasontwikkeling (na normalisatie) van 4 rassen. Bewaar Talent Bintje lokatie behand.. ton" 1 berekende gewasontwikkeling y= -6.49 + 0.378 x -0.0033 x 2 + afk. y= -7.86 + 0.406 x -0.0034 x 2 3x50ml/6wk y= -9.29(*) + 0.471 x -0.0039 x 2 1 x 100+3x50ml/6wk y= -9.82(*) + 0.493 x(*) -0.0040 x 2 (*) Westmaas y= -5.84 + 0.351 x -0.0031 x 2 +afk y= -9.14(#) + 0.459 x(#) -0.0038 x 2 8ml/w y= -9.88(#) + 0.496 x(#) -0.0041 x 2 (#) 3x50ml/6w y= -10.06(#) + 0.492 x(#) -0.0039 x 2 (#) lxlooml(vroeg) y= -10.21(#) + 0.522 x(#) -0.0043 x 2 (#)

pagina 22 - Tabel 4.2.2.1.b Invloed van verschillende Talent behandelingen op de berekende gemiddelde gewasontwikkeling (na normalisatie) van 4 rassen. Bewaar Talent Désirée lokatie behand.. ton" 1 berekende gewasontwikkeling + 0.378 x -0.0034 x z + afk. y= -9.75(*) + 0.481 x(*) -0.0039 x 2 4x50ml/6wk y= -12.85(*) + 0.609 x(*) -0.0049 x 2 (*) lxl00+4x50ml/6wk y= -10.35(*) + 0.501 x(*) -0.0040 x 2 (*) lxlooml(laat) y= -9.05(*) + 0.458 x -0.0038 x 2 II 1 Os Westmaas y= -5.84 + 0.345 x -0.0032 x 2 +afk y= -10.84(#) + 0.520 x(#) -0.0042 x 2 (#) 8ml/w y= -11.03(#) + 0.528 x(#) -0.0043 x 2 (#) 4x50ml/6w y= -10.15(#) + 0.506 x(#) -0.0042 x 2 (#) Tabel 4.2.2.l.c Invloed van verschillende Talent behandelingen op de berekende gemiddelde gewasontwikkeling (na normalisatie) van 4 rassen. Bewaar Talent Spunta lokatie behand.. ton 1 berekende gewasontwikkeling y= -6.88 + 0.378 x -0.0033 x z + afk. y= -11.59(*) + 0.562 x(*) -0.0046 x 2 4x50ml/6wk y= -9.80(*) + 0.472 x(*) -0.0039 x 2 lxl00+4x50ml/6wk y= -11.30(*) + 0.550 x(*) -0.0045 x 2 (*) lxlooml(laat) y= -14.15(*) + 0.663 x(*) -0.0053 x 2 (*) Westmaas y= -7.47 + 0.411 x -0.0035 x 2 +afk y= -11.30(#) + 0.537 x(#) -0.0044 x 2 (#) 8ml/w y= -11.34C#) + 0.536 x(#) -0.0043 x 2 (#) 4x50ml/6w y= -13.04(#) + 0.617 x(#) -0.0049 x 2 (#)

pagina 23 - Tabel 4.2.2.l.d Invloed van verschillende Talent behandelingen op de berekende gemiddelde gewasontwikkeling (na normalisatie) van 4 rassen. Bewaar Talent Turbo lokatie behand.. ton" 1 berekende gewasontwikkeling y= -6.93 + 0.389 x -0.0035 x z + afk. y= -11.07H + 0.519 x(*) -0.0043 x 2 (*) 4x50ml/6wk y= -8.99(*) + 0.440 x -0.0037 x 2 lxl00+4x50ml/6wk y= -9.75(*) + 0.479 x -0.0040 x 2 lxlooml(laat) y= -9.69(*) + 0.466 x -0.0039 x 2 Westmaas y= -6.48 + 0.371 x -0.0034 x 2 +afk y= -10.84(#) + 0.520 x(#) -0.0043 x 2 (#) 8ml/w y= -9.00(#) + 0.424 x -0.0035 x 2 4x50ml/6w y= -12.98(#) + 0.608 x(#) -0.0049 x 2 (#) l.s.d van (a) = 2.16 l.s.d van (b) = 0.0918 l.s.d van (c) = 0.00072 (*) significant verschillend van onbehandeld niet afgekiemde controle materiaal bewaard op het. (#) significant verschillend van onbehandelde niet afgekiemde controle materiaal bewaard op Westmaas. toestemming van LUXAN B.V.

