BIJLAGE B PROGRAMMA VAN EISEN VOOR DE 'ACTIEVE BARRIÈRE'

Vergelijkbare documenten

Op woensdag 3 juli 2018 is er een onderzoeksrapport van het RIVM verschenen: Verkenning milieueffecten rubbergranulaat bij kunstgrasvelden.

Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Bouwstoffenbesluit (BSB)

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Ponsterpunt: PS Onnen; rein 700 mm Periode: Datum:

ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR

CONSERVERING EN RECIPIËNTEN

CONSERVERING EN RECIPIËNTEN

Toelichting op technische aspecten en omrekeningen en correcties van milieukwaliteitsnormen voor bodem en water.

BIJLAGE VOORWAARDEN INZAKE SAMENSTELLING VOOR GEBRUIK IN OF ALS BOUWSTOF

CONSERVERING EN RECIPIËNTEN

ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Bijlage I Milieukwaliteiteisen en streefwaarden voor oppervlaktewater bestemd voor de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water...

CVS_0400_GWL_1. Stroomgebiedbeheerplan - informatie per grondwaterlichaam. Karakteristieken

KPS_0120_GWL_2. Stroomgebiedbeheerplan - informatie per grondwaterlichaam. Karakteristieken

RICHTLIJN 98/83/EG VAN DE RAAD van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water

MS_0100_GWL_1. Stroomgebiedbeheerplan - informatie per grondwaterlichaam. Karakteristieken. Quartair Aquifersysteem Maassysteem Maas.

Bodemonderzoek op de voormalige stort Brandlichterweg te Denekamp

A N A L Y S E - C E R T I F I C A A T

Tabel 1 van 2. Organische parameters - overig Q chemisch zuurstofverbruik (CZV) mg/l

Lijst met pakketten voor een laboratorium als vermeld in artikel 6, 5, e):

Rapport Partijkeuring grond (in-situ) Strijpweg te Tull en 't Waal

Bijlage 1 - PARAMETERS EN PARAMETERWAARDEN. Het betreft de te analyseren parameters en hun parameterwaarden.

CVS_0160_GWL_1. Stroomgebiedbeheerplan - informatie per grondwaterlichaam. Karakteristieken

Van den Herik Sliedrecht T.a.v. de heer A. Koppelaar Postbus AD Sliedrecht. Bergen op Zoom, 31 januari Geachte heer Koppelaar,

Onderzoek bodem en waterkwaliteit herinrichting Veenoordkolk

BIJLAGE 9: BBT-GERELATEERDE EMISSIENIVEAUS (BBT-GEN)

(Ver)ken je tuinbodem. Annemie Elsen Stan Deckers

Bijlage 1: TOEPASSING AFWEGINGSPROCES SANERINGSDOELSTELLING

WETENSCHAPPELIJK COMITE VAN HET FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN

ACTUALISATIE BODEMKWALITEITSKAART

Regionale ligging van de onderzoekslocatie Bijlage I AMSTERDAM Locatie Topografische Dienst Nederland, Emmen Opdrachtgever Schaal Status Gemeente Amst

Meldingsformulier Besluit Bodemkwaliteit Meldingsnummer:

BIJLAGE STANDAARDFORMULIER VOOR HET AANVRAGEN VAN EEN GEBRUIKSCERTIFICAAT VOOR HET GEBRUIK VAN EEN AFVALSTOF ALS SECUNDAIRE GRONDSTOF

Dichtwanden Bentoniet-Cement wanden

SS_1300_GWL_4. Stroomgebiedbeheerplan - informatie per grondwaterlichaam. Karakteristieken

TIPS & TRICKS. Tip 9: Waterkwaliteit

Van den Herik Sliedrecht T.a.v. de heer A. Koppelaar Postbus AD Sliedrecht. Bergen op Zoom, 27 september Geachte heer Koppelaar,

CVS_0600_GWL_2. Stroomgebiedbeheerplan - informatie per grondwaterlichaam. aquiferkenmerken. Ledo-Paniseliaan Aquifersysteem (gespannen)

=287(/$1'(karakterisering dorpskern voor bodemkwaliteitszone s

Versnelde rijping en immobilisatie van baggerspecie (3)

Integrale tekst Afvalstoffenlijst

Onderzoeksopzet. Kinderstoelen 2015

Inhoudsopgave. Bijlagen

1 Vul de gegevens van de aanvrager, leverancier, producent en importeur van de te toetsen stof in. Vul de gegevens van de aanvrager in.

