Ecologisch werkprotocol Gemeente Nieuwkoop. Praktische vertaalslag van de Gedragscode

Vergelijkbare documenten
Gedragscode Flora- en faunawet voor de Waterschappen

WERKPROTOCOLLEN VOOR WERKZAAMHEDEN IN HET KADER VAN BESTENDIG BEHEER EN ONDERHOUD.

Ecologisch Werkprotocol

Notitie. Quickscan natuuronderzoek. Parallelweg 9 in Neede. In het kader van de Flora- en faunawet. oktober rapportnr: 13477

Verplaatsing houtsingel

NOTITIE Gemeente 's-hertogenbosch T. van Tol Postbus GZ s-hertogenbosch

QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM

Gedragscode Flora- en faunawet gemeente Pijnacker-Nootdorp

Wegvangen van kleine modderkruipers i.v.m. het vergraven van watergangen in de Klapwijkse Pier

Ruimtelijke onderbouwing Flora en fauna De Monarch I, II, III en IV

Ecologisch werkprotocol

Werkprotocollen Baggeren HDSR. Versie 1.1

Beheerplan Forum Rotterdam

6 Flora- en fauna quickscan

Werkzaamheden gemaal Emilia en gemaal Westland Quickscan flora- en faunawet

Soortenbescherming. Buitenevenementen

Verwijdering houtsingel

Bevoegdheid. Flora- en faunawet. Besluit. Dienst Regelingen Ministerie van Economische Zaken, landbouw en Innovatie

Notitie flora en fauna

Ecologisch werkprotocol Corio Glana Highlight 9

: QuickScan Flora & Fauna Meijelseweg 60a te Beringe, gemeente Peel en Maas

Gemeente Nijmegen T. Martens Postbus HG Nijmegen. Quick scan Flora- en faunawet Mesdagstraat te Nijmegen

Gemeente Heerhugowaard M. Hoosbeek Postbus AJ HEERHUGOWAARD. Datum 22 december 2014 Betreft Beslissing op uw aanvraag Ruimtelijke ingrepen

Notitie Flora en faunawet bestemmingsplan Centrum Best; Locatie ten noorden van begraafplaats

Laagraven Investment t.a.v. dhr. W. Toet Datum 27 juli 2017 Projectnummer Flora & fauna Liesbosch Nieuwegein

Ecologisch werkprotocol

In onderstaand schema zijn de mogelijkheden tot vrijstelling van de ontheffingsplicht weergegeven.

Busbaan langs de Kruisvaart

Notitie verkennend Flora- en faunaonderzoek Lettele

NATUURWAARDENONDERZOEK LOCATIE THEATER EINDRAPPORTAGE GEMEENTE SCHIJNDEL. 28 oktober /CE4/OKO/ & ARCAD1S

Dossiernummer: Projectnummer:

Ruimtelijke ontwikkelingen en de Flora- en faunawet

memo INLEIDING GEBIEDSBESCHERMING ZAND/ZON/ c.c.: datum: 22 augustus 2013 Achterweg 48, Lisse

Ecologisch werkprotocol werkzaamheden Harselaar west, Barneveld

ACTUALISEREND ONDERZOEK FLORA- EN FAUNAWET KREKENBUURT TE ELST

Notitie quickscan flora en fauna Wilgenweg 10, Groot- Ammers

Plan van Aanpak. Flora & faunawet. Bestemd voor verbouwing/nieuwbouw Loonbedrijf J.P. van Nieuwkoop Goudseweg 172a Haastrecht

AMSTERDAM OPEN AIR FESTIVAL GAASPERPLAS

Deze wet beschermt van ongeveer 500 van de dier- en plantensoorten die in Nederland

Notitie Flora- en faunaonderzoek Enter

Notitie Quickscan flora en fauna

Conform uw opdracht hebben wij een veldonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de weilanden en kassen gelegen achter Zwaagdijk-Oost 189.

Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer H. van der Meer Postbus HB AMSTERDAM

Ecologisch werkprotocol

P.W. Pastoor Blauwverversteeg DX Harderwijk. Notitie veldbezoek perceel Blauwverversteeg 3 te Harderwijk

Beverwijkerstraatweg 44 - Castricum

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg

Ordito Gilze B.V. t.a.v. dhr. C. van Kuijk Postbus ZH GILZE

Betreft : Toetsing Flora- en faunawet Blokhoeve Nieuwegein

- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw,

Ecologische quickscan. gebied Nieuweweg-Reinaldstraat

Notitie Flora- en faunaonderzoek Apeldoorn

Quickscan. Een. Projectnummer 018. Opdrachtgever. Opdrachtnemer. Scholtenhagenweg 10

Quickscan flora en fauna

QUICK SCAN FLORA- EN FAUNAWET VOOR HET PERCEEL KAATSWEG 3 RODERESCH

Werkprotocollen gemeente Buren Werkprotocollen behorende bij de natuurwaardenkaart gemeente Buren

Memo. Stefan Buskermolen Liandon B.V. Sander van Rijn 2 e lezer Ellen Bults. 13 juli 2012 RLO 476-SOM

Onderzoek flora en fauna

Bijenorchis (Ophrys apifera)

NOTITIE. Quickscan perceel Veldstraat 4 te Nijmegen. Methodiek. Plangebied en ingreep

Ecologisch werkprotocol. Herinrichting Buulder Aa. Waterschap De Dommel

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons)

PROJECTPLAN ONTHEFFING AANSLUITING A9 - HEILOO Provincie Noord-Holland 16 DECEMBER 2016