pagina 24 - Fig. 4.2.2.1 Invloed van Talent doseringen tijdens de bewaring van pootgoed op de gewasontwikkeling. Exp. '95/'96. Bewaring en Westmaas a) Westmaas 140 160 40 60 80 100 120 160 o-o A---A dagen na poten controle niet afk. O 1x100 + 50 ml/6 wk controle afk. * * 1x100 ml 50 ml/6 wk 0---0 8 ml/1 wk dagen na poten Westmaas 40 60 80 100 120 140 160 dagen na poten 40 60 80 100 120 140 160 dagen na poten

pagina 25 - Westmaas o - o A---A 160 dagen na poten controle niet afk. o--a 1x100 + 50 ml/6 wk controle afk. *» 1x100 ml 50 ml/6 wk 0---0 8 ml/1 wk 60 80 100 120 dagen na poten 160 Westmaas 40 60 80 100 120 dagen na poten 160 40 60 80 100 120 140 160 dagen na poten

pagina 26 - Aantal stengels per plant In een aantal gevallen was er sprake van een significant groter aantal stengels tengevolge van verschillende Talent behandelingen (Fig. 4.2.2.2) tijdens de bewaring ten opzichte van het onbehandelde controle materiaal. Het effect werd op behandelingsniveau geconstateerd bij de Talent doseringen van 50ml.ton"'.6 weken" 1 en bij de éénmalige dosis met 100 ml.ton" 1. Op ras- en behandelingsniveau werden de grootste (significant) positive effecten bij het ras Bintje geconstateerd (Fig. 4.2.2.2). Bij de rassen Spunta en Turbo was er in het algemeen sprake van een geringer aantal stengels tengevolge van de verschillende Talent behandelingen (Fig. 4.2.2.2). In enkele gevallen was deze daling significant ten opzichte van de onbehandelde controles. Conclusie Afhankelijk van het ras en de Talent behandelingen was er sprake van een significante toename (Bintje en Désirée) of afname (Spunta en Turbo) in stengel aantal ten opzichte van het onbehandelde controle materiaal. Afkiemen veroorzaakte bij de 4 rassen hezelfde effect als Talent behandelingen al waren die verschillen maar in een enkel geval significant. De algemene conclusie is dat er bij periodieke Talent behandelingen afhankelijk van de behandeling een wisselende invloed was op het aantal gevormde stengels. Bij eerdere experimenten was meermalen een groter aantal stengels ten gevolge van carvonbehandelingen tijdens de bewaring geconstateerd (Hartmans, 1994, 1995, 1996 & 1997a).

pagina 27 - Fig. 4.2.2.2 Invloed van Talent doseringen tijdens de bewaring van pootgoed op het aantal stengels per gepootte knol Exp. '95/'96. Bewaring & Westmaas effect: behandeling contr contr 50ml +50ml100mlcontr contr 8ml 50ml +afk /6w /6w +afk / 1W /6w Bintje effect behandeling/ras Desiree O 10 e 9 I Spunta i effect behandeling/ras Turbo 8 - O CL 7 a> O) 6 O) a. 5 a> CJI c 0) 4 3 2 1 0 a. f: & controle niet afk. controle afk. [~J 50 ml/6 wk 1x100 + 50 ml/6 wk Q 3 ml/1 wk B 1x100 ml * sign.versch. van D # sign.versch. van [J Westmaas Eigendom van LUXAN S.V. Niets uit dit voorstel mag worden gebruikt, vermeerderd of gedistribueerd zonder schriftelijke

