SUBSIDIEVERORDENING INFRASTRUCTUUR

Vergelijkbare documenten
STADSREGIO AMSTERDAM ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING

Het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van een elektronisch ingediende aanvraag.

Subsidieverordening BDU Infrastructuur Stadsregio Amsterdam

en met inachtneming van: Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb); en de Wet Infrastructuurfonds, alsmede het Besluit Infrastructuurfonds;

VERORDENING (re)integratie arbeidsgehandicapten

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE MAASTRICHT 2015

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Provinciewet en de Gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsverband Noord-Nederland;

en met inachtneming van: Titel 4.2 van de Algemene wet Bestuursrecht. de Wet Infrastructuurfonds, alsmede het Besluit Infrastructuurfonds.

SUBSIDIEREGELING STUDENTENORGANISATIES van Hogeschool Utrecht en de Universiteit Utrecht

Algemene subsidieverordening Texel

Gelet op het bepaalde in de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

Algemene subsidieverordening gemeente Landsmeer 2016

Provinciaal blad. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

Algemene Subsidieregeling 2008

Algemene subsidieverordening Texel 2016

PROVINCIAAL BLAD. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking in het Provinciaal Blad en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

Concept ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE MOERDIJK

Algemene subsidieverordening Haaksbergen (9.16b)

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING LEIDERDORP 2012

Algemene subsidieverordening Gemeente Werkendam 2012

GEMEENTEBLAD. Nr HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

INGEKOMEN 0 8 DEC Verzenddatum - 8 DEC Paraaf Provinciesecretaris

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Algemeen Subsidiereglement stichting Fonds voor Cultuurparticipatie

en met inachtneming van: Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). de Wet Infrastructuurfonds, alsmede het Besluit Infrastructuurfonds.

Onderwerp: Vaststelling Algemene subsidieverordening Purmerend 2014

Subsidieverordening Hollands Kroon

Regeling subsidie lokale media gemeente Oisterwijk 2019.

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE TYNAARLO. De raad van de gemeente Tynaarlo,

Onderwerp : Algemene Subsidieverordening Bergeijk 2016

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart,

Naam regeling: Algemene Subsidieverordening gemeente Zundert Citeertitel: Algemene Subsidieverordening gemeente Zundert 2011

Gelet op de artikelen 93, 95, 123 en 125 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en gelet op Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING HEERENVEEN 2014

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders 4 augustus 2015, nummer /c; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

Verordening materiële en financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Gooise Meren.

en met inachtneming van: Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb); de Wet Infrastructuurfonds, alsmede het Besluit Infrastructuurfonds;

Algemene subsidieverordening Gelderland 1998

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING Hendrik-Ido-Ambacht

Algemene subsidieverordening gemeente Harlingen 2015

Kaderverordening subsidies provincie Groningen 1998

Subsidieverordening Mobiliteit Regio Utrecht 2013

SUBSIDIEREGELING ENERGIEBESPARING BESTAANDE BOUW PARTICULIEREN 2009

Kaderverordening subsidies provincie Groningen Hoofdstuk 1: Begripsbepalingen en algemene bepalingen

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Medemblik 2014

gelet op artikel 145 van de Provinciewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht,

Besluit van de gemeenteraad d.d. 12 december 2011, nr. 14B/B, tot vaststelling van de Algemene subsidieverordening Tubbergen

Regeling subsidie cultuureducatie gemeente Oisterwijk 2019.

Toelichting Algemene subsidieverordening Leusden 2017

Regeling subsidie armoedebeleid gemeente Oisterwijk 2019.

overwegende dat het wenselijk is de Subsidieverordening jeugdzorg Noord-Holland 2006 te actualiseren;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Hoom, inzake de Algemene subsidieverordening Gemeente Hoom 2015;

Subsidieregeling gemeentelijke monumenten Drechterland 2015

Subsidieverordening Waterschap Vallei en Veluwe 2013

Algemene Subsidie Verordening gemeente Heerhugowaard 2014

HOOFDSTUK 1. Inleidende bepalingen. De gemeenteraad Gooise Meren. Gelezen het voorstel van 9348

overwegende dat het gewenst is activiteiten te stimuleren die bijdragen aan behoud en herstel van gemeentelijke monumentale objecten,

Overwegende dat het bestaande subsidiebeleid dateert uit de periode van 2009/2010;

Handelende in overeenstemming met de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Subsidieregeling gemeentelijke monumenten Drechterland 2014

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING BUSSUM 2015

Subsidieverordening beschermde gemeentelijke monumenten Hof van Twente 2012

Algemene subsidieverordening 2014

Verordening materiële en financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Valkenburg aan de Geul

Gemeente ^" Albrandsuuaard

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 24 maart 2015 ; Subsidieverordening Maatschappelijk Innovatiefonds gemeente Ommen

Subsidieregeling abortusklinieken

Gelet op het artikel 90, tweede en derde lid van de Wet raadgevend referendum;

op voordracht van dijkgraaf en hoogheemraden van Schieland en de Krimpenerwaard van 27 mei 2008;

de Subsidieverordening jeugdzorg Noord-Holland 2007 als volgt te wijzigen:

Algemene subsidieverordening Regio Achterhoek 2008

Subsidieverordening maatschappelijke ontwikkeling gemeente Buren 2011

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 4:21 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht; b e s l u i t :

Subsidieregeling instandhouding erfgoed gemeente Schagen 2018

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Algemeen reglement van de Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie

CVDR. Nr. CVDR75830_1. Algemene subsidieverordening. Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

A. ALGEMENE BEPALINGEN

Algemene Subsidieverordening Oosterhout 2006

Subsidieverordening Waterbewustzijn

Algemene subsidieverordening gemeente Scherpenzeel 2018

Bijlage 2 - Model Raadsbesluit wijziging Algemene subsidieverordening update zomer 2016

DIT PROJECT WORDT MEDEGEFINANCIERD DOOR HET EUROPEES FONDS VOOR REGIONALE ONTWIKKELING. Gedeputeerde Staten van Drenthe,

eurne DE RAAD VAN DE GEMEENTE DEURNE Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 augustus 2018, nr. 56;

B.. Budget restauratie rijksmonumenten provincie Groningen

2. De raad stelt jaarlijks in het kader van de begrotingsbehandeling de budgetten vast die voor subsidiëring beschikbaar zijn.

Inhoudsopgave. Grondslag en werkingssfeer. Deelnemers aan het BOR-fonds BRU Inkomsten en uitgaven van het BOR-fonds BRU. Projectverantwoordelijken

Subsidieverordening Mobiliteit Regio Utrecht 2011

SUBSIDIEREGELING INNOVATIEVE ENERGIEPROJECTEN BESTAANDE BOUW WONINGCORPORATIES 2012

PROVINCIAAL BLAD. Gelezen het voorstel van gedeputeerde staten van 24 maart 2015, nr. 814C108E;

Gedeputeerde Staten van Drenthe,

vast te stellen de navolgende ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING 2015.

