MONITORINGSPROGRAMMA MONITORINGSPROGRAMMA PROEFSTORTLOCATIES PROEFSTORTLOCATIES

Vergelijkbare documenten
Monitoring meergeulensysteem Westerschelde

Monitoring meergeulensysteem Westerschelde

NUT EN NOODZAAK HERHALING NUT EN NOODZAAK HERHALING PROEFSTORTINGEN PROEFSTORTINGEN WESTERSCHELDE WESTERSCHELDE

Bijlage: Protocol voorwaarden voor flexibel storten Kwaliteitsparameters

Inhoud presentatie. Uitvoering van de verruiming en het belang van monitoring. Kirsten Beirinckx 2 juni Stortstrategie. Overleg flexibel storten

Aanvullende analyse stabiliteit gestorte specie in het kader van Flexibel Storten

Resultaten Monitoringprogramma voor het opvolgen van de mogelijke milieueffecten als gevolg van het terugstorten van baggerspecie in de Westerschelde

Pilootproject Stortstrategie Walsoorden : een nieuwe benadering voor het beheren van de morfologie van de Westerschelde

PASSENDE BEOORDELING EN PASSENDE BEOORDELING EN NATUURTOETS HERHALING PROEFSTORTINGEN PROEFSTORTINGEN WESTERSCHELDE WESTERSCHELDE

Vlaamse Overheid. Vaarwegbeheer Bestelopdracht 1: Flexibel Storten Afdeling Maritieme Toegang

Resultaten Monitoringprogramma voor het opvolgen van de mogelijke milieueffecten als gevolg van het terugstorten van baggerspecie in de Westerschelde

Vlaamse overheid Departement Mobiliteit en Openbare Werken Afdeling Maritieme Toegang. Monitoringprogramma flexibel storten

HAVENECONOMIE EN ECOLOGIE:

Vlaamse overheid Departement Mobiliteit en Openbare Werken Afdeling Maritieme Toegang. Monitoringprogramma flexibel storten

Vlaamse overheid Departement Mobiliteit en Openbare Werken Afdeling Maritieme Toegang. Monitoringprogramma flexibel storten

Resultaten Monitoringprogramma voor het opvolgen van de mogelijke milieueffecten als gevolg van het terugstorten van baggerspecie in de Westerschelde

Vlaamse Overheid. Vaarwegbeheer Bestelopdracht 1: Flexibel Storten Afdeling Maritieme Toegang

Vlaamse Overheid. Vaarwegbeheer Bestelopdracht 1: Flexibel Storten Afdeling Maritieme Toegang

Verruiming Westerschelde

WAAROM HET VOORSTEL OM ANDERS TE STORTEN VOOR DE PLAAT VAN WALSOORDEN

Resultaten Monitoringprogramma voor het opvolgen van de mogelijke milieueffecten als gevolg van het terugstorten van baggerspecie in de Westerschelde

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE

Indicator. Meting. Kostprijs van onderhoudsbaggerwerken t.o.v. toegevoegde waarde in de havens. Beleidscontext

Vlaamse overheid Departement Mobiliteit en Openbare Werken Afdeling Maritieme Toegang. Monitoringprogramma flexibel storten

WESTERSCHELDE - GAT VAN OSSENISSE ONDERZOEK NAAR EN EVALUATIE VAN SEDIMENTTRANSPORT BIJ UITVOEREN VAN ONDERHOUDSBAGGERWERKEN MET DE AIRSET

Vlaamse overheid Departement Mobiliteit en Openbare Werken Afdeling Maritieme Toegang. Monitoringprogramma flexibel storten

Resultaten Monitoringprogramma voor het opvolgen van de mogelijke milieueffecten als gevolg van het terugstorten van baggerspecie in de Westerschelde

Opvolging Effecten Flexibel Storten

Vlaamse overheid Departement Mobiliteit en Openbare Werken Afdeling Maritieme Toegang. Monitoringprogramma flexibel storten