pagina 28-4.2.3 Opbrengst analyse Invloed van Talent doseringen tijdens de bewaring op de opbrengst (kg). Totaal gewicht Gemiddeld over alle rassen (Fig. 4.2.3.1 en Tabel 4.2.3.1 -bijlage) vertoonde het tijdens de bewaring met Talent behandelde materiaal in enkele gevallen een significant verschil in totaal knolgewicht (kg) per gepootte knol ten opzichte van het onbehandelde materiaal op beide lokaties. Op de lokatie was er daarbij sprake van een significant lager knolgewicht bij de Talent dosering (lxlooml + 50ml.ton -1.6 weken" 1 ). Op de lokatie Westmaas was er sprake van een significant groter knolgewicht bij de Talent dosering (SOml.ton^.ó weken" 1 ). Met andere woorden de Talent behandelingen veroorzaakten gemiddeld over alle rassen, integenstelling tot de effecten op de normale pootdatum waar significante verschillen werden gevonden (Hartmans a & c), bij laat poten in enkele gevallen significante verschillen in kg opbrengst ten opzichte van het onbehandelde materiaal. Op ras- en behandelingsniveau waren deze verschillen echter niet significant aanwezig (Fig. 4.2.3.1). toestemming van LUXAN B.V.

pagina 29 - Fig. 4.2.3.1 Invloed van Tafent doseringen tijdens de bewaring van pootgoed op de opbrengst in kg/gepootte knol. Exp. '95/'96. Bewaring & Westmaas effect: behandeling * sign.versch. van ö pagv # sign.versch. van Q Westmaas contr contr 50ml +50ml 100ml contrcontr 8ml 50mi +afk /6w /6w +afk /1w /Sw effect behandeling/ras effect behandeling/ras contr contr 50ml +50ml contrcontr 8ml 50ml 100ml +afk /6w /6w +afk /1w /6w contr contr 50ml +50ml100ml contr contr 8ml 50ml +afk /6w /6w +afk /1w /6w effect behandeling/ras effect behandeling/ras Spunta 2.5 a> I 1 Q. O) 4> Oï 0.5.5 - contr contr 50ml +50ml looml contr contr 8ml 50ml +afk /6w /6w +afk /1w /6w contr contr 50ml +50mM00ml contr contr 8ml 5Qmi +afk /6w /6w +afk /1w /6w toestemming van LUXAN B.V.

pagina 30 - Gewicht per sortering Behandelings effecten De Talent behandelingen veroorzaakten in vele gevallen een significant effect op de gewichten van de verschillende knolsorteringen (Fig. 4.2.3.2.). In de meeste gevallen werd daarbij een toename in gewicht aan kleinere knollen (< 40 mm en 40-50 mm) verkregen. Op de bewaarlokatie was er tevens sprake van een significant lager knolgewicht in de maat 50-70 mm bij twee Talent behandelingen. Eén Talent behandeling veroorzaakte op de bewaarlokatie Westmaas een significant hoger knolgewicht in de sortering 50-70 mm. Afkiemen veroorzaakte evens in twee gevallen een significante toename van het gewicht aan kleine knollen. Raseffecten De rassen Bintje en Turbo vertoonden tengevolge van verschillende Talent behandelingen significante toenames in knolgewicht van de kleine maatsorteringen ( 40mm en 40-50 mm) (Fig. 4.2.3.3.A en B). In beide gevallen echter waren er significante verschillen in knolgewicht bij de grotere maten. Voor het ras Désirée (Fig. 4.2.3.3.A) viel op de significante toename in knolgewicht van de sortering 50-70, zowel tengevolge van afkiemen als tengevolge van de verschillende Talent behandelingen op de bewaarlokatie Westmaas. Bij het ras Spunta werden significante verschillen in gewichtssortering geconstateerd tengevolge van de verschillende Talent behandelingen danwel afkiemen (Fig. 4.2.3.3.B). Conclusies De conclusies zijn dat sommige Talent behandelingen een significant effect hadden op de gemiddelde kg opbrengst van deze vier rassen bij laat poten en dat er daarbij significante verschuivingen in maatsortering optraden. Op rasniveau werd echter significant verschil op de totaal opbrengst geconstateerd maar wel, afhankelijk van het ras, de behandeling en de bewaarlokatie, op de verdeling van kg opbrengst over de verschillende maatsorteringen Dit effect werd evens in vorige experimenten geconstateerd (Hartmans 1996a, b& c en Hartmans 1997a, b &c).

pagina 31 - Fig. 4.2.3.2 Invloed van Talent doseringen tijdens de bewaring van pootgoed op de opbrengst in kg/gepootte knol/sortering. Exp. '95/'96. Bewaring & Westmaas effect: behandeling effect: behandeling contr contr 50ml +50ml 100ml contr contr 8ml 50m( +afk /6w /6w +afk /1W /6w contr contr 50ml +50ml 100ml contr contr 8ml 50ml +afk /6w /6w +afk /1w /6w * sign.versch. van [] # sign.versch. van [J Westmaas ffect: behandeling 1.5 1.25 I >70 I effect: behandeling 1-0 CL a> O0.75 -S? 0.5 01 0.25 contr contr 50ml +50mM00ml contr contr 8mi 50ml +afk /6w /6w +afk /1w /6w n s ^ r 1 n E g ^ m contr contr 50ml +50ml 100mlcontr contr 8ml 50ml +afk /6w /6w +afk /1w /6w toestemming van LUXAN B.V.

pagina 32 - Fig. 4.2.3.3A Invloed van Talent doseringen tijdens de bewaring van pootgoed op de opbrengst in kg/gepootte knol/sortering/ras. Exp. '95/'96. Bewaring & Westmaas Bintje 1.5 -I <40 1 40-5Q 50-70[ effect behandeling/ras > 70 1.25 - O) 00.75 O O. 4> 0.5 O) 0.25 rim ##** 3^ F n B I ~LF TTV-«- 1.5 Desiree <40 40-50 effect behandeling/ras 50-70 > 70 1.25 "o c JC 1-0> 00.75 O CL 0) 0.5 O) JC 0.25 - rh-t7ini Q controle niet afk. controle afk. P 50 ml/6 wk tsj 1x100 + 50 ml/6 wk 0 8 ml/1 wk B 1 x 100 ml * sign.versch. van Q # sign.versch. van [] Westmaas toestemming van LUXAN B.V.

pagina 33 - Fig. 4.2.3.3B invloed van Talent doseringen tijdens de bewaring van pootgoed op de opbrengst in kg/gepootte knoi/sortering/ras. Exp. '95/'96. Bewaring & Westmaas Turbo effect behandeling/ras < 40 40-50 50-70 > 70 p: #*# jzhösq-cfflnl ## S "ca f 1:; r-hnfr-h fwii controle niet afk. controle afk. 50 ml/6 wk j\j 1x100 + 50 ml/6 wk * sign.versch. van [] S ml/1 wk # sign.versch. van Q Westmaas 0 1 x 100 ml toestemming van LUXAN B.V.

pagina 34 - Invloed van Talent doseringen tijdens de bewaring op het aantal knollen Totaal aantal knollen Evenals het knolgewicht vertoonde het gemiddeld aantal knollen per gepootte knol, over alle rassen, significante verschillen tengevolge van verschillende Talent behandelingen. In alle gevallen ging om een groter aantal knollen tegevolge van diverse Talent behandelingen (Fig. 4.2.3.4). Op de bewaarlokatie Westmaas was dit tengevolge van alle Talent doseringen (Fig. 4.2.3.4); op de het (Fig. 4.2.3.4) was dit het geval bij twee Talent doseringen. De periodieke toediening van 50 ml Talent.ton ',6 weken" 1 vertoonde op beide bewaarlokaties een significante toename in aantal knollen. Afkiemen had significant effect op het aantal knollen bij de oogst. Voor de rassen afzonderlijk waren de verschillen tengevolge van de verschillende Talent behandelingen of afkiemen niet significant aantoonbaar (Fig 4.2.3.4 & Tabel 4.2.3.2). toestemming van LUXAN B.V.

pagina 35 Fig. 4.2.3.4 Invloed van Talent doseringen tijdens de bewaring van pootgoed op het aantal knollen per gepootte knol Exp. '95/'96, Bewaring 4 Westmaas effect: behandeling * sign.versch. van Q # sign.versch. van Q Westmaas contr contr 50ml +50mM 00ml contr contr 8ml 50ml +afk /6w /6w +afk /1w /6w effect behandeling/ras effect behandeling/ras contr contr 50ml +50ml contrcontr 8ml 50ml 100ml +afk /6w /6w +afk /lw /6w contr contr 50ml+50ml 100ml contr contr 8ml 50ml +afk /6w /6w +afk /1W /6w effect behandeling/ras effect behandeling/ras contr contr 50ml +50ml 100ml contr contr 8ml 50ml +afk /6w /6w +afk /1w /6w contr contr 50ml +50ml 100ml contr contr 8ml 50ml -i-afk /6w /6w +afk /1W /6w toestemming van LUXAN B.V.

pagina 36 - Aantal knollen per sortering Behandelings effect Het aantal knollen per sortering over alle 4 rassen gezamenlijk vertoonde een significant groter aantal knollen in de kleinste sorteringen (< 40 en 40-50 mm) tengevolge van verschillende Talent behandelingen op de bewaarlokatie van het (Fig. 4.2.3.5). Er werd verder een significant groter aantal knollen in de maat (50-70 mm) geconstateerd tengevolge van 50 ml Talent.ton" 1.6 weken" 1 op de bewaarlokatie Westmaas en een significant kleiner aantal knollen van deze maat (50-70 mm) op de bewaarlokatie. Raseffecten Het effect van verschillende Talent behandelingen vertoonde voor alle 4 rassen op beide bewaarlokaties significante verschillen in aantal knollen voor verschillende maatsorteringen (Fig. 4.2.3.6.A & B). Bij het rassen Bintje en Turbo trad daarbij in het algemeen een significante toename in kleinere knollen en een afname in grotere knollen op (Fig. 4.2.3.6.A & B); bij het ras Désirée was er sprake van een significante toename in knolaantal in de maat 50-70 mm tengevolge van afkiemen en sommige Talent behandelingen (Fig. 4.2.3.6.A); Bij het ras Spunta was er enkel sprake van een significante toename in aantal grote knollen (. 70mm) tengevolge van afkiemen of sommige Talent behandelingen (Fig. 4.2.3.6.B) op de bewaarlokatie Westmaas. Conclusies De conclusies zijn dat sommige Talent behandelingen, gemiddeld over de vier geteste rassen bij laat poten, een significant toename op het totaal aantal knollen en een significante verschuiving in maatsortering veroorzaakten. Op rasniveau werden echter significant verschillen op het totaal aantal knollen geconstateerd maar wel, afhankelijk van het ras, de behandeling en de bewaarlokatie, op het aantal knollen van de verschillende maatsorteringen. Dit effect was evens in vorige experimenten waargenomen (Hartmans 1996a, b & c en Hartmans 1997a, b & c).

pagina 37 - Fig. 4.2.3.5 Invloed van Talent doseringen tijdens de bewaring van pootgoed op het aantal knollen/gepootte knol/sortering. Exp. '95/'96. Bewaring & Westmaas effect: behandeling effect: behandeling contr contr 50ml+50ml100ml contr contr 8ml 50ml +afk /6w /6w +afk / 1w /6w contr contr 50ml+50ml 100ml contr contr 8ml 50ml +afk /6w /6w +afk /-1W /6w * sign.versch. van [J # sign.versch. van Q Westmaas effect: behandeling effect: behandeling contr contr 50ml +50ml 100ml contr contr 8ml 50ml +afk /6w /6w +afk /1W /6w contr contr 50ml+50ml 100ml contr contr 8ml 50ml +afk /6w /6w +afk /lw /6w

pagina 38 - Fig. 4.2.3.6A Invloed van Talent dosertengen tijdens de bewaring van pootgoed op het aantal knollen/gepootte knoi/sortermg/ras. Exp. '95/96. Bewaring & Westmaas 10 Bintje effect behandeling/ras o c <40 40-50 50-70 >70 O Q. O) O) e 4 O F H / /. n =? - / XL Oesiree effect behandeiing/ras <40 40-50 50-70 >70 * tz *1 z = # s & g n [J controle niet afk. controle afk. U 50 ml/6 wk 0 1x100 + 50 ml/6 wk 8 ml/1 wk 1x100 mi * sign.versch. van 0 # sign.versch. van [] Westmaas

pagina 39 - Fig. 4.2.3.6B Invloed van Talent doseriengen tijdens de bewaring van pootgoed op het aantal knoilen/gepootte Knol/sortering/ras. Exp. '95/96. Bewaring & Westmaas Spunta effect behandeling/ras <40 40-50 50-70 >70 nam raai fh H I Turbo effect behandeling/ras <40 40-50 50-70 >70 & * # * * I# # 32 r- y 2 In Z ï $ r =: / -» y 82 [] controle niet afk. controle afk. fil 50 ml/6 wk ( ] 1x100 + 50 ral/6 wk Q 8 ml/1 wk g 1*100 ml sign.versch. van # sign.versch. van Q Westmaas toestemming van LUXAN B.V.

pagina 40 - Conclusies * Herhaalde toedieningen van het carvonhoudende middel Talent tijdens de bewaring van 4 laatkiemende pootgoedrassen veroorzaakte een "kiemregulerend" effect bij alle rassen op de late pootdatum (mei '96). * Na laat poten werd er tengevolge van de verschillende Talent behandelingen en afkiemen een significante verschil in aantal dagen tot 50% en 100 % opkomst geconstateerd. Het betrof daarbij in de alle gevallen een vertraagde opkomst ten opzichte van het onbehandelde controle materiaal. * Tengevolge van de verschillende Talent behandelingen en afkiemen werden na laat poten significante verschillen in gewasontwikkeling geconstateerd. In het algemeen werd daarbij voor alle rassen, zowel de beginontwikkeling als de afrijping van het gewas vertraagd. * Er werd een significant verschil in aantal stengels gevonden tengevolge van de sommige Talent behandelingen tijdens bewaring. De rassen Bintje en Désirée vertoonden daarbij een toename in stengel aantal en de rassen Spunta en Turbo een afname. * Een tweetal Talent behandelingen veroorzaakten gemiddeld over alle rassen een significant verschil in totaal kg opbrengst bij laat poten. In één geval ging het daarbij om een daling en in één geval om een stijging in knolgewicht Op rasniveau was er echter significant verschillen in kg. opbrengst aantoonbaar. De meeste Talent behandelingen veroorzaakten gemiddeld over alle rassen wel een significante verschuiving in knolsorteringen. Op rasniveau waren deze verschillen bij 3 rassen significant. Zowel een groter als een kleiner gewicht in sorteringen kwam daarbij voor. De rassen Bintje en Turbo vertoonden daarbij een duidelijke toename in kleine knollen. * De meeste Talent behandelingen veroorzaakten gemiddeld over alle 4 rassen evens een significante toename in aantal knollen bij laat poten. Op rasniveau was er echter significant verschillen in aantal knollen aantoonbaar. De Talent behandelingen veroorzaakten wel een significante verschuivingen in het aantal knollen per sorteringen. In het algemeen was er de tendens van meer kleine knollen en minder grote. Dit effect werd bij twee rassen waargenomen (Bintje en Turbo). De rassen Désirée en Spunta vertoonden enkel significant meer grotere knollen. Geconcludeerd kan worden dat de getestte Talent behandelingen significante invloed op de totale kg opbrengst bij de 4 pootgoedrassen hebben gehad bij laat poten. Wel veroorzaakten deze behandelingen in alle gevallen een vertraging in opkomst en in afrijping en in veel gevallen een verschuiving in maatsortering. Deze tendens was evens in vorige onderzoeken waargenomen (Hartmans, 1994, 1995, 1996 & 1997a,b). Algemeen kan worden gesteld dat kiemregulering met het carvonhoudende middel Talent, goede mogelijkheden biedt bij de bewaring van pootgoed ook als dit pootgoed wat later wordt gepoot. Eigendom von LUXAN B.V. Niets uit dit voorstel mag worden gebruikt, vermeerderd of gedistribueerd zonder schriftelijke

pagina 41 - Referenties Hartmans, K.J., (1994) Tijdelijke kiemremming bij zes pootaardappelrassen gedurende de bewaring met behulp van carvon, en de invloed daarvan op de teelt en opbrengst op pootgoeddatum. ATO-DLO Rapport B077. Hartmans, K.J., (1995) Tijdelijke kiemremming bij 4 pootaardappelrassen gedurende de bewaring met behulp van het carvonhoudende middel D 4024 en de invloed daarvan op de teelt en opbrengst. ATO-DLO Rapport B162. Hartmans, K.J., (1996a) Kiemregulering bij 4 pootaardappelrassen gedurende de bewaring met behulp van Talent en de invloed daarvan op de teelt en opbrengst. ATO-DLO Rapport B176. Hartmans, K.J., (1996b) Kiemregulering bij 9 pootaardappelrassen gedurende de bewaring met behulp van Talent en de invloed daarvan op de teelt en opbrengst. ATO-DLO Rapport B187. Hartmans, K.J., (1996c) Kiemregulering bij 4 pootaardappelrassen gedurende de bewaring met behulp van Talent en de invloed daarvan op de teelt en opbrengst bij laat poten. ATO-DLO Rapport B193. Hartmans, K.J., (1997a) Kiemregulering bij 4 pootaardappelrassen gedurende de bewaring met behulp van Talent en de invloed daarvan op de teelt en opbrengst. ATO-DLO Rapport B 248. Hartmans, K.J., (1997b) Kiemregulering bij 4 vroege pootaardappelrassen gedurende de bewaring met behulp van Talent en de invloed daarvan op de teelt en opbrengst. ATO-DLO Rapport B 261. Hartmans, K.J., (1997c) Kiemregulering bij 5 late pootaardappelrassen gedurende de bewaring met behulp van Talent en de invloed daarvan op de teelt en opbrengst. ATO-DLO Rapport B 266. Hartmans, K.J. and N. Buitelaar, 1993. Sprout suppression of ware potatoes by means of Carvone. (Results of storage experiments on semi-practical scale (15 tons stores) conducted on the ATO-DLO Experimental Farm "de Eest" (NOP) in the storage season 1991-1992. toestemming van LUXAN B.V.

pagina 42 - ATO-DLO Report B023. Hartmans, Klaasje J. and C.D. van Loon, 1987. Effect of physiological age on growth vigour of seed potatoes of two cultivars. I. Infuence of storage period and temperature on sprouting characteristics. Potato Research 30:397-409. Krijthe, N., 1977. Onderzoek over de groei van kiemen op pootaardappelen. Publikatie 295 IBVL- Wageningen.

pagina 43 Bijlagen Tabel 4.1.3.2 Invloed van verschillende Talent behandelingen tijdens de bewaring van pootgoed op de kiemgewicht op de pootdatum. Exp. "gs/^ö. Bewaring Westmaas &. Teelt "de Eest", pootdatum 9-05-'96 ras Bewaar lokatie behandeling afk. Talent/ton kiemgewicht g/knol Bintje Westmaas 8ml/w 50ml/6w 100ml(dec.) 2.34 1.72 1.53 2.25 50ml/6w 100ml+50mi 2.29 2.37 2.63 Désirée Westmaas 8ml/w 50ml/6w 2.29 1.95 1.74 50ml/6w 100ml+50ml 100ml(jan.) 1.92 1.83 2.27 1.90 Spunta Westmaas 8ml/w 50ml/6w 1.71 1.05 1.34 50ml/6w 100ml+50mi 100ml(jan.) 1.45 1.74 1.97 1.61 Turbo Westmaas 8ml/w 50ml/6w 1.03 0.63 0.71 50ml/6w 100ml+50m! 100ml(jan.) 0.74 0.95 0.93 0.82

pagina 44 Tabel 4.2.3.1 Invloed van verschillende Talent behandelingen tijdens de bewaring van pootgoed op de opbrengst in kg/gepootte knol. Exp. "95/'96. Bewaring Westmaas &. Teelt "de Eest", pootdatum 9-05-'96 Bewaar behandeling < 40 mm 40-50 mm 50-70 mm > 70 mm Totaal ras lokatie afk. Talent/ton kg kg kg kg kg Bintje Westmaas 0.073 0.321 0.7 0.043 1.174 ja 0.098 0.349 0.7 0.036 1.224 8ml/w 0.103 0.351 0.8 0.021 1.233 50mi/6w 0.112 0.362 0.7 0.031 1.208 100ml(dec.) 0.112 0.358 0.8 0.068 1.379 0.078 0.247 0.9 0.153 1.415 ja 0.109 0.333 0.7 0.028 1.169 50ml/6w 0.133 0.360 0.6 0.027 1.165 100ml+50ml 0.124 0.345 0.6 0.016 1.123 Désirée Westmaas 0.073 0.291 0.4 0.017 0.828 ja 0.053 0.241 0.8 0.033 1.083 8ml/w 0.051 0.230 0.7 0.045 1.000 50ml/6w 0.059 0.248 0.8 0.060 1.143 0.053 0.218 0.7 0.084 1.038 ja 0.050 0.202 0.8 0.068 1.113 50ml/6w 0.063 0.239 0.7 0.022 1.018 100ml+50ml 0.067 0.226 0.7 0.039 1.019 100ml(jan.) 0.058 0.258 0.8 0.031 1.098 Spunta Westmaas 0.038 0.104 0.8 0.325 1.298 ja 0.031 0.122 0.9 0.273 1.284 8ml/w 0.036 0.133 0.8 0.283 1.208 50ml/6w 0.033 0.115 0.9 0.305 1.321 0.035 0.130 0.8 0.227 1.179 ja 0.035 0.118 0.9 0.332 1.382 50ml/6w 0.037 0.123 0.8 0.283 1.274 100ml+50ml 0.029 0.143 0.8 0.162 1.107 100ml(jan.) 0.047 0.122 0.8 0.436 1.399 Turbo Westmaas 0.054 0.228 0.7 0.080 1.110 ja 0.083 0.344 0.7 0.037 1.116 8ml/w 0.095 0.329 0.7 0.033 1.125 50ml/6w 0.076 0.279 0.8 0.065 1.223 0.067 0.242 0.8 0.046 1.183 ja 0.084 0.290 0.8 0.068 1.215 50ml/6w 0.085 0.303 0.7 0.064 1.193 100ml+50ml 0.063 0.293 0.7 0.046 1.057 100ml(jan.) 0.094 0.319 0.7 0.074 1.176 significantie bj P< 0.05 I.s.d. 0.0214 0.0532 0.1478 n.s. n.s. toestemming van LUXAN B.V.

pagina 45 - Tabel 4.2.3.2 Invloed van verschillende Talent behandelingen tijdens de bewaring van pootgoed op de opbrengst in aantal/gepootte knol. Exp. "95/"96. Bewaring Westmaas &. Teelt "de Eest", pootdatum 9-05-'96 ras Bewaar behandeling < 40 mm 40-50 mm 50-70 mm > 70 mm Totaal lokatie afk. Talent/ton aantal aantal aantal aantal aantal Bintje Westmaas ja 8ml/w 50ml/6w 100ml(dec.) 2.0 2.7 2.9 2.6 2.6 4.0 4.7 4.6 5.0 4.8 4.9 5.1 5.4 4.9 5.7 0.1 0.1 0.1 0.1 0.2 11.0 12.7 12.9 12.7 13.2 ia 50ml/6w 100ml+50m 1.7 2.2 3.7 3.1 3.0 4.1 4.8 4.6 5.9 5.0 4.4 4.5 0.5 0.1 0.1 0.1 11.1 11.4 13.1 12.2 Désirée Westmaas ja 8ml/w 50ml/6w 2.0 1.3 1.4 1.6 3.8 3.0 3.2 3.4 3.2 3.5 4.8 5.3 0.1 0.1 0.1 0.2 9.0 7.8 9.6 10.4 ja 50ml/6w 100ml+50m 100ml(jan.) 1.4 1.3 1.7 1.7 1.6 2.8 2.7 3.4 3.0 3.6 4.5 5.5 4.8 4.7 5.3 0.3 0.2 0.1 0.1 0.1 9.0 9.6 9.9 9.5 10.5 Spunta Westmaas ja 8ml/w 50ml/6w 0.8 0.7 0.9 0.7 1.1 1.3 1.4 1.1 4.5 4.3 3.9 4.2 0.8 0.7 0.8 0.8 7.2 7.0 7.0 6.8 ja 50ml/6w 100ml+50m 100ml(jan.) 0.7 0.8 0.8 0.7 0.7 1.2 1.3 1.4 1.6 1.2 4.2 4.4 4.3 4.0 4.0 0.6 0.9 0.8 0.6 1.1 6.7 7.3 7.2 6.9 7.0 Turbo Westmaas ja 8ml/w 50ml/6w 1.5 2.3 2.1 2.1 2.9 4.5 4.1 3.8 4.9 4.4 4.4 5.4 0.2 0.1 0.1 0.2 9.5 11.2 10.7 11.4 ia 50ml/6w 100m!+50m 100ml(jan.) 1.7 1.4 2.1 1.2 2.6 3.0 3.3 3.9 3.5 4.2 5.2 5.0 4.9 4.4 4.5 0.1 0.2 0.2 0.1 0.2 10.1 9.9 11.2 9.2 11.5 significantie bj P< 0.05 l.s.d. 0.792 0.784 0.829 0.240 n.s. toestemming van LUXAN B.V.