TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

Vergelijkbare documenten
rijksuniversiteit gent

rijksuniversiteit gent

LABORATORIUM VOOR TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE. GRONDWATERWINNINGSMOGELIJKHEDEN VOOR HET REKREATIEDOMEIN nde BRIELMEERSENn TE DEINZE

TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGtOLOGIE

rijksuniversiteit gent

TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

LABORATORIUM VOOR TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater Juli 2014

LABORATORIUM VOOR TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

rijksuniversiteit gent

TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater September 2014

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater Augustus 2014

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater Oktober 2013

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater December 2012

1\BO.RAli l I M VGOR OGIE EN 0 08EOl.O'GI.

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater November 2013

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater Februari 2013

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater Juni 2013

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater December 2014

LABORATORIUM VOOR TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater Oktober 2014

lil Hl LABORATORIUM VOOR TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE RIJKSUNIVERSITEIT GENT GEOLOGISCHE EN HYDROGEOLOGISCHE GESTELDHEID TER HOOGTE VAN EEN

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater Maart 2014

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater April 2012

TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

Grondwaterwinningsmogelijkheden in de ondiepe watervoerende lagen ter hoogte van de NV Horafrost te Staden (Fase 1)

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater December 2013

RIJKSUNIVERSITEIT GENT

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater April 2015

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater Juli 2012

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater September 2013

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater Juni 2014

rijksuniversiteit gent

rijksuniversiteit gent

rijksuniversiteit gent

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater Januari 2012

TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

plage-lestijden onderwijzer

Handleiding opzoeken grondwatergegevens

LABORATORII:JM VOOR jjiqeg PA5ll: GEOlOGIE EN lni DROGE0 061É

Toestand van het watersysteem januari 2019

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater Februari 2012

Projectnummer: D Opgesteld door: Ons kenmerk: Kopieën aan: Kernteam

Kwantitatieve toestand van grondwater, remediëring door herstelprogramma s

TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

RIJKSUNIVERSITEIT GENT

Invloed van menselijke ingrepen en klimaatsverandering op de evolutie van zoet-zoutwaterverdeling in het Vlaamse kustgebied

rijksuniversiteit gent

TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

CVS_0160_GWL_1. Stroomgebiedbeheerplan - informatie per grondwaterlichaam. Karakteristieken

LABORATORIUM VOOR TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek

LABORATORIUM VOOR TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

Effecten van waterschaarste en droogte op grondwater. Griet Heuvelmans

I Hili RIJKSUNIVERSITEIT GENT

Extra investeringen nodig in wegenbouw Toestand blijft moeilijk ondanks stabilisatie eerste helft 2015

TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE..

RIJKSUNIVERSITEIT GENT

TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

Open en gesloten WKO systemen. Open systemen

TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen

rijksuniversiteit gent

UNIVERSITEIT GENT

Toestand van het watersysteem november 2018

Stand van zaken na een half jaar opvolging van de grondwaterpeilen

Beheer van een grensoverschrijdende aquifer : studie aquifer van de kolenkalk

TOEGEPAST E GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

2007/

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = en Y =

Ionenbalans. Ministerieel besluit van 4 maart Belgisch Staatsblad van 25 maart 2016

Factsheet: NLGW0018. Naam: Maas_Slenk_diep

Factsheet: NLGW0018 Maas_Slenk_diep

Toestand van het watersysteem februari 2019

Nitraat in het grondwater

Begrippenlijst. Barometer. EN (elektroneutraliteit) Hydrologisch jaar. Maucha-diagram. Metingtype. Referentieniveau. Stiff-diagram

HYDROGEOLOGISCHE VERKENNING VAN DE FREATISCHE LAAG

Projectnummer: C /LB. Opgesteld door: Tristan Bergsma. Ons kenmerk: :0.2. Kopieën aan: Cees-Jan de Rooi (gd)

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N BTM-V

Thermochronologie en inversie van de Roerdalslenk

Factsheet: NLGWSC0002 Zoet grondwater in dekzand

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Grondwaterwinning Algist Bruggeman. Gent.

rijksuniversiteit gent

CVS_0600_GWL_2. Stroomgebiedbeheerplan - informatie per grondwaterlichaam. aquiferkenmerken. Ledo-Paniseliaan Aquifersysteem (gespannen)

Factsheet: NLGW0018 Maas_Slenk_diep

Factsheet: NLGWSC0002 Zoet grondwater in dekzand

Grondwaterwinningsmogelijkheden in de ondiepe watervoerende lagen ter hoogte van de N.V. Latexco te Tielt (Fase 2)

DOV Bodemverkenner Handleiding opzoeken grondwatergegevens

Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen

Samenvatting. Figuur 1: Onderzoeksgebied in paars

lillil UNIVERSITEIT GENT

LMM e-nieuws 20. Inhoud. Inleiding. Nitraatconcentraties in de lössregio

nr. 884 van KATRIEN SCHRYVERS datum: 20 september 2017 aan JO VANDEURZEN Kinderopvang - Centra voor Inclusieve Kinderopvang (CIK s)

LABORATORIUM VOOR TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

TOEGEPASTE.GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

Transcriptie:

TOEGEPASTE GEOLOGE EN HYDROGEOLOGE NVENTARSATE VAN DE BELANGRJKSTE WATERVOERENDE SYSTEMEN N HET VLAAMSE GEWEST KONTRAKT RUG DEEL.AD 111111. UNVERSTET GENT

&1ff'>. 111111. UNVERSTET GENT laboratorium voor toegepaste geologie en hydrogeologie NVENTARSATE VAN DE BELANGRJKSTE WATERVOERENDE SYSTEMEN N HET VLAAMSE GEWEST KONTRAKT RUG DEEL geologisch instituut S 8 krijgslaan 281 B-9000 gent telefoon 091/644647 fax 091/644988 Leiding : Prof. Dr. W. DE BREUCK Studie en verslag : Lic. B. DAMJEN Lic.. BOLLE Dr. K. WALRAEVENS Onderzoek : TGO 93005 Datum : mei 1993

J:NHOtJD 1. Algemene nleiding 1.1. Opdracht 1.2. Watervoerende systemenen 1.3. De Waterstanden 1.4. Grondwaterwinningen 1.5. Grondwaterkwaliteit 1.5.1. nleiding 1.5.2. De belangrijkste hoofdparameters 1.5.3. De ionenbalans 1. 5.4. Grondwaterklassificatie volgens STUYFZAND 1.6. Gegevens van drinkwatermaatschappijen 1. 7. Grondwaterverbruik in de landbouw 1.8. Pluviometrie 2. Massief van Brabant in West- en Oost-Vlaanderen 2. 1. Geologie en Hydrogeologie 2.2. Representatieve waterstanden 2.2.1. nleiding 2.2.2. Evolutie 2.3. Grondwaterwinningen 2. 3. 1. nleiding 2. 3.2. Evolutie 2.4. Grondwaterkwaliteit 2.4.1. nleiding 2.4.2. Evolutie 2.5. Besluit 2. 5.1. Stijghoogten 2.5.2. Kwantiteit 2.5.3. Kwa liteit 3. Landeniaan in West- en Oost-Vlaanderen 3. 1. Geologie en Hydrogeologie 3.2. Representatieve waterstanden 3.2.1. nleiding 3.2.2. Evolutie 3.3. Grondwaterwinningen 3. 3.1. nleiding 3. 3.2. Evolutie 3.4. Grondwaterkwaliteit

3. 4.1. nleiding 3.4.2. Evolutie 3.5. Besluit 3.5.1. Stijghoogten 3.5.2. Kwantiteit 3. 5. 3. Kwaliteit 4. Ledo-Paniseliaan in West- en Oost-Vlaanderen 4. 1. Geologie en Hydrogeologie 4.2. Representatieve waterstanden 4. 2.1. nleiding 4. 2.2. Evolutie 4.3. Grondwaterwinningen 4.3.1. nleiding 4. 3.2. Evolutie 4.4. Grondwaterkwaliteit 4. 4.1. nleiding 4. 4. 2. Evolutie 4.5. Besluit 4. 5.1. Stijghoogten 4.5.2. Kwantiteit 4.5.3. Kwaliteit 5. Kwartair in West- en Oost-Vlaanderen 6. Kustduinen 7. Neogene Zanden in Antwerpen en NW-Limburg 8. Gegevens van de drinkwatermaatschappijen 9. Grondwaterverbruik in de landbouw 9.1. Grondwaterverbruik bij veeteelt 9. 1.1. nleiding 9.1.2. Besluit 9.2. Grondwaterverbruik bij plantenteelt 9.2.1. nleiding 9. 2.2. Besluit 10. Pluviometrie 11. Algemene Besluiten

1. ALGBMBNB :NLE:D:NG 1. 1. Opdracht Met het schrijven van 17.12.92 verzocht de Administratie Milieu, Natuur en Landinrichting van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap de afdeling Toegepaste Geologie en Hydrogeologie (LTGH) van de Universiteit Gent (RUG ) om deel te nemen aan een inventarisatie van de belangrijkste watervoerende systemen binnen het Vlaamse Gewest. Dit kadert n een interuniversitair beleidsondersteunend onderzoek waar nog 3 andere universiteiten aan meewerken, narnelij k de Katholieke Universiteit Leuven (KUL), de Vrij e Universiteit Brussel (VUB) en het Limburgs Universitair Centrum (LUC). De watervoerende systemen zijn verdeeld op basis van de beschikbare gegevens van elke universiteit. 1.2. Watervoerende systemen Het LTGH werd opgedragen volgende watervoerende systemen te inventariseren - het Massief van Brabant in West- en Oost-Vlaanderen; - het Landeniaan in West- en Oost-Vlaanderen; - Het Ledo-Paniseliaan in West- en Oost-Vlaanderen; - het Kwartair in West- en Oost-Vlaanderen (waar het een significante dikte bereikt); - de Neogene Zanden van Antwerpen en West-Limburg; - de Kustduinen. Het studiegebied beslaat het ganse Vlaamse Gewest behalve Vlaams Brabant. 1. 3. De Waterstanden AMNAL stelde alle peilgegevens van het primair grondwatermeetnet ter beschikking. Om een representatief beeld te krijgen van de huidige grondwaterstand van elk watervoerend systeem, werden de meest recente gegevens aangewend. ndien het aantal waarnemingen dit toelaat, werden isolijnen getekend.

Daar waar de peilmetingen van het primair meetnet ontoereikend blijken, werden bestaande studies geraadpleegd om de actuele situatie te schetsen. Om een idee te krijgen van de evolutie van de grondwaterpeilen werden de gegevens gebruikt die beschikbaar waren vanaf het opstarten van de metingen in het primair meetnet. Deze gegevens zijn door AMNAL verwerkt tot grafieken. Er werd ook gebruik gemaakt van de informatie die binnen het LTGH beschikbaar is. 1.4. Grondwaterwinningen n de databank van AMNAL bevinden zich alle gekende en vergunde waterwinningen. Deze zijn opgedeeld in catagorieën (A = kleine bedrijven (kleine verbruikers ), B = de industrie (grote verbruikers ), C = de drinkwatermaatschappij en en 0 de cnvergunde bedrijven waarvan AMNAL kennis van heeft). Een weergave van de debieten per watervoerende laag en per provincie, werd verder opgesplitst in drie verbruikstakken, namelijk de drinkwater.maatschapp ij en, de industrie en de landbouw. Ter vergelijking werd dit zowel voor de opgepompte als voor de vergunde.debiet en weergegeven. De evolutie van de debieten in de tijd werd, zowel voor vergunde en voor opgepompte debieten, weergegeven. l.s. Grondwaterkwali teit 1.5.1. nleiding Van het primair grondwatermeetnet werden grondwatermonsters geanalyseerd. De. resultaten werden in tabellen voorgesteld en geinformatiseerd. De parameters bicarbonaat (HC0 3 -) en carbonaat (CO/- ) zijn niet opgenomen in deze tabellen waardoor de ionenbalans als kontrole op de analyse niet kan toegepast worden.

1.5.2. De belangrijkse chemische hoofdparameters (Walraevens, 1993.) De bepaling van de volgende chemische parameters is een absolute vereiste teneinde een volledig inzicht te hebben in de hoofdkenmerken van een watermonster. Dit betekent echter niet dat de aanwezigheid van hierna niet genoemde elementen (nitraten, nitrieten, zware metalen,.) in een waterstaal onbelangrijk zou zijn. ntegendeel, wat de drinkbaarheid van water betreft, en de eventuele verontreiniging die het vertoont, zijn dergelijke elementen juist van groot belang. Maar de hierna opgesomde lijst beperkt zich tot de hoofdbestanddelen, die meestal aanwezig zijn in de hoogste concentraties, en die de hoofdtrekken van de waterkwaliteit bepalen. Een minimale analys e dient deze in elk geval te omvatten. ph of zuurtegraad : dient zeker bepaald te worden, liefst bij de monstername. geleidbaarheid : wordt liefst eveneens bepaald. totale hardheid : wordt best eveneens bepaald, maar kan doorgaans betrouwbaar berekend worden uit de som van calcium en magnesium. Belangrijkste kationen Natrium Kalium Calcium Magnesium Jzer Belangrijkste anionen Chloride Sulfaat Bicarbonaat Carbonaat De belangrijkste kationen en anionen laten toe de ionenbalans op te stellen, die een controle vormt voor de juistheid en de volledigheid (bv. in extreme gevallen van hoge zuurtegraad en

lage mineralisatie kan ook aluminium een niet te verwaarlozen bijdrage opleveren) van de analyse. De classificatie van STUYFZAND (1986), die reeds haar nut voldoende bewezen. heeft, is toepasbaar op de aldus geanalyseerde grondwatermonsters. 1.5.3. De ionenbalans De ionenconcentraties uitgedrukt in mg/1 worden omgezet in me/1 door de concentratie van elk ion te delen door zijn respektievelijk equivalentgewicht. De kationensom en de anionensom, beide in me/1, moeten theoretisch gelijk zijn. Het verschil tussen beide moet klein blijven om over een betrouwbare analyse te beschikken. Als betrouwbaarheidsvoorwaarde kan men onderstaand limiet nemen (DE BREUCK, et al. 1969) (zie ook voorbeeld ionenbalans) l:an - l:an + 1: kat 1: kat 5 % Uitzonderlijk kan bij zeer weinig gemineraliseerde waters deze limietwaarde opgetrokken worden tot S 10 % om nog over betrouwbare gegevens te kunnen spreken (WALRAEVENS, 1993e). Bij grotere verschillen kan dit wijzen of op een foute analyse of op het feit dat één of meerdere ioen niet zijn opgenomen in de balans maar toch in betekenisvolle hoeveelheden aanwezig zijn. 1. 5. 4. Grondwaterklassifikatie volgens STOYFZAND (WALRAEVENS, 1987) Stuyfzand (1986) heeft een grondwaterklassifikatie ontworpen, waarin elk watertype wordt getypeerd door 4 symbolen, die ieder verwijzen naar een klassifikatie-onderdeel. 1.5.4.1. Hoofdtype Het eerste hoofdtype. symbool in de klassifikatienaam definieert het Het wordt afgeleid uit het cl--gehalte volgens

onderstaande tabel. Tabel 1. Bepaling van het eerste symbool in de klassifiatienaam van een watertype steunend op het chloridegehalte Hoofdtype Code cl- (rng /1) zoet F < 150 zoet tot brak Fb 150-300 brak B 300-1000 brak tot zout Bs 1000-10000 zout s 10000-20000 hyperhalien H > 20000 1.5.4.2. Hardheidscode Het tweede symbool wordt afgeleid uit de totale hardheid volgens onderstaande tabel. Tabel 2. Bepaling van het tweede symbool in de klassifikatienaam van een watertype, steunend op de totale hardheid Benaming Code TH (Op) zeer zacht * < 5 zacht 0-5 10 matig hard 1 10-20 hard 2 20-40 zeer hard 3-40 80 uiterst hard 4 80-160 uiterst hard 5 160-320 uiterst hard 6 320-640 uiterst hard 7 640-1280 uiterst hard 8 1280-2560 uiterst hard 9 > 2560

1.5.4.3. 'l'ype De relatieve verdeling van kationen en anionen is een zeer belangrijk kenmerk voor het herkennen van de processen die de waterkwaliteit bepaald hebben. De belangrij kste kationengroep en anionengroep bepalen het type van een water. Het derde deel in de klassifikatienaam bestaat uit 2 delen de naam van een kation en die van een anion. De bepalingswij ze wordt weergegeven in onderstaande diagrammen,, (Af +H) + (Fe+Mn) Bepaling van het watertype op basis van het proportioneel aandeel van de hoofdkor:1ponenten in de som van de kationen (links) en in de som van de anionen (rechts) in meq/1. Eerst worden de hydrachemische families bepaald die het sterkst vertegenwoordigd zijn. Deze hydrachemische families zijn voorgesteld aan de hoekpunten van beide driehoeken b.v. de ((Na+l\)+NH >- en (HC0 +co )-families. Vervolgens wordt het sterkst 4 3 3 vertegenwcordigd bestanadeel of bestanddelenpaar binnen een familie bepaald, b.v. ( Na+K) en. HC0. Tenslotte wordt 3. de sterkste kompment. binnen een paar aangeduid, ö.v. Na. De kombmahe van b.v. Na en HCO geeft het type weer, hier NaHCO.. De paren binnen een familie zijn tussn haakjes geplaatst. De sterkse vertegenwoordigers binnen een familie die tot nu toe werden aangetroffen, zijn aangeduid in de overeenkomstige velden binnen de driehoeken (STUYFZAND 1986).

1.5.4.4. Rationenuitwisse1ingscode Het laatste symbool in de klassifikatienaam duidt aan of zich in het watertype al dan niet kationenuitwisseling heeft voorgedaan en welke de aard van deze uitwisseling is geweest. De som van Na, K+ en Mg2 (meg/1) wordt gekorrigeerd voor de zeewaterbijdrage, afgeleid uit het cl--gehalte : (Na + K + Mg) verbeterd = (Na + K + Mg) gemeten - 0,061 Cl (meq/1) met (Na + K + Mg) Cl (meq/1) (mea/ll = 1,061 voor gemiddeld oceaanwater. De kationenuitwisselingscode wordt toegekend volgens het teken van de kationenuitwisselingsparameter (Na + K + Mg) verbeterd' waarbij rekening wordt gehouden met een foutmarge gelijk aan 0,5 Cl (tabel 3). Tabel 3. Bepaling van de kationenuitwisselingscode Benaming Code Voorwaarde (Na+K+Mg)-tekort - (Na+K+Mg) verbeterd < -.Jl/2 Cl (Na+K+Mg)-evenwicht 0 -.Jl/2 Cl S ( Na+K+Mg) 'lrerbeterd S (Na+K+overschot + (Na+K+Mg)verbeterd >.J112 Cl +.Jl/2 Cl 1.6. Gegevens voor drinkwatermaatschappijen De drinkwatermaatschappijen stellen hun data (peilmetingen, analyseresultaten en debieten) ter beschikking teneinde een beeld te verkrijgen van kwantiteit en kwaliteit van het opgepompte grondwater zowel nu als in het verleden (evolutie). 1.7. Grondwaterverbruik in de landbouw Deze is opgesplitst in het verbruik bij veeteelt en bij plantenteelt. Door AMNAL is ons het drinkwaterverbruik van de veeteelt en de verspreiding per gemeente van het aantal dieren

bezorgd. De gegevens laten toe een schatting te maken van de hoeveelheid grondwater die door de veeteelt verbruikt wordt. De summiere gegevens van grondwaterverbruik bij plantenteelt laten niet toe een globaal inzicht te krijgen in de gewonnen debieten. 1.8. Pluviometrie

2. MASSJ:EF VAN BRABANT J:N WES'l'- BN OOS'l'-VLAANDBRBN 2.1. Geologie en Hydrogeologie De diepst onderzochte watervoerende laag n West- en Oost Vlaanderen.wordt gevormd door de gesteenten van het Massief van Brabant van Cambra-Siluur ouderdom (Sokkel ). Deze gesteenten bestaan hoofdzakelijk uit kwartsiet en schalies waarvan het bovenste gedeelte barsten en spleten vertoont. De debieten zijn sterk afhankelijk van de dichtheid en de uitbreiding van deze spleten en barsten. De top van de sokkel daalt van ca. - 501 m in het zuiden van West- en Oost-Vlaanderen en tot ca. - 450 in de grensstreek met Nederland (GOM, WEST-VLAANDEREN, 1986). Het niet gespleten gedeelte van het Massief van Brabant mag als ondoorlatend worden beschouwd en vormt de basis van het watervoerend pakket. Het Massief van Brabant wordt ten zuiden v.an de lijn eper Avelgem begrensd door het Bekken van Namen (LEBBE, et al., 1988). 2.2. Representatieve waterstanden 2.2.1. :r:n1eiding De door AMNAL verstrekte gegevens zijn te beperkt om de lijnen van gelijke stijghoogte te tekenen (15 peilgegevens in West-Vlaanderen en 6 peilgegevens in Oost-Vlaanderen). Daarom werd gebruik gemaakt van de resultaten van een vroeger uitgevoerde hydrageologische studie (DE BREUCK, et al., 1988) die als basis dienen voor de huidige stijghoogten in het watervoerend systeem. Vooal de peilgegevens van de peilronde uitgevoerd in de zomer 1988 en de daaruit afgeleide stijghoogtekaarten zijn gebruikt. Meer recente peilgegevens (oktober 1992, winter 1993 ) zijn op de stijghoogtekaart van de zomer 1 Al le peilen in dit verslag worden aangegeven ten opzichte van de Tweede Algemene Waterpassing (m TAW ) van het Nationaal Geografisch nstituut.

1988 aangeduid om eventueel verschillen of veranderingen aan te tonen. De stij ghoogten in het Massief van Brabant in de zomer 1988 zijn weergegeven in bij lage 1. 2.2.2. Evolutie De AMNAL -gegevens laten niet toe de stij ghoogte-evolutie van het grondwater in het Massief van Brabant te evalueren. n bij lage 2 werden enkele grafieken samengebracht die de stijghoogte-evolutie op korte termijn weergeven. n DE CEUKELARE, et al., 1992 wordt voor enkele steden de stij ghoogte-evolutie in de Sokkel besproken. n Aalst is de stijghoogtedaling aanzienlij k van ca. -30 m TAW tij dens de jaren ' 60 naar -100 m TAW en lager in 1986. Het grondwaterpeil te Roeselare vertoont een gelij kaardig verloop in de tij d terwij 1 de peildaling te Oudenaarde meer een constant verloop in de tij d heeft. Sinds de jaren ' 60 is te Waregem het peil gedaald tot nabij en onder de top van de watervoerende laag (zie fig. 1 tot 4). Algemeen kan worden gesteld dat vanaf 1965 een versnelling van de stij ghoogtedaling optreedt, behalve te Kortrijk en te Ronse waar de verlaging stagneert. De stij ghoogtekaarten vanaf 1910 tot 1986 tonen het bestaan aan van een duidelijke afpompingskegel in het watervoerend systeem. n het begin van de eeuw waren de stijghoogten steeds in de buurt van +10 à +2 0 wat praktisch de natuurlijke toestand weergaf (zonder winningen ). Nadien merkt men het ontstaan van een kleine depressiekegel die met de jaren dieper en groter wordt. De depressiekegel verplaatst zich in de tij d, eerst in de streek Waregem-Kortrijk tot 1975, nadien rond de as Kortemark-Roeselare-Waregem. Ook in de streek van Aalst is op de kaart van mei 1986 een duidelijke afpompingskegel merkbaar. Waar de stij ghoogten onder de top van het Massief van Brabant dalen, kunnen allerhandel reakties in het reservoirgesteente ontstaan (o.a. oxydatieproces sen) die de kwaliteit van het grondwater beïnvloeden. Wanneer de gegevens van juni-juli 1988 vergeleken worden met deze van mei 1986 dan is het patroon analoog, behalve de

stijghoogte (m TA W) 10 Aalst 0-10 J-. -20- -40-,. -SO -60-70 -90-100 -110-120- l Massief van f--- Brabant -140 s ' J 19l0 1920 19 1 30 19 W t9so 1960 19 1 70 19!0 t99o Fig. 1 - Evolutie van de stijghoogten in het Massief van Brabant te Aalst (DE CEUKELARE, et al., 1992) (S=diepte waarop de top van het Massief van Brabant voorkomt) Roeselare slijghoogle (m TA W) 20 0- -30- -80- -130- -150-10- -10-20- -30- -40- -70 -S0- -60- -80-90. Massief van! L Brabant J -100- S: -150/-165 190 190 190 1940 Fig. 2 - Evolutie van de stijghoogten in het Massief van Brabant te Roeselare (DE CEUKELAlRE, et al., 1992) (S. diapte waarop de top van het Massief van Brabant voorkomt)

stijghoogte (m TA W) Waregem 30-20- 0-0- -10- -20- -30- -40- -50-.\ -60- -70- -80- -90- -100---- -110- s 4. 1 emassief van Brabant fl' _ _ 1910 1920 J93o 1 1940 190 1 1960 1 1970 t9so 1990 F1g. 3 - Evolutie van de stijghoogten in het Massief van Brabant te Waregem (OE CEUKELARE, et al., 1992) (S=diepte waarop de top van het Massief van Brabant voorkomt) Oudenaarde stijghoogte (m TA W) 20-10- 0- -10- -20- -30- -40-. -50- -60- -70- r-- -80- s q, l emassief vanl Brabant J -90- - -100-1 19 10 190 Fig. 4 - Evolutie van de stijghoogten in het Massief van Brabant te Oudenaarde (OE CEUKELARE, et al., 1992) (S=dieote waaroo de too van het Massief van Brabant voorkomt)

depressiekegel rond Aalst. Dit is het gevolg van het groter aantal waarnemingsgegevens die in 1988 beschikbaar waren, waardoor het gevormde beeld meer betrouwbaar werd. De stijghoogten in 1988 zijn meestal 1 tot 3 m gedaald ten opzichte van de situatie in mei 1986. Grotere dalingen zijn ondermeer waargenomen te Kortemark, Haaltert, Roeselare, Ninove en Wetteren (DE BREUCK, et al., 1988). Bij de keuze van nieuwe peilputten voor het primair grondwatermeetnet is het aangewezen met hogervermelde waarnemingen rekening te houden. Aan de hand van de gekende debieten werd een matematisch model opgebouwd (LEBBE, et al., 1988). Met dit rnatematisch model werd de natuurlijke grondwaterstroming in het Massief van Brabant (dit is zonder winningen ) gesimuleerd (figuur 5). Het grondwater stroomt vanuit het zuidoosten in noordelijke en westelijke richting. Het artesisch karakter van de watervoerende laag dat uit het model naar voor komt, wordt door oude waarnemingen bevestigd. 2.3. Grondwaterwinningen 2.3.1. nleiding Het vergund debiet voor een bepaald jaar is de somrnatie van de grondwaterhoeveelheden waarvan de einddatum van de vergunning het jaartal overschrijdt (bv. voor 1989 einddatum. vergunning 01. 01. 90). Bij de voorstelling van het vergunde debiet wordt dit opgesplitst in landbouw, industrie en drinkwat ermaatschappij en, van het opgepompt debiet wordt landbouw en industrie samen als nijverheid voorgesteld. n onderstaande tabellen (tabel len 4 en 5) worden de meest recente gegevens (1990) uitgedrukt in m3 /jaar, dit zowel voor opgepompt als voor vergund debiet. Gezien voor West-Vlaanderen de opgepompte hoeveeheden voor 1990 ontbreken, werd bij benadering de waarden van 1989 overgenomen.

1....,._, Fig. 5- Berekende stijghoogten in het Massief van Brabant in natuurlijke toestand (in m TAW) (LEBBE, et al., 1988)

Tabel 4. Massief van Brabant opgepompt debiet 1990 Aantal Nijver- Aantal Drinkwains tal- heid instal la- ter la ties ties Oost-Vlaanderen 49 2.082. 787 1 309.905 West-Vlaanderen 80 3.503.980 0 02 Totaal 129 5. 58"6. 767 1 309. 905 Tabel 5. Massief van Brabant vergunde debiet 1990 Landbouw ndustrie Drinkwater Oost-Vlaanderen 5. 475 3. 519.833 456.000 West-Vlaanderen 8.100 15.428.405 0 Totaal 13.575 18.948.238 456.000 2.3.2. Evolutie Voor de periode 1987 tot 1990 werden de opgepompte en de vergunde debieten per provincie naast elkaar uitgezet en vergeleken (zie tabel len 6, 7 en 8). 2 gegevens van 1989

Tabel 6. Overzicht debieten Oost-Vlaanderen Opgepompt Vergund Jaartal Nijverheid Drinkwater- Totaal Landbouw ndustrie Drinkwater- Totaal maatschappij maatschappij 1987 1. 792.711 377.372 2.170.083 5. 475 4.274.996 456.000 4.736.471 1988 2.342.142 390.091 2.732.233 5.475 4.274.996 456.000 4.736.471 1989 1.890. 884 375.347 2.266.231 5.475 3.798.933.4 56.000 4.260.408 1990 2.082.787 309.905 2.392.692 5.475 3.519.833 456.000 3. 981.308 Tabel 7. Overzicht debieten West-Vlaanderen Opgepompt Vergund Jaartal Nijverheid Drinkwater- Totaal Landbouw ndustrie Drinkwater- Totaal maatschappij maatschappij 1987 2.586.600 0 2.586.600 8.100 16.147.605 0 16.155.705 1988 l. 546.168 0 1.546.168 8.100 15.897.605 0 15.905.705 1989 3.503.980 0 2.503.980 8.100 15.549.605 0 15.557.705 1990 3. 503.980' O' 2. 503. 980' 8.100 15.428.405 0 15.436.505 Tabel 8. Overzicht debieten Oost- en West -Vlaanderen Opgepompt Vergund Jaartal Nijverheid Drinkwater- Totaal Landbouw ndustrie Drinkwater- Totaal maatschappij maatschappij 1987 4.379.311 377.372 4.756.683 13.575 20.422.601 456.000 20.892.176 1988 3.888.310 390.091 4.278.401 lj. 575 20.172.601 456.000 20.642.176 1989 5.394.864 375.347 5.770.211 13.575 19.348.538 456.000 19.818.113 1990 5.586.767 309.905 5.896.672 13.575 18.948.238 456.000 19.417.813 Voor de nijverheid is er een groot verschil waar te nemen tussen opgepompte en vergunde debieten. Dit vooral in de provincie West-Vlaanderen. De opgepompte debiet en schommelen sterk van jaar tot jaar waarbij geen bepaalde evaluie waar te nemen valt. Voor het totale vergunde debiet ziet men op 4 jaar tijd een afname van ongeveer 1.5 miljoen m3/jaar evenredig 3 gegevens van 1989.

verdeeld over de beide provincies. Voor de drinkwatermaatschappijen bedraagt het opgepompt debiet maximaal één derde minder dan het vergund debiet. De debietgegevens van de inventarisatiestudie GOM WEST-VLAAN DEREN, 1987 die bijna volledig Oost- en West-Vlaanderen omvat, geven een geschat onttrokken debiet van ongeveer 10 miljoen m3 uit het Massief van Brabant (sokkel en krijt}. Uit de studie LEBBE et al., 1988 blijkt dat het aan de hand van een matematisch model berekend onttrokken debiet, 18 % hoger ligt. Dit komt neer op ongeveer 12 miljoen m 3 die tijdens 1986 aan de watervoerende laag werd onttrokken. Het totaal vergund debiet van 1986 was 2 0, 9 miljoen m3 Volgens de AMNAL-gegevens van 1987 bedraagt het opgepompt debiet 4, 8. 106 m3 en het vergunde debiet 2 0, 9.106 m3 2.4. Grondwaterkwaliteit 2.4.1. Xnleiding Het grondwater van het Massief van Brabant is wegens zijn goede kwaliteit belangrijk voor de industrie in het bijzonder de textiel- en voedingsindustrie. n WALRAEVENS, et al., 1989 wordt de hydrochemie van het Massief van Brabant uitvoerig bestudeerd en worden de watertypes bepaald volgens STUYFZAND (1986}. Naar analogie met voorgaande studies (WALRAEVENS, 1987 en WALRAEVENS en LEBBE, 1988) wordt verondersteld dat de kwaliteitsverdeling bepaald wordt door het stromingspatroon in de natuurlijke toestand. De kwaliteit van het grondwater is het resultaat van een vermenging van fossiel zeewater met in het voedingsgebied (zie fig. 6) infiltrerend zoet water en is gekoppeld aan een kationenuitwisseling van het infiltrerend water met de aanwezige kleilagen in de ondergrond (voornamelijk eperiaanklei ). Al s gevolg van uitspoeling van het zoute poriënwater wordt de sterke mariene invloed opgemerkt in het noorden van het studiegebied met het NaCl-watertype. Nadien ondergaat het infiltrerend water een belangrijke kationenuitwisseling. waardoor het NaHC0 3 - watertype ontstaat wat ten

J.-::, :: = Voedingsgebied Massief van Brabant '\ / Vertikale stroming (in mmljaar).-...... Lokaren Rijsel RobeKe-... Fig. 6- Vartikale stroming tussen Massief van Brabant en L.andeniaan, berekend met matematisch model (LEBBE, et al., 1987) (WALRAEVENS, et al., 1989) Massief van Brabant.... Lokeren -.Armentiers. :.J\- : Ri jsel ' - ' Fig. 7 - Voorkomen van grondwatertypes in het Massief van Brabant (klassificatie volgens STUYFZAND, 1986) (WALRAEVENS, et al., 1989)

zuiden van NaCl-water voorkomt. n de overgangszone tussen beide watertypes komt Na-Mix water voor. Als tenslotte het kationenuitwisselingsproces in mindere mate doorgaat wordt het CaHC0 3 -watertype gevormd. Ten westen van Roeselare wordt een geisoleerde lens van B* NaCl water teruggevonden (WALRAEVENS, et al., 1989). De verspreiding van de verschillende watertypes wordt in fig. 7 weergegeven. 2.4.2. Evolutie De grondwaterkwaliteit wordt hoofdzakelijk bepaald door de grondwaterstroming in natuurlijke toestand, dus door het dik pakket van eperiaanklei in de hogergelegen gebiedsdelen. De Zuidvlaamse heuvelrij speelt hierin een belangrijke rol (WAL RAEVENS, et al., 1989) (fig. 6). De verspreiding van de verschillende watertypes is hoofdzakelijk het gevolg van een verdringen van het aanwezige grondwater in noordwestelijke richting door jonger in het voedingsgebied geïnfiltreerd water. n en vlakbij de. voedingsgebieden van Ronse en Geraardsbergen is het grondwater zoet en hard en met sporen van kationuitwisseling, namelijk het CaHC0 3 -watertype. n de toekomst zal dit type water zich verder in noordwestelijke richting uitbreiden en de zachtere, door kationenuitwisseling ontstane waters naar de diepere delen van de watervoerende laag verdrijven. De dikke eperiaanklei met een maximale dikte van meer dan 100 rn en zijn grote weerstand (van ca. 1000 d/m) zorgt ervoor dat nog steeds de natuurlijke stromingen de regionale grondwaterkwaliteit bepalen. Evenuteel kunnen lokale kwaliteitsveranderingen optreden als een gevolg van de overexploitatie van de watervoerende laag. 2.5. Besluit 2.5.1. Stijghoogten Als de peilen van 1986 met deze van 1988 worden vergeleken,

dan is er een algemene verlaging van 1 tot 3 m waar te nemen. Op sommige plaatsen werden nog belangrijker verschillen genoteerd maar het globaal stijghoogte-patroon blijft hetzelfde. De pei!gegevens van AMNAL van 19 9 2 en 19 9 3 komen langs de rand van de hoofddepressiekegel vrij g9ed overeen met deze van 1988, maar in de kern zijn twee metingen uitgevoerd die ongeveer 40 m lager liggen dan op de stijghoogtekaart van 1988. Dit laatste wijst op een verdere verlaging van de depressiekegel als gevolg van overexploitatie van het watervoerende systeem. De summiere gegevens van 1992 en 1993, laten niet toe een stijghoogtekaart van het Massief van Brabant te tekenen maar wijzen in sommige gevallen op merkbare verlagingen van 1 tot 3 m in 9 maanden tijd. De peilmetingen zijn verwerkt in grafieken en in bijlage 2 opgenomen. De plaatsen waar grote veranderingen in stijghoogten op korte termijn gebeuren verdienen extra aandacht. Het aantal peilputten moet opgevoerd worden om tot een duidelijk beeld van de huidige situatie te komen. Niet enkel door nieuwe peilputten te boren maar ook door het opnieuw in gebruik nemen van bestaande en verwaarloosde peilputten. Bij de keuze van nieuwe peilputten voor het primair grondwatermeetnet dient met de reeds opgedane kennis rekening te worden gehouden. 2.5.2. Kwantiteit De opgepompte debieten van de nijveheid schommelen sterk van jaar tot jaar, vooral in West-Vlaanderen (2, 5 miljoen m3 n 1987, 1, 5 miljoen m3 in 1988 en 3, 5 miljoen m3 in 1989). Er moet echter op gewe zen worden dat het aantal bedrijven dat de debieten opgeeft sterk schommelt, en dat dit gedeeltelijk de fluctuatie kan verklaren. Daarom moeten de gegevens met. de nodige omzichtigheid worden geïnterpreteerd. Een kleine daling van het totaal vergund debiet is merkbaar, zowel in totaliteit als voor elke provincie apart. Uit het verschil tussen de gegevens van het onttrokken debiet van 1986 (GOM, WEST-VLAANDEREN, 1987 ) namelijk ± 10 miljoen rn 3

en het totaal vergund debiet van 1986, namelijk ± 20 miljoen m3, blijkt dat in 1986 ongeveer 50 % van het vergunde debiet is onttrokken. Het via een matematisch model berekende onttrokken debiet (LEBBE, et al., 1988) is ongeveer 60 % van het vergunde debiet. Als wij de waarden van de jaren 1987 tot 1990 bekij ken, valt op dat het opgepompte debiet slechts ongeveer 25 % van het vegunde debiet beslaat. Het is onwaarschijnlijk dat het onttrokken debiet van 1987 bijna is gehalveerd ten opzichte van 1986. Er is duidelijk nood aan meer accurate gegevens wat betreft onttrokken debieten, deze kunnen dan via matematische modellering worden getoetst aan de waargenomen stijghoogten. Op deze manier kan een beter inzicht verkregen worden n de evolutie en wordt het maken van prognoses eenvoudiger. 2.5.3. Kwaliteit De regionale grondwaterkwaliteit van het Massief van Brabant wordt bepaald door de natuurlijke grondwaterstromingen. Het meest recent in het voedingsgebied geïnfiltreerd water zal de oudere aanwezige watertypes in noordwestelijke richting verdringen. Daar waar de grondwaterpeilen onder de top van de watervoerende laag komen kunnen indien er langs de filteropeningen lucht in het reservoirgesteente komt, oxidtieprocessen op gang komen die een toename van ionen veroorzaken. Deze kan de kwaliteit van het grondwater beïnvloeden.

3. LANDBNAAN N WBST- BN OOST-VLAANDEREN 3.1. Geologie en Hydrogeologie Het Landeniaan vormt de oudste tertiaire afzettingen waarvan het bovenste watervoerende gedeelte uit zand bestaat en het onderste voornamelijk uit klei is opgebouwd en slecht doorlatend is. De watervoerende laag is steeds bedekt door de eperiaanklei binnen het studiegebied, enkel ten zuiden van de Frans -Belgische grens dagzoomt het Landeniaan (DE BREUCK, et al., 1990). De watervoerende laag helt algemeen in noord-noordoostelijke richting. De diepte waar het Landeniaan voorkomt, is geringer in het zuiden (ongeveer 50 m), maar loopt op in het noorden tot ogeveer 300 m. n het zuiden vormt het Landeniaan de eerste belangrijke watervoerende laag. Vele bedrijven putten hun water hieruit alhoewel de specifieke kapaciteit zich beperkt tot 0.1 à 0.7 m3/h per m {DE BREUCK, et al., 1990 ). 3.2. Representatieve waterstanden 3.2.1. nleiding Naar analogie met het Massief van Brabant is de. stijghoogtekaart van 1988 uit de recente hydrageologische studie van DE BREUCK, et al., 1988 als basis gebruikt om het huidige beeld van de grondwaterpeilen te schetsen. De zeven peilgegevens van rnaart 1993 van Oost-Vlaanderen en de zes peilen van januari 1993 van West-Vlaanderen van het primair meetnet van AMNAL zijn bijkomend aangebracht op de kaart om eventuele veranderingen ten opzichte.van de toestand in de zomer 1988 duielijk te maken (zie bijlage 1). 3.2.2. Evolutie Het beperkt aantal waarnemingen in de tijd die in het kader van het primair netwerk zijn gebeurd, laat enkel toe korte

stijghoogte (m TA W) Kortrijk l:l A l:l L k t 6A 66 A 4A Lll:l A l:l ll:l Landenlaan -80-90 -100-110 S: -120/-125 1910 1920 1930 1940 1950 1960 1970 1980 1990 Fig. 8 - Evolutie van de stijghoogten in het Landaniaan te Kortrijk (DE CEUKELARE, et al., 1992) (L=diepte waarop de top van het Landaniaan voorkomt) stijghoogte (m TA W) Waregem 30-20- 0-0- -10- -20- -30- -40- -50- -60- -70:- TL -80- ll:l Landenlaan -90- -100- -lid- 1920 1930 1940 1950 1960 Fig. 9 -Evolutie van de stijghoogten in het Landaniaan te Waregem (DE CEUKELARE, et al., 1992) (L",diepte waarop de top van het Landaniaan voorkomt)

termijn veranderingen te herkennen. Enkele grafieken zijn. in bijlage 2 opnemen. Ook voor het Landeniaan kan de studie van DE CEUKELARE, et al., 1992 als basis dienen voor een globale evolu.tie van de stijghoogten weer te geven. Voor enkele-belangrijke steden zijn er peilmetingen voorhanden die ver teruggaan in de tijd en die in tijd-stijghoogtegrafieken zijn verwerkt. De verlaging in Waregem is constant in de tijd, het peil daalt van rond 0 m TAW in juni 30 tot -70 m TAW n 1986 (zie fig. 9). Te Kortrijk daalde het grondwaterpeil van +10 m TAW in de jaren 1920 naar -10 m TAW in de jaren 1930 en deze dalende trend zet zich voort tot in de jaren 1960. Vanaf de jaar 1960 s geen verder belangrijke verlaging van de stijghoogten waar te nemen, de toestand is er stabiel geworden (zie fig. 8). Als de stijghoogtekaarten van het Landeniaan in de loop der jaren grondig worden bekeken, dan kan de evolutie mooi gevolgd worden. n 1920 schommelen de meeste waarnemingen tussen de +10 en +20 m TAW dat zeer dicht bij de natuurlijke situatie aanleunt wanneer geen winningen in de watervoerende laag gebeuren. Vanaf 1930 merken we het ontstaan van een afpompingstrechter in de buurt van Kortrijk met een. dalende trend die zich voort zet. n 1950 heeft het zwaartepunt zich ve:t"plaatst naar het noorden toe. Tien jaar later (1960) is de afpompingstrechter niet verdiept maar wel opmerkelijk breder geworden. n 1970 is de trechter dieper en groter geworden ten overstaan van 1960 en zijn er kleine afpompingstrechters bijgekomen rond Veurne, Diksmuide en langs de Frans-Belgische grens. Nadien is er een verder daling van de hoofddepressiekegel te merken. n 1986 bereikt de hoofddepressie een peil van -70 m TAW tussen Roeselare en Waregem en daalt.het peil te Poperinge tot ongeveer -50 m TAW. Ook de kern van de kegel te Veurne is tot -30 m TAW verlaagd. Vanaf 1965 is er een versnelling van de stijghoogtedaling merkbaar en neemt de invloed van Kortrijk op de dalingstrend af net zoals in het Massief van Brabant. n grote trekken geeft de stijghoogtekaart van 1988 een gelijkaardig beeld als dat van i986, maar de meeste peilen zijn

1 à 2 m gedaald ten opzichte van mei 1986. Grotere verschillen zijn opgemeten te eper, Vleteren, Koekelare, Zonnebeke en Kortemark. Naar analogie met het Mas sief van Brabant is er gepoogd via matematische modellering {LEBBE, et al., 1988) een beeld te vormen van de stijghoogten in het Landeniaan in natuurlijke oms tandigheden. De toestand zonder winningen (zie fig. 10) waar het grondwater in noord-noordwestelijke richting stroomt. Deze situatie, waar het artesisch karakter duidelijk naar voor komt, wordt door de oude waarneminggegevens bevestigd. 3. 3. Grondwaterwinningen 33.1. nleiding De debïeten van een bepaald jaar is de sommatie van al de vergunde debieten waarvan de einddatum het jaartal overschrijdt. De vergunde debieten worden onderverdeeld in landbouw, industrie en drinkwatermaatschappijen; voor wat de opgepompte debieten betreft, worden landbouw en industrie samen als nijverheid voorgesteld. Hieronder volgen de meest recente gegevens van 1990, zowel opgepomp t als vergund debiet, uitgedrukt in m3/jaar. Voor West Vlaanderen ontbreken de opgepompte debieten van 1990 en de waarden van 1989 werden overgenomen. Tabel 9. Landeniaan opgepompt debiet in 1990 Aantal in- Nijverheid Aantal in- Drinkwastallaties stallaties ter Oost-Vlaanderen 16 191. 168 0 0 West-Vlaanderen 101 669.8404 0 0 Totaal 117 861. 008 0 O' 4 gegevens van 1989

;: Fig. 10 Berekende stijghoogten in het Landaniaan in natuurlijke toestand (in m TAW) (LEBBE, et al., 1988)

Tabel 10. Landeniaan vergunde debiet 1990 Landbouw ndustrie Drinkwater Oost-Vlaanderen 2. 555 291.885 0 West-Vlaanderen 57.696 1.133. 115 0 Totaal 60.251 1.375.000 0 3.3.2. Evolutie Van 1987 tot 1990 werden de gegevens over opgepompt en vergund debiet per provincie naar voor gebracht in onderstaande tabellen 11, 12 en 13._ De cijfers van de opgepompte debieten schommelen sterk van jaar tot jaar en vooral in de provincie West-Vlaanderen. Voor 1990 ontbreken de opgepompte debieten voor deze provincie zodat ter benadering de cijfers van 1989 zijn overgenomen. De grote schommelingen van het opgepompt debiet laten niet toe een evo lutie te herkennen. Het verschil tussen opgepompt en vergund debiet is soms groot vooral voor West-Vlaanderen waar in 1988 het opgepompte debiet maar 10 % van het vergunde debiet bedraagt. Uit de inventaris van de putten in West- en een gedeelte in Oost-Vlaanderen (GOM, WEST-VLAANDEREN, 1987) blijkt dat n 1986 ongeveer 1, 5 miljoen rn3 uit het Landeniaan werd gewonnen. Aan de hand van een rnatematisch model werd een debiet berekend dat 70 % hoger ligt met andere woorden zo ' n 2,5 miljoen m3 voor 1986 (LEBBE, et al., 1988). Het vergunde debiet van 1986 bedraagt 1. 435. 251 m 3

Tabel 11. Overzicht debieten Oost-Vlaanderen Opgepompt: Vergund Jaartal Nijverheid Drinkwater- Totaal Landbouw ndustrie Drinkwater- Totaal maatschappij maatschappij 1987 93.130 0 93.130 2.555 241.885 0 244.440 1988 132.663 0 132.663 2.555 241.885 0 244.440 1989 221.755 0 221.755 2.555 241.885 0 244.440 1990 191.168 0 191.168 2.555 241.885 0 244.440 Tabel 12. Overzicht debieten West-Vlaanderen Opgepompt Vergund Jaartal Nijverheid Drinkwater- Totaal Landbouw ndustrie Drinkwater- Totaal maatschappij maatschappij 1987 346.073 0 346.073 57.696 1.133.115 0 1.190.811 1988 110.309 0 110.309 57.696 1.133.115 0 1.190.811 1989 669.840 0 669.840 57.696 1.133.115 0 1.190.811 1990 669. 840' o 669.840' 57.696 1.133.115 0 1.190.811 Tabel 13. Overzicht debieten Oost- en West -Vlaanderen Opgepompt Vergund Jaartal Nijvarheid Drinkwatar- Totaal Landbouw ndustrie Drinkwater- Totaal maatschappij maatschappij 1987 439.203 0 439.203 60.251 1. 375.000 0 1.435.251 1988 242.972 0 242.972 60.251 1.375.000 0 1.435.251 1989 891.595 0 891.595 60.251 1. 375.000 0 1.435.251 1990 861.008 0 861.008 60.251 1. 375.ooo 0 1. 435.251 5 gegevens van 1989.

3.4. Grondwaterkwaliteit 3.4.1. Xnleiding Om inzicht te verkrijgen in de waterkwaliteit zullen de gegevens van de LTGH aangewend worden, gezien er geen enkel analyseresultaat van het Primair meetnet van AMNAL beschikbaar is. Het grondwater in het Landeniaan is doorgaans zeer zacht en daarom door vele bedrijven gebruikt ondanks de lage specifieke kapaciteit. De studie (WALRAEVENS, et al., 1989) waarin de hydrachemie en de watertypes volgens STUYFZAND, 1986 zijn bepaald, veronderstelt dat grondwaterkwaliteit het gevolg is van het stromingspatroon in de natuurlijke toestand. De vermening van het infiltrerend zoet water, dat kationenui.twisseling ondergaat terwij 1 het doorheen de kleilagen passeert, met het fossiel grondwater, bepaalt de kwaliteit van het grondwater. De gebieden waar de infiltratie doorheen het eperiaanklei het grootst is, wordt weergegeven in fig. 11 als de voedingsgebieden van het Landeniaan bij natuurlijke stromingen. n en nabij het freatisch gedeelte en ten westen-van Oudenaarde is het grondwater hard, zoet en van het CaHC03-type. Kationenuitwisseling heeft zich erin voorgedaan maar slechts in die mate dat ca+ het dominante kation bleef. Meer naar het noorden toe vermindert de hardheid en wordt Na+ het dominerende kation en vormt het NaHC03-watertype. Verder naar het noorden toe neemt het cl- steeds toe, waardoor het HC03 -zijn dominerende rol verliest en het watertype NaMix teruggevonden wordt. Wanneer het stijgende cl--gehalte minstens 50 % van de anionensom vormt, wordt het NaCl-watertype aangetroffen. Het water wordt brak tot zout wanneer de cl--concentraties de 1000 mg/1 grens overschreidt (WALRAEVENS, et al., 1989). Een uitzondering hierop vormt het gebied tussen Duinkerke en Veurne, waar de stijging van de cl--concentratie in noordelijke richting minder vlug 50 % van de anionensom overschreidt (WALRAEVENS, et al., 1989). De verspreiding van de verschillende watertypes wordt in fig. 12 weergegeven-.

::::' :1 VOEDNGSGEBED LANDENlAAN '\'''.- Vertikale stroming (in mmaar).-tussen Landaniaan en bovenliggende laag...... Lokeren N eb Fig. 11 - Vertikale stroming tussen Landaniaan en bovenliggende laag berekend met matematisch model (LEBBE, et af., 1987) (WALRAEVENS, et al., 1 989) tej [:J7 2[2] os J [8] t::::l9 4c:J BtD s [[]] E:-:-:-lu 6b:J 012 LANDENlAAN... Lokeren B 2 NaC s 2 s NaC 3 B NaMu 4 B NaHC03 5 F"b NaMix 7 F NaM" 6 F" b NaHC03 S r NaHCo3 9 F'0 NaHco3 10 F"l NaHC03 11 f1 CaHC03 12 - f2 C; HCo3 Fig. 12 - Voorkomen van grondwatertypes in het Landaniaan (klassifikatie volgens STUYFZAND, 1986) (WALRAEVENS, et al., 1989)

3.4.2. Evolutie Analoog met het Massief van Brabant zijn het hoofdzakelijk de grondwaterstromingen in natuurlijke toestand die de grondwaterkwaliteit bepalen. Ook hier merkt men een verdringen van het aanwezig zoute grondwater in noordwestelijke richting door in het voedingsgebied geinfiltreerde en door kationenuitwisseling gekenmerkte watertypes. n de voedingsgebieden waar de uitloging van de eperiaanklei het snelst verloopt, gaat de kationenuitwisseling slechts nog in beperkte mate door en wordt het CaHC03-watertype aangetroffen, een zoet hard grondwater. Dit laatst genoemde type water zal zich in de toekomst n noordwestelijke richting uitbreiden en de zachtere watertypes naar de diepere delen van het watervoerend systeem verdringen. Vo lledig analoog met het Massief van Brabant zijn eveneens de grondwaterstromingen in natuurlijke omstandigheden die de regionale grondwaterkwaliteit bepalen als gevolg van het bovenliggende dikke pakket eperiaanklei. Er moet ook gewezen worden op het feit dat overexploitatie eventueel de kwaliteit kan beïnvloeden. 3.5. Besl uit 3. 5.1. Stijghoogten Globaal gezien zijn de peilen in 1988 1 tot 2 m gedaald ten opzichte van 1986 en is het beeld stijghoogte-oppervlak weinig veranderd. Maar op sommige plaatsen zijn er veel grotere verschillen opgemeten. De stij ghoogtekaart van juni/juli 1988 is gekozen als beeld van de meest recente situatie in het Landeniaan. De meetgegevens van 1993 van de 13 peilputten van het primair meetnet zijn aangebracht op de kaart 1988 maar laten niet toe een stij ghoogtekaart te tekenen. Ten noorden van de hoofdafpompingskegel vinden we 3 meetgegevens van 1993 die op een stijging van het grondwateroppervlak van ongeveer 45 m duiden, terwijl ten zuiden van de kegel de

door AMNAL gemeten waarden goed overeenstemmen met de situatie van 1988. Ook enkele metingen in Oost-Vlaanderen passen niet in het stijghoogtepatroon van 1988. De meetgegevens van AMNAL wijzen soms op spectaculaire stijghoogtedalingen op een korte periode, meer dan 2 m in 9 maanden tijd. Deze gevallen dienen extra zorgvuldig te worden gevolgd om het verder verloop te kennen. De metingen zijn verwerkt in grafieken en opgenomen in bijlage 2 maar laten niet toe conclusies te trekken in verband met de stijghoogte-evolutie. Het is duidelijk dat het aantal peilputten van het primair meetnet sterk moet toenemen vooraleer het kan gebruikt worden om de huidige toestand te schetsen. Bij het uitbreiden van het meetnet moet er rekening gehouden worden met de reeds gekende situatie. Er moet evenzeer gezocht worden naar de verloren en de verwaarloosde putten en die indien mogelijk met minimale kosten opnieuw inschakelen in het meetnet, als dat er nieuwe putten geboord worden. 3.5.2. Rwantiteit De variaties van het opgepompt debiet zijn het grootst in West-Vlaandern waar het debiet van 1988 verzesvoudigd in 1989. Deze verschijnselen zijn, waarschijnlijk niet louter het gevolg van veranderingen van de gewonnen hoeveelheden grondwater maar hebben ook te maken met het aantal bedrijven die hun gegevens doorspelen. Gezien dat de vergunde debiet en van alle beschouwde jaren steeds gelijk blijven kan gesteld worden dat er waarschijnlijk geen grote nieuwe winningen in de watervoerende laag Zl]n bijgekomen. Door het vergund debiet van 1986 (1.435. 251 m 2 ) te vergelijken met de gegevens van de inventarisatiestudie ( 1, 5 miljoen m 3 voor 1986) blijkt een goede overeenkomst te bestaan tussen beide. Het door matematische modellering berekende debiet is 70 % hoger dan _ het vergunde debiet. Als we de door AMNAL gekende opgepompte hoeveelheden van 1987 tot 1990 bestuderen, is dit maximaal ongeveer 60 % van het vergunde debiet en minimaal ongeveer 20 %. We merken op dat het opgepompte debiet van 1987 tot 30 % van

de vergunde hoeveelheid is teruggevallen, dit is zeer twijfelachtig of dit met de realiteit overeenstemt. Ook hier, net zoals voor het Massief van _ Brabant, is er nood aan juistere gegevens wat betreft onttrokken debieten, om in de toekomst de evolutie te kunnen opstellen en prognoses te maken betreffende het waterverbruik. 3. 5.3. Kwaliteit De regionale grondwaterkwaliteit van het Landeniaan wordt bepaald door de grondwaterstromingen in natuurlijke omstandigheden, net zoals bij het Massief van Brabant. Het meest recente in het voedingsgebied geïnfiltreerde water zal de aanwezige watertypes in noordwestelijke richting verdringen, waardoor de verschillende watertypes in die richting opschuiven en het voorkomen van zoet, hard water van het Ca HC03-type uitbreiding kent. Als de stijghoogten onder het dak van de watervoerende laag komen, zouden allerhande reakties in het gesteente ontstaan, die een invloed kunnen hebben op de kwaliteit van het grondwater..

4. LBDO-PANSELAAN N WEST- BN OOST-VLAANDEREN 4.1. Geologie en Hydrogeologie De zanden van het Lediaan samen met het onderliggende zandige deel van het Paniseliaan vormen de watervoerende laag. Het onderste gedeelte van het Paniseliaan bestaat uit kleiige sedimenten en vormt de scheiding tussen de bovenliggende zanden van het Ledo-Paniseliaan en de onderliggende zanden van het eperiaan (DE BREUCK, et al. 1990). Binnen de provincies Oost- en West-Vlaanderen komt het Ledo Paniseliaan zowel als freatische en als artesische watervoerende laag voor, met tussen beide een overgangszone. Op figuur 13 zien we de uitbreiding van de Bartoonklei die het Ledo-Paniseliaan bedekt. Ten zuiden van die lijn komt het freatische gebied voor, ten noorden ervan de artesische zone van het Ledo-Paniseliaan reservoirgesteente. De maximale dikte van het watervoerend gedeel te van de watervoerende laag bedraagt zo 'n 45 m in het artesisch gebied. 4.2. Representatieve waterstanden 4.2.1. nleiding Het was onmogelijk aan de hand van de elf peilmetingen van het primair meetnet een duidelijk beeld te krijgen van de huidige grondwaterstand. Vertrekkende van de berekende stijghoogten in natuurlijke omstandigheden en de gekende oppompingsdebieten in de watervoerende laag is via matematische modellering een benaderend beeld gevormd van de stijghoogten in het Ledo Paniseliaan met de grondwaterwinningen (WALRAEVENS, 1987 ) zie bij lage 1. De metingen van AMNAL van 93 zijn als puntwaarnemingen op de stij ghoogtenkaart met grondwaterwinningen aangeduid, om te zien in hoeverre de waargenomen peilen verschillen met de berekende.

- - - - - -to-- - - - - - -- -a - - -,_ - - - - - - - =-= - - - - Dm Fig. 13 - sohypsen van de basis van het Bartoon (m TAW)

4. 2. 2. Bvolut ie De berekende stijghoogten in natuurlijke toestand (bijlage 1) komen vrij goed overeen met de situatie van 192 0 (bijlage 1) enkel in het gebied Waasmunster-Sint-Niklaas was het grondwaterpeil reeds sterk gedaald tengevolge van de winningen (WAL RAEVENS, 1987 ). De berekende stijghoogtekaart waarbij rekening is gehouden met de gekende winningen in 1987 vertoont grote verschillen ten overstaan van de toestand in natuurlijke omstandigheden (bijlage 1). De hogere stijghoogten van ongeveer + 10 m TAW ten zuiden van Sint-Niklaas in natuurlijke omstandigheden worden omgezet in een diepe afpompingstrechter met waarden lager dan 20 m TAW. Recente metingen bevestigen deze laatste grondwaterpeilen. Ook in de Gentse Kanaalzone en bij Lokeren en Zele zijn er duideljke stijghoogtedalingen merkbaar ten gevolge van de waterwinningen. Bij de heuvels Oedelem-Knesselare-Zomergem blijft het natuurlijk sti jghoogtepatroon grotendeels bewaard. Enkel te Maldegem-Adegem en te Eeklo worden belangrijke afpompingen herkend. 4.3. Grondwaterwinningen 4.3.1. nleiding De vergunde debieten van een jaartal is de sommatie van al de debieten waarvoor de vergunning gekend is bij AMNAL en waarvan de einddatum het jaartai overschrijdt. De opgepompte debieten worden onderverdeeld in nijverheid en drinkwatermaatschappij en. Voor de vergunde debiet en werd de nijverheid verder gesplitst in landbouw en industrie. n de onderstaande tabellen zijn de gegevens voor 1990 weergegeven in m 3 /jaar.

Tabel 14. Ledo-Paniseliaan opgepompt debiet in 1990 Aantal Nijverheid Aantal Drinkwater installaties installaties Oost-Vlaanderen 131 6.587.248 0 0 West-Vlaanderen 38 597. 609' 2 2.463.232 Totaal 169 7.184.857 2 2.463.232 Tabel 15. Ledo-Paniseliaan vergunde debiet n 1990 Landbouw ndustrie Drinkwater Oost-Vlaanderen 221.856 7.357.647 0 West-Vlaanderen 5.500 1. 373. 495 0 Totaal 227.356 8. 731.142 0 4.3.2. Evolutie De gegevens van 1987 tot 1990 werden per provincie voorgesteld in onderstaande tabellen 16, 17 en 18. De opgepompte debieten schommelen sterk van jaar tot jaar in West-Vlaanderen en in mindere mate in Oost-Vlaanderen, zodanig dat er geen evolutie kan bepaald worden. Er is een zeer kleine vermindering van het vergund debiet merkbaar in Oost -Vlaanderen, in West -Vlaanderen blij ft dit gelijk. Het verschil tussen opgepompt en vergund debiet is in West Vlaanderen soms zeer groot. Het opgepompte bedraag maximaal 43.5 % en minimaal 0.6 % van het vergunde debiet. Voor Oost-Vlaanderen is dit verschil veel kleiner (het opgepompte bedraagt maximaal 99. 8 % en minimaal 76. 1 % van het vergunde debiet ). Opvallend is ook dat voor de 2.5 milj oen m 3 dat de drinkwatermaatschappijen jaarlijks uit het watervoerend systeem winnen er geen vergunning is afgeleverd. 6 Gegevens van 1989.

Tabel 16. Overzicht debieten Oost -Vlaanderen Opgepompt Vergund Jaartal Nijverheid Drinkwater- Totaal Landbouw ndustrie Drinkwater- Totaal maatschappij maatschappij 1987 7.609.645 0 7.609.645 221.856 7. 626.647 0 7.848.503 1988 5.669.835 0 5.669.835 221.856 7.446.647 0 7.668.503 1989 5.932.410 0 5.932.410 221.856 7.381.647 0 7.603.503 1990 6.587.248 0 6.587.248 221.856 7.357.647 0 7.579.503 Tabel 17. Overzicht debieten West-Vlaanderen Opgepompt Vergund Jaartal Nijverheid Drinkwater- Totaal Landbouw ndustrie Drinkwater- Totaal maatschappij maatschappij 1987 199.334 2.489.542 2.688.876 5.500 1.373.495 0 1. 378.995 1988 8.150 2.578.398 2.586.548 5.500 1.373.495 0 1. 378. 995 1989 597.609 2.590.329 3.187.938 5.500 1.373. 495 0 1.378.995 1990 597. 609' 2.463.232' 3.060.841' 5.500 1.373.495 0 1.378.995 Tabel 18. Overzicht debieten Oost- en West-Vlaanderen Opgepompt vergund Jaartal Nijverheid Drinkwater- Totaal Landbouw ndustrie Drinkwater- Totaal maatschappij maatschappij 1987 7.808.979 2.489.542 10.298.521 227.356 9.000.142 0 9.227.498 1988 5.677.985 2.578.398 8.256.383 227.356 8.820.142 0 9.047.498 1989 6.530.019 2.590.329 9.120.348 227.356 8.755. 142 0 8.982.998 1990 7.184.857 2.463.232 9.648.089 227.356 8. 731.142 0 8.958.498 7 gegevens van 1989.

4.4. Grondwaterkwaliteit 4.4.1. nleiding Aangezien van AMNAL geen chemische analyseresultaten Z1Jn overhandigd, is er beroep gedaan op WALRAEVENS, 1987 waarin de hydrachemie en hydrogeologie van het Ledo-Paniseliaan uitvoerig is bestudeerd. De analyseresultaten zijn voorgesteld met een zoneringskaart waar de verschillende watertypes zijn bepaald volgens STUYF ZAND 1986 (zie fig. 14 ). n de freatische zone en het voedingsgebied Oedelem-Zomergem 1s het grondwater er zoet, hard en van het CaHC03-type. Bij Lochristi gebeurt eveneens voeding doorheen de Bartoonklei en wordt hetzelfde watertype teruggevonden. Ten noorden van het CaHC03-type vinden we het MgHC03-type terug wat eveneens zoet en hard is en ontstaan is door kationuitwisseling van Mg 2 + voor Ca 2 +. De belangrijkste fase van kationuitwisseling komt tot uiting in het NaHC0 3 -watertype welke voorkomt in een brede WNW-OZOgerichte strook ten noorden van de reeds vermelde _ watertypes. n het voedingsgebied Waasmunster-Sint-Niklaas is het water zeer zacht als gevolg van de infiltratie door een dik kleipakket (volledige dikte Bartoonklei + deel Rupeliaanklei ). De meest noordeli jke zones bevatten brak tot zout, matig hard water van het NaCl-type als gevolg van de bijmenging van fossiel zeewater. Het water is blijkbaar niet onderworpen geweest aan kationenuitwisseling. Het freatische gedeelte in de Westvlaamse polders is sterk beïnvloed door recente verzilting wat zich uit in brak en zout NaCl-water. 4.4.2. Evolutie Het zijn hoofdzakelijk de natuurlijke grondwaterstromingen die de regionale grondwaterkwaliteit van het Ledo-Paniseliaan bepalen (WALRAEVENS 1987, WALRAEVENS en LEBBE, 1988), maar in het freatische gedeelte is de kwaliteit _ sterk wisselend. Vanuit de 2 voedingsgebieden, het heuvelgebied van Oedelem-

E R f:\. - - --,, ', t' ' - - -, - --,,, ---.,.. " ",,. 1 1 B ell Nacr. -- oss - \ J / / f/fb ell NaHCOJ BRUGG't-- - _ / / ' - -.,.- -< / '. - --- - --- - -- f2-mg HCO:J - - --.oeelü_ O '-. f2-tahco:j+ --_. / 0 5km \ ( '"'"::. -. -.:-,_ -:. -,' --.- caalsl Fig. 14 - Voorkomen van verschillende watertypes in de ledo-paniseliaanlaag (classhicatie volgens P. STUYFZAND, 1986) (WALRAEVENS, 1987)

Zomergem en het zuidelijk gedeelte van het Land van Waas, stroomt het geïnfiltreerde water hoofdzakelijk in noordwestelij.ke richting (WALRAEVENS, 1987). Het is dus zo dat het recente in de voedingsgebieden geïnfiltreerde water de aanwezige watertypes in noordwestelijke richting naar de diepere delen van de watervoerende laag verdringen. Het effect van de overexploitatie op de grondwaterkwaliteit dient blijvend te worden gevolgd. 4.5. Besluit 4.5.1. Stij ghoogten Als de situatie van berekende stij ghoogten met grondwaterwinningen vergeleken wordt met deze in natuurlijke omstandigheden, dan zijn verscheidene belangrijke afpompingstrechters ontstaan als gevolg van de overexploitatie in de watervoerende laag. Uit de gegevens van AMNAL van 1992 en 1993 blijken zich op sommige plaatsen belangrijke verlagingen voor te doen, van 0.5 m tot 0.8 m in 9 maanden tijd. Deze gevallen verdienen extra aandacht en moeten in de toekomst verder gevolgd worden. De metingen zijn verwerkt in grafieken en opgenomen in bij lage 2. Gezien de korte waarnemingstermi jn laten ze niet toe algemene conclusies te trekken in verband met de stijghoogte-evolutie. Verder is het duidelijk dat het aantal peilputten van het primair grondwatermeetnet verder dient toe te nemen om over een efficiënt orgaan te beschikken en zo een accuraat beeld van de stij ghoogten te vormen. De reeds aanwezige kennis hieromtrent moet gebruikt worden bij de keuze van nieuwe peilputten. 4.5.2. Ewantiteit n Oost-Vlaanderen zijn de opgepompte debieten van dezelfde orde als de vergunde debieten en zijn de jaarlijkse schommelingen van de opgepompte debieten klein. n West-Vlaanderen daarentegen is geen overeenkomst tussen

opgepompte en vergunde hoeveelheden grondwater. De opgepompte debiet en var i eren zeer sterk van jaar tot jaar, mede als gevolg van het fluctuerend aantal bedrijven die hun gegevens doorspelen. Verder pompt de drinkwatersektor elk jaar 2,5 miljoen m 3 uit het Ledo-Pariiseliaan waarvoor er bij AMNAL geen vergunning is gekend. Het is duidelijk dat er nood is aan juistere gegevens over opgepompte en vergunde debieten om in de toekomst een evolutie te herkennen en grondwaterverbruikprognoses te kunnen maken. 4.5.3. Kwaliteit De regionale grondwaterkwaliteit van het Ledo-Paniseliaan is bepaald door de natuurlijke grondwaterstromingen. Het meest recente geïnfiltreerde water stroomt vanuit de voedingsgebieden in noordwestelijke richting en verdrijft de aanwezige watertypes naar het diepere gedeelte van de watervoerende laag. Enkel in het freatische gedeelte komt sterk wisselende kwaliteit voor. De gevolgen van de overexploitatie en de resulterende oxidatieprocessen kunnen een invloed hebben op de grondwaterkwaliteit. Het is van primordial belang de grondwaterkwaliteit te blijven controleren om zo de ancmaliën te herkennen en gepast in te grijpen.

9 GRONDWATERVBR.BROR N DB LANDBOUWSECTOR 9.1. Grondwaterverbruik bij veeteelt 9.1.1. Xn1eiding De gegevens van drinkwaterverbruik voor de veeteelt zijn ons.door AMNAL op 28 april 1993 overhandigd. Voor het drinkwaterverbruik per dier wordt het gemiddelde genomen van de opgegeven limietwaarden. Eerst is er per gemeente, die volgens het nisnummer zij n gerangschikt waterverbruik van alle aanwezige dieren gesommeerd. Nadien is er per provincie via nisnummer de som gemaakt van het aantal bedrij ven, oppervlakte landbouwgrond en het drinkwaterverbruik. De resultaten zijn in onderstaande tabel 19 opgenomen. Tabel 19. Drinkwaterverbruik bij veeteelt. Provincie Aantal Oppervlakte Waterverbruik Waterverbruik bedrijven landbouwgrond in m' /dag in m'/jaar in ha West-Vlaanderen 16.456 208.413, 22 51.578, 604 18.826.190 Oost-Vlaanderen 14.668 147.017,56 34.741,371 12.680.600 Antwerpen 8.974 80.136,55 27.995,141 10.218.226 Limburg 7.021 79.623,13 15.159,631 5.533.265 Vlaams-Brabant 8.710 86.976,43 9. 756,064 3.560.963 Totaal Vlaams Gewest 55.829 602.166, 89 139.230, 811 50.819.244 Het valt op dat West -Vlaanderen het hoogste drinkwaterverbruik kent, maar het eveneens het grootste landbouwppervlakte bezit én de meeste bedrij ven op zij n grondgebied gevestigd heeft. 9.1.2. Besluit De aandacht moet gevestigd worden op het feit dat de bekomen waarden enkel maar weergeven hoeveel water er als drinkwater wordt verbruikt. Het waterverbruik voor het reinigen van de stallingen en ander materiaal Zl.Jn niet gekend en daarom is het onmogelijk een totaal waterverbruik van de veeteelt voor

te stellen. Gezien het aandeel van het grondwater in dit waterverbruik door ons niet is gekend, kunnen geen cijfers gegeven worden voor het grondwaterverbruik door de veeteelt. Het is zeer waarschijnlijk dat grote veeteeltbedrijven beroep doen op de freatische en artesische grondwaterreserves om aan hun grote waterverbruik te kunnen voldoen. Het grondwaterverbruik zal dus van de grootte-orde van rond 50 miljoen m3 per jaar zijn, gezien ook nog het waterverbruik voor onderhoud in rekening dient te worden gebracht. 9.2. Grondwaterverbruik bij plante nteelt 9.2.1. Xnleiding Tot heden is ons enkel gekend hoeveel de azaleateelt in Oost Vlaanderen gemiddeld verbruikt : 6 à 7 miljoen m3/jaar.

RBFERENT:BLJST DE BREUCK, W., DE MOOR, G., 19 69. De freatische waters in het Oostelijk Kustgebied en in de Vlaamse Vallei. Natuurwetenschappelijk Tijdschrift, 51, 3-68, 39 fig., 8.bij lagen. DE BREUCK,W.,VAN BURM, P., STEYAERT,M.,VAN CAMP,M., 1988. Hydrageologische studie van de Sokkel en het Landeniaan onder het Oostelijk gedeelte van Oost-Vlaanderen en het Wes telijk gedeelte van Vlaams Brabant. Eindverslag, 34, 5 fig., 6 bij lagen, 5 tabellen. DE BREUCK,W.,WALRAEVENS,K., VAN BURM, P. DE CEUKELARE,M., STEY AERT,M., 1990. Kaart van de grondwaterkwaliteit in de Provincie West-Vlaanderen. Watervoerende lagen van het Landeniaan, van het Ledo-Paniseliaan en van het Kwartair. 34, 9 fig., 6 tabellen. DE CEUKELARE,M., WALRAEVENS, K., VAN BURM, P., 1992. Evolutie van de stijghoogten in het Landeniaan en de Sokkel vanaf de eeuwwisseling tot 1986 (West-Vlaanderen en aangrenzend deel Oost-Vlaanderen ). Prof. Paper 1992/7 nr 257. GOM-WEST-VLAANDEREN, 1986. Hydrageologische studie van de gespannen watervoerende laag in het Mas sief van Brabant onder West- en Oost-Vlaanderen. Deelkontrakt. Eindverslag. 93 p. Brugge : GOM-W.VL. (in opdracht van de Vlaamse Executieve ). LEBBE, L. VAN CAMP,M. VAN BURM, P. DE CEUKELARE,M. WATTEZ,R. & DE BREUCK,W., 1988. Het grondwater in de Paleozoische sokkel en in het Landeniaan in West- en Oost-Vlaanderen. Water 41, 104-108. STUYFZAND, P.J., 1986. A new hydrochemical classification of watertypes. Principles and application to the coastal dunes aquifer system of the Netherlands. Proc. 9th Salt Water ntrusion Meeting (Delft, 12-16 mei 1986), 641-655. WALRAEVENS,K., 1987. Hydrogeologie en hydrachemie van het Ledo-Paniseliaan in Oost- en West-Vlaanderen. 350 p., 74 platen, 102 fig., 4 bij lagen. Gent : Rij sunivers iteit (doctoraatsverhandeling). WALRAEVENS,K. & LEBBE,L., 1988. Groundwater quality in the Tertiary Ledo-Paniseliaan aquifer in Belgium as a result of freshwater intrusion into sediments in chemical equilibrium with the sea. Proc. 10th Salt water ntrusion Meeting (Gent, 16-20 mei 1988). Natuurwet. Tij dschr. 70,30 44. WALRAEVENS K. ' VAN CAMP M. ' VAN BURM, p. ' LEBBE L. ' DE BREUCK ' W., GERARD, P., VERPLAETSE,H. 1989. Hydrachemi sch onderzoek van de gedeeltelijk afgesloten watervoerende lagen van de sokkel, het krijt en het Landeniaan onder. West-,Oost- en Frans -Vlaanderen. Natuurwetenschappelijk Tij dschrift,53-73, 11 fig., 3 tabellen.

BJLAGE 1 Stijghoogtekaarten

_\ ------------------------- -- ------------------------------------------ 5/Ei STJGHOOGTEN N HET MASSEF VAN BRABANT 1910 1915 (DE CEUKELARE ET Al., 1992) 19/3 '19/4 )\. ) 1 Veurne 12/1 12/2/ 12/3 / V'"" - 12/E 12/7 20/1 20/2 20/3 12/4 12/B 20/4 Brugge 13/1 21/1 1 3/E 1\.,, " \!-1 1'\(.? - \ 13/3 j 13/4 21/3 Eeklo lj/t 21/4 14/5 22/1 Gent 14/t 14/7 1 4/8 22/2 22/3 22/4 ----r------------,. r----rnr-----r-t--+ '-------------------- - 9/E 21/E s 21/"1 21/E 22/> WO U/1 22/B (. ('. 27/1 \" rl r', Poperinge. eper 28/ 0 5 10 km --

N 4/7 4/B STJGHOOGTEN N HET MASSEF VAN BRABANT 1930 1940 (DE CEUKELARE ET AL., 1992) Ujn van gelijke stijghoogte (in m TA t.-\1 12/1 Brugge 12/7 20/1 20/2 20/3 Diksrruide 20/6 Kortemark Aalst 0 5 10 km MM.

N 4/7 4/B STJGHOOGTEN N HET MASSEF VAN BRABANT 1960 (DE CEUKELARE ET AL., 1992) -- -10 -- lijn van gelijke stijghoogte (in m TAW) 12/1 Brugge 12/7 20/1 20/2 20/3 20/4 Diksnuide Kortemark Aalst 0 5 MM 10 km _

N cjv 4/7 4/8 STJGHOOGTEN N HET MASSEF VAN BRABANT 1970-10 --- (DE CEUKELARE ET Al., 1992) lijn van gelijke stijghoogte (in m TA W) 12/1 20/3 20/4 Gent Aalst 0 5 -- 10 km -,.""

N 4/7 cl0 4/8 STJGHOOGTEN N HET MASSEF VAN BRABANT 1980 (DE CEUKELARE ET Al., 1992) --- -10--- lijn van gelijke stijghoogte (in m TA W) 12/1 Brugge 12/7 Gent Aalst 0 5 10 km --

N d0 1/7 4/8 STJGHOOGTEN N HET MASSEF VAN BRABANT 1986 (DE CEUKELARE ET Al., 1992) -10 --- Hjn van gelijke stijghoogte (in m TA W) 12/1 5 10 km -- 0

AFSTAND TUSSEN TOP MASSEF VAN BRABANT EN STJGHOOGTE-OPPERVLAK (OE CEUKELARE ET AL, 1992) - "J,. 0 5-10 km _

4/7 418 STJGHOOGTEN N HET MASSEF VAN BRABANT 1988 (DE BREUCK, et al., 1988 met recente gegevens aangevuld) ' --- -10--- lijn van gelijke stijghoogte (in m TA W) 1211 1214 13/1 13/4 Brugge 1117 12/7 1315,.,, '. 1316 13/7 Eeklo 1318 14/5 14/6 14/7 14/8 15/5 0 5 10km ' - _ -38.61.., \ Jr-7", '. '

5/6 STJGHOOGTEN N HET LANDENlAAN 1920 (DE CEUKELARE, et al., 1992) 12/1 12/2v 12/3 / v - 12/t:i 12/7 12/4 1 2/8 Brugge f3/1 13/ 13/21"\. rr"" 13/3 13/4 14/1 <". ' r:) -, 13/'l J Eeklo lj/t 14/E 1 ii77,1 9/3 19/4 0 \.) t, Veurne 20/1 20/2 20/.3 20/4 21/1 1 Dik ide Kortema 21/3 21/4 22/1 22/2 22/3 +17 Gent t\,(. \ Tlt \ >----19/fEr---20/,.--20/6r---20/7--20/rniBr---21 /-21/E - / -/211/.----211/E ----22/'5----22/'6----2!.2!,rt ----!.Vrg - 1-10 2 7/l, Pqle ringe +13 5 10 km -- 28/ 28/ leper 28/1. 28/ Roeselare 28/4 +18 28/S " +8. Aalêt +8 r' + 13. " 29/ 297 ' "'\ 29/ 29/.3071 --:m72 30/ 30/1.' Wa egem (J + 11 + 19 + 14ond---+:. Kortrijk / 29/.<.3 +16 +30 "\ "'\ lbfenaade,.j _2.,.:;9r.+----=---==d-----::",.,.d--d--.,", 1 29{ 29/1.30/. 30/6 30/7 3.J rt / + 12,. '\_.)-/,, f\j/ A _.J 1 ) _, - -'- +29 \ '-\ " t, +O ç., ii, ' "" -ä,

N 4/7 4/8 STJGHOOGTEN N HET LANDENlAAN 1930 (DE CEUKELARE, et al., 1992) ct> --- -10 --- lijn van gelijke stijghoogte (in m TA \V) 12/1 Brugge 12/7 20/1 20/2 20/3 Diksnuide Kortemark 20/6 20/7 Gent Aalst 0 5 -- 10 km

N $ 4/7 4/8 STJGHOOGTEN N HET LANDENlAAN 1950 (DE CEUKELAAE, et al., 1992) lijn van gelijke stijghoogte (in m TA W) 12/1 Brugge 20/1 20/2 20/3 Diksnuide 20/6 Kortemark Gent Oudenaarde 0 5 - - 10 km

N dd 4/7 4/8 STJGHOOGTEN N HET LANDENlAAN 1960.(DE CEUKELARE, et al., 1992) --- 10--- lijn van gelijke stijghoogte (in m TA W) 12/1 Brugge 12/? Gent --l> 0 (ljdenaarje ' 0 5 -- 10 km

4/7 4/8 STJGHOOGTEN N HET LANDENlAAN 1970 (DE CEUKELARE, et al., 1992) --- -10 --- Ujn van gelijke stijghoogte (in m TA W> 12/1 20/2 0-1----t-- 20/3 20/4 Gent 0 5 MM 1(] km

4/1 4/8 STJGHOOGTEN N HET LANDENlAAN 1980 (DE CEUKELAlRE, et al., 1992) --- -10 --- lijn van gelijke stijghoogte (in m TA W) 12/1 20/1 20/2 20/3 20/4 Gent Aalst 0 5 -- 10 km

N dd 6/7 4/8 STJGHOOGTEN N HET LANDENlAAN 1986 (DE CEUKELARE, et al., 1992) --- -10 --- lijn van gelijke stijghoogte (in m TA W) 12/1 Brugge 12/7 Aalst 0 5 10 km --

417 4/8 STJGHOOGTEN N HET LANDENlAAN 1988 (DE BREUCK, et al., 1988 met recente gegevens aangevuld) N 12/1 12/4 13/1 --- 13/4-10 --- lijn van gelijke stijghoogte (in m TA W} Brugge e.,,. - - 1117 12/6 12/7 12/8 13/5 13/8 14/5 14/6 14/7 14/8 15/5 16.85 22/1 ' 22/2 22/3 0 22/4 23/1., 21/5 22/7 2218 37.44 - ' - r \ \ ' 0 5 10km ( ' '. - '

0 E R L.,.. '.,,... f '-,. -,..? osnt -N KLAAS - ---- -"'-, -'----,,_.- - - -. -==--====-------""-= :::-:-_." =.:=-". 0 5km Waargenomen stijghoogteverdeling in de ledo-paniseliaanaanleg ca. 1920 (WALRAEVENS, 1987)

.....,. a.. ' '. V Ei s. J E S Ç H È. l' G.... E'. ' f ' ' ' ' ' ' ' ' ' ' ' ' ' ' ' ' ' ' ' ' ' ' ' ' \ ' \ \ ' ' '..p - -t-++---.-"1' ' ' ' = -- - - - _ -. - - - - - a +-:.,. -.,.,...,_ - ' -. -.. '... "'". - '... J ',.,,,. \ } \ t' ',,.. - --...._ NATUURtf dk&:grond ----- LAAG 2 SCHAAL 1/200000. 1 sàtfjtfü-. _ LJNEN OM DE ;.c,-1fi:=:: DARC AANSE VERT KAL E SNELHEDEN Vw lj r) UTSTROMNG NAAR BOVENL GGENDE LAAG NSTROM NG V UTSTROM NG NAAR ONDERL GGENDE LAAG Jj lnstrohhg Berekende stijghoogten in het Ledo-Paniseliaan bij natuurlijke omstandigheden (WALRAEVENS, 1987) 0 5km

". '....,. -V E s. r c,., n: S C H E,... l, DE: 0 E '.... R, -. ' ". -'"', ". ;.". ;"".: a 1 '- 1.,t,., -: r :. ;-,. ' ' ',,,,, :, ",,.-..,.-.,.. " ".,.. / t, ". "' ",,,, '.o: ' i o,. " 1/1 \. \ \ ". ' \. )' \ \ J : l...., \. /... LAAG 2 SOL JNb--:.-- LJ JNEN OM OE ; : oà.l1lr-=-.------ ORCJAANSE VERT KAL E SNELHEDEN Vv (mm/j eer) /j UlTSTROMl NG NAAR BOVENL J GGENDE l.aag \)_ J NSTROM NG V.UTSTROMNG NAAR ONDERL GGENDE LAAG f1 NSTROH. NG LAAG 0 Skm erskende stijghoogten in het Ledo Paniseliaan bij grondwaterwinningen (WALRAEVENS, 1987)

BJLAGE 2 Grafieken

l i Massief van Brabant (watervoerende laag 42) z w a: w Q z < "' _, >.- :;; Q 0 "" W 0 N z ei lu W M w Cl :E ::!: w a: 1- Cl - w w < ::!: 1- :E _, 1- ii iii 0 11. 11. N - - - - - - - - 09/02193 - - - - - - - - - 11/01/93 - - - - - - - - - 3 08/12192 - - --- - - - - --' 10/11/92 ij :2 l - -- - - - - - - - 09/10/92 - - - - - - - - - - 08/09/92 - - - - - - - - - -"' 11/08/92 ""..". 29/06/92 "' M'f WU! fed """ CD G>.

! Massief van Brabant (watervoerende laag 42) 18/03193 12/02/93 z ffi c z < >. lil 1-0 1-., w 0 z 10 z. N 1- W 111 z - :z: l 111 Cl N a: 1-111 - w a: < <.J N ä: iii < D D z - - - 3 1 0/1 1/92 :. 16/10192 iii :2 ëii Q. - - - - - - - - - - - - - - 10/09192 \ }- c" 10/07/92. / 0 '). C') N ') C') ')., C') 11) ') - - - - - - - - -' 12/08/92 M'lflWU Ud

.. PRMAR MEETNET PELMETNGEN OOST-VLAANDEREN SNT-LEVENS-HOUTEM 22.7 801-36 pell ln m TAW -38 4. E.!: "i A. -37-38 -a: m -m (1) (1) <- o CD (1) - co< :::J D» a. :: CD -al m-. mm <0 0' m \) : - - -39-40.. 0 0 0 (). U) -... - ë3 U) ia (t,) 1\) N (t,) R 0 CtJ R 0 U) (t,) peildatum

i j Massief van Brabant (watervoerende laag 42) - - - - 02103/93 z w ffi c z ct 5 N. - > 0 "". () w c " 0 z N. z lu w w c w (!J z :: z o a: j: ::!: - w a: ::!: - -' z a: iii w 11. 11. c // - - i- - - - - - - - / /. - - - - - - - - - -, - - - - 02102193 - - - - _., 05/01193-09/12192 - - - - - - - - -:013/1 1192 -i o211o193 i ;- - - ---- 07/09/92 E :: (ij ::2 äi Q. 1 _ /-- - 1- - - - - -- - - - - - - - - - -1 1 1/08192 _ 14107/92 N ' " N 'Of N 11) N Cll N, N 26106/92 MV w U! l!d

.. PRMAR MEETNET PELMETNGEN OOST-VLAANDEREN WORTEGEM-PETEGEM 29.3 601-83 pell ln m TAW -84-85 -se -87 ---- -//: m CD en -== - en <- o CD coêij< ::s m Q. ::::J CD -m m S» D «0 0' D \) : - - -88 l!!ll!!ltl!l!l!lp!!ll!ll!!l!ll!l!!llll!!l.ll!lll!!!ll!!l!!l!ll''ll!!ll'll!l!!'ll!!!!!lt'llll!ttii!!!!!h!!!!!!!'!fi!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!u!!!!!!!!.. 1\) 1\) 0!!:? 0 U1. CD 0). 0 0 0 CD 0. (A) U; U; U; 1\) S 1\) 1\) (A) (A) peildatum

PRMAR MEETNET PELMETNGEN OOST-VLAANDEREN GERAARDSBERGEN 30.8 601 18 pell ln mtaw 17 18 16 14 13 -- ----- ;-- - --- - -- ------ 1 ---- -- -----.- -- - 1 1 WlllCtiWlli!!W!J lllw!!!llj>jj!c!>jjlllillll!lwwjl:.ww:'joj"'j.!jjwj JJ.!!!t'>lJtiUJii!!WJ nu.j"'l!jj 'JJ1 ti!!ul1tii WJ!!!WJ\nWJruUJJ!!! UJJ!!JllJ!J!jWWJJJWJJ1l.LJUUW:.WJJll! td ltl l!l! l!!o l!!!!ll!iwuhuuw lll.juuulllt.!!luawu.tlj.ulj.uwl!.!lljlw.wlll.l!llllijwj.ljj.w!:.j.u.lll llwulutljj.llu.wujjj lllllu! 0 c c 0 CX1 1e CX _. 1D en 0 ::l è3 -. 0 CX 1D C -", (>) ;s S peildatum

Qlo Diepte (mi ;. C\ C\ 0\ C\ C\ ::J QO C\ 111 "" = = = = = = = c:> = = = <:> = c:> 30/07/87 28/09/87 27/11/87 :=.:, 26/01/88 26/03/88 1:;::, 25/05/88 O 24/07/88 22/09/88 c:::: 21/11/88 20/01/89 21/03189 20/05189 19/07/89 17/09189 16/11189 15101/90 16/03/90 - c 15105/90 3 14/07/90 12109/90 11/11/90 10/01/91 11/03/91 10/05191 09/07/91 07/09/91 m 06/11/91 -== 05101/92 -en <D en < - o CD 05103/92 CDa< ::: m 04/05192 a. :: CD -tu 03/07/92 m -. Q) DJ cc c:r 01/09192 DJ 1\) :::J - - 31/10192

Diepte (m) QO -.J -.J,. -.J -.J. -.J,.,. -.J \C!" :-' "'.U "".. - Q 0 Q Q Q Q Q 0 0 0 c:> 0 0 c:> 0 c:> c:> 0 Qc 'C 30/06187 ;:::; 29/08187 28/10187 27/12187 t;d 25/02/88 25104/88?o 24/06/88 Qc "tl 23/08/88 c:::: 22/10/88 21112/88 19/02/89 20/04/89 ::: 19/06/89 18/08/89 17/10/89 16/12/89 14/02/90 c 111. 15/04/90 3 14106/90 13/08/90 U/10/90 11/12/90 09/02/91 10/04/91 09/06/91 08/08/91 07/10/91. + 01/10/92 -== SD 06/12/91 -CD Cl) Cl) <- 04/02/92 otd CD- 04/04192 a< :l id 03/06/92 a. CD -m Pl 02/08/92 Pl SD 30/11/92 cc a CD f\)::j - -

TOPOGRAFSCH KAARTBLAD 29. 7-PUTNUMMER 501 8580 A VELGEM Massief van Brabant (watervoerende laag 42) = 0:; N Datum 50,40 50,45 50,50 50,55 50,60! c. Q) i5 50,65 50,70 50,75 50,80 50,85

TOPOGRAFSCH KAARTBLAD 28.8-PUTNUMMER 301 8930 MENEN Massief van Brabant (watervoerende laag 42) Datum î CU a. CU ë 48,73 48,74

TOPOGRAFSCH KAARTBLAD 28.8-PUTNUMMER 201 8930 MENEN Massief van Brabant (watervoerende laag 42) Datum 147,50 148,00 148,50! 149,00 0. Cl) ë 149,50 150,00 150,50 151,00

TOPOGRAFSCH KAARTBLAD 28. 7-PUTNUMMER 301 8940 WERVK Massief van Brabant (watervoerende laag 42) Datum 37,00 38,00 39,00 ä Cl) Q 40,00 41,00 42,00 43,00

TOPOGRAFSCH KAARTBLAD 28.6-PUTNUMMER 301 8902 ZLLEBEKE Massief van Brabant (watervoerende laag 42) " N Datum 32,54 32,56 32,58 32,60 32,62 Ê - $ 32,64 c. 111 i5 32,66 32,68 32,70 32,72 32,74 r --

TOPOGRAFSCH KAARTBLAD 28.5-PUTNUMMER 601 8950 NEUWKERKE Massief van Brabant (watervoerende laag 42) i. N Datum 40,20 40,30 40,40.. 40,50 i m i5 40,60 40,70 ---- 40,80 40,90

TOPOGRAFSCH KAARTBLAD 28.5-PUTNUMMER 101 8954 WESTOUTER Massief van Brabant (watervoerende laag 42) Datum 44,00 45,00 Ê 46,00 Cl) c. Cl) i5 47,00 48,00 49,00 50,00

TOPOGRAFSCH KAARTBLAD 28.3 - PUTNUMMER 802 8980 ZONNEBEKE Massief van Brabant (watervoerende laag 42) Cl\ 0\ e N N Datum 76,54 76,56 76,58 76,60 î 76,62! 76,64 Q, CD is 76,66 76,68 76,70 76,72 76,74

TOPOGRAFSCH KAARTBLAD 27.4- PUTNUMMER 401 8978 WA TOU Massief van Brabant (watervoerende laag 42) Datum 0,00-1-----t----ll--- 1,00 2,00! 3,00 0. Gl Q 4,00 5,00 6,00

TOPOGRAFSCH KAARTBLAD 21.1 - PUTNUMMER 902 8740 PTTEM Massief van Brabant (watervoerende laag 42) Datum Ê Cl). Q. Cl) ë 159,70 159,75

TOPOGRAFSCH KAARTBLAD 20. 7-PUTNUMMER 601 8840 STADEN Massief van Brabant (watervoerende laag 42) Datum 155,10 155,20 155,30 155,40 :g Q). c. 155,50 Q) s 155,60 155,70 155,80 155,90

TOPOGRAFSCH KAARTBLAD 20.6-PUTNUMMER 101 8800 ROESELARE Massief van Brabant (watervoerende laag 42) 0\ 0 j:::. N. \Q. Datum a \Q. 27,20 27,25 27,30 27,35 :g 27,40 Ql. a. Ql i5 27,45 27,50 27,55 27,60 27,65

TOPOGRAFSCH KAARTBLAD 20.4-PUTNUMMER 101 8820 TORHOUT Massief van Brabant (watervoerende laag 42) N N Datum 67,80 67,90 68,00 68,10 : 68,.20 CJ a.. Cll ë 68,30 68,40 68,50 --- 68,60 68,70

i 1 Lande nlaan (watervoerende laag 4) z w a: w c z < < > n 0. w 0 0 Z z 1D w w, Cl er 1- w - w z ::!: w - ::! C/1 : W. Q, a 0 i _ - - - - - --- - - - - - - 16/03193 - - - - - - - ; _ 09ffJ2m3 = 11/01/93 14/12192 10/11192 E :3 äi :2 ëii Q. --------oj13/10/92 10/09/92 - - - - - - - - - - - - - - =f 12108/92 10/07/92 "'. 'O'. 11). CD.,. D. M'fll. lll U! nd

i! Landenlaan (watervoerende laag 4) /----: 04103193 // -1-04102193 z U a: 111 0 z cl > Cl lii D - 0 D U 0 i= z 111 LJ 111 111 Cl _, :: z 111 :;; cl :: w :: J lii a: üi 0 D. D. 0 ------------ j 11/01193 - - - - - - - - - - - - - - 10/1 1192 E ::J '1ii :!2 ëii Q. i t- - - - - - - - - - - - - - 12/08192 ' ;-- - - - - - - - - - - - - -r: = N C') :-." CD.,. N 'lil w u, ud

. 1 Landenlaan (watervoerende laag 4) ; l- - - --- - - - - - -:1 ffi rr: w c z Cl: j >.". c w z c z.. w 0 ::: " Gl :::;: a; "'": rr: 1- N - lij N Cl: :!:. rr: w w Q. Q. " ::! z L _ \ - - - - - - - - - - - - - 04/02193 ; 08101/93 - - - - - - -- - - - - - 03/12192 L 09/1 1/92 E : ni :2 'ëii Q. : en 0.. - - - - - - - - - - -;J 12/08/92 L --'1 14107/92 " N M'll. W Ul l!d 1 C'). 23/06192 oot.

! j Landenlaan (watervoerende laag 4) 02/03193 z w a: w Q z < J >.. ;; 0. 1- Z C w. w ", :!; z N a: i= w - w :.: ::! :g a: w w L L.1 < :: w! - 02/02/93 - - - - - - - - - - - 05101/93 - \-- - - - - - - - - 071121!12 - - -- - - - - - 1311 1192 \ 02/10/92 E :1 (ij ::2 ëii Q. 07/09/92 - - - - - - - - 11/08/92 14/07/92 '----'----'----L--L-.. 3 16/06192 oa C?. ('). C? M't/J. WUJ J!ed CD (') Gl C') 0 ""

i j Landenlaan (watervoerende laag 4)! 3 i i ---- r---- j 04mm3 z W N a: Q :!: m z. ct ct N l W > :E. 1-. CD ::l t- o o w 0 ::1: Z z w 0 z t- W CD w z w :E - > a: t- w - w :i Cl: :E :E 1- - - z 0 0 CD a: w - - - - - - - - - - - - ê 04/02193 - - - - - - - - - - - 11/01193 - - - - - - - - -- --3 08112192 r-:- --<11011 1192 r - _ r- _ -- - - - - - - - o9n ol92 ----r&ro9192 E :2 ëii Cl. Q - - - - - - - - - - - - - - 1 1/08192 f 114/07192 - - - - - - - - - -, N Ml/1 W Ui lled. M 0: 0 29/06192 10

! Landenlaan (watervoerende laag 4) i i ;. - - - - - - - - - - - - - - 16/03/93 z w E: w.a z Cl: cc. > t!. 11) 1-0 w 0. z z 0. w C') W CJ CD w z. :e - g - w cc w :E 0 o: l- :e. E: - - w E: w - A. A.. - - - - - - - - - - - - - - 09/02/93 ---------------j 11/01193 -- --- ---- - ------108/12192 - - - - - - - - - - - - - - 10/11/92 E ::J (ij :!2 s CL - - - - - - - - - - - - - -.;j 09/1 0/92 +- - - - - - - - - - - --- - 08/09/92 L, 11/08192 L,,L.L L._L.L l.l l,l 3 29/06/92,. N -.. 0 Gl CD M'd'J. U Ui lled

j Landenlaan (watervoerende laag 4) - - - - - 18/03193 z w a: w c z < j > t en 0 U 0 o Z z N w " t- U C? :;; a: a: - w 111 < J ------------------i 11102193 11/01193 g 03/1 2192 1 6/11/92 - ---- - - 12110192 E ::J 'i Q. - - - - - - - _" 10/09192 - - --- - - 12108192 -- ----- -E1 13107192 ----L-----L--- L L L L- 16192 CD D.-,._ MtiJ. W U( ((ed CD 10.,

TOPOGRAFSCH KAARTBLAD 19.8-PUTNUMMER 101 8691 LESELE Landenlaan (watervoerende laag 4) Datum 34,20 34,30 34,40 ]: 34,50 Q) a. Q) i5 34,60 34,70 34,80 34,90

TOPOGRAFSCH KAARTBLAD 20.4-PUTNUMMER 102 8820 TORHOUT Landenlaan (watervoerende laag 4) Datum 0,00 4----+-----t--- 5,00 10,00 $ 15,00 c. Cl) Q 20,00 25,00 ---- 30,00

TOPOGRAFSCH KAARTBLAD 20.6-PUTNUMMER 201 8800 ROESELARE Landenlaan (watervoerende laag 4) Datum 32,90 -f----- ;_----lt----+-----1 33,00 33,10 JJ 33,20 Q. Q) ë 33,30 33,40 33,50

TOPOGRAFSCH KAARTBLAD 20. 7-PUTNUMMER 602 8840 STADEN Landenlaan (watervoerende laag. 4) Datum.70 --------.80.90 $ 84,00 a. CU a 84,10 84,20 84,30

TOPOGRAFSCH KAARTBLAD 21.1- PUTNUMMER 901 8740 PTTEM Landenlaan (watervoerende laag 4) Daturit 54,10 54,20-54,30.s! Cl) ë 54,40 54,50 54,60 54,70

TOPOGRAFSCH KAARTBLAD 28.6-PUTNUMMER 601 8957 MESEN Landenlaan (watervoerende laag 4) Datum 44,60 -f----+-----,-----,r---t---- 44,80 45,00 45,20.! 45,40 Q, CD i5 45,60 45,80 46,00 46,20

TOPOGRAFSCH KAARTBLAD 28.3 - PUTNUMMER 801 8980 ZONNEBEKE Landenlaan. (watervoerende laag 4). Datum 570 4----+----+---- 575 57,30 57,35 $ 57,40 Q. al is - 57,45 57,50 57,55 57,60 -

TOPOGRAFSCH KAARTBLAD 29.2- PUTNUMMER 101 8710 WELSBEKE Landenlaan (watervoerende laag 4) Datum

1 Ledo-Panlsellaan (watervoerende laag 29) 02103193 - - - - - - - - 04/02193 z lij rr: lij c z <C <C.J N > Q Cll en. 0. 1&1 0 11) z. z U) 1&1 w <C w Cl <C 3: 1 rr: 1- l!!: - w z <C :!i ' :!i.j. rr: lij G. G. U) - - z - 05/01193 07/12/92 - - - - -- - - 13111192 E :: 1ii :2-02/10192-07/09192 r - - - - - -rdjob/92 0 '. ' N ' (') ' r 1 14107192 _, _.. 23/06192 '<t D ' MVJ. WU!!!d

l Ledo-Panlseliaan (watervoerende laag 29) z w a: w Q z < s > 'Of ;; 0 1-0 (11 111 0,. z. 1- z,., 111 111. 111 0 :E :E l: w!!: Ju lil < :E Q :: iii < Q. Q. :E - - r _ - - ---::: _ 1 ; 1-:: ---- - - - - - - - - - - - 08/01193 E ftj 'C 'äi Cl.., (11. - "'-, ''-.,,\_ - - - - - - - - - - -3 03/12192 \---:--------! 16/1 1! 1/92 -----------1 12110/92,, ' ' l 0 Gl CD,. tl/09/92 M'/J. W UJ Jed

PAlMAR MEETNET PELMETNGEN OOST-VLAANDEREN MALDEGEM 13.7 203 12 pell ln mtaw 11 Îr- -CD a> a, <o o. CD "'' mm ::l ::::J a. CDfn _CD m :»Q) com 1\) ::::J to - peildatum

PRMAR MEETNET PELMETNGEN OOST-VLAANDEREN LOCHRST 14.6 901 3 pell ln mtaw 2 3: "'. E.E 'i a. 0 ----- - r -CD <D a, <D "U mm ::S :::: a. - CD U -CD P>: P>m «lm \) : co - -1-2 l!llllttttttlltl!lt!lf!t!tlll!tllttlt l ' l!l!l!!l lt! l!l!!tl! l lt!l t l!lll{j! l!l!ll!l!l!l!l!l!l!ll! l!t ltl!! l!!l!tl! l!l!t!!!!u!ti!u!!!!jl!!tp! llliij!!!!!!!jlljjj.ulw!!t!t!!llll!lllll!!tll!!t!ll!llll!rtru1j.wwwj.jujl. 0 0 0 0 N CD U1 - C; - C; "' Cè id Cè N N N N "' "' "' peildatum

i! Ledo-Panlsellaan (watervoerende laag 29) "l z w a:: w c :z Cli Cli >. C/1. 0 <'! 0 0 1- Z CD w w 11) w Cl :E z 11) $ Cli :E :E ::::!!:!! a: w Cli a a z - -- - - - - - - - 19 02/03 3 l--. - - - - - - - - - - - - - - - - - - J 05/01193 }-- \ - - - - - - - - - - - - - - - - - - 02102193 - - -- - - - - - - - - - - - - - - 07/12/92 - - - - - - - - - - - - - - - - - - 13/1 1/92 \ \\ \- l -. - - - - - - - - - - - - - - - 26/10192 J,- - - - - - - - - - -:- - - - - - - 07/09192 \ \- - - - - - - - - - - - - - - 10/08192. E i :2. (j ) a. k- ---- 14m719 11) "" "' N 0 M'rll wur nd 2

tl Ledo-Panlsellaan (watervoerende laag 29) l--- --- - - - - -- - _J 04/03193 ------.1 i - - - - - -- 09/02!93 i z 1&1 a; l!l z < 1 > :n 0. 0 D lll o "' z 0 W W M 1&1 CJ :i: :i: 1&1 a; CJ - U W < :i: :i: 1 jjj 0 a. 4. N ---------- --- 11/01193 - - - - - - - - - - - - - -08112192. - - - - - - - - - - - - - -11 0!1 1192 r 109110192-1 i- - - - - - - - - - - - 19 08109 r. \ - - - - - - - - - - - 10B92. - - - - - - - - - - - - -- 14/07/92 2 E ::1 i1i "C 'äi a.,. _, _..L-.,,. ---=o 01/06/92 0 Cll D CD Cl) D D D 10 D MtiJ. W Uf fl8d

t j Ledo-Panlseliaan (watervoerende laag 29) i 02/03/93 z w a: w Q z "" 0 <1: N N Cl).. 1/) 11). 0. w 0 1/) z. z w "" ::: " :ro "" Z - z a:. w - w "" a: ::!: w ::!:. > ïr w w 0. 0. 111 04/02193 05/01/93 07/1 2192 " 13/1 1/92 E :9 "! - - - - - ------- - - - ----'1 02/10/92 +- - - - - - - - - - - - - --- - 07/09/92 : - ---- - - - ---------_j 10/08/92 - - - - - - - - - - - - -.: - - -Jl 15/07/92 '-- -"'---'----_,_. _. _, _, _.,. ", 26/06/92 N CD N "' N 0 (') - (') N (') MVJ. w U ued

l Ledo-Panlsellaan (watervoerende faag 29) 12/03193 z w a: w c z ct ct >. Cl) -. 0 0 W 0 CD z z ::: Cl :i: z - w ct a: :i: w. w a:. w :i: :.: g: :f - - 0 "07/12/92 - - - -- - - - - -:? 13/1 1/92 - - - - - - - - - _ 26/10/92 E ::J ëii 'C l ---------- 07/09/92 - - - - - - - - - - :J 10/08/92 - - - - - - - - - - _jj 15/07/92 _",..,, ---'---= 23/06/92 CD Cll "' 0 -.. MV.l W U! l!d

i. Ledo-Panlsellaan (watervoerende laag 29) _ - - - - - - - - - - - - - -119103193 z w a: w D z.;.; "' J 0 ::- "' "' -" 0. 1- z en w w z w Cl iii z a: a: i= : - w < < :ii. J lf --------------r1102193 08/01/93 - - - - - - 03/12/92 - - - - - - - - - - - - - - - 09/1 1192 E :s êli :!i! ëii Q. ( - - - - - - - - - - - - - -111109192 L---- - - - - - - - - - 13/08/92 ;--L ---;----'L -::--L -L :::_L! j 13/07192 N "' M.'tiL W Ui lled "' 11),.,

i Ledo-Panlsellaan (watervoerende laag 29) - - - - - - -,02/03193 l 3 z a: w 0 z "'. > 1- (1)., 1-0 0 z z U) 0 U) 1- w. :!: " :ie l;. a: l- Ul - UJ en :: a: - - 0 :ie _, 0 g: 1:! :: r_-_-_-_ - _ -_-! 02ro2m3 - - - - -- - - - - - - - - - -- - "' 05/01/93. : - - ------------------- OMm2 - - - - - - - ---- - -"' 1311 1192 E :l a; a Cl. 02/1 0192 - - - - - - - - - - - - - 07/09/92 - - -- - - - ---- 11/08/92 // /.,!_-------------- 14/07/92 L L.t -L+-J -.t.t --" 16/06/92 CD "> D ">, " D "> 00 ">., "> M'd WU d

TOPOGRAFSCH KAARTBLAD 13.6-PUTNUMMER 201 8730 BEERNEM Ledo Panlsellaan (watervoerende laag 29) N. a Datum 0,00 -+----t----t---- 0,20 0,40 0,60 s 0,80 a. Cll 0 1,00 1,20 1,40 1,60