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie

Bijlage 1 Natuurtoets

Notitie. 1 Aanleiding

Natuurtoets voor de bouw van een woning met bijgebouw aan de Stationsweg 13a te Haarle in het kader van de Rood voor Rood-Regeling

Natuurtoets innamepunt Epe

NOTITIE. Methodiek. Plangebied en ingreep

Notitie. Referentienummer Datum Kenmerk november Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk

HABITATSCAN DIEPENBROCKLAAN. Broedvogels & vleermuizen

Bijlage 1 Ecologisch onderzoek

Briefnotitie Actualisatie quickscan natuurwaardenonderzoek Boomcateweg 39a Nijverdal. In het kader van de Flora- & Faunawet

Gemeente Middelburg. Ramsburg Oost. Flora- en faunatoets ir. J.J. van den Berg. auteur(s):

Notitie veldbezoek Middelweg 12 te Moordrecht

Erasmuslijn Den Haag. Quick scan ecologie en vleermuisonderzoek. Movares Nederland B.V. drs. T.P. Seip Kenmerk MNO-TS Versie 1.

Ecologische werkprotocol parkeerplaats Paardenmarkt

Eelerwoude B.V. S. Semmekrot Mossendamsdwarsweg AB GOOR. Datum 18 november 2016 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora- en faunawet

Notitie inspectie bomen Molenbeek Sittard 2011

Quickscan flora en fauna. Deltaweg te Helmond

Toetsing Flora- en faunawet Oude Rijngemaal Juli Inventarisatie van beschermde soorten.

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA

Resultaten Quickscan, vissen en vleermuisonderzoek met betrekking tot de Flora- en Faunawet.

Memo oplegnotitie natuurtoets Gesterkoog pagina 2/

RBOI Rotterdam bv T.a.v.: Dhr. D. Willems Postbus AD Rotterdam

Memo: Datum: 13 april Quickscan ecologische waarden (Flora en faunawet en EHS) sloop BMV Hoensbroek

QUICK SCAN FLORA EN FAUNA. Heilleweg 21 te Sluis


memo Actualisatie Flora- en faunaonderzoek in verband met nieuwe Wet natuurbescherming.

Gemeente Maastricht Veiligheid en Leefbaarheid. Behoort bij besluit van B&W d.d

Quickscan natuuronderzoek Dwarsdijk

FLORA- EN FAUNASCAN Fietsbrug over de A9

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA

Quick scan natuurtoets KuiperCompagnons d.d. 30 november Soortenbescherming

Flora- en faunawet. Gedragscode Bestendig beheer groenvoorziening

(Bouw)plannen en de Flora- en faunawet

Verkennend natuuronderzoek herinrichting Venlo-Noord

Gemeente s-hertogenbosch Dhr. T. van Tol Postbus GZ s-hertogenbosch

Natuurtoets Flora- en faunawet

Arcus Zuid Projectontwikkeling B.V. B.J.M. Mertens Dorpstraat JX OIRSBEEK

Transcriptie:

Ecologisch werkprotocol Gemeente Nieuwkoop Praktische vertaalslag van de Gedragscode Definitief 4 december 2008

Verantwoording Titel Ecologisch werkprotocol Gemeente Nieuwkoop Opdrachtgever Gemeente Nieuwkoop Projectleider ing. V.M. (Vincent) Muis Auteur(s) A. (Bram) Rijksen Projectnummer 4601443 Aantal pagina's 24 (exclusief bijlagen) Datum Definitief 4 december 2008 Handtekening Colofon Tauw bv afdeling Water Rhijnspoor 209 Postbus 6 2900 AA Capelle aan den IJssel Telefoon (010) 288 61 00 Fax (010) 288 61 66 Dit document is eigendom van de opdrachtgever en mag door hem worden gebruikt voor het doel waarvoor het is vervaardigd met inachtneming van de rechten die voortvloeien uit de wetgeving op het gebied van het intellectuele eigendom. De auteursrechten van dit document blijven berusten bij Tauw. Kwaliteit en verbetering van product en proces hebben bij Tauw hoge prioriteit. Tauw hanteert daartoe een managementsysteem dat is gecertificeerd dan wel geaccrediteerd volgens: - NEN-EN-ISO 9001. - versie 1 - Concept 3\24

4\24 - versie 1 - Concept

Inhoud Verantwoording en colofon... 3 1 Inhoud ecologisch werkprotocol... 7 2 Ruimtelijke ontwikkeling... 9 2.1 Definitie... 9 2.2 Uitvoering ruimtelijke ontwikkeling... 9 2.2.1 Werkzaamheden aan watergangen... 9 2.2.2 Sloop- en reconstructiewerkzaamheden... 12 2.2.3 Bouwrijp maken van grond en aanlegwerkzaamheden... 13 3 Bestendig beheer en onderhoud... 15 3.1 Definitie... 15 3.2 Uitvoering bestendig beheer en onderhoud... 15 3.2.1 Maaiwerkzaamheden... 15 3.2.2 Snoeiwerkzaamheden... 17 3.2.3 Kappen van beplantingen... 18 3.2.4 Slootonderhoud... 20 4 Bestendig gebruik... 23 4.1 Definitie... 23 4.2 Uitvoering bestendig gebruik... 23 4.2.1 Gemeentelijke recreatiegebieden... 23 4.2.2 Gebruik evenemententerreinen... 23 4.2.3 Honden uitlaten op daarvoor bestemde terreinen... 24 4.2.4 werkzaamheden in de openbare ruimte... 24 - versie 1 - Concept 5\24