Subsidieverordening Volkshuisvestingsfonds Oirschot

Gemeente Achtkarspelen. Kinderopvangverordening De Wâlden. Dienst Werk en Inkomen De Wâlden

gelet op artikel 3 van de Algemene Subsidieverordening Weert 2017, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;

Het college van burgemeester en Wethouders van de gemeente Waterland,

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Subsidieverordening waardevolle panden gemeente Veere 2017

Algemene subsidieverordening GOES 2011

Transcriptie:

SUBSIDIEVERORDENING INFRASTRUCTUUR Regioraad 26 oktober 2004

INHOUDSOPGAVE PREAMBULE 2 ALGEMENE BEPALINGEN 1 2.1 Begripsomschrijvingen 1 2.2 Grondslag en werkingssfeer 2 2.3 Subsidies 4 3 SUBSIDIERING GROTE PROJECTEN 6 3.1 Aanvraag voor de subsidie 6 3.2 Voorwaarden aan de subsidieaanvraag 6 3.3 Subsidiabele projectkosten 7 3.4 Voorwaarden aan de subsidieverlening 7 3.5 Verlening van voorschotten 7 3.6 Intrekken en wijzigen van de subsidie 7 3.7 Aanvraag tot subsidievaststelling 8 3.8 Vaststelling van de subsidie 8 4 SUBSIDIËRING MIDDELGROTE PROJECTEN 9 4.1 Aanvraag voor subsidie 9 4.2 Voorwaarden aan de subsidieaanvraag 9 4.3 Onvolledige subsidieaanvraag 10 4.4 Beoordeling van de subsidieaanvraag 10 4.5 Subsidiabele kosten 11 4.6 Voorwaarden aan de subsidieverlening 13 4.7 Verlening van voorschotten 14 4.8 Opschorting voorschotverlening 15 4.9 Intrekken en wijzigen van de subsidie 15 4.10 Aanvraag tot subsidievaststelling 16 4.11 Onvolledige aanvraag tot subsidievaststelling 17 4.12 Vaststelling van de subsidie 17 4.13 Betaling van de subsidie 18 5 SUBSIDIERING KLEINE PROJECTEN 19 5.1 Aanvraag voor de subsidie 19 5.2 Voorwaarden aan de subsidieaanvraag 19 5.3 Onvolledige subsidieaanvraag 20 5.4 Beoordeling van de subsidieaanvraag 20 GDU+: Subsidieverordening infrastructuur Regioraad 26 oktober 2004 Inhoudsopgave

5.5 Subsidiabele kosten 20 5.6 Voorwaarden aan de subsidieverlening 22 5.7 Verlening van een voorschot 23 5.8 Opschorting voorschotverlening 23 5.9 Intrekken en wijzigen van de subsidie 24 5.10 Aanvraag tot subsidievaststelling 25 5.11 Onvolledige aanvraag tot subsidievaststelling 25 5.12 Vaststelling van de subsidie 25 5.13 Betaling van de subsidie 26 6 SUBSIDIERING STUDIEPROJECTEN 27 6.1 Aanvraag voor subsidie 27 6.2 Voorwaarden aan de aanvraag 27 6.3 Onvolledige subsidieaanvraag 28 6.4 Beoordeling van de subsidieaanvraag 28 6.5 Voorwaarden aan de subsidieverlening 28 6.6 Verlening van voorschotten 29 6.7 Opschorting voorschotverlening 29 6.8 Intrekken en wijzigen van de subsidie 29 6.9 Aanvraag tot subsidievaststelling 29 6.10 Onvolledige aanvraag tot subsidievaststelling 30 6.11 Vaststelling van de subsidie 30 6.12 Betaling van de subsidie 30 7 SLOTBEPALINGEN 31 7.1 Evaluatieverslag 31 7.2 Zaken waarin de verordening niet voorziet 31 7.3 Inwerkingtreding 31 7.4 Citeertitel 31 8 31 BIJLAGEN: Protocol van rekening en verantwoording GDU+: Subsidieverordening infrastructuur Regioraad 26 oktober 2004 Inhoudsopgave

PREAMBULE Het Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA) heeft sinds januari 2004 de zeggenschap over de financiële middelen voor infrastructuur voor projecten tot 225 miljoen euro. Het ROA beschikt over een jaarlijks subsidiebudget dat voor regionale en lokale infrastructuurprojecten van regionale betekenis kan worden ingezet. Dit subsidiebudget ontvangt het ROA vanuit de begroting van het ministerie van Verkeer en Waterstaat in de vorm van een Doeluitkering, de zogenaamde GDU+. Het betreft een aanpassing van de oorspronkelijke GDU regeling voor infrastructuurprojecten met projectkosten lager dan 11,34 miljoen euro. De invoering van deze GDU+ is vastgelegd in de Wet en Besluit Infrastructuurfonds. In eerste instantie gaat het alleen om een ophoging van de grens van 11,34 naar 225 miljoen. Vanaf 1 januari 2005 is er sprake van een verbreding met middelen voor Duurzaam Veilig, Vervoermanagement en OV-exploitatie. Op dat moment is er sprake van een Brede Doeluitkering (BDU). De verordening die voorligt heeft betrekking op infrastructurele projecten en maatregelen en het uitvoeren van studies op het gebied van verkeer en vervoer. De hoofdlijnen van de werkwijze, programmering en beheersing zijn vastgelegd in de Kadernota GDU+ (augustus 2003). Een van de hoofdpunten uit de Kadernota GDU+ is, dat wordt uitgegaan van een grens tussen de kleine, middelgrote en grote projecten. Met de kleine projecten wordt bedoeld de projecten met een projectomvang tot 5 miljoen. Met de middelgrote projecten wordt bedoeld de projecten met een projectomvang vanaf 5 tot 225 miljoen. Voor grote projecten liggen de kosten boven de 225 miljoen. Voor dergelijke projecten blijft het rijk medeverantwoordelijk, maar moet de regio de eerste 225 miljoen bijdragen. De basis voor het inzetten van de GDU+ wordt gevormd door de doelstellingen uit het Regionaal Verkeer-en-vervoerplan (RVVP). Voor de grote projecten zijn deze doelstellingen vertaald in concrete probleemvelden en projecten, die zijn opgenomen in het Uitvoeringsprogramma RVVP. Het kan ook zijn dat het RVVP voor deze projecten het beleidsmatige beoordelings-en afwegingskader vormt. Voor de kleine projecten zijn de RVVP-doelstellingen vertaald naar criteria, aan de hand waarvan projecten worden geprioriteerd. Op deze wijze komen die projecten voor subsidie in aanmerking die een zo hoog mogelijke bijdrage aan de doelstellingen leveren. GDU+: Subsidieverordening infrastructuur Regioraad 26 oktober 2004 Preambule

De projecten die in de komende jaren in aanmerking komen voor subsidie en uitgevoerd worden zijn opgenomen in het Regionaal Infrastructuur Programma (RIP). De Regioraad van het ROA stelt jaarlijks in december het RIP vast. Om in aanmerking te komen voor subsidie vanuit het ROA, dienen projecten een aantal fases te doorlopen. Deze stappen zijn beschreven in de Handleiding Subsidieaanvragen, subsidies Infrastructuur in de stadsregio Amsterdam. De stappen zijn per categorie projecten verschillend. De verordening die nu voorligt heeft betrekking op de fase van het indienen van een subsidieaanvraag, op de beoordeling van de aanvraag, op het besluit tot subsidieverlening en vaststelling en de verlening van voorschotten door het dagelijks bestuur van het ROA. Indien het gaat om deze fase van subsidieaanvraag en het afgeven van een beschikking door het ROA, dan is deze verordening van toepassing. Op het moment dat de Brede Doeluitkering is ingevoerd, blijft vooralsnog de verordening van kracht. Vanaf dat moment heeft deze betrekking op dat deel van het budget, gereserveerd voor het realiseren van infrastructuur. Naast het structurele GDU+/BDU budget is er tevens een aantal tijdelijke rijksregelingen. De regeling Interimbesluit Duurzaam Veilig (IDV) ten aanzien van infrastructuur in de periode 2001-2003 wordt naar verwachting vanaf 2005 opgenomen in de Brede Doeluitkering. In december 2002 is besloten dat de bestaande GDU-verordening (1999) van toepassing is op het IDV, in combinatie met de rijksbepalingen. Voor de EISS/De Boer regeling De Boer geldt dat deze regeling in 2005 wordt afgesloten. Voor de De Boer projecten wordt dan ook tot dat moment de subsidieverordening uit 1999 gehandhaafd. In principe liggen alle bevoegdheden ten aanzien van de GDU+ bij de Regioraad. In de Regioraadsvergadering van november 1996 heeft de Regioraad de uitvoering van de Gebundelde Doeluitkering gedelegeerd aan het Dagelijks Bestuur. Met de wettelijke continuering van de regeling GDU in de vorm van de GDU+ en in een latere fase de BDU, is het delegatiebesluit in principe nog steeds van kracht. Om de bevoegdheidverdeling te verduidelijken is in deze nieuwe verordening de delegatiebepaling expliciet in de Verordening opgenomen in artikel 1.2, derde lid. Daarmee blijft het dagelijks bestuur bevoegd tot het in behandeling nemen en beoordelen van aanvragen, besluiten te nemen om projecten te promoveren naar een volgende fase, het verlenen van subsidiebeschikkingen en het vaststellen van subsidies. De vaststelling van de subsidieplafonds, de verdeling van subsidies binnen programma s en de vaststelling van het geactualiseerde RIP blijft een bevoegdheid van de Regioraad. GDU+: Subsidieverordening infrastructuur Regioraad 26 oktober 2004 Preambule

1 ALGEMENE BEPALINGEN 1.1 Begripsomschrijvingen 1. Algemene begrippen en bepalingen a. de wet: de Wet Infrastructuurfonds; b. het besluit: het Besluit Infrastructuurfonds; c. Awb: de Algemene wet bestuursrecht; d. Doeluitkering: de bijdrage van de minister van Verkeer en Waterstaat aan het ROA in de vorm van een doeluitkering als bedoeld in het besluit ten behoeve van de subsidiëring van infrastructuurprojecten; e. de Minister: de Minister van Verkeer en Waterstaat; f. MIT: het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport, als integraal onderdeel van van het Infrastructuurfonds van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat; g. het ROA: het regionaal openbaar lichaam ingesteld in het samenwerkingsgebied waarin Amsterdam is gelegen, zoals bedoeld in de Kaderwet bestuur in verandering, dan wel het openbaar lichaam zoals bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen na inwerkingtreding van de Wijzigingswet Wgr-plus (kamerstukken II, 29532); h. de Regioraad: het algemeen bestuur van het ROA; i. het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het ROA; j. Project: een ondeelbaar, dan wel samenhangend geheel van werkzaamheden en maatregelen, met als doel de aanleg van verkeersinfrastructuur; k. grote infrastructuur projecten: projecten op het terrein van de verkeersinfrastructuur met projectkosten boven de 225 miljoen; l. middelgrote infrastructuur projecten: projecten op het terrein van de verkeersinfrastructuur met projectkosten vanaf 5 tot 225 miljoen; m. kleine infrastructuur projecten: projecten op het terrein van verkeersinfrastructuur met projectkosten van minder dan 5 miljoen; n. studieprojecten: studies op het gebied van verkeersinfrastructuur; o. RVVP: het door de regioraad vastgestelde Regionaal Verkeers- en Vervoersplan, zoals bedoeld in de Planwet verkeer en vervoer; p. RIP: het Regionaal Infrastructuur Programma. GDU+: Subsidieverordening infrastructuur Regioraad 26 oktober 2004 Pagina 1 van 36

2. Overige begrippen en bepalingen Met inachtneming van het eerste lid, zijn de algemene begrippen en bepalingen zoals opgenomen in de wet en het besluit en de Awb, onverminderd op deze verordening van toepassing. 3. Subsidietitel Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing op deze verordening. 1.2 Grondslag en werkingssfeer 1. Onderwerp van subsidiëring Voor subsidie komen in aanmerking projecten met betrekking tot investeringen in verkeersinfrastructuur in beheer bij provincies, gemeenten en waterschappen, gelegen binnen het ROA-gebied. 2. Subsidieaanvragers Op grond van deze verordening kan subsidie worden aangevraagd voor een project door: a. de provincie Noord-Holland; b. een gemeente in het ROA-gebied; c. een waterschap in het ROA-gebied; d. andere rechtspersonen, voor zover het projecten betreft die op grond van het regionaal verkeers- en vervoersplan voor subsidie in aanmerking komen. 3. Subsidieverlener Het dagelijks bestuur verleent de subsidies op grond van deze verordening. 4. Projectcategorieën Op grond van deze verordening worden vier projectcategorieën onderscheiden: a. Kleine infrastructuurprojecten: projecten op het gebied van verkeersinfrastructuur tot 5 miljoen; b. Middelgrote infrastructuurprojecten: projecten op het gebied van verkeersinfrastructuur vanaf 5 miljoen tot 225 miljoen; GDU+: Subsidieverordening infrastructuur Regioraad 26 oktober 2004 Pagina 2 van 36

c. Grote infrastructuurprojecten: projecten het gebied van verkeersinfrastructuur vanaf 225 miljoen, waarvoor geldt dat bij de minister een subsidieaanvraag kan worden ingediend; d. Studieprojecten: (evaluatie)studies op het gebied van verkeersinfrastructuur. 5. Uitgangspunten Regionaal Infrastructuur Programma (RIP) Bij de vaststelling van het RIP en de verdeling van de projectsubsidies wordt in ieder geval rekening gehouden met: a. de mate waarin een project bijdraagt aan het verwezenlijken van de doelstellingen van het vigerende RVVP; b. de mate waarin een project past binnen door de regioraad vastgestelde algemene beleidskaders, niet zijnde het terrein van verkeer en vervoer; c. het stadium van voorbereiding van een project; d. de hoogte van het subsidiebedrag en het voorschotritme zoals gevraagd door de subsidieontvanger; e. de mate van samenhang of synergie tussen projecten. 6. Bewaarplicht De subsidieontvanger is verplicht de projectadministratie en de daarbij behorende stukken tot tien jaar na inwerkingtreding van de beschikking tot subsidievaststelling te bewaren. 7. Meldingsplicht bij wijziging omstandigheden De subsidieontvanger doet onmiddellijk schriftelijke mededeling aan het dagelijks bestuur van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag dan wel voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie. 8. Toezicht, informatie- en inzageplicht a. Het dagelijks bestuur kan personen aanwijzen die belast zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde krachtens deze verordening of van de verplichtingen op grond van de Algemene wet bestuursrecht. De subsidieaanvrager is verplicht om medewerking te verlenen aan een door of vanwege het dagelijks bestuur te verrichten onderzoek naar de besteding van de subsidie, dan wel volledige inzage te verlenen met betrekking tot de projectadministratie. GDU+: Subsidieverordening infrastructuur Regioraad 26 oktober 2004 Pagina 3 van 36

b. De subsidieontvanger is verplicht volledige medewerking te verlenen aan een door of vanwege de accountantsdienst van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat te verrichten onderzoek naar de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie. c. De subsidieontvanger verleent volledige medewerking aan een toezichthouder en accountant zoals bedoeld in respectievelijk het eerste en tweede lid die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden. d. De in onderdeel a. aangewezen personen beschikken over de bevoegdheden als bedoeld in de artikelen 5:16 tot en met 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht. 1.3 Subsidies 1. Subsidieplafond De regioraad stelt voor het eerstvolgende begrotingsjaar het subsidieplafond vast voor datzelfde begrotingsjaar ten behoeve van de projectcategorieën als omschreven in artikel 1.2, vierde lid. 2. Subsidieverdeling De regioraad neemt, op grond van het vastgestelde subsidieplafond, als bedoeld in het eerste lid, tegelijk met de in het eerste lid genoemde vaststelling, een subsidieverdeelbesluit over de financiële verdeling over en binnen de verschillende projectcategorieën. 3. Begrotingsvoorbehoud Subsidies worden verleend onder de voorwaarde dat voor het deel van de subsidie dat ten laste van een nog niet vastgestelde begroting komt, voldoende gelden ter beschikking worden gesteld. 4. Sparen De regioraad kan gebruik maken van de spaarmogelijkheid als bedoeld in artikel 36 van het besluit. 5. Herbestemming vrijval Indien naar het oordeel van het dagelijks bestuur zekerheid bestaat dat een verleende of vastgestelde subsidie niet of niet volledig benut zal worden, kan het dagelijks bestuur een voordracht aan de regioraad voorleggen ten behoeve van de herbestemming van de aldus vrijgevallen middelen. 6. Subsidiepercentages GDU+: Subsidieverordening infrastructuur Regioraad 26 oktober 2004 Pagina 4 van 36

a. De subsidie, als percentage van de op grond van deze verordening voor subsidie in aanmerking komende projectkosten, bedraagt voor: - openbaar vervoerprojecten: 95%; - wegprojecten: 50%; - fietsprojecten: 50%, en in geval het ontbrekende schakels in het vastgestelde regionale fietsnetwerk betreft: 70%; - studieprojecten: 95%. b. De regioraad kan, op voordracht van het dagelijks bestuur, voor individuele projecten afwijken van de subsidiepercentages als genoemd onder a. GDU+: Subsidieverordening infrastructuur Regioraad 26 oktober 2004 Pagina 5 van 36

2 SUBSIDIERING GROTE PROJECTEN 2.1 Aanvraag voor de subsidie 1. Voor subsidie komen uitsluitend in aanmerking grote infrastructuurprojecten welke zijn opgenomen in de planuitwerkingstabel van het Regionaal Infrastructuurprogramma (RIP) en de tabel lokaal/regionaal van het planstudieprogramma van het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport (MIT). 2. Om in aanmerking te komen voor zowel een subsidie op grond van opname in het MIT als een subsidie op grond van opname in het RIP, wordt voor beide een volledige subsidieaanvraag bij het dagelijks bestuur ingediend. 3. Overeenkomstig artikel 12 van het besluit kan de subsidieaanvrager een met redenen omkleed schriftelijk verzoek indienen bij het dagelijks bestuur om (delen van) het werk reeds aan te vangen voordat een subsidieaanvraag is ingediend. 2.2 Voorwaarden aan de subsidieaanvraag 1. Bij de subsidieaanvraag worden ten minste de gegevens verstrekt zoals weergegeven in artikel 4 van het besluit, zijnde: a. een beschrijving op hoofdkenmerken en het programma van eisen; b. tekeningen van het project; c. een kostenraming, met een tijdschema van de uitvoering en de daarbij behorende uitgaven van het werk; d. een opgave van de kostenelementen, die ten laste van andere kostendragers kunnen worden gebracht; e. een raming van de inkomsten uit het project; f. een opgave van de stand van zaken met betrekking tot de voor de uitvoering noodzakelijk wettelijke procedures; g. een raming van het gebruik, dat van het beoogde project zal worden gemaakt en de verwachte effecten daarvan; h. de functie van het project in het openbaar vervoer-netwerk, de exploitatiegevolgen voor het openbaar vervoernetwerk en de financiering van beheer en instandhouding van het project; i. andere door het dagelijks bestuur noodzakelijk geachte gegevens. GDU+: Subsidieverordening infrastructuur Regioraad 26 oktober 2004 Pagina 6 van 36

2. Op de subsidieaanvraag op grond van opname in het RIP, als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, zijn de artikelen 3.2, 3.3 en 3.4 van overeenkomstige toepassing. 3. Indien de minister de aanvraag op grond van opname in het MIT onvolledig beoordeelt en besluit de aanvraag niet te behandelen, besluit het dagelijks bestuur om de aanvraag om subsidie op grond van opname in het RIP niet te behandelen. Het dagelijks bestuur besluit de aanvraag niet te behandelen binnen vier weken nadat de beschikking van de minister in werking is getreden. 4. Indien de minister de aanvraag om subsidie op grond van opname in het MIT heeft geweigerd, weigert het dagelijks bestuur de aanvraag om subsidie op grond van opname in het RIP. Het dagelijks bestuur weigert de aanvraag binnen vier weken nadat de beschikking van de minister in werking is getreden. 2.3 Subsidiabele projectkosten 1. Voor de projectkosten die betrekking hebben op de subsidie van de minister is de beschikking tot verlening van de subsidie van de minister van toepassing. 2. Voor de onderdelen waarvoor gebruik wordt gemaakt van subsidie op grond van opname in het RIP zijn de bepalingen 3.5 en 3.6 van toepassing. 3. De subsidie wordt verleend voor de werkelijk gemaakte projectkosten danwel in de vorm van een vast subsidiebedrag en met in achtneming van eisen van soberheid en doelmatigheid, overeenkomstig artikel 3.5. 2.4 Voorwaarden aan de subsidieverlening De voorwaarden zoals neergelegd in de subsidiebeschikking die is verleend op grond van opname in MIT zijn onverkort van toepassing op de subsidiebeschikking die is verleend op grond van opname in het RIP. 2.5 Verlening van voorschotten Voor de wijze waarop voorschotten kunnen worden aangevraagd en verleend is de door de minister verleende subsidiebeschikking van toepassing. Indien deze beschikking het toelaat, zijn artikel 3.7 en 3.8 van toepassing. 2.6 Intrekken en wijzigen van de subsidie Voor het intrekken en wijzigen van de subsidie is hetgeen gesteld in artikel 3.9 van overeenkomstige toepassing. GDU+: Subsidieverordening infrastructuur Regioraad 26 oktober 2004 Pagina 7 van 36

2.7 Aanvraag tot subsidievaststelling Ten aanzien van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie is de door de minister verleende subsidiebeschikking van toepassing. Indien deze beschikking dat toelaat zijn artikel 3.10 en 3.11 van toepassing. 2.8 Vaststelling van de subsidie Ten aanzien van het besluit tot vaststelling van de subsidie is de beschikking van de minister van toepassing. Indien de beschikking het toelaat is artikel 3.12 van toepassing GDU+: Subsidieverordening infrastructuur Regioraad 26 oktober 2004 Pagina 8 van 36

3 SUBSIDIËRING MIDDELGROTE PROJECTEN 3.1 Aanvraag voor subsidie 1. Voor subsidie komen in aanmerking middelgrote projecten die zijn opgenomen in de planuitwerkingstabel behorende bij het RIP. 2. Binnen 24 maanden na bekendmaking van het besluit tot opname in de planuitwerkingstabel, wordt de aanvraag om subsidie ingediend bij het dagelijks bestuur. 3. De aanvraag gaat vergezeld van een aanvraag tot opname in de realisatietabel behorende bij het RIP. 4. Een subsidieaanvrager kan voor afloop van de termijn uit het tweede lid gemotiveerd verzoeken om uitstel van de indiening van de aanvraag. 3.2 Voorwaarden aan de subsidieaanvraag 1. De subsidieaanvraag bevat ten minste: - een beschrijving van het project en het programma van eisen; - een beschrijving van het effect van de investering met het oog op de realisering van de doelstellingen van het RVVP, waarbij tevens het nut en de noodzaak van het project wordt aangegeven; - het door de subsidieaanvrager vastgestelde definitief ontwerp van het project inclusief bijbehorende tekeningen; - de start- en einddatum van het project, alsmede een tijdschema van de (fasering van de) uitvoering en de daarbij behorende uitgaven van het werk; - een opgave van de stand van zaken met betrekking tot de voor de uitvoering noodzakelijke procedures en een planning van de afronding van de noodzakelijke procedures; - een risicoanalyse in tijd en geld ten aanzien van wet- en regelgeving en technische aspecten; - andere, door het dagelijks bestuur noodzakelijk geachte gegevens. 2. De subsidieaanvraag gaat vergezeld van een financieringsplan, waarin in elk geval opgenomen: - een raming van de kosten van het project op het prijspeil van het jaar van aanvraag, onderscheiden naar de kostensoorten zoals in het voorgeschreven model is bedoeld. - een kostenpost onvoorzien tot maximaal 10% van de subsidiabele projectkosten; - een opgave van de kostenelementen die ten laste van andere kostendragers kunnen worden gebracht; - een opgave van de bijdragen uit andere subsidieregelingen; GDU+: Subsidieverordening infrastructuur Regioraad 26 oktober 2004 Pagina 9 van 36

- een overzicht van de inkomsten of opbrengsten van het project; - een overzicht waaruit de reservering van de eigen bijdrage blijkt; - de kostenraming is gebaseerd op het prijspeil ten tijde van de aanvraag. 3. De aanvrager maakt voor het verstrekken van gegevens gebruik van het door het dagelijks bestuur vastgestelde formulier. 3.3 Onvolledige subsidieaanvraag 1. Een aanvraag is onvolledig indien niet alle gevraagde gegevens genoemd in artikel 3.2 door de subsidieverlener ontvangen zijn. 2. Indien een onvolledige aanvraag is ingediend wordt de aanvrager schriftelijk in de gelegenheid gesteld deze aan te vullen binnen een nader te bepalen termijn, te rekenen vanaf de dagtekening van het verzoek. 3. Het dagelijks bestuur besluit een aanvraag niet in behandeling te nemen indien de in het tweede lid genoemde termijn is verstreken zonder dat de gevraagde aanvullingen zijn ontvangen. 3.4 Beoordeling van de subsidieaanvraag 1. Het dagelijks bestuur beslist op de subsidieaanvraag zoals bedoeld in artikel 3.2 binnen zes maanden na ontvangst. 2. Indien het dagelijks bestuur niet binnen de genoemde termijn kan beslissen, kan deze termijn één keer met ten hoogste zes maanden worden verlengd. Het dagelijks bestuur doet hiervan terstond schriftelijk mededeling aan de aanvrager. 3. Een aanvraag om subsidie kan, overeenkomstig artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde vrees bestaat om aan te nemen dat: a. de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden; b. de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen; c. de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn. 4. De subsidieverlening kan voorts, overeenkomstig artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager: GDU+: Subsidieverordening infrastructuur Regioraad 26 oktober 2004 Pagina 10 van 36

a. in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of b. failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend. 5. De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien: a. ten tijde van de aanvraag het project in gebruik is genomen; b. het project niet (meer) bijdraagt aan de vastgestelde regionale doelstellingen. 6. Indien ten tijde van de subsidieaanvraag de uitvoering van een project is begonnen, is dit voor eigen rekening en risico van de subsidieaanvrager. Bij de subsidieaanvraag wordt aangegeven welke redenen hieraan ten grondslag liggen. 3.5 Subsidiabele kosten 1. De subsidie wordt, met uitzondering van de kosten voor voorbereiding, administratie en toezicht, verleend voor de werkelijk gemaakte projectkosten, dan wel in de vorm van een vast subsidiebedrag en met in achtneming van eisen van soberheid en doelmatigheid. 2. Voor subsidie komen uitsluitend de volgende kostensoorten in aanmerking: a. materialen en werkzaamheden ten behoeve van aanleg, bouw, wijziging of inrichting van de betrokken infrastructuur; b. bijkomende voorzieningen die nodig zijn om de betrokken infrastructuur na voltooiing zijn functie te kunnen laten vervullen; c. met het project samenhangende door het dagelijks bestuur redelijk geachte nadeelcompensatie aan derden; d. voorlichting over de realisatie van het project; e. de krachtens de Wet op de Omzetbelasting 1968 verschuldigde omzetbelasting, voor zover die niet in aftrek kan worden gebracht en voorzover deze omzetbelasting leidt tot uitname uit het provincie-/gemeentefonds volgens de regels van de wet op het BTW-compensatiefonds. f. leges en vergunningen, voorzover verstrekt door derden; g. de verwerving van onroerend goed, met uitzondering van onroerend goed dat reeds in eigendom is van de opdrachtgever dan wel een andere overheidsinstantie, en waarbij geen sprake is van onttrekking aan een winstgevende bestemming; GDU+: Subsidieverordening infrastructuur Regioraad 26 oktober 2004 Pagina 11 van 36

h. de kosten in verband met de voorbereiding, administratie en toezicht ( VATkosten ) tot een bedrag van maximaal 16% van de in de beschikking tot verlening van de subsidie vermelde bedragen voor de onder a, b, en c genoemde kostensoorten, exclusief VAT-kosten en exclusief niet-verrekenbare BTW; i. het verleggen van kabels en leidingen, exclusief VAT-kosten en uitsluitend voorzover de eigenaar van de kabels of leidingen krachtens een onherroepelijke uitspraak niet gehouden is om de verlegging te voldoen. Bij gelijktijdige vervanging van te verleggen kabels en leidingen wordt 50% van de vervangingskosten in mindering gebracht; j. groenvoorzieningen tot een maximum van 2% van de subsidiabele projectkosten; k. mitigerende voorzieningen voortvloeiende uit het project voorzover die naar het oordeel van het dagelijks bestuur voor subsidie in aanmerking komen; l. verhoging van loon- en prijspeil, voorzover verleend door de minister op grond van artikel 33 van het besluit. 3. In bijzondere gevallen kan het dagelijks bestuur besluiten projectkosten die niet vermeld zijn in artikel 3.5, tweede lid, naar redelijkheid te vergoeden, dan wel af te wijken van het gestelde in artikel 3.5, tweede lid. 4. In afwijking van artikel 3.5, eerste en tweede lid, kan het dagelijks bestuur besluiten voor individuele infrastructurele maatregelen normbedragen te hanteren als uitgangspunt voor het bepalen van de subsidiabele projectkosten. 5. Niet voor subsidie in aanmerking komen in ieder geval de volgende kostensoorten: a. kosten ten behoeve van instandhouding, beheer en onderhoud van infrastructuur; b. de kosten welke redelijkerwijs zijn toe te rekenen aan achterstallig onderhoud; c. de kosten van bouwrente; d. stelposten die niet nader zijn omschreven; e. kosten van algemene bestuurlijke aard. 6. Bij de bepaling van de subsidiabele kosten worden in elk geval in mindering gebracht: a. kosten die naar het oordeel van het dagelijks bestuur ten laste van andere kostendragers kunnen worden gebracht; b. inkomsten en/of opbrengsten uit het project. GDU+: Subsidieverordening infrastructuur Regioraad 26 oktober 2004 Pagina 12 van 36

3.6 Voorwaarden aan de subsidieverlening 1. Het dagelijks bestuur verbindt aan de subsidieverlening in elk geval de volgende voorwaarden: a. met de uitvoering van het project wordt binnen de termijn zoals opgenomen in de subsidiebeschikking gestart. Deze termijn zal maximaal twaalf maanden na dagtekening van de beschikking bedragen. Indien het project niet binnen de gestelde termijn gestart kan worden, dient de subsidie-ontvanger voor afloop van de gestelde termijn een met redenen omkleed verzoek tot uitstel in bij het dagelijks bestuur; b. de subsidieontvanger handelt in overeenstemming met de geldende Europese aanbestedingsrichtlijnen en nationale wet- en regelgeving met betrekking tot het plaatsen en verlenen van opdrachten; c. wijzigingen in het functioneel programma van eisen en elementaire wijzigingen in het technische programma van eisen, of in andere gegevens of bescheiden, welke bij subsidieaanvraag zijn ingediend, dienen aan het dagelijks bestuur ter goedkeuring te worden voorgelegd, voorzover die wijzigingen van invloed zijn op de effectiviteit, de kwaliteit of de fasering van het project; d. de continuïteit van het gebruik van de betrokken infrastructuur, voor het specifieke doel waarvoor de subsidie wordt verleend, is in voldoende mate gewaarborgd; e. de eindverantwoording vergezeld van een goedkeurende accountantsverklaring wordt binnen twaalf maanden na publieke ingebruikname van het project bij het dagelijks bestuur ingediend; f. vanaf de start van de uitvoering van het project wordt op de locatie van het project een bouwbord geplaatst, met vermelding van subsidieverlener Regionaal Orgaan Amsterdam. 2. Het dagelijks bestuur kan, indien in de beschikking tot subsidieverlening een subsidiebedrag inclusief BTW wordt verleend, als voorwaarde in de te verlenen beschikking opnemen dat de subsidieaanvrager op het moment van de subsidieaanvraag een verzoek om verrekening of terugvordering van de verschuldigde BTW bij de belastinginspecteur indient. 3. In de te verlenen beschikking wordt in elk geval opgenomen : a. de activiteiten, de aard, de omvang en het specifieke doel van het project waarvoor subsidie wordt verleend; b. de voor subsidie in aanmerking komende kosten; c. het maximum subsidiebedrag; GDU+: Subsidieverordening infrastructuur Regioraad 26 oktober 2004 Pagina 13 van 36

d. het voorschotritme, zoals bedoeld in artikel 3.7, eerste lid; e. de verplichtingen, waaronder de subsidie wordt verleend. 3.7 Verlening van voorschotten 1. Overeenkomstig artikel 4:54 van de Algemene wet bestuursrecht kan het dagelijks bestuur de subsidieontvanger voorschotten verlenen. De beschikking tot voorschotverlening vermeldt het bedrag van het voorschot, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald. 2. Onder inhouding van maximaal 10% van het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde bedrag, kunnen voorschotten op de definitieve vaststelling van de subsidie worden betaald. 3. Voor projecten waarvoor een uitvoeringstermijn van twaalf maanden of meer geldt, worden voorschotten op verzoek van de subsidieaanvrager verleend en in beginsel per kwartaal betaald. De voorschotverlening vindt plaats op basis van in te dienen declaraties die zijn afgestemd op de werkelijke voortgang van het werk en die zijn onderbouwd door voortgangsrapportages; 4. Voor projecten waarvoor de uitvoeringstermijn minder dan twaalf maanden is, worden voorschotten op verzoek van de subsidieaanvrager verleend aan de hand van vooraf benoemde mijlpalen van het project en op basis van overgelegde aannemelijke kosten in de vorm van aangegane feitelijk aantoonbare prestatieverplichtingen. 5. Het dagelijks bestuur kan bij de eerste beschikking tot voorschotverlening bepalen dat het overgaat tot bevoorschotting van 50% van de bij de verlening van de subsidie forfaitair bepaalde bijdrage in de VAT-kosten als bedoeld in artikel 3.5, tweede lid, onder h. 6. Indien het in te houden subsidiedeel als bedoeld in het tweede lid meer dan 5 miljoen bedraagt, worden voorschotten verleend tot een resterend subsidiebedrag van 5 miljoen. 7. Het dagelijks bestuur kan, naar aanleiding van een gemotiveerde aanvraag van de subsidieaanvrager, besluiten een voorschotregeling te hanteren welke afwijkt van het gestelde in dit artikel. 8. De betaling van de voorschotten geschiedt overeenkomstig de beschikking tot voorschotverlening. Uitsluitend voor zover de begroting zulks toelaat kan het dagelijks bestuur op verzoek besluiten het in de beschikking opgenomen voorschotritme aan te passen. 9. Het dagelijks bestuur geeft een beschikking tot voorschotverlening binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag. Betaling van het voorschot vindt plaats binnen vier weken nadat de beschikking tot voorschotverlening in werking is getreden. GDU+: Subsidieverordening infrastructuur Regioraad 26 oktober 2004 Pagina 14 van 36

3.8 Opschorting voorschotverlening Overeenkomstig artikel 4:56 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot opgeschort met ingang van de dag waarop het dagelijks bestuur aan de subsidieontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om over te gaan tot intrekking of wijziging van de subsidie, tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken. 3.9 Intrekken en wijzigen van de subsidie 1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het dagelijks bestuur, overeenkomstig artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht, de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien: a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden; b. de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen; c. de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid; d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten; e. met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald. In geval van wijziging of intrekking van de beschikking kan het dagelijks bestuur verleende voorschotten geheel of gedeeltelijk terugvorderen, of f. het doel waarvoor de subsidie is verleend naar het oordeel van het dagelijks bestuur is vervallen. 2. Het dagelijks bestuur kan, overeenkomstig artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen: a. Op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld; GDU+: Subsidieverordening infrastructuur Regioraad 26 oktober 2004 Pagina 15 van 36

b. Indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of c. Indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan aan de subsidie verbonden verplichtingen. 3. De intrekking of wijziging zoals bedoeld in het eerste of tweede lid werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald. 4. De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd, als bedoeld in het tweede lid, indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt, dan wel, in het geval bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de behandeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan. 5. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het dagelijks bestuur de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen: a. voor zover de subsidieverlening onjuist is; b. voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten. 3.10 Aanvraag tot subsidievaststelling 1. Binnen twaalf maanden na de publieke ingebruikname van het project, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot het vaststellen van de subsidie in bij het dagelijks bestuur. De aanvraag is in overeenstemming met het door het dagelijks bestuur voorgeschreven vigerende protocol van rekening en verantwoording. 2. Bij de aanvraag tot het vaststellen van de subsidie dienen in ieder geval de volgende gegevens te worden verstrekt: a. een aanvraag tot subsidievaststelling inclusief financiële verantwoording vergezeld van een originele accountantsverklaring betreffende de kosten en de baten van het project; b. een inhoudelijke verantwoording van het project in de vorm van een eindrapportage. 3. Het dagelijks bestuur kan met betrekking tot de te verstrekken gegevens aanwijzingen geven en formulieren voorschrijven. GDU+: Subsidieverordening infrastructuur Regioraad 26 oktober 2004 Pagina 16 van 36

3.11 Onvolledige aanvraag tot subsidievaststelling 1. Een aanvraag is onvolledig indien niet alle gevraagde gegevens genoemd in artikel 3.10 door de subsidieverlener ontvangen zijn. 2. Indien een onvolledige aanvraag is ingediend wordt de aanvrager schriftelijk in de gelegenheid gesteld deze aan te vullen binnen een nader te bepalen termijn, te rekenen vanaf de dagtekening van het verzoek. 3. Het dagelijks bestuur besluit een aanvraag niet in behandeling te nemen indien de in het tweede lid genoemde termijn is verstreken zonder dat de gevraagde aanvullingen zijn ontvangen. 3.12 Vaststelling van de subsidie 1. Het dagelijks bestuur stelt de subsidie bij beschikking vast binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag. 2. Indien op de aanvraag niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn kan worden beslist dan kan de termijn éénmaal met zes maanden worden verlengd; 3. 50% van de VAT-kosten als bedoeld in artikel 3.5, tweede lid, onder h, wordt vastgesteld op basis van het in de beschikking tot verlening van de subsidie vermelde bedrag. Over dit deel van de VAT vindt geen nacalculatie plaats. Het resterende deel van de VATkosten als bedoeld in artikel 3.5, tweede lid, onder h, wordt vastgesteld op basis van de voor subsidie in aanmerking komende, werkelijke gemaakte kosten. 4. Indien de werkelijk gemaakte subsidiabele projectkosten minder bedragen dan de raming waarop de subsidieverlening is gebaseerd, wordt de subsidie naar evenredigheid op een lager bedrag vastgesteld. 5. Indien het bedrag van de vastgestelde subsidie lager is dan het totaal van de verleende voorschotten, kan het dagelijks bestuur het te veel uitgekeerde subsidiebedrag terugvorderen. 6. De subsidie kan, overeenkomstig artikel 4:46, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, lager worden vastgesteld indien: GDU+: Subsidieverordening infrastructuur Regioraad 26 oktober 2004 Pagina 17 van 36

a. De activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden; b. De subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen; c. De subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of d. De subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten. 7. De subsidie kan, naast de gevallen zoals vermeld in het derde en vijfde lid, tevens lager worden vastgesteld, indien: a. is gebleken dat de subsidie voor andere activiteiten of voorzieningen is aangewend dan waarvoor zij is aangevraagd, dan wel verleend; b. het financiële beleid van de subsidieontvanger niet in orde blijkt. 8. Indien de aanvraag als bedoeld in artikel 3.10 niet binnen de gestelde termijn is ontvangen, dan kan het dagelijks bestuur de subsidie ambtshalve vaststellen. 3.13 Betaling van de subsidie 1. Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten. 2. 2. Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald. GDU+: Subsidieverordening infrastructuur Regioraad 26 oktober 2004 Pagina 18 van 36

4 SUBSIDIERING KLEINE PROJECTEN 4.1 Aanvraag voor de subsidie 1. Voor subsidie komen alleen in aanmerking kleine projecten die in de planuitwerkingstabel van het RIP zijn opgenomen. 2. Binnen achttien maanden na bekendmaking van het besluit tot opname in de planuitwerkingstabel, wordt de aanvraag om subsidie ingediend bij het dagelijks bestuur. 3. De aanvraag gaat vergezeld van een verzoek tot opname in de realisatietabel van het RIP. 4. Een subsidieaanvrager kan voor afloop van de termijn uit het tweede lid gemotiveerd verzoeken om uitstel van indiening van de aanvraag. 4.2 Voorwaarden aan de subsidieaanvraag 1. De subsidieaanvraag bevat ten minste: - een beschrijving van het project en het programma van eisen; - een beschrijving van het effect van de investering met het oog op de realisering van de doelstellingen van het RVVP, waarbij tevens het nut en de noodzaak van het project wordt aangegeven; - het door de subsidieaanvrager vastgestelde definitief ontwerp van het project inclusief bijbehorende tekeningen; - de start- en einddatum van het project, alsmede een tijdschema van de (fasering van de) uitvoering en de daarbij behorende uitgaven van het werk; - een opgave van de stand van zaken met betrekking tot de voor de uitvoering noodzakelijke procedures en een planning van de afronding van de noodzakelijke procedures; - een risicoanalyse in tijd en geld ten aanzien van wet- en regelgeving en technische aspecten; - andere door het dagelijks bestuur noodzakelijk geachte gegevens. 2. De subsidieaanvraag gaat vergezeld van een financieringsplan, waarin in elk geval opgenomen: - een raming van de kosten van het project op het prijspeil van het jaar van aanvraag, onderscheiden naar de kostensoorten zoals in het voorgeschreven model is bedoeld; - een kostenpost onvoorzien tot maximaal 10% van de subsidiabele projectkosten; - een opgave van de kostenelementen die ten laste van andere kostendragers kunnen worden gebracht; - een opgave van de bijdragen uit andere subsidieregelingen; - een overzicht van de inkomsten of opbrengsten van het project; GDU+: Subsidieverordening infrastructuur Regioraad 26 oktober 2004 Pagina 19 van 36

- een overzicht waaruit de reservering van de eigen bijdrage blijkt; - de kostenraming is gebaseerd op het prijspeil ten tijde van de geplande realisatieperiode. 3. De aanvrager maakt voor het verstrekken van gegevens gebruik van het door het dagelijks bestuur vastgestelde formulier. 4.3 Onvolledige subsidieaanvraag 1. Een aanvraag is onvolledig indien niet alle gevraagde gegevens genoemd in artikel 4.2 door de subsidieverlener ontvangen zijn. 2. Indien een onvolledige aanvraag is ingediend wordt de aanvrager schriftelijk in de gelegenheid gesteld deze aan te vullen binnen een nader te bepalen termijn, te rekenen vanaf de dagtekening van het verzoek. 3. Het dagelijks bestuur besluit een aanvraag niet in behandeling te nemen indien de in het tweede lid genoemde termijn is verstreken zonder dat de gevraagde aanvullingen zijn ontvangen. 4.4 Beoordeling van de subsidieaanvraag 1. Het dagelijks bestuur beslist op subsidieaanvraag zoals bedoeld in artikel 4.2 binnen drie maanden na ontvangst. 2. Indien het dagelijks bestuur niet binnen de genoemde termijn kan beslissen, kan het dagelijks bestuur deze termijn één keer met ten hoogste drie maanden verlengen. Het dagelijks bestuur doet hiervan terstond schriftelijke mededeling aan de aanvrager. 3. Een subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een van de weigeringsgronden zoals genoemd in artikel 3.4 van toepassing is. 4.5 Subsidiabele kosten 1. De subsidie wordt, met uitzondering van de kosten voor voorbereiding, administratie en toezicht, verleend voor de werkelijk gemaakte projectkosten danwel in de vorm van een vast subsidiebedrag en met in achtneming van eisen van soberheid en doelmatigheid. 2. Voor subsidie komen uitsluitend de volgende kostensoorten in aanmerking: a. materialen en werkzaamheden ten behoeve van aanleg, bouw, wijziging of inrichting van de betrokken infrastructuur; GDU+: Subsidieverordening infrastructuur Regioraad 26 oktober 2004 Pagina 20 van 36

b. bijkomende voorzieningen die nodig zijn om de betrokken infrastructuur na voltooiing zijn functie te kunnen laten vervullen; c. met het project samenhangende door het dagelijks bestuur redelijk geachte nadeelcompensatie aan derden; d. voorlichting over de realisatie van het project; e. de krachtens de Wet op de Omzetbelasting 1968 verschuldigde omzetbelasting, voor zover die niet in aftrek kan worden gebracht en voorzover deze omzetbelasting leidt tot uitname uit het provincie-/gemeentefonds volgens de regels van de wet op het BTW-compensatiefonds. f. leges en vergunningen, voorzover verstrekt door derden; g. de verwerving van onroerend goed, met uitzondering van onroerend goed dat reeds in eigendom is van de opdrachtgever dan wel een andere overheidsinstantie, en waarbij geen sprake is van onttrekking aan een winstgevende bestemming; h. de kosten in verband met de voorbereiding, administratie en toezicht ( VATkosten ) tot een bedrag van maximaal 16% van de in de beschikking tot verlening van de subsidie vermelde bedragen voor de onder a, b, en c genoemde kostensoorten, exclusief VAT-kosten en exclusief niet-verrekenbare BTW; i. het verleggen van kabels en leidingen, exclusief VAT-kosten en uitsluitend voorzover de eigenaar van de kabels of leidingen krachtens een onherroepelijke uitspraak niet gehouden is om de verlegging te voldoen. Bij gelijktijdige vervanging van te verleggen kabels en leidingen wordt 50% van de vervangingskosten in mindering gebracht; j. groenvoorzieningen tot een maximum van 2% van de subsidiabele projectkosten; k. mitigerende voorzieningen voortvloeiende uit het project voorzover die naar het oordeel van het dagelijks bestuur voor subsidie in aanmerking komen; 3. In bijzondere gevallen kan het dagelijks bestuur afwijken van het bepaalde in het tweede lid. 4. In afwijking van artikel 4.5, eerste en tweede lid, kan het dagelijks bestuur besluiten voor individuele infrastructurele maatregelen normbedragen te hanteren als uitgangspunt voor het bepalen van de subsidiabele projectkosten. 5. Niet voor subsidie in aanmerking komen in ieder geval de volgende kostensoorten: a. kosten ten behoeve van instandhouding, beheer en onderhoud van infrastructuur; b. de kosten welke redelijkerwijs zijn toe te rekenen aan achterstallig onderhoud; GDU+: Subsidieverordening infrastructuur Regioraad 26 oktober 2004 Pagina 21 van 36

c. de kosten van bouwrente; d. stelposten die niet nader zijn omschreven; e. kosten van algemene bestuurlijke aard. 6. Bij de bepaling van de subsidiabele kosten worden in elk geval in mindering gebracht: a. kosten die naar het oordeel van het dagelijks bestuur ten laste van andere kostendragers kunnen worden gebracht; b. inkomsten en/of opbrengsten uit het project. 4.6 Voorwaarden aan de subsidieverlening 1. Het dagelijks bestuur verbindt aan de subsidieverlening in ieder geval de volgende voorwaarden: a. met de uitvoering van het project wordt binnen de termijn zoals opgenomen in de subsidiebeschikking gestart. Deze termijn zal maximaal zes maanden na dagtekening van de beschikking bedragen. Indien het project niet binnen de de gestelde termijn gestart kan worden, dient de subsidieontvanger voor afloop van de termijn een met reden omkleed verzoek tot uitstel in bij het dagelijks bestuur. b. de subsidieontvanger handelt in overeenstemming met haar eigen richtlijnen en beleidsregels inzake het plaatsen en verlenen van opdrachten; c. wijzigingen in het functioneel programma van eisen en elementaire wijzigingen in het technische programma van eisen, of in andere gegevens of bescheiden, welke bij subsidieaanvraag zijn ingediend, dienen aan het dagelijks bestuur ter goedkeuring te worden voorgelegd, voorzover die wijzigingen van invloed zijn op de effectiviteit, de kwaliteit of de fasering van het project; d. de continuïteit van het gebruik van de infrastructurele voorziening, voor het specifieke doel waarvoor de subsidie wordt verleend, is in voldoende mate gewaarborgd; e. de subsidieontvanger dient binnen een maand na aanvang van de uitvoering van het project een kopie van de opdrachtverlening tot feitelijke uitvoering voor het project in bij het dagelijks bestuur; f. de subsidieontvanger dient binnen een maand na oplevering van het project de verklaring van ingebruikname in; g. de eindverantwoording vergezeld van een goedkeurende accountantsverklaring wordt binnen zes maanden na publieke ingebruikname van het project bij het dagelijks bestuur ingediend; GDU+: Subsidieverordening infrastructuur Regioraad 26 oktober 2004 Pagina 22 van 36

h. indien op de locatie van het project een bouwbord wordt geplaatst, wordt daarop subsidieverlener Regionaal Orgaan Amsterdam vermeld. 2. Het dagelijks bestuur kan, indien in de beschikking tot subsidieverlening een subsidiebedrag inclusief BTW wordt verleend, als voorwaarde in de te verlenen beschikking opnemen dat de subsidieaanvrager op het moment van de subsidieaanvraag een verzoek om verrekening of terugvordering van de verschuldigde BTW bij de belastinginspecteur indient. 3. In de te verlenen beschikking wordt in elk geval opgenomen: a. de activiteiten, de aard, de omvang en het specifieke doel van het project waarvoor subsidie wordt verleend; b. de voor subsidie in aanmerking komende kosten; c. het maximum subsidiebedrag; d. de verplichtingen waaronder de subsidie wordt verleend. 4.7 Verlening van een voorschot 1. Overeenkomstig artikel 4:54 van de Algemene wet bestuursrecht kan het dagelijks bestuur de subsidieontvanger een voorschot verlenen. De beschikking tot voorschotverlening vermeldt het bedrag van het voorschot, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald. 2. Op aanvraag kan het dagelijks bestuur in de beschikking tot voorschotverlening bepalen dat op het moment van de start van de uitvoering of de oplevering van het project een voorschot van maximaal 50% van de bij de beschikking verleende subsidie wordt ingediend. 3. Het dagelijks bestuur kan bij de eerste beschikking tot voorschotverlening bepalen dat het overgaat tot bevoorschotting van 50% van de bij de verlening van de subsidie forfaitair bepaalde bijdrage in de VAT-kosten als bedoeld in artikel 4.5, tweede lid, onder h. 4. Het dagelijks bestuur geeft een beschikking tot voorschotverlening binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag. Betaling van het voorschot vindt plaats binnen vier weken nadat de beschikking tot voorschotverlening in werking is getreden. 4.8 Opschorting voorschotverlening 1. De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort overeenkomstig hetgeen gesteld in artikel 3.8. GDU+: Subsidieverordening infrastructuur Regioraad 26 oktober 2004 Pagina 23 van 36