Instandhouding vaarpassen Schelde Milieuvergunningen terugstorten baggerspecie

Overleg Flexibel Storten

Verruiming Westerschelde. Vergadering 22 mei 2018 (Bergen op Zoom) Toetsing kwaliteitsparameters 2018 monitoring 2017

Toelichting op de resultaten toetsing criterium sedimentatie/erosie plaathoogtes

De OS2010: Vlaams-Nederlandse samenwerking in de praktijk Spreker: ir. J. Claessens

Sedimenten stroming in de Zandvliet-en

Vraagspecificatie Eisen. Onderhoudsbaggeren Scheveningen Haven. Gemeente Den Haag

Speerpunt Ontwikkeling Havens

Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat. Directie Zeeland. cc1. Nummer; Bibliotheek, Koestr. 30, tel; , postbus 5014,4330 KA Middelburg

Nota plaatrandstortingen

Vlaamse overheid Departement Mobiliteit en Openbare Werken Afdeling Maritieme Toegang. Monitoringprogramma flexibel storten

Bijlage 1.3 Bodemdaling in het Eems-Dollardgebied in relatie tot de morfologische ontwikkeling

Betreft : Methodologie maandrapportages Flexibel Storten 2017

Instandhouding Vaarpassen Schelde Milieuvergunningen terugstorten baggerspecie LTV Veiligheid en Toegankelijkheid

1. opvaart over Drempel van Hansweert 2. afvaart door het Zuidergat 3. stilliggen nabij het sproeiponton 4. afvaart langs Schaar van Waarde.

Op- en afvaartregeling voor 8000 en meer TEU containerschepen. tot de haven van Antwerpen bij een. maximale diepgang van 145 dm

Bijlage 2 behorende bij Raamovereenkomst Hydrografie met zaaknummer

Monitoringprogramma flexibel storten Deelopdracht 10: Statusrapport na start verdiepingsstorten - jaar 2

Opvolging Effecten Flexibel Storten

Nota: Identificatie van meetlocaties ter hoogte van de oostelijke rand van de platen van Ossenisse

Naar aanleiding van de door uw fractie ingediende vragen ex artikel 34 RvO informeren wij u als volgt.

Instandhouding vaarpassen Schelde Milieuvergunningen terugstorten baggerspecie

Sediment en morfologisch beheer van estuaria

Uitvoeringsplan MONEOS-T

Recent onderzoek LTV O&M Evolutie van het estuarium; historisch en toekomstig. Overzicht, VNSC-symposium 21 november Marcel Taal (Deltares)

Annex: Akkoord van 27 februari 2017

Berichten aan Zeevarenden NR. 19

Alternatieve stortstrategie Westerschelde Proefstorting Walsoorden

Factual data rapport meetdata juli 2013

Procedureel. Conform artikel 41, lid 1, van de Nb-wet 1998 heeft u binnen de aanvraag uw belang bij het verlenen van de vergunning gemotiveerd.

Verruiming vaargeul Westerschelde

Project-MER verslag Goedkeuring milieueffectrapport

Workshop aanslibbing DGD 15 juni 2010 Voorkomen van HCBS lagen

Verruiming vaargeul Westerschelde

Natuurvriendelijke oevers langs de Lek

Slibbalans-Zeeschelde DEELRAPPORT 7 - METINGEN HALFTIJ-EB BOVEN-ZEESCHELDE 2014

JACHTHAVEN NOORDPOLDERZIJL WEER BEREIKBAAR! (MEI 2018)

Aan de Raad Raad Made, 20 mei 2014

ALTERNATIEVE STORTSTRATEGIE WESTERSCHELDE PROEFSTORTING WALSOORDEN EINDEVALUATIE MONITORING

Verruiming vaargeul Westerschelde

Projectnummer: B Opgesteld door: dr.ir. B.T. Grasmeijer. Ons kenmerk: :0.3. Kopieën aan:

STROOMATLAS BENEDEN ZEESCHELDE VAK PROSPERPOLDER - KRUISSCHANS

Toenemende druk van de Zeespiegelstijging

MONEOS Metingen halftij-eb in de Beneden-Zeeschelde

Gevolgen van beperkt getij op het Volker-Zoommeer voor de waterdiepten van daaromliggende jachthavens. Datum 16 november 2010 Status Definitief

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord

TOPICS DE KENNIS OVER DE (ON)DIEPTES VAN DE WESTERSCHELDE BOVEN WATER

Hoe is verbetering van het systeem mogelijk?