BLKS_0400_GWL_1m. Stroomgebiedbeheerplan - informatie per grondwaterlichaam. aquiferkenmerken. Oligoceen Aquifersysteem (freatisch)

Inhoud. Voorwoord. Uitdagingen. Pagina 02. De bestanddelen van water. Pagina 06. Pagina 13. Hoe ontstaat kalkvorming. Pagina 15


Modelberekeningen. 1 Geohydrologische berekeningen

2. BESCHRIJVING 2.1 ALGEMENE GEGEVENS CONCEPT

Bijlage 1: Normering Regeling bodemkwaliteit (inclusief gewijzigde normen per april 2009)

sectorplan 27 Industrieel afvalwater

ONDERZOEK NAAR DE WATERKWALITEIT

SS_1300_GWL_3. Stroomgebiedbeheerplan - informatie per grondwaterlichaam. aquiferkenmerken. Sokkel+Krijt Aquifersysteem (depressietrechter)

Verkennend bodemonderzoek plangebied t Spieghel, Grontmij, maart 2004

Mochten er van uw kant nog vragen zijn, dan vernemen wij dat graag. Langs deze weg willen wij u bedanken voor het in ons gestelde vertrouwen.

LANGE TERMIJN GEDRAG EN RECYCLING VAN CEMENTGEBONDEN IMMOBILISAAT

OOST NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V.

Kennisvraag: Wat zijn de fysisch chemische effecten van de wateroverlast voor de maand juni in vergelijking met andere jaren?

Aanbevolen methoden voor de bepaling van elementen

METHODEN VOOR DE BEPALING VAN ELEMENTEN

Lijst van schadelijke stoffen in grondwaterbeschermingsgebieden

DHV B.V. Woningstichting Barneveld/Apeldoornsestraat te Voorthuizen bijlage 1 MD-DE

6.1 Bodemonderzoek Haven Hedel

BIJLAGE 1 - Onderzoekslocatie -

Productspecificatie AEC-bodemas, Verbrandingsassen en Slakken

Riegman & Starink. Consultancy

Omgekeerde osmose installatie

Bepaling van elementen met inductief gekoppeld plasma massa spectrometrie (ICP-MS)

Gebruik van water op het bedrijf

Vlaanderen is milieu. Kwaliteit van de waterbodem VLAAMSE MILIEUMAATSCHAPPIJ.

2. BESCHRIJVING 2.1 ALGEMENE GEGEVENS CONCEPT

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Geochemische Bodem Atlas van Nederland

Solepura is gelegen in de Noord centrale provincie van Sri Lanka, ruim 3 uur rijden vanaf vliegveld Colombo naar het Noorden.

2. BESCHRIJVING 2.1 ALGEMENE GEGEVENS CONCEPT

Methoden voor de bepaling van elementen

ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR

BEPALING VAN VELDGEMETEN VERDELINGSFACTOREN VAN ZWARE METALEN BIJ BODEMVERONTREINIGING IN VLAANDEREN

Waterbodemonderzoek (1)

Nota bodembeheer provinciebrede samenwerking bodembeleid Flevoland

Gemeente Amersfoort T.a.v. de heer D. van Gemeren Postbus EA AMERSFOORT. Eemnes, 23 november Ref: PW/53br15/21471

ZETTINGEN EN WAT DOE IK ER EIEE?

1 Inleiding en projectinformatie

Methoden voor de bepaling van elementen

Engelenweide - Cuneraweg te Rhenen

Marktonderzoek migratie lood en cadmium uit tajines. marktbeeld februari 2014

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Acceptatievoorwaarden Afval Energie Bedrijf

Methoden voor de bepaling van elementen

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:


Methoden voor de bepaling van elementen

Methoden voor de bepaling van elementen

Advies grondwatersanering Sluisbuurt Amsterdam

zijn er nog verrassingen?

Transcriptie:

BIJLAGE B PROGRAMMA VAN EISEN VOOR DE 'ACTIEVE BARRIÈRE'

INHOUD 1 Inleiding 1 2 Emissie-eisen 1 2.1 Grondwater 1 2.2 Oppervlaktewater 1 2.3 Bouwstoffenbesluit 2 3 Levensduur van de wand 3 3.1 Geotechnische eisen 4 3.1.1 Doorlatendheid 4 3.1.2 Korrelgrootteverdeling 4 3.1.3 Sterkte-eigenschappen 4 3.1.4 Erosiegevoeligheid 4 3.1.5 Zettingen 4 3.1.6 Stabiliteit 4 3.2 Chemische eisen 4 3.2.1 Doorlatendheid 4 3.3 Wegneembaarheid 5 4 Uitvoering van de barrière 5 4.1 Steunvloeisof 6 4.2 Graafproces 6 4.3 Barrièremateriaal 6

1 Algemeen Uitgaande van het doel van dit onderzoek, namelijk het selecteren van geschikt barrièremateriaal en het vaststellen van de technische uitvoerbaarheid, kunnen er een aantal eisen gesteld worden waaraan het barrièremateriaal dient te voldoen. Deze eisen dienen te worden afgeleid op basis van: - de door de overheid in overleg te stellen emissie-eisen; - de maximale levensduur; - de uitvoering van de wand. 2 Emissie-eisen Als uitgangspunten voor het vaststellen van de dikte en levensduur van de wand worden de vastleggingscapaciteit en de emissie-eisen gehanteerd. Gezien de optredende processen (neerslagvorming en adsorptie) kan de maximale vastleggingscapaciteit overschreden worden na een bepaalde tijd. Hoe dikker de wand hoe langer het zal duren voordat er een ongewenste emissie optreedt. De eisen worden in overleg bepaald door overheid en probleembezitter. De vastleggingscapaciteit is afhankelijk van het barrièremateriaal en de micro- en macro-eigenschappen van het grondwater. In een eerder stadium zijn in dit kader (beperkte) haalbaarheidsstudies uitgevoerd. Met de keuze voor een wand van 1 meter dikte en een levensduur van 30 jaar kan in principe aan de hieronder geformuleerde emissie-eisen, met daaraan gekoppeld de barrièremateriaal- en grondwatereigenschappen, worden voldaan. 2.1 Grondwater Voor de emissie naar het bodemcompartiment, in dit geval het grondwater, is door de overheid het uitgangspunt gesteld dat de concentraties van de emissies tijdens het laboratoriumonderzoek niet hoger mogen zijn dan de tussenwaarde. Voor de zware metalen, die op basis van de gegevens van de voor het onderzoek model staande case zijn geselecteerd, betekent dit de in tabel 1 opgenomen concentraties (in µg/l). Tabel 1. Tussenwaarde van de concentraties zware metalen in het uittredend grondwater naar het bodemcompartiment in µg/l. arseen 35 cadmium 3 chroom 16 koper 45 kwik 0,10 lood 45 molybdeen 150 nikkel 45 zink 430 2.2 Oppervlaktewater Bij een eventuele uitstroming naar het oppervlaktewater kunnen de emissie-eisen worden gehanteerd op basis van de 3e Nota Waterhuishouding van 1989 (zodra de 4e Nota beschikbaar is, kunnen de daarin genoemde eisen worden gehanteerd). Voor de genoemde metalen mag de emissie vanuit de wand (via het bodemcompartiment) naar het oppervlaktewater geen overschrij- 1

ding van de in de nota genoemde concentratiewaarden tot gevolg hebben. De maximale concentratiewaarden zijn opgenomen in tabel 2 in µg/l. Tabel 2. Eisen aan de maximale concentraties van zware metalen in het uittredend grondwater naar het oppervlaktewatercompartiment in µg/l. arseen 50 (oude norm) cadmium 0,2 chroom 25 koper 3 kwik - lood 25 molybdeen - nikkel 10 zink 30 Het grondwater, dat bij dit onderzoek gebruikt zal worden, is afkomstig van of qua macrochemische samenstelling vergelijkbaar met grondwater van die locaties waar pyriet en waar gips voorkomt. In dit geval zijn er aanvullende eisen te stellen met betrekking tot emissies van een aantal macrochemische componenten naar het oppervlaktewater. In tabel 3 zijn deze concentratie-eisen opgenomen in mg/l. Tabel 3. Eisen aan de maximale concentraties macrochemische componenten in het uittredend grondwater naar het oppervlaktewatercompartiment in mg/l. totaal fosfaat (als P) 0,15 totaal stikstof (als N) 2,2 ammoniak 0,02 nitraat/nitriet 10 (oud) chloride 200 sulfaat 100 2.3 Bouwstoffenbesluit Om aan de functie van de chemische barrière, namelijk het verwijderen van verontreinigingen uit het grondwater, te kunnen voldoen, moet de barrière in goed contact staan met de bodem en het grondwater. Dit betekent dat er geen extra isolerende voorzieningen mogen worden aangebracht, omdat deze de functie van de barrière tenietdoen. Dit betekent dat de toe te passen barrièrematerialen dienen te voldoen aan de criteria gesteld aan bouwstoffen categorie 1, toepassing op of in de bodem (Het Bouwstoffenbesluit, 1998). Deze criteria betreffen de samenstelling van de materialen, de immisie naar het bodemcompartiment, maatregelen, waaronder terugneembaarheid, en procedurele eisen, waaronder het overleggen van een erkende kwaliteitsverklaring (een productcertificaat). De samenstellings- en immissiewaarden voor de materialen zijn weergegeven in tabel 4. Gezien het feit dat de barrièrematerialen uit uitsluitend anorganische mineralen bestaan, zijn de samenstellings- en immissiewaarden voor organische componenten niet relevant en zijn deze ook niet opgenomen. De barrièrematerialen behoren tot categorie 1 indien de gehalten kleiner dan of gelijk zijn aan de in tabel 4 weergegeven samenstellingseisen, of indien de immissie kleiner dan of gelijk is aan de in de tabel 4 opgenomen immissie-eisen. 2

Tabel 4. Samenstellings- en immissiewaarden voor bouwstoffen categorie 1. samenstellingswaarden (mg/kg ds) immissiewaarden mg/m 2 per 100 jaar bromide - 300 chloride - 30.000* fluoride - 14.000 sulfaat - 45.000 antimoon - 39 arseen 55 435 barium 625 6.300 cadmium 12 12 chroom 380 1.500 cobalt 240 300 koper 190 540 kwik 10 4,5 lood 530 1.275 molybdeen 200 150 nikkel 210 525 seleen - 15 tin - 300 vanadium - 2.400 zink 720 2.100 * in mg/m 2 per 1 jaar 3 Levensduur van de wand Bij een gestelde levensduur van de wand spelen een tweetal zaken: - de chemische werkingsduur en de daaraan gekoppelde emissie-eisen; - de fysische eigenschappen van het wandmateriaal. Aangezien het een doorlatende wand betreft en er geen geohydrologische ingrepen worden voorzien moet het grondwater, gedurende de werkingstijd, ongehinderd door de barrière kunnen stromen. Afname van de doorlatendheid is ongewenst. Gedurende de werkingsduur van de barrière mogen de eigenschappen van de wand niet in negatieve zin worden beïnvloed als gevolg van: - Fysische processen: afname van de sterkte van het materiaal; erosie; inspoeling van deeltjes; zettingen; stabiliteitsveranderingen. - Chemische en biologische processen: oplossen van het barrièremateriaal; neerslagvorming; zwellen/krimpen; biologische aangroei. Daarnaast dient de wand gedurende de werkingsduur stabiel te zijn in die zin dat geen verandering van de dikte als gevolg van insnoering mag optreden. 3

3.1 Geotechnische eisen 3.1.1 Doorlatendheid Om een voldoende doorstroming van de wand te garanderen zonder dat de natuurlijke grondwaterstromingsrichting en snelheid worden beïnvloed, dient de doorlatendheid van het materiaal gedurende de werkingstijd even groot of groter dan de doorlatendheid van het bodemmateriaal te zijn en te blijven. De doorlatendheid van het barrièremateriaal zal in de range van 10-4 tot 10-3 m/sec moeten liggen. 3.1.2 Korrelgrootteverdeling Uitgaande van de doorlatendheidsgegevens van het bodemmateriaal, de gewenste doorlatendheid van het barrièremateriaal en de gewenste filtereigenschappen om inspoeling en verstopping door bodemdeeltjes te voorkomen, kunnen voor het wandmateriaal de volgende eisen voor de korrelgrootteverdeling worden gesteld: - D 10 circa 0,1 tot 0,3 mm; - D 15 circa 0,25 tot 0,3 à 0,4 mm; - D 50 maximaal 2,5 mm. 3.1.3 Sterkte-eigenschappen De sterkte-eigenschappen van de materialen moeten voldoende zijn om te realiseren dat bij een maximale hoogte van circa 5 m en een dikte van 1 m van de barrière, bij een optimale stapeling en verdichting, geen vergruizing van het korrelmateriaal optreedt. Eisen ten aanzien van de minimale vergruizingsfactor dienen te worden vastgesteld. 3.1.4 Erosiegevoeligheid Eisen voor de mechanische erosiegevoeligheid dienen te worden vastgesteld. 3.1.5 Zettingen Door afnemende sterkte-eigenschappen van het barrièremateriaal, waardoor de korrel wordt vergruisd, kan een volumereductie (zetting) optreden, met in dit geval eveneens een te verwachten reductie in doorlatendheid. Eisen, zie sterkte-eigenschappen. Eveneens kan zetting optreden doordat in de tijd een verdere verdichting van het materiaal optreedt, ook weer gepaard gaande met een reductie van de doorlatendheid. De optimale verdichtingseis voor de barrièrematerialen dient te worden vastgesteld. 3.1.6 Stabiliteit De stabiliteit van de barrière in de tijd mag niet veranderen, in die zin dat als gevolg van de vulling van de wand en onvoldoende verdichting insnoering kan optreden. De optimale verdichtingseis dient te worden vastgesteld. 3.2 Chemische eisen 3.2.1 Doorlatendheid Als gevolg van een veranderende chemische omgeving kan, wanneer het grondwater vanuit het bodemcompartiment intreedt in de barrière, neerslagvorming optreden en bij kleiachtige materialen kan zwel of krimp optreden, alle leidend tot veranderende doorlatendheidseigenschappen en mogelijkerwijs tot afnemende vastleggingseigenschappen. Het grondwater, dat bij dit onderzoek gebruikt zal worden, is afkomstig van of qua macrochemische samenstelling vergelijkbaar met grondwater van die locaties waar pyriet en waar gips voorkomt. 4

In tabel 5 zijn voor een aantal relevante macrochemische componenten de maximale concentraties weergegeven in mg/l. Tabel 5. Macrochemische samenstelling van het grondwater natrium 140 kalium 100 calcium 700 magnesium 80 sulfaat 1.700 Daarnaast zijn zowel nitraat, ammonium en fosfaat aanwezig, zij het in lagere concentraties. Als gevolg van het voorkomen van deze elementen in het grondwater mogen geen neerslagreacties optreden, waarbij gips of andere calcium- of magnesiumverbindingen ontstaan. Deze neerslagen verstoppen de poriën en kunnen op het actieve oppervlak afgezet worden, waardoor de vastleggingscapaciteit afneemt. Hetzelfde geldt voor bacteriegroei in de barrière. Indien de bovengenoemde processen kunnen optreden, moet nagedacht worden of de wand kan worden gereconditioneerd en waarmee. 3.3 Wegneembaarheid Aan het einde van de werkzame levensduur van de barrière spelen een aantal overwegingen hoe met het eventueel verwijderen kan worden omgegaan. Tijdens de levensduur is alle verontreiniging uit het toestromende grondwater verwijderd en er stroomt nadien geen verontreiniging meer toe. Indien de mate van verstopping door aangroei verder toeneemt en leidt tot verlaging van de doorlatendheid is er mogelijk vanuit geohydrologische overwegingen de noodzaak om de barrière te verwijderen. Indien de toestroming van verontreiniging nog doorgaat, zijn een aantal scenario s te bedenken: - De verontreiniging slaat door zonder verdere afname van de doorlatendheid. In dit geval kan een nieuwe wand voor of achter de bestaande barrière worden gebouwd. De bestaande barrière hoeft niet verwijderd te worden. - De verontreiniging slaat door en er treedt een verdere afname van de doorlatendheid op of er treedt geen doorslag maar wel achteruitgang van de doorlatendheid op. De bestaande barrière moet worden verwijderd en de bouw van een nieuwe barrière is noodzakelijk. Samengevat is de eis dat de wand terugneembaar moet zijn, zonder dat bij de terugname alsnog een onaanvaardbare verspreiding van verontreiniging in bodem- of andere compartimenten optreedt. 4 Uitvoering van de barrière Om de barrière te kunnen uitvoeren dient er in de bodem een verticale sleuf te worden gegraven tot circa 5 meter min maaiveld en met een maximale breedte van 1 meter. Voor de realisatie van de barrière wordt uitgegaan van het sectiegewijs aanbrengen van het materiaal. Om het instorten van de sleuf(secties) te voorkomen onder de grondwaterspiegel is het noodzakelijk in de sleuf een steunvloeistof te hebben. Gewoonlijk wordt hiervoor bentoniet gebruikt, omdat de kleimineralen een filtercake op de sleufwand realiseren. Bij de actieve barrière is deze cake ook nodig tijdens de graaffase. Na vulling van de wand(secties) móet hij verdwijnen, omdat anders de doorlatendheid, en dus ook de doorstroming door de wand, zal afnemen. 5

De uitvoeringswijze van de wandsecties, bijvoorbeeld door het aanbrengen van schotten of voegbuizen alsmede de wijze van vullen van de secties, dient nader onderzocht te worden, onder andere op basis van de definitieve keuze van het barrièremateriaal. 4.1 Steunvloeistof 1. Een filtercake op de sleufwand, die na ten minste 3 à 5 dagen verdwijnt, bijvoorbeeld door: - bacteriewerking: biologisch afbreekbaar; - uitspoelbaar?? (doorspoelen met aan- en afvoerbronnen); - oplossing door langsstromend water. Dit betekent dat de steunvloeistof niet op basis van bentoniet, maar op basis van een snel afbreekbare/oplosbare organische polymeer aangemaakt moet worden. 2. Een goede (tijdelijke) waterdichtheid van de filtercake. 3. De suspensie mag niet hechten aan de grond of het sleuf-vulmateriaal. Het mag met geen van beide een binding of chemische reactie aangaan. 4. De dragende eigenschappen moeten eigenlijk zeer matig zijn, opdat het resterende zand, na ontgraving, zo snel mogelijk naar de bodem zakt. Er mag evenwel géén grote hoeveelheid vrij water ontstaan binnen 3 à 5 dagen (zijnde de periode nodig om de sleuf te vullen). 5. De vloeigrens van de suspensie moet voldoende hoog zijn. Een ondergrens is τ f = 8 N/m 2 (Newtons per vierkante meter). Het liefst τ f = 20 N/m 2. Hoe sterker de filtercake, hoe beter hij in staat is de poriën tussen de bodemdeeltjes te overspannen en af te pleisteren. 6. De gebruikte suspensie moet gemakkelijk van de ontgraven grond afdruipen/aflopen, zodat de ontgraven grond zo stevig mogelijk blijft. 7. Uiteraard mag de suspensie de grond niet verontreinigen met chemicaliën e.a. 8. Het is noodzakelijk dat de suspensie bestand is tegen de gebruikelijke bodemchemie in alle normaal voorkomende grondsoorten. Bestand zijn betekent: niet uitvlokken, uitzakken. Wat dat betreft moet de steunvloeistof bestand zijn tegen de in tabel 5 genoemde stoffen en concentraties. 9. De suspensie moet robuust zijn, zodat het bij (matige) variaties in de bodemchemie weinig verschil in eigenschappen toont. 4.2 Graafproces Door de werkwijze mag de grond niet versmeerd worden. Dit is mogelijk wanneer heterogeniteiten in de vorm van slib-, klei- of veenlaagjes aanwezig zijn in het te ontgraven profiel. Dit zou het doorlaatvermogen van de wand huid verkleinen. 4.3 Barrièremateriaal Na het ontgraven van de sleuf(secties) worden deze gevuld met het barrièremateriaal. Tijdens het vullen is de sleuf nog gevuld met de steunvloeistof, die een geschatte maximale dichtheid tussen de 11 en 11,5 kn/m 3 heeft. Dit betekent dat het barrièremateriaal een hogere dichtheid dient te hebben, om te voorkomen dat dit niet, niet snel genoeg of onvoldoende uitzakt in de sleuf. De eis die gesteld wordt aan de minimale dichtheid van het materiaal bedraagt 13 kn/m 3 en wel voor de korreldichtheid. 6