Eindexamen wiskunde A1-2 havo 2006-II

Vergelijkbare documenten
Examen HAVO. wiskunde A1,2. Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs. Tijdvak 2 Woensdag 21 juni uur

Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang:

In de handel is het gebruikelijk om korting te geven als een klant veel exemplaren van een bepaald product bestelt.

Examen HAVO. wiskunde A1,2

Eindexamen wiskunde A 1-2 havo 2005-I

Paracetamol in het bloed

Examen HAVO. wiskunde B1

Geversduin 3,9. Strand Heemskerk 3,8

Examen VWO. wiskunde A1

Examen VMBO-GL en TL 2006 tijdvak 1 dinsdag 30 mei uur

Examen VMBO-GL en TL 2006

Examen HAVO. wiskunde A. tijdvak 2 woensdag 23 juni uur

Examen HAVO. Wiskunde A1,2

Examen VWO. wiskunde A1. tijdvak 2 woensdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examenopgaven VMBO-GL en TL 2004

Examen VMBO-KB. wiskunde CSE KB. tijdvak 1 dinsdag 19 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. wiskunde A1,2. tijdvak 1 woensdag 28 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. wiskunde A1,2. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen VMBO-KB 2006 WISKUNDE CSE KB. tijdvak 1 dinsdag 30 mei Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen wiskunde A1-2 vwo 2004-I

wiskunde C vwo 2018-I

PADDESTOELEN. 3p 1 In de uitwerkbijlage bij vraag 1 staat de graaf nogmaals getekend. Daaronder staat een. Egmond.

EURO. waarde dikte in mm 0,01 1,67 0,02 1,67 0,05 1,67 0,10 1,93 0,20 2,14 0,50 2,36 1,00 2,33 2,00 2,10

Eindexamen wiskunde A havo I

Examen VWO. wiskunde A1,2 (nieuwe stijl)

Examen HAVO. wiskunde B1

Eindexamen wiskunde A1-2 vwo 2007-II

Examen HAVO. tijdvak 2 dinsdagdinsdag uur

Eindexamen wiskunde B 1 havo I

Examen VMBO-GL en TL. wiskunde CSE GL en TL. tijdvak 2 dinsdag 21 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen wiskunde A1-2 vwo 2006-II

Examen VWO. wiskunde A1,2

Examen HAVO. wiskunde B1. tijdvak 2 woensdag 18 juni Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Nederland 1% 1% 20% 62% 11% 2% 3% Europa 1% 4% 44% 36% 12% 2% 1%

Eindexamen wiskunde A 1-2 havo I

Eindexamen wiskunde B1 havo 2001-I

Eindexamen wiskunde A1-2 havo 2007-II

Examen HAVO. Wiskunde B1 (nieuwe stijl)

Examen HAVO. wiskunde A. tijdvak 1 vrijdag 17 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. Wiskunde B1 (nieuwe stijl)

Examen HAVO. wiskunde A. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen wiskunde B havo II

Examen VMBO-GL en TL 2006 tijdvak 2 dinsdag 20 juni uur

Eindexamen wiskunde B1 havo 2002-II

Examen HAVO. Wiskunde B1 (nieuwe stijl)

Examen VWO. wiskunde C. tijdvak 1 maandag 14 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen VWO. wiskunde A1,2. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen VWO. Wiskunde A1,2 (nieuwe stijl)

vak : Wiskunde leerweg : TL toetsnummer : 4T-WIS-S-06 toetsduur: : 100 minuten aantal te behalen punten : 58 punten cesuur : 29 punten

Examen HAVO. wiskunde B1. tijdvak 1 dinsdag 20 mei uur

Eindexamen wiskunde A havo 2000-I

Eindexamen wiskunde A1-2 havo 2007-I

Examen HAVO. wiskunde A1,2

Eindexamen wiskunde A 1-2 vwo I

Examen HAVO. wiskunde B (pilot) tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

t in uren H in mg ,2 31,4 Hoeveel procent breekt het lichaam ieder uur af? voelen. Geef je antwoord in minuten nauwkeurig.

Examen VMBO-KB. wiskunde CSE KB. tijdvak 2 maandag 19 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen wiskunde A 1-2 havo 2004-I

voorbeeldexamenopgaven statistiek wiskunde A havo

Los de volgende vergelijkingen op. Rond eventueel af op 2 decimalen.

Probeer de vragen bij Verkennen zo goed mogelijk te beantwoorden.

Eindexamen wiskunde B1 havo 2008-II

Examen VWO-Compex. wiskunde A1,2

Examen HAVO. wiskunde B1

wiskunde CSE GL en TL

Examen VMBO-KB 2006 WISKUNDE CSE KB. tijdvak 2 dinsdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

de dagelijkse energiebehoefte in kilocalorieën (kcal) en G het gewicht in kg.

Examen VMBO-GL en TL 2006

Uitwerkingen Mei Eindexamen VWO Wiskunde C. Nederlands Mathematisch Instituut Voor Onderwijs en Onderzoek

wiskunde C pilot vwo 2016-I

SMIKY CHIPS. 3p 1 Bereken in één decimaal hoeveel gram chips er gemiddeld in een zakje zit. Schrijf je berekening op.

Examen VWO. wiskunde C (pilot) tijdvak 2 woensdag 17 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen wiskunde B1 havo 2005-I

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2002-II

Hoofdstuk 2: Grafieken en formules

Examen HAVO. Wiskunde A1,2 (nieuwe stijl)

Oefenexamen wiskunde vmbo-tl. Onderwerp: verbanden H1 H4 H7. Antwoorden: achterin dit boekje

wiskunde A havo 2016-II

We nemen eerst aan dat het niet uitmaakt of een schaatser de laatste bocht in de binnenbaan of in de buitenbaan rijdt. Dan geldt p 0,5.

Eindexamen wiskunde B1 havo 2003-II

Eindexamen wiskunde B1 havo 2007-II

Examen VWO - Compex. wiskunde A1 Compex

wiskunde CSE GL en TL

exclusief 19% BTW. Bereken de prijs van de kandelaar inclusief 19% BTW. Schrijf je berekening op.

Eindexamen wiskunde A pilot havo I

wiskunde B pilot havo 2015-II

Eindexamen wiskunde A 1-2 havo II

Maarten wil voor Vanessa een schakelarmbandje kopen. Hij ziet de onderstaande aanbieding van juwelier Parel.

Examen HAVO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

Examen HAVO. Wiskunde A1,2

Examen VWO. tijdvak 1 dinsdag 25 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen VWO. wiskunde B1

wiskunde CSE GL en TL

Eindexamen wiskunde A1-2 havo 2007-II

Eindexamen wiskunde vmbo gl/tl II OVERZICHT FORMULES: omtrek cirkel = π diameter. oppervlakte cirkel = π straal 2

Bereken hoeveel populieren hiervoor gebruikt zijn. Schrijf je berekening op.

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 23 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen wiskunde B1 havo 2003-I

Kerstvakantiecursus. wiskunde A. Rekenregels voor vereenvoudigen. Voorbereidende opgaven HAVO kan niet korter

Transcriptie:

Eindexamen wiskunde A1-2 havo 26-II Fooien In de Verenigde Staten is het gebruikelijk dat je in een restaurant een flinke fooi geeft aan degene die je bedient. Het basisloon is er zeer laag en daardoor is het bedienend personeel veel meer afhankelijk van fooien dan in Nederland. In de Verenigde Staten bestudeerde een onderzoeker welke fooien er gegeven werden bij bijna duizend rekeningen in twee restaurants. figuur 1 In de onderstaande cumulatieve relatieve frequentiepolygonen (figuur 1) zijn de fooien van de twee restaurants A en B verwerkt. Figuur 1 staat ook op de uitwerkbijlage. 1 cumulatieve frequentie (%) 8 6 restaurant A restaurant B 4 2 2 4 6 8 1 12 14 16 18 2 22 24 fooibedrag (dollar) 3p 1 In welk restaurant worden er relatief meer fooien tussen de 6 en de 8 dollar gegeven? Licht je antwoord toe. Met behulp van de klassenmiddens kun je een schatting geven van de gemiddelde fooi in de twee restaurants. 4p 2 Bereken op deze manier de gemiddelde fooi in restaurant A. 4p 4p Hoe hoger de rekening, hoe hoger de fooi, was een resultaat van het onderzoek. Restaurant C is veel duurder dan de restaurants A en B. De rekeningen zijn daar dan ook een stuk hoger en de fooien dus ook. Een fooi onder de 6 dollar komt in restaurant C niet voor, fooien van meer dan 2 dollar komen af en toe voor. 3 Teken in de figuur op de uitwerkbijlage een mogelijk cumulatief relatief frequentiepolygoon voor restaurant C. Uit het onderzoek bleek dat er tussen de fooi F en de hoogte van de rekening R een lineair verband bestaat. De onderzoeker vond de volgende gegevens: bij een rekening van 2 dollar hoort een fooi van 3,75 dollar; bij een rekening van 85 dollar hoort een fooi van 12 dollar. 4 Stel een formule op voor dit lineaire verband.

Eindexamen wiskunde A1-2 havo 26-II Uitwerkbijlage bij vraag 3 Vraag 3 cumulatieve frequentie (%) 1 8 6 restaurant A restaurant B 4 2 2 4 6 8 1 12 14 16 18 2 22 24 fooibedrag (dollar)

Eindexamen wiskunde A1-2 havo 26-II Wiel Bij het wielrennen zie je soms dat wielen van fietsen dicht zijn. Op het normale wiel met spaken is dan een plastic schijf aangebracht. Op een racefiets met dichte wielen kun je harder fietsen dan op een racefiets met open wielen: de luchtwrijving is bij een dicht wiel minder dan bij een open wiel. Dat is onderzocht op de volgende manier. Men laat een dicht wiel en een open wiel vrij draaien. Door de luchtwrijving gaan ze steeds langzamer draaien. Met behulp van een fietscomputer wordt de snelheid van de wielen gemeten. In tabel 1 staan enkele meetgegevens voor een open wiel. tabel 1 open wiel t 2 4 6 8 1 12 V 3, 23,5 18,4 14,5 11,3 8,9 7, 5p Hierin is t de tijd in seconden en V de snelheid in kilometer per uur. Het wiel heeft een beginsnelheid van 3 km/uur gekregen. De snelheid neemt bij benadering exponentieel af. 5 Bereken met behulp van de tabel het percentage waarmee de snelheid per 1 seconden afneemt. Een dicht wiel en een open wiel krijgen een beginsnelheid van 2 km/uur. We laten de wielen drie minuten draaien. Hierbij passen de volgende formules: Dicht wiel: Open wiel: V 2,992 t dicht V 2,9879 t open In beide formules is t in seconden en V in kilometer per uur. In figuur 2 zijn de grafieken getekend van deze formules voor de eerste twee minuten. figuur 2 2 V (km/uur) 15 1 open wiel dicht wiel 5 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 11 12 t (sec) 5p Op een zeker moment is de snelheid van een wiel half zo groot geworden. Bij het dichte wiel is dat later dan bij het open wiel. In figuur 2 is met een pijl aangegeven hoe groot het verschil in tijd is. 6 Bereken met behulp van de formules dit verschil in tijd in seconden. 4p Beide wielen krijgen op hetzelfde moment een snelheid van 2 km/uur en we laten ze weer drie minuten draaien. Het dichte wiel heeft steeds een hogere snelheid. 7 Bereken met behulp van de formules het grootste verschil in snelheid tussen de twee wielen.

Eindexamen wiskunde A1-2 havo 26-II Muntenrij Je gooit vijf keer met een muntstuk. Als je kop gooit, schrijf je een K op en als je munt gooit een M. Je kunt dan een rijtje krijgen zoals in figuur 3. Zo n rijtje met de letters K en M noemen we een muntenrij. figuur 3 K M M K M Ga er in deze opgave steeds van uit dat de kans op kop gooien en de kans op munt gooien even groot zijn. 3p 3p Tom denkt dat vijf keer achter elkaar kop gooien (dus de muntenrij K K K K K) veel onwaarschijnlijker is dan de muntenrij K M M K M van figuur 3. 8 Is de kans op de muntenrij K K K K K kleiner dan de kans op de muntenrij K M M K M? Licht je antwoord toe. In de muntenrij van figuur 3 komt twee keer K en drie keer M voor. Er zijn verschillende muntenrijen mogelijk met twee keer K en drie keer M. 9 Bereken hoeveel verschillende mogelijkheden er zijn. Tom gooit net zo lang met een muntstuk tot hij drie keer achter elkaar munt heeft gegooid. In de muntenrij van figuur 4 lukte dat pas na elf keer gooien. figuur 4 K M K K M K M K M M M Tom begint met een nieuwe muntenrij. Hij stopt zodra hij M M M gegooid heeft, dus zodra hij drie keer achter elkaar munt heeft gegooid. 4p 1 Bereken de kans dat Tom na 5 keer gooien voor het eerst M M M achter elkaar ziet staan in zijn muntenrij. Herma komt op bezoek bij Tom. Herma daagt Tom uit voor een spelletje. Eerst mag Tom een rijtje met drie letters (bestaande uit K s en/of M s) kiezen. Daarna kiest Herma een ander rijtje met drie letters. Dan wordt er met een muntstuk gegooid. Degene wiens rijtje van drie het eerst voorkomt in de muntenrij, wint het spelletje. Het muntstuk wordt net zo lang gegooid tot er iemand gewonnen heeft. Tom kiest het rijtje M M M, want dat valt gemakkelijk op in een lange muntenrij. Herma kiest daarna het rijtje K M M. Dat is heel slim van Herma, want zodra er kop is gegooid, kan Tom nooit meer winnen. 3p 11 Leg uit dat Tom nooit meer kan winnen zodra er kop is gegooid. De enige mogelijkheid voor Tom om te winnen is dus dat er meteen vanaf het begin van het spelletje drie keer munt wordt gegooid. 4p 12 Toon aan dat de kans dat Herma het spelletje wint zeven keer zo groot is als de kans dat Tom het spelletje wint.

Eindexamen wiskunde A1-2 havo 26-II Voorraadkosten FuelMaster produceert benzinepompen, die gebruikt worden door tankstations. In elke benzinepomp zit een pomp. FuelMaster heeft elk jaar 4 pompen nodig voor zijn productie. FuelMaster bestelt zijn pompen bij PumpTech. De bestelkosten bedragen,5 euro per pomp plus 3 euro per bestelling. 3p 13 Bereken de jaarlijkse bestelkosten als er 4 pompen per bestelling geleverd worden. FuelMaster wil altijd minimaal 16 pompen in voorraad hebben (dat is een reservevoorraad voor zo n twee weken productie). Voor het aantal pompen dat FuelMaster op enig moment in voorraad heeft, is een model opgesteld. Zie daarvoor de schets in figuur 5. De productie en dus ook het verbruik van de pompen is gelijkmatig over het jaar verdeeld. Elke bestelling wordt afgeleverd op het moment dat de voorraad nog 16 stuks groot is. Het aantal pompen dat FuelMaster per keer bij PumpTech bestelt, noemen we A. figuur 5 voorraad 16+A gemiddelde voorraad 16 tijd Voor het in voorraad houden van de pompen heeft FuelMaster ook kosten. Het in voorraad houden van één pomp kost 6 euro per jaar. De jaarlijkse voorraadkosten kunnen berekend worden door de gemiddelde voorraad pompen te vermenigvuldigen met de jaarlijkse kosten per pomp. We gaan er nog even van uit dat er 4 pompen per bestelling geleverd worden. 3p 14 Laat zien dat de jaarlijkse voorraadkosten dan 21 6 euro bedragen. De afdeling inkoop van FuelMaster onderzoekt bij welke bestelgrootte de jaarlijkse kosten voor het bestellen en in voorraad houden zo laag mogelijk zijn. Men heeft daarvoor de volgende formule opgesteld: 12 K 296 3A A Hierin is K het totaal van de jaarlijkse bestel- en voorraadkosten in euro en A het aantal pompen dat per keer besteld wordt. Zoals je aan de formule kunt zien, zijn de jaarlijkse kosten altijd hoger dan 29 6 euro. 3p 15 Onderzoek uit welke vaste bedragen deze 29 6 euro is opgebouwd. De formule voor K kan ook geschreven worden als: 1 K 296 12 A 3A Voor een zekere waarde van A zal K een minimum hebben. 5p 16 Stel de afgeleide van K op en bereken met behulp daarvan de bestelgrootte A waarbij K minimaal is.

Eindexamen wiskunde A1-2 havo 26-II Platvissen Er bestaan diverse soorten platvissen, bijvoorbeeld schollen en tongen. In de afbeelding hiernaast zie je een schol. afbeelding De lengte van 8 jaar oude, vrouwelijke schollen is bij benadering normaal verdeeld. De gemiddelde lengte is 3,8 cm en de standaardafwijking is 4,6 cm. 3p 17 Bereken hoeveel procent van deze 8 jaar oude vrouwtjesschollen langer is dan 33 cm. De lengte van de mannetjesschollen van 8 jaar oud is ook bij benadering normaal verdeeld. Ze hebben een gemiddelde lengte van 27,4 cm. Deze mannetjesschollen zijn kleiner dan de 8 jaar oude vrouwtjesschollen. Slechts 5% van deze mannetjes is langer dan 33 cm. 4p 18 Bereken de standaardafwijking van de lengte van de 8 jaar oude mannetjesschollen. Rond je antwoord af op 1 decimaal. In de Beringzee is het onderzoekers van het Alaska Fisheries Science Center gelukt de groei en ontwikkeling van vrouwelijke schollen over een lange periode te volgen. Deze schollen kunnen maar liefst 3 jaar oud worden. Hieronder staan twee grafieken met informatie over deze schollen. In figuur 6 zie je het verband tussen de leeftijd en de lengte. In figuur 7 zie je het verband tussen de lengte en het gewicht. figuur 6 lengte (mm) 6 5 4 3 2 1 figuur 7 3 gewicht (g) 25 2 15 1 5 4 8 12 16 2 24 28 32 leeftijd in jaren 5 1 15 2 25 3 35 4 45 5 55 6 lengte (cm)

Eindexamen wiskunde A1-2 havo 26-II De twee grafieken staan vergroot op de uitwerkbijlage. Door deze grafieken te combineren, is te achterhalen wat het gewicht is van een vrouwtjesschol als je de leeftijd kent. 3p 19 Wat is het gewicht van een vrouwtjesschol van 14 jaar oud? Licht je antwoord toe met behulp van de grafieken op de uitwerkbijlage. Ook bij de tong neemt het gewicht toe met de leeftijd. De onderzoekers in Alaska vonden dat het gewicht van de tong wordt benaderd door de formule: W 2,867 (1,93,994 t ) 3 Hierin is W het gewicht in kilogram en t de leeftijd in jaren. 3p 2 Bereken de leeftijd in jaren van een tong van 1,5 kg. Een cohort vissen is een groep vissen van één soort die vrijwel tegelijk zijn geboren. De biomassa B van een cohort vissen is het totale gewicht (in kg) van die vissen. Voor het cohort van 1 tongen is een formule opgesteld voor het aantal nog levende tongen N na t jaren: N 1,948 t Voor de biomassa B geldt dus B = N W. Het aantal tongen in het cohort neemt ieder jaar af, maar de tongen zelf worden steeds zwaarder. Na 7 jaar ligt de biomassa van dit cohort in de buurt van 2 kg. 3p 21 Toon dit met een berekening aan. Naarmate de tijd verstrijkt, neemt het aantal tongen dus af maar neemt hun gewicht toe. De biomassa zal eerst toenemen, maar later weer afnemen. 4p 22 Bereken de maximale biomassa van het cohort tongen.

Eindexamen wiskunde A1-2 havo 26-II Uitwerkbijlage bij vraag 19 Vraag 19 lengte (mm) 6 5 4 3 2 1 4 8 12 16 2 24 28 32 leeftijd in jaren gewicht (g) 3 25 2 15 1 5 5 1 15 2 25 3 35 4 45 5 55 6 lengte (cm)