Maatregelverkenning. Economie en Ecologie in balans. Petra Dankers 08 november 2013

VNSC Onderzoeksprogramma

Verruiming Westerschelde

Getijtafels. voor Nieuwpoort, Oostende, Blankenberge, Zeebrugge, Vlissingen, Prosperpolder, Antwerpen en Wintam L.A.T.

De Schelde, een globale schets: Geomorfologie van de Schelde

BESLUIT VAN HET POLITIEK COLLEGE VAN DE VLAAMS-NEDERLANDSE SCHELDECOMMISSIE INZAKE DE UITVOERING VAN HET PROJECT NET OP ZEE BORSSELE

De ophoging van de zeebodem in de baai van Knokke-Heist

Toelichting op de resultaten toetsing criterium sedimentatie/erosie plaathoogtes

Morfologischcontwikkeling van de Everingen ggricht op scheepvaart fupctjes

Indicatoren voor het Schelde-estuarium

Elzenveld, Antwerpen

Overgang van GLLWS naar LAT

Verspreiding sediment na storting van bagger m.b.v. sleephopperzuiger

Nieuwsbrief Kustgenese 2.0

Hydraulische beoordeling nieuwe waterkering Alexander, Roermond. WAQUA-simulaties ten behoeve van Waterwetaanvraag

Hydrologisch Informatie Centrum. Maarten Deschamps 12/06/2014 Antwerpen

Getijboekje voor Nieuwpoort, Oostende, Blankenberge en Zeebrugge.

Monitoringprogramma flexibel storten Implementatie van het Protocol voorwaarden voor flexibel storten - Kwaliteitsparameters

ZLD 6548 Onderzoek naar toepassing van nieuwe baggertechnieken: Airset in het Gat van Ossenisse.

Evaluatie Verdrag Beleid en Beheer Schelde-estuarium

TU Delft. lodellering morfodynamisch adrag van de Drempel van answeert. C (bijlage) Aanvuliende berekeningen. M.D. Groenewoud.

Kustgenese 2.0 Kennis voor een veilige kust

Transcriptie:

MONITORINGSPROGRAMMA MONITORINGSPROGRAMMA PROEFSTORTLOCATIES PROEFSTORTLOCATIES Een beschrijving van de uit te voeren monitoring bij de herhaling Een beschrijving van de van proefstortingen de uit te voeren monitoring bij de herhaling van de proefstortingen VNSC Werkgroep Flexibel Storten VNSC Werkgroep Flexibel Storten 26 JUNI 2018 26 JUNI 2018

Contactpersoon DR. J. CLEVERINGA Senior Adviseur Morfodynamiek Kust en Zee Arcadis Nederland B.V. Postbus 137 8000 AC Zwolle Nederland 2 van 20

INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING 4 1 INLEIDING 5 Leeswijzer 5 2 UITGANGSPUNTEN 6 3 BESCHRIJVING PER LOCATIE 7 3.1 Diepe put van Hansweert 7 3.1.1 Doel van de stortproef 7 3.1.2 Benodigde monitoring 8 3.1.3 Aanvullende opmerkingen bij de monitoring 9 3.2 Inloop Ossenisse 9 3.2.1 Doel van de stortproef 10 3.2.2 Benodigde monitoring 10 4 OPVOLGING VAN DE MONITORING 12 5 REFERENTIES 13 BIJLAGEN BIJLAGE A 14 Put van Hansweert 15 Inloop Ossenisse 16 BIJLAGE B OVERZICHT MEETLOCATIES 17 COLOFON 20 3 van 20

SAMENVATTING Dit monitorprogramma beschrijft de (aanvullende) monitoring die in het kader van de herhaling van de proefstortingen uitgevoerd zal gaan worden. Het oorspronkelijke monitoringsprogramma (Schrijver & Plancke, 2015) betrof de monitoring van vijf aangewezenproefstortlocaties in de Westerschelde. Deze locaties waren geselecteerd op basis het rapport Verkenningen proefstortlocaties Westerschelde [Arcadis, 2015] dat in opdracht van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken van de Vlaamse Overheid is opgesteld. Op basis van het rapport Motivatie herhaling proefstortingen [Arcadis, 2018] is een aanvullend monitoringsprogramma opgesteld voor de herhaling van proefstortingen op twee locaties. Het programma is zodanig opgesteld dat optimaal gebruik wordt gemaakt van data die wordt ingewonnen binnen andere lopende monitoringprogramma s. In de tekst zijn de verwijzingen naar deze programma s opgenomen. 4 van 20

1 INLEIDING Het rapport Verkenning proefstortzones Westerschelde: Eerste inschatting haalbaarheid [Arcadis 2015] is in opdracht gemaakt van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken van de Vlaamse Overheid. In dit rapport wordt de haalbaarheid getoetst van dertien locaties die door het overleg Flexibel Storten waren aangewezen om dienst te kunnen doen als stortlocatie voor onderhoudsbaggerspecie afkomstig uit de vaargeul van de Westerschelde. In het rapport zijn de locaties onderverdeeld in drie categorieën die zijn gekoppeld aan de doelstelling van de storting, te weten: Bijdrage aan de ontlasting van de bestaande locaties en aan een mogelijke reductie van de getijslag. Bijdrage aan het vergroten van de ecologische kwaliteit. Bijdrage aan de stabiliteit van de vooroever of de nautische veiligheid. Uit deze dertien locaties zijn vijf locaties naar voren gekomen waarvoor daadwerkelijk een vergunning is aangevraagd om een stortproef uit te voeren. Van de vijf vergunde locaties zijn bij het Gat van Borssele en op Ossenisse geen proefstortingen uitgevoerd, omdat de eerste in de praktijk onbereikbaar bleek voor het baggerschip en op de tweede de morfologische ontwikkelingen de situatie dusdanig hebben gewijzigd dat de effectiviteit van de proefstorting niet meer gegarandeerd is. De proefstortingen zijn in de periode tussen 1 januari 2016 en 31 maart 2018 uitgevoerd, op de stortzones Suikerplaat, Put van Hansweert en Inloop van Ossenisse. De resultaten van de uitgevoerde proefstortingen zijn zeer bruikbaar voor het evalueren van de mogelijkheden en de gevolgen van het storten in diepe delen, maar brengen ook vervolgvragen met zich mee. Deze vervolgvragen kunnen worden beantwoord met een herhaling van de proefstortingen in combinatie met een aangepast monitoringsprogramma. Voor twee van de locaties die zijn gebruikt voor het uitvoeren van proefstortingen, Inloop van Ossenisse en de diepe put van Hansweert, wordt daarom een herhaling van de proefstortingen voorgesteld. In dit rapport wordt de monitoring van deze twee locaties beschreven die zal moeten toelaten om de bruikbaarheid van de locatie op de lange termijn (jaren) te toetsen. Deze monitoring is een aanpassing van het monitoringsprogramma dat in 2015 door Schrijver en Plancke is opgesteld voor de proefstortingen. Leeswijzer In hoofdstuk 2 worden de uitgangspunten opgesomd die bij het opstellen van dit monitoring zijn aangehouden. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 een beschrijving op hoofdlijnen gegeven van de uit te voeren monitoring voor de twee stortlocaties, de aanpassingen op de huidige monitoring van de proefstortingen en de achterliggende redenen voor de aanpassingen. Per stortlocaties wordt in afzonderlijke paragrafen de monitoring benoemd en weergegeven op een overzichtskaart. Hoofdstuk 4 geeft aan hoe de monitoringsresultaten worden opgevolgd. 5 van 20