6\24 - versie 1 - Concept

1 Inhoud ecologisch werkprotocol Dit ecologisch werkprotocol is de praktische vertaalslag van de Gedragscode Flora- en faunawet gemeente Nieuwkoop. Het werkprotocol is bedoeld als handleiding voor degenen die betrokken zijn bij het plannen en het uitvoeren van de werkzaamheden in de buitenruimte in de gemeente. In dit werkprotocol is per type ontwikkeling aangegeven welke uitvoeringsperiode het meest geschikt is vanuit ecologisch oogpunt. Ook is omschreven hoe tijdens de uitvoering van werkzaamheden invulling kan worden gegeven aan het zogenaamd zorgvuldig handelen. Aan de hand van inventarisaties is bekend welke beschermde soorten in het gebied aanwezig zijn, en op welke locaties deze zich bevinden (zie hoofdstuk 2 en bijlage 7 van de Gedragscode gemeente Nieuwkoop). Voordat daadwerkelijk begonnen wordt met de werkzaamheden, moeten de betrokken werknemers weten waar deze locaties zich bevinden, en op de hoogte zijn van de inhoud van dit ecologisch werkprotocol. - versie 1 - Concept 7\24

8\24 - versie 1 - Concept

2 Ruimtelijke ontwikkeling 2.1 Definitie Bij een ruimtelijke ontwikkelingen verandert de bestaande situatie. Enkele voorbeelden: - de bouw van een woning - de aanleg of verbreding van een weg of spoorlijn - het graven van watergangen - het bouwen of verleggen van bruggen, dijken en gemalen. Ook het dempen of de herprofilering van een sloot, waterbodemsanering en verspreiding van baggerspecie valt onder de noemer ruimtelijke ontwikkeling, omdat deze vormen van beheer immers ook tot een verandering van een bestaande situatie leiden. 2.2 Uitvoering ruimtelijke ontwikkeling 2.2.1 Werkzaamheden aan watergangen Hierbij gaat het om slootdemping, herprofilering, waterbodemsanering en verspreiding van baggerspecie. Deze werkzaamheden kunnen invloed hebben op diverse tabel 2-soorten van de groepen vogels, vissen en planten ( zie hoofdstuk 2 en bijlage 7 van de Gedragscode). Uitgangspunten Uitvoeringsperiode: eind september tot maart (bij voorkeur september-oktober) Vereiste watertemperatuur: 8 tot 20 graden Celsius Buiten de uitvoeringsperiode mogen werkzaamheden alleen worden uitgevoerd wanneer uit recent uitgevoerde inventarisatie is gebleken dat er met zekerheid geen beschermde soorten aanwezig zijn in en langs de watergang. Indien de watergang gedempt wordt moeten de aanwezige vissen en amfibieën worden weggevangen en verplaatst. Fasering en werkrichting Bij een vijfdaagse werkweek is er sprake van voldoende fasering in de tijd dat de werkzaamheden worden uitgevoerd: tijdens de weekenden kan watergebonden fauna zich herverdelen over de watergangen. De werkrichting is in de richting van een aaneengesloten watergangstelsel (open water) waardoor achtergebleven vissen op eigen kracht kunnen ontsnappen. - versie 1 - Concept 9\24

Ongeschikt maken van broedlocaties vogels Op locaties waar buiten de voorgeschreven uitvoeringsperiode (eind september t/m maart) werkzaamheden zijn gepland (dus alleen mogelijk op de locaties waar met zekerheid de beschermde soorten ontbreken), kan vóór het broedseizoen de mogelijke broedlocatie ongeschikt worden gemaakt door vegetatie kort te maaien en aanvullend wapperend plastic aan te brengen. Een voorbeeld van dergelijke locaties zijn (ruigere) oevers waar jaarlijks Meerkoet, Waterhoen en/of Wilde eend tot broeden komen. Afstand tot vaste verblijfplaatsen vogels Bij werkzaamheden die kunnen leiden tot verstoring van een vaste verblijfplaats, wordt een afstand van ten minste 10 meter in acht genomen. Het kan daarbij ook gaan om nestlocaties die niet in de watergang of langs de oevers zijn gesitueerd, zoals bijvoorbeeld een spechtennest in aangrenzende bossages of een Torenvalknestkast. Potentiële locaties van vaste verblijfplaatsen moeten tijdens de voorbereidingsfase door een ter zake kundige tijdig worden beoordeeld, en -indien deze in gebruik zijn- worden gemarkeerd. Verspreiden baggerspecie Groeiplaatsen van beschermde plantsoorten moeten tijdens de voorbereidingsfase tijdig worden gemarkeerd. Het verspreiden van bagger op deze groeiplaatsen moet worden vermeden. Wanneer dat niet mogelijk is, moeten de planten naar een geschikt alternatief habitat in de directe omgeving worden verplaatst, of wordt een vervangende habitat gecreëerd 1. Stappenplan In het stappenplan slootdemping, herprofilering, waterbodemsanering en verspreiding van baggerspecie wordt een ecologisch verantwoorde werkmethode beschreven. 1 Details met betrekking tot uitvoering zijn in de gedragscode beschreven. 10\24 - versie 1 - Concept

Stappenplan slootdemping, herprofilering, waterbodemsanering en verspreiding van baggerspecie Stap 1 De watergangen worden verdeeld in compartimenten (maximaal 100 meter). Deze worden vervolgens één voor één leeggepompt tot er ongeveer 5 cm water over blijft in de watergangen. De pomp moet worden voorzien van een rooster opdat watergebonden fauna niet in de pomp belandt. Het in te zetten materiaal dient schoon van olie en andere chemicaliën te zijn. Tijdens het leegpompen worden zoveel mogelijk dieren weggevangen en verzameld. Een ter zake kundige beoordeelt en bepaalt de locatie waar de dieren worden teruggezet. Door deze werkwijze wordt schade aan watergebonden fauna (waaronder vissen) geminimaliseerd of geheel voorkomen. Stap 2 Direct na het leegpompen van één compartiment wordt de sliblaag van de waterbodem afgeschept en op de kant breed uitgespreid waarbij de dikte van het pakket baggerspecie bij voorkeur 10 centimeter en maximaal 15 centimeter bedraagt. Ook deze laag wordt vervolgens door de ter zake kundige onderzocht op aanwezigheid van levend organisme en in bakken verzameld. Amfibieën dienen afzonderlijk van vissen bewaard te worden. De watergang wordt op deze manier tot de vaste ondergrond gefaseerd uitgegraven. Stap 3 Direct na het verzamelen van de dieren worden deze weer uitgezet in een nabijgelegen watergang met een vergelijkbaar habitat en kwaliteit. Zoetwatermosselen worden apart in een grote bak bewaard en regelmatig voorzien van schoon (sloot)water. Na realisatie van de werkzaamheden worden deze teruggezet. Stap 4 Als zich geen levende organismen meer in de leeggeschepte watergang bevinden, kan het compartiment in geval van slootdemping volgestort worden met zand/grond. Op deze manier kunnen andere dieren niet meer de watergang in kruipen. Stap 5 Als het eerste compartiment vrij van organismen is, kan begonnen worden met het volgende compartiment, waarbij het stappenplan opnieuw in werking treedt. Ondertussen wordt het vorige compartiment met zand/grond gevuld. Opgelet: visetende diersoorten moeten geen kans krijgen de vissen in het vervangende biotoop (alsnog) weg te vangen. Dit kan worden voorkomen door grote takken over het nieuwe biotoop te plaatsen. Hiervoor kunnen takken worden gebruikt die afkomstig zijn van elders te vellen beplanting. Het is dan ook verstandig in de planning allereerst de velling uit te voeren en direct daaropvolgend het dempen van sloten. Het zoeken naar dieren, het vangen en het beoordelen van de bagger en nieuwe locatie, wordt uitgevoerd door of onder toezicht van een ter zake kundige. - versie 1 - Concept 11\24

2.2.2 Sloop- en reconstructiewerkzaamheden Hierbij gaat het om de sloop van bebouwing, kunstwerken en het verwijderen van groen rondom de bebouwing. Deze werkzaamheden kunnen invloed hebben op diverse tabel 2- en 3-soorten van de groepen vogels en vleermuizen (zie hoofdstuk 2 en bijlage 7 van de Gedragscode). Uitgangspunten Uitvoeringsperiode: buiten het vogelbroedseizoen (15 maart- 15 juli), voor vleermuizen is de periode van verschillende factoren afhankelijk. De periode van het broedseizoen is indicatief; ook buiten deze datumgrenzen zijn broedende vogels strikt beschermd en mogen niet verstoord worden. Tijdens het broedseizoen mogen de werkzaamheden alleen uitgevoerd, wanneer uit zeer recente (maximaal 3 dagen voor aanvang van de werkzaamheden) inventarisaties is gebleken dat er met zekerheid geen broedvogels op of in de directe omgeving van de planlocaties aanwezig zijn. Wanneer locaties aantoonbaar een wezenlijke betekenis voor vleermuizen hebben, is de uitvoeringsperiode van werkzaamheden afhankelijk van de exacte functie van die locaties (winterverblijf, zomerverblijf, jachtgebied, vliegroute etc.) Ongeschikt maken van broedlocaties Op locaties waar werkzaamheden zijn gepland, en die als potentiële broedplaats geschikt zijn, kan vóór het broedseizoen wapperend plastic worden aangebracht, waardoor vogels tijdens het broedseizoen de plek niet meer als nestlocatie willen gebruiken. Afstand tot vaste verblijfplaatsen vogels Bij werkzaamheden die kunnen leiden tot verstoring van een vaste verblijfplaats van vogels, wordt een afstand van ten minste 10 meter in acht genomen. Potentiële locaties van vaste verblijfplaatsen moeten in de voorbereidingsfase door een ter zake kundige tijdig worden beoordeeld. Bij het daadwerkelijk vaststellen van een vaste verblijfplaats, wordt deze in kaart gebracht en gemarkeerd. Deze ter zake kundige beoordeelt ook de mogelijke invloed en de uiteindelijke afstand die in acht moet worden genomen. Vaste verblijfplaatsen vleermuizen Voor aanvang van de werkzaamheden moet bekend zijn welke locaties een relevante betekenis voor vleermuizen hebben, en welke effecten de werkzaamheden kunnen hebben op populatie- en individuniveau. Bij mogelijke verstoring moet ontheffing van de Flora- en faunawet worden aangevraagd, en de voor de ontheffing vereiste mitigerende en compenserende maatregelen worden getroffen. 12\24 - versie 1 - Concept

2.2.3 Bouwrijp maken van grond en aanlegwerkzaamheden Hierbij gaat het om het opbrengen van zand, het verwijderen van de toplaag van de bodem en de aanwezige vegetatie en eventueel noodzakelijke bemaling op de locatie. Aanlegwerkzaamheden bestaan uit onder meer hei- en bouwwerkzaamheden, en de aanleg van toevoerwegen naar de bouwplaats. Zowel het bouwrijp maken van grond als aanlegwerkzaamheden kunnen invloed hebben op diverse tabel 2- soorten van de groep vogels en planten (zie hoofdstuk 2 en bijlage 7 van de Gedragscode). Uitgangspunten Uitvoeringsperiode: gehele jaar, mits geen verbodsbepalingen worden overtreden met betrekking tot broedende vogels of vaste verblijfplaatsen. Indien op de locatie ook genoemde beschermde planten aanwezig zijn, wordt ook de voor deze soortgroep specifieke werkmethodes gehanteerd. Ongeschikt maken van broedlocaties Op locaties waar werkzaamheden zijn gepland, en die als potentiële broedplaats geschikt zijn, kan vóór het broedseizoen wapperend plastic worden aangebracht, waardoor vogels tijdens het broedseizoen de plek niet meer als nestlocatie willen gebruiken. Ook het vroegtijdig verwijderen van toplaag en vegetatie op braakliggende grond, kan de locatie ongeschikt maken. Dit kan alleen bij afwezigheid van de plantsoorten van tabel 2 en/of tabel 3 van de Flora- en faunawet. Aanbevolen wordt geen zanddepots met steile wanden of afkalvende oevers bij zandopspuitingen te creëren. In het voorjaar worden deze vaak door Oeverzwaluwen als nestlocatie gebruikt, en kunnen dan tot na de broedperiode niet worden gebruikt. Afstand tot vaste verblijfplaatsen vogels Bij werkzaamheden die kunnen leiden tot verstoring van een vaste verblijfplaats van vogels, wordt een afstand van ten minste 10 meter in acht genomen. Potentiële locaties van vaste verblijfplaatsen moeten in de voorbereidingsfase door een ter zake kundige tijdig worden beoordeeld. Bij het daadwerkelijk vaststellen van een vaste verblijfplaats, wordt deze in kaart gebracht en gemarkeerd. Deze ter zake kundige beoordeelt ook de mogelijke invloed en de uiteindelijke afstand die in acht moet worden genomen. Ontgraven van percelen en bouwlocaties Groeiplaatsen van beschermde plantsoorten moeten tijdens de voorbereidingsfase tijdig worden gemarkeerd. Vóór de ontgravingsactiviteiten op een perceel moeten deze soorten naar een geschikt alternatief habitat in de directe omgeving worden verplaatst, of wordt een vervangende habitat gecreëerd 2. 2 Details met betrekking tot uitvoering zijn in de gedragscode beschreven - versie 1 - Concept 13\24

14\24 - versie 1 - Concept

3 Bestendig beheer en onderhoud 3.1 Definitie Bestendig beheer en onderhoud is steeds gericht op behoud van de bestaande situatie en vindt met een zekere regelmaat plaats. In gemeente Nieuwkoop gaat het daarbij om maai- en snoeiwerkzaamheden, het kappen van beplantingen en slootonderhoud. 3.2 Uitvoering bestendig beheer en onderhoud 3.2.1 Maaiwerkzaamheden Hierbij gaat het om het regelmatig maaien van gazons, wegbermen en droge oevers. Het maaien van vegetatie in watergangen wordt hiermee niet bedoeld. Maaiwerkzaamheden kunnen invloed hebben op diverse tabel 2- en 3-soorten van de groep vogels, zoogdieren, reptielen, amfibieën en planten (zie hoofdstuk 2 en bijlage7 van de gedragscode). Uitgangspunten Uitvoeringsperiode: eind september tot maart (bij voorkeur september-oktober). Buiten de uitvoeringsperiode mogen werkzaamheden alleen worden uitgevoerd wanneer uit recent uitgevoerde inventarisatie is gebleken dat er met zekerheid geen beschermde soorten aanwezig zijn in het terrein. Ongeschikt maken broedlocaties vogels Op locaties waar werkzaamheden zijn gepland, en die als potentiële broedplaats geschikt zijn, kan vóór het broedseizoen de mogelijke broedlocatie ongeschikt worden gemaakt door vegetatie kort te maaien en aanvullend wapperend plastic aan te brengen, waardoor vogels tijdens het broedseizoen deze plek niet meer als nestlocatie willen gebruiken. Afstand tot vaste verblijfplaatsen vogels Bij werkzaamheden die kunnen leiden tot verstoring van een vaste verblijfplaats van vogels, wordt een afstand van ten minste 10 meter in acht genomen. Potentiële locaties van vaste verblijfplaatsen moeten in de voorbereidingsfase door een ter zake kundige tijdig worden beoordeeld. Bij het daadwerkelijk vaststellen van een vaste verblijfplaats, wordt deze in kaart gebracht en gemarkeerd. Deze ter zake kundige beoordeelt ook de mogelijke invloed en de uiteindelijke afstand die in acht moet worden genomen. - versie 1 - Concept 15\24

Wegvangen en verplaatsen van dieren Bij maaiwerkzaamheden in het najaar dienen soorten waarbij sprake is van een winterslaap weggevangen te worden voordat de winterslaapperiode aanvangt. Vervolgens worden de gevangen soorten verplaatst naar een geschikte habitat in de directe omgeving. Het gaat daarbij om zoogdieren, amfibieën en reptielen. Om te voorkomen dat deze op korte termijn weer terugkeren naar de oorspronkelijke locatie, worden na het verplaatsen maatregelen getroffen, bijvoorbeeld het plaatsen van schermen e.d. Dit wordt uitgevoerd door of onder toezicht vaneen ter zake kundige. Tijdens de winterslaapperiode mogen dieren niet verplaatst worden. Tweede maaironde in periode maart-september Na een eventuele tweede maaibeurt buiten de aanbevolen uitvoeringsperiode, moeten dieren minstens een week de kans krijgen om uit het maaisel weg te kruipen vóórdat andere werkzaamheden worden uitgevoerd. Dat geldt bijvoorbeeld voor het afvoeren van het maaisel, maar ook bij geplande grond- of boorwerkzaamheden. Het maaien moet van binnen naar buiten gebeuren, zodat de aanwezige fauna kan ontsnappen, dat wil zeggen vanuit het centrum van het perceel naar de buitenranden. Overige soortspecifieke werkmethode s Voor de volgende soorten of soortgroepen worden specifieke eisen gesteld aan de werkmethodes 3 : Amfibieën: werken met maaibalk, afstelhoogte zeven centimeter of hoger. Planten: groeiplaatsen beschermde planten sparen of soorten verplaatsen 4, maaisel afvoeren. Noordse woelmuis: overjarig riet handhaven 3 Methodes gelden niet voor intensief onderhouden gazons 4 Details met betrekking tot uitvoering zijn in de gedragscode beschreven 16\24 - versie 1 - Concept

3.2.2 Snoeiwerkzaamheden Hierbij gaat het om het verwijderen van takken of uitlopers van struiken (heesters) of bomen. Snoeiwerkzaamheden kunnen met name invloed hebben op diverse tabel 2- en 3-soorten van de groep vogels, zoogdieren, reptielen, amfibieën en planten en (zie hoofdstuk 2 en bijlage7 van de gedragscode). Uitgangspunten Uitvoeringsperiode: eind september tot maart (bij voorkeur september-oktober) Buiten de bovengenoemde uitvoeringsperiode mogen de werkzaamheden alleen worden uitgevoerd, wanneer uit zeer recente (maximaal 3 dagen voor aanvang van de werkzaamheden) inventarisaties is gebleken dat er met zekerheid geen beschermde soorten op of in de directe omgeving van de planlocaties aanwezig zijn. Bij de afvoer van snoeihout (wegslepen en dergelijke) moet worden voorkomen dat beschermde tabel 2- en 3- plantensoorten worden beschadigd. Dit geldt tevens voor vaste verblijfplaatsen van dieren. Per locatie moet worden overwogen of het snoeihout in een houtril of takkenwal verwerkt kan worden. Ongeschikt maken van broedlocaties vogels Op locaties waar werkzaamheden zijn gepland, en die als potentiële broedplaats geschikt zijn, kan vóór het broedseizoen wapperend plastic worden aangebracht, waardoor vogels tijdens het broedseizoen de plek niet meer als nestlocatie willen gebruiken. Afstand tot vaste verblijfplaatsen vogels Bij werkzaamheden die kunnen leiden tot verstoring van een vaste verblijfplaats van vogels, wordt een afstand van ten minste 10 meter in acht genomen. Potentiële locaties van vaste verblijfplaatsen moeten in de voorbereidingsfase door een ter zake kundige tijdig worden beoordeeld. Bij het daadwerkelijk vaststellen van een vaste verblijfplaats, wordt deze in kaart gebracht en gemarkeerd. Deze ter zake kundige beoordeelt ook de mogelijke invloed en de uiteindelijke afstand die in acht moet worden genomen. Overige soortspecifieke werkmethodes Voor de volgende soorten of soortgroepen worden specifieke eisen gesteld aan de werkmethodes: Zoogdieren: takken- of bladhopen die kunnen dienen als overwinteringsplaats van bijvoorbeeld Egels worden niet verwijderd Reptielen: takken- of bladhopen die kunnen dienen als overwinteringsplaats of als broedhoop van ringslangen worden niet verwijderd. - versie 1 - Concept 17\24

Planten: groeiplaatsen beschermde planten sparen of soorten verplaatsen 5. Houtsnippers worden afgevoerd. 3.2.3 Kappen van beplantingen Hierbij gaat het om het verwijderen van struiken en bomen door deze op geringe hoogte boven de grond af te zagen. Kapwerkzaamheden kunnen invloed hebben op diverse tabel 2- en 3- soorten van de groep vogels, zoogdieren, vleermuizen, reptielen, amfibieën en planten (zie hoofdstuk 2 en bijlage7 van de gedragscode). Uitgangspunten Uitvoeringsperiode: eind september tot maart (bij voorkeur september-oktober) Voor vleermuizen is de periode van verschillende factoren afhankelijk. Buiten de bovengenoemde uitvoeringsperiode mogen de werkzaamheden alleen worden uitgevoerd, wanneer uit zeer recente inventarisaties is gebleken dat er met zekerheid geen beschermde soorten op of in de directe omgeving van de planlocaties aanwezig zijn. Wanneer locaties aantoonbaar een wezenlijke betekenis voor vleermuizen hebben, is de uitvoeringsperiode van werkzaamheden afhankelijk van de exacte functie van die locaties (winterverblijf, zomerverblijf, jachtgebied, vliegroute etc.). Kaalslag moet worden voorkomen. Bij de afvoer van de gekapte beplantingen (wegslepen en dergelijke) moet worden voorkomen dat beschermde tabel 2- en 3- plantensoorten worden beschadigd. Dit geldt tevens voor verblijfplaatsen van dieren. Ontheffing voor vleermuizen Voor aanvang van de werkzaamheden moet bekend zijn welke locaties een relevante betekenis voor vleermuizen hebben, en welke effecten de werkzaamheden kunnen hebben op populatie- en individuniveau. Bij mogelijke verstoring moet ontheffing van de Flora- en faunawet worden aangevraagd, en de voor de ontheffing vereiste mitigerende en compenserende maatregelen worden getroffen. Ongeschikt maken van broedlocaties vogels Op locaties waar werkzaamheden zijn gepland, en die als potentiële broedplaats geschikt zijn, kan vóór het broedseizoen wapperend plastic worden aangebracht, waardoor vogels tijdens het broedseizoen de plek niet meer als nestlocatie willen gebruiken. Afstand tot vaste verblijfplaatsen vogels Bij werkzaamheden die kunnen leiden tot verstoring van een vaste verblijfplaats van vogels, wordt een afstand van ten minste 10 meter in acht genomen. Potentiële locaties van vaste verblijfplaatsen moeten in de voorbereidingsfase door een ter zake kundige tijdig worden 5 Details met betrekking tot uitvoering zijn in de gedragscode beschreven 18\24 - versie 1 - Concept

beoordeeld. Bij het daadwerkelijk vaststellen van een vaste verblijfplaats, wordt deze in kaart gebracht en gemarkeerd. Deze ter zake kundige beoordeelt ook de mogelijke invloed en de uiteindelijke afstand die in acht moet worden genomen. Overige soortspecifieke werkmethodes Voor de volgende soorten of soortgroepen worden specifieke eisen gesteld aan de werkmethodes: Zoogdieren: takken- of bladhopen die kunnen dienen als overwinteringsplaats van bijvoorbeeld Egels worden niet verwijderd. Reptielen: takken- of bladhopen die kunnen dienen als overwinteringsplaats of als broedhoop van ringslangen worden niet verwijderd. Planten: groeiplaatsen beschermde planten sparen of soorten verplaatsen 6. Houtsnippers worden afgevoerd. N.B. Per locatie moet worden overwogen of het snoeihout in een houtril of takkenwal verwerkt kan worden. 6 Details met betrekking tot uitvoering zijn in de gedragscode beschreven - versie 1 - Concept 19\24

3.2.4 Slootonderhoud Hierbij gaat het om de reguliere baggerwerkzaamheden 7 en het schonen van sloten. Naast maai- en snoeiwerkzaamheden op zowel droge als natte oever, betreft dit ook het verwijderen van watervegetatie. Slootonderhoud kan invloed hebben op diverse tabel 2- en 3-soorten van de groep vogels, zoogdieren, reptielen, amfibieën, vissen, ongewervelden en planten (zie hoofdstuk 2 en bijlage7 van de gedragscode). Uitgangspunten Uitvoeringsperiode: eind september tot maart (bij voorkeur september-oktober) Vereiste watertemperatuur: 8 tot 20 graden celcius. Buiten de uitvoeringsperiode mogen werkzaamheden alleen worden uitgevoerd wanneer uit recent uitgevoerde inventarisatie is gebleken dat er met zekerheid geen beschermde soorten aanwezig zijn in en langs de watergang. Bij baggerwerkzaamheden wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van een zuiger in plaats van een kraan. Fasering en werkrichting tijdens baggeren Bij een vijfdaagse werkweek is er met betrekking tot baggerwerkzaamheden sprake van voldoende tijdfasering: tijdens de weekenden kan watergebonden fauna zich herverdelen over de watergangen. De werkrichting is in de richting van een aaneengesloten watergangstelsel (open water) waardoor achtergebleven vissen op eigen kracht kunnen ontsnappen. Ongeschikt maken van broedlocaties Op locaties waar buiten de voorgeschreven uitvoeringsperiode werkzaamheden zijn gepland (dus alleen mogelijk op de locaties waar met zekerheid beschermde tabel 2- en 3-soorten ontbreken), kan vóór het broedseizoen de mogelijke broedlocatie ongeschikt worden gemaakt door vegetatie kort te maaien en aanvullend wapperend plastic aan te brengen., Hierdoor zullen vogels tijdens het broedseizoen deze plek niet meer als nestlocatie willen gebruiken. Een voorbeeld van dergelijke locaties zijn (ruigere) oevers waar jaarlijks Meerkoet, Waterhoen en/of Wilde eend tot broeden komen. Afstand tot vaste verblijfplaatsen vogels Bij werkzaamheden die kunnen leiden tot verstoring van een vaste verblijfplaats, wordt een afstand van ten minste 10 meter in acht genomen. Het kan daarbij ook gaan om nestlocaties die niet in de watergang of langs de oevers zijn gesitueerd, zoals bijvoorbeeld een spechtennest in aangrenzende bossages of een Torenvalknestkast. Potentiële locaties van vaste verblijfplaatsen 7 Bij vijf- á tienjarige onderhoudcyclus. Zie voor definitie ook 2.1 20\24 - versie 1 - Concept

moeten tijdens de voorbereidingsfase door een ter zake kundige tijdig worden beoordeeld, en - indien deze in gebruik zijn- worden gemarkeerd. Wegvangen en verplaatsen van dieren Bij onderhoudswerkzaamheden in het najaar worden soorten waarbij sprake is van een winterslaap weggevangen voordat de winterslaapperiode aanvangt. Vervolgens worden deze verplaatst naar een geschikte habitat in de buurt. Het gaat daarbij om zoogdieren, amfibieën en reptielen. Om te voorkomen dat deze op korte termijn weer terugkeren naar de oorspronkelijke locatie, worden na het verplaatsen maatregelen getroffen, bijvoorbeeld het plaatsen van schermen e.d. Dit wordt uitgevoerd door of onder toezicht van- een ter zake kundige. Tijdens de winterslaapperiode mogen dieren niet verplaatst worden. Verspreiden waterbodemmateriaal en baggerspecie Bij gebruik van een kraan wordt water- en oevervegetatie nog enige tijd (twee dagen) langs de oevers van een water achtergelaten, om eventueel meegeschepte organismen de kans te geven terug te kruipen in het water. De op de kant gebrachte bagger (maximale laagdikte 15 centimeter) moet binnen twee uur door een ter zake kundig worden geïnspecteerd op de aanwezigheid van onder andere vissen en amfibieën. Deze worden teruggezet op een voor deze soorten geschikte locatie die buiten de invloedsfeer van de werkzaamheden valt. Overige soortspecifieke werkmethodes Voor de volgende soorten of soortgroepen worden specifieke eisen gesteld aan de werkmethodes: Reptielen: takken- of bladhopen die kunnen dienen als overwinteringsplaats of als broedhoop van ringslangen worden niet verwijderd. Dit geldt ook voor potentiële ei-afzetlocaties als mosplakkaten en vermolmde boomstobben Planten: (gedeelten van de) watervegetatie handhaven, met name Krabbescheer. Exemplaren van deze soort kunnen ook tijdelijk op de oever gelegd worden om vervolgens teruggezet te worden naar oorsponkelijk groeiplaats. Groeiplaatsen beschermde planten sparen, of soorten verplaatsen naar alternatief habitat 8. Maaisel afvoeren. Noordse woelmuis: overjarig riet handhaven Amfibieën: poelen structureel gefaseerd baggeren, waarbij delen worden overgeslagen. 8 Details met betrekking tot uitvoering zijn in de gedragscode beschreven - versie 1 - Concept 21\24

22\24 - versie 1 - Concept

4 Bestendig gebruik 4.1 Definitie Onder bestendig gebruik worden jaarlijks terugkerende activiteiten verstaan die samenhangen met de landschappelijke kwaliteit van een gebied. Het is gericht op behoud van de bestaande situatie. In gemeente Nieuwkoop gaat het daarbij om bijvoorbeeld het gebruik van recreatiegebieden, evenemententerreinen en hondenuitlaatlocaties. Ook werkzaamheden in de openbare ruimte (onkruidbestrijding, onderhoud verhardingen, zwerfvuil ruimen, straatreiniging etc.) vallen onder het bestendig gebruik. 4.2 Uitvoering bestendig gebruik 4.2.1 Gemeentelijke recreatiegebieden Hierbij gaat het om terreinen gericht op verblijfsrecreatie waaronder jachthavens, recreatieparken en campings. Het gebruik van deze locaties kan invloed hebben op diverse tabel 2- en 3-soorten van de groep vogels, vleermuizen, vissen en planten (zie hoofdstuk 2 en bijlage7 van de gedragscode). Zorgvuldig handelen Habitats en biotopen van beschermde tabel 2- en 3 soorten, worden ontoegankelijk gemaakt, bijvoorbeeld door het plaatsen van afrasteringen. Verlichting in recreatiegebieden wordt niet uitgebreid. Bestaande lichtbronnen worden zonodig (bij aangetoonde aanwezigheid vleermuizen) vervangen door naar beneden stralende verlichtingsbronnen. 4.2.2 Gebruik evenemententerreinen Hierbij gaat het om alle publieksgerichte buitenactiviteiten met een relatief groot aantal bezoekers waarbij sprake kan zijn van (geluids-)hinder. Het gebruik van evenemententerreinen kan invloed hebben op diverse tabel 2- en 3-soorten van de groep vogels, vleermuizen en planten (zie hoofdstuk 2 en bijlage7 van de gedragscode). - versie 1 - Concept 23\24

Zorgvuldig handelen Evenementen vinden niet plaats als op het terrein broedende vogels aanwezig zijn. Vestiging van broedende vogels op het terrein wordt voorkomen door het plaatsen van wapperende linten op geschikte broedlocaties. Evenementen met hoog geluidsniveau (concerten en dergelijke) worden niet georganiseerd ten tijde van het broedseizoen, wanneer in de directe omgeving broedvogelsoorten aanwezig zijn. Eventueel aanwezige vleermuiskolonies mogen niet worden verstoord; in de periode maartnovember wordt na zonsondergang geen gebruik gemaakt van sterke verlichtingsbronnen en versterkt geluid. Per evenement moet een ter zake kundige beoordelen of er wel of geen sprake is van een wezenlijk effect, en adviseert deze met betrekking op de te nemen maatregelen. 4.2.3 Honden uitlaten op daarvoor bestemde terreinen Hierbij gaat het om terreinen waar het loslopen en uitlaten van honden is toegestaan, zonder dat eigenaar verplicht is de uitwerpselen op te ruimen. Het gebruik van hondenuitlaatplaatsen kan invloed hebben op broedvogels (zie hoofdstuk 2 en bijlage7 van de gedragscode). Zorgvuldig handelen Tijdens het broedseizoen worden de nabijgelegen terreinen met op de grond broedende vogels afgezet zodat de locaties niet toegankelijk zijn voor honden. Deze afzetting gebeurt door of onder toezicht van een ter zake kundige. 4.2.4 werkzaamheden in de openbare ruimte Hierbij gaat het om alle relevante werkzaamheden die verricht worden tijdens het reguliere onderhoud in de openbare ruimte, zoals het verwijderen van onkruid en zwerfvuil uit beplantingsvakken, onderhoud aan bestrating etc. Deze activiteiten kunnen met name van invloed zijn op broedvogels. Zorgvuldig handelen Tijdens het uitvoeren van deze werkzaamheden is het belangrijk dat medewerkers op de hoogte zijn van de inhoud van Flora- en faunawetgeving. Hierdoor kan bijvoorbeeld worden voorkomen dat tijdens onderhoudswerkzaamheden in plantsoenen verstoring van broedvogels plaatsvindt. 24\24 - versie 1 - Concept