2 UITGANGSPUNTEN De monitoring beschreven in dit rapport is opgesteld voor het opvolgen van de stortingen in de twee locaties als onderdeel het project Herhaling proefstortingen. De basis is het eerdere monitoringsrapport voor de proefstortingen van Schrijver en Plancke (2015). Dit betekent dat over een afgebakende periode aanvullend op bestaande monitoring op specifieke locaties wordt gemeten. De monitoring waar op aangesloten wordt is: Metingen Rijkswaterstaat; De monitoring door Rijkswaterstaat via het programma MWTL en het vaste meetnet (LMW) omvat een groot aantal parameters die op vaste frequentie worden gemeten, waaronder macrozoöbenthos, doorzicht, waterkwaliteit enz. Projectmonitoring uitgevoerd t.b.v. het Flexibel Storten zoals dat is beschreven in [Schrijver M., Plancke Y. (2015)]. Dit is de monitoring om de effecten van huidige stortstrategie in de Westerschelde op te kunnen volgen. Dit programma beschrijft de aangepaste monitoring als onderdeel van het project Herhaling proefstortingen. Deze monitoring is specifiek voor dit project en zal buiten dit project om niet in andere monitoringsprogramma s worden vervolgd, tenzij uit evaluaties blijkt dat hiertoe reden is. De stortzones beschreven in dit rapport zijn overgenomen uit [Arcadis, 2015 en 2018]. Voor de wijze van aanleg van de locaties wordt ook verwezen naar deze rapporten. Onder de term aanleg wordt in dit rapport verstaan: het over een aaneengesloten periode aanbrengen van de vergunde hoeveelheid stortspecie op een bepaalde locatie. Alle data die door bovenstaande programma s wordt ingewonnen is: Opvraagbaar bij de servicedesk-data van Rijkswaterstaat CIV (gegevens ingewonnen door Rijkswaterstaat). Opvraagbaar bij de afdeling Maritieme Toegang van de Vlaamse Overheid (gegeven ingewonnen door Maritieme Toegang). 6 van 20

3 BESCHRIJVING PER LOCATIE 3.1 Diepe put van Hansweert De stortzone Put van Hansweert is de zone rond de Put van Hansweert. Deze put heeft een maximale diepte van ongeveer 32 meter t.o.v. NAP. In Figuur 1 is de voorgesteld zone weergegeven. Er wordt tijdens de herhaalde proef voorzien om maximaal 2 miljoen m 3 specie aan te brengen in twee jaar. Gezien het aanbod in de aangrenzende macrocellen zal deze hoeveelheid over een periode van enkele maanden kunnen worden gestort. Figuur 1 Stortzone Put van Hansweert 3.1.1 Doel van de stortproef Het storten van baggerspecie op deze locatie heeft als doelstelling: 1. Onderzoek of baggerspecie op deze locatie duurzaam kan worden geborgen om zo de afname van het stortvolume in het oostelijk deel te beperken. 2. Reductie van de getijslag in het Schelde-estuarium op de lange termijn. Naast de doelstellingen uit de eerste proefstoring (hierboven) zijn naar aanleiding van de bijbehorende monitoring nieuwe vragen naar boven gekomen. Bij de Put van Hansweert is namelijk een groot deel van de baggerspecie verdwenen bij het storten. Dit houdt in dat een 45% van het gestorte volume niet in de rekenpolygoon wordt teruggevonden, in de eerste meting na het afronden van de stortingen. De herhaalde stortproef heeft daarom de volgende aanvullende doelstelling: 3. Onderzoek naar de mechanismen voor de sedimentverspreiding van de gestorte baggerspecie op de korte termijn (tijdens en enkele weken na de storting). 7 van 20

3.1.2 Benodigde monitoring Om doelstelling 1 en 3 te kunnen beoordelen dient de bathymetrie monitoring uitgebreid te worden ten opzichte van het eerdere monitoringsprogramma. In plaats van het tweewekelijks inmeten van de bathymetrie m.b.v. multibeam, dient de bathymetrie tijdens en direct na het storten ingemeten te worden. Aangezien een proefstorting enkele maanden kan duren, kan het uitvoeren van 2 of 3 peilingen met meetinterval van ruwweg 3 dagen tijdens de stortcampagne veel aanvullende informatie opleveren. De frequentie van de lodingen moet worden afgestemd op de intensiteit van het storten, zodat enerzijds wordt voorkomen dat een deel van het sediment al geërodeerd is voor een bathymetrische opname is gemaakt en anderzijds dat de hoogteveranderingen door de stortingen binnen meetnauwkeurigheid van de multibeamlodingen vallen. Voorgesteld wordt tenminste een wekelijkse peiling tijdens de stortingen, met eenmaal drie keer een peiling in één week (bijvoorbeeld ma-wo-vr) bij de een springtij-week tijdens de stortperiode. Daarnaast dient de omvang van de multibeamlodingen bij de Put van Hansweert te worden vergroot, aangezien enkele gebieden buiten het monitoringbereik vallen. Mogelijk komt een deel van het gestorte sediment terecht in deze gebieden en dit is een mogelijke verklaring voor het verdwijnen van sediment. Daarom wordt aanbevolen om het monitoringbereik aan te vullen met de drempel van Hansweert, de overloop van Ossenisse, het noordelijke deel van het Middelgat en de havenkom van Hansweert. De gestorte volumes dienen nog steeds bijgehouden te worden. Op basis van deze en bovenstaande gegevens wordt de stabiliteit van de gestorte specie op de locatie opgevolgd. Om de mogelijke verspreiding van de gestorte specie op te kunnen volgen, wordt voor, tijdens en na de aanleg een multibeam opname gemaakt in een ruime zone rond het stort gebied (zie de figuur in Bijlage B). De stortzone kent een hoge stroomsnelheid, waardoor de kans reëel is dat specie deels tijdens het storten wordt verspreid. Om het effect van de stroming op de verspreiding van de gestorte specie te onderzoeken, is enkele malen tijdens de eerste proefstortingen de stroomsnelheid gemeten. Tijdens de herhaalde storingen zijn aanvullende dertien-uursmetingen van de stroomsnelheden zeer gewenst om inzicht te krijgen in de verschillen tussen de stromingspatronen bij de Put van Hansweert en de Inloop Ossenisse (het effect van stroming in een scherpe bocht t.o.v. een relatief recht stuk, respectievelijk). Op basis van de backscatter van ADCP-metingen is tijdens de eerste proefstortingen een beeld gegeven van de relatieve hoeveelheid baggerspecie die zich tijdens de storting verspreidt. ADCP-metingen meten echter niet de 1 e meter boven de bodem en het bovenste deel van de waterkolom. Bij te hoge sedimentconcentraties wordt ook niet gemeten, ADCP-metingen missen dus een cruciaal deel van het beeld. In-situ metingen met andere technieken, bv. de SiltProfiler (in combinatie met ADCP-metingen) zouden uitsluitsel kunnen geven over de maximale toename van de sedimentconcentratie. Deze meting dient zowel bij een storting tijdens de vloedfase als tijdens de ebfase van het getij te worden uitgevoerd. De verspreiding van het sediment in het bovenste deel van de waterkolom kan visueel worden vastgesteld aan de hand van luchtfoto s die worden gemaakt tijdens het storten. Dit kan vanuit een drone of helikopter. Voor het bepalen van de korrelgroottes zou de bodem bemonsterd kunnen worden met een bodemhapper of boxcorer. Van de monsters dient dan de korrelgrootteverdeling en het slibgehalte te worden bepaald. Voor de zomer van 2018 is het uitvoeren van een bemonstering met een boxcorer voorzien, om vast te stellen of deze methode werkt en inzicht te geven in het aanwezige zand op de geulbodem. Deze monitoring loopt vooruit op de voorziene monitoring in het kader van de herhaling van de proefstortingen. Een eventueel effect op de getijslag kan na verloop van tijd worden bepaald op basis van de beschikbare gegevens van de getijstations langs de Wester- en Zeeschelde. Het is niet de verwachting dat de beperkte hoeveelheid baggerspecie voorzien in de stortproef al een effect op de getijslag zal hebben. Wanneer deze stortlocatie echter in het kader van een toekomstige stortstrategie meerdere jaren intensiever zal worden gebruikt, is een effect op getijslag wel de verwachting. Ook dan is het vanuit de metingen van de waterstanden naar verwachting niet waarneembaar en dient de onderbouwing van het effect plaats te vinden vanuit de stabiliteit van de gestorte specie. De waterstandgegevens worden ingewonnen vanuit reguliere monitoringprogramma s. 8 van 20

3.1.3 Aanvullende opmerkingen bij de monitoring In de Put van Hansweertis het lastige om varende metingen uit te voeren, vanwege het intensieve scheepvaartverkeer. Het uitvoeren van varende ADCP-metingen is mogelijk gebleken. Bij een dergelijke meting is de ADCP direct onder het schip gemonteerd, zodat het meetschip kan uitwijken voor de ander scheepvaart. Bij het uitvoeren van metingen met bodemhapper, boxcorer of SiltProfiler hangen deze instrumenten onder het meetschip aan een kabel. Dat maakt het uitwijken voor andere scheepvaart lastig. De praktische haalbaarheid van deze aanbeveling moet in de praktijk worden vastgesteld, met een nadruk op veilig werken. Een alternatieve methode voor het metingen van de concentraties zwevend sediment is het toepassen van een meetframe dat op de bodem wordt geplaatst Meetframes zijn echter niet praktische toepasbaar op deze locaties, vanwege de noodzakelijke betonning van het frame, die niet in de vaarweg mag liggen (hinder scheepvaart) en vanwege het storten en de grote autonome morfologische dynamiek (beide geven een aanzienlijke kans op het begraven van het meetframe). Timing van de stortingen in de Diepe put van Hansweert Misschien is het mogelijk om wekelijkse peilingen uit te voeren als er niet gebaggerd wordt bij de Drempel van Hansweert, in de periode voor, tijdens en na stortingen in de Diepe put van Hansweert, gedurende een periode van tenminste 4 weken (op voorwaarde dat voldoende baggerspecie voor de proefstortingen van andere locaties beschikbaar is). Op deze wijze is het misschien mogelijk om het transport vanuit de Put van Hansweert naar de drempel nauwkeuriger te bepalen. De praktische mogelijkheid hiervan kan te worden verkend met AMT en de baggeraar. Voor het opvolgen van de effecten zijn de in deze paragraaf genoemde metingen niet van doorslaggevend belang, wel hebben ze een duidelijke toegevoegde waarde voor het beantwoorden van onderzoeksvragen aangaande het verdwijnen van de gestorte specie. Het nut dient steeds te worden afgewogen tegen de praktische, veilige uitvoering. 3.2 Inloop Ossenisse De stortzone Inloop Ossenisse is de zone rond het diepe deel in de hoofdvaargeul bij Ossenisse. Deze put heeft een maximale diepte van ongeveer 32 meter t.o.v. NAP. In Figuur 2 is de voorgestelde zone weergegeven. Er wordt tijdens de herhaling van de proef voorzien om maximaal 2 miljoen m 3 specie aan te brengen. Gezien het aanbod in de aangrenzende macrocellen zal deze hoeveelheid over een periode van enkele maanden kunnen worden gestort. 9 van 20

Figuur 2 Stortzone Inloop Ossenisse 3.2.1 Doel van de stortproef Het storten van baggerspecie op deze locatie heeft als doelstelling: 1. Onderzoeken of baggerspecie op deze locatie duurzaam kan worden geborgen en zo de bestaande stortlocaties te ontlasten. 2. Reductie van de getijslag in het Schelde-estuarium op de lange termijn. Naast de doelstellingen uit de eerste proefstoring (hier boven) zijn naar aanleiding van de bijbehorende monitoring nieuwe vragen naar boven gekomen. Net als bij de Put van Hansweert is namelijk een groot deel van de baggerspecie verdwenen bij het storten. In het geval van de Inloop Ossenisse is dit volume wel aanzienlijk kleiner (25% van de gestorte specie) dan bij de Put van Hansweert. De herhaalde stortproef heeft daarom de volgende aanvullende doelstelling: 3. Onderzoek naar de mechanismen voor de sedimentverspreiding van de gestorte baggerspecie op de korte termijn (tijdens en enkele weken na de storting). 3.2.2 Benodigde monitoring Om doelstelling 1 en 3 te kunnen beoordelen dient de bathymetrie monitoring uitgebreid te worden ten opzichte van het eerdere monitoringsprogramma. In plaats van het tweewekelijks inmeten van de bathymetrie m.b.v. multibeam, dient de bathymetrie tijdens en direct na het storten ingemeten te worden. Aangezien een proefstorting enkele maanden kan duren, kan het eenmalig uitvoeren van 2 of 3 peilingen met meetinterval van ruwweg 2 dagen tijdens een springtijperiode in de stortcampagne veel aanvullende informatie opleveren. De frequentie van de lodingen moet worden afgestemd op de intensiteit van het storten zodat de hoogteveranderingen door de stortingen binnen de meetnauwkeurigheid van de multibeamlodingen vallen. 10 van 20

De gestorte volumes dienen nog steeds bijgehouden te worden. Op basis van deze en bovenstaande gegevens wordt de stabiliteit van de gestorte specie op de locatie opgevolgd. Om de mogelijke verspreiding van de gestorte specie op te kunnen volgen, wordt voor, tijdens en na de aanleg een multibeam opname gemaakt in een ruime zone rond het stort gebied (zie de figuur in Bijlage B). De stortzone kent een hoge stroomsnelheid, waardoor de kans reëel is dat specie deels tijdens het storten wordt verspreid. Om het effect van de stroming op de verspreiding van de gestorte specie te onderzoeken, is enkele malen tijdens de eerste proefstortingen de stroomsnelheid gemeten. Tijdens de herhaalde storingen zijn aanvullende dertien-uursmetingen van de stroomsnelheden zeer gewenst om inzicht te krijgen in de verschillen tussen de stromingspatronen bij de Put van Hansweert en de Inloop Ossenisse (het effect van stroming in een scherpe bocht t.o.v. een relatief recht stuk, respectievelijk). Op basis van de backscatter van ADCP-metingen is tijdens de eerste proefstortingen een beeld gegeven van de relatieve hoeveelheid baggerspecie die zich tijdens de storting verspreidt. ADCP-metingen meten echter de 1e meter boven de bodem en vallen weg bij hoge sedimentconcentraties, en missen dus een cruciaal deel van het beeld. In-situ metingen met andere technieken, bv. de SiltProfiler (in combinatie met ADCP-metingen) zouden uitsluitsel kunnen geven over de maximale toename van de sedimentconcentratie. Deze meting dient zowel bij een storting tijdens de vloedfase als tijdens de ebfase van het getij te worden uitgevoerd. Een eventueel effect op de getijslag kan na verloop van tijd worden bepaald op basis van de beschikbare gegevens van de getijstations langs de Wester- en Zeeschelde. Het is niet de verwachting dat de beperkte hoeveelheid baggerspecie in deze stortproef al een effect op getijslag zal hebben. Wanneer deze stortlocatie echter in het kader van een toekomstige stortstrategie meerdere jaren intensiever zal worden gebruikt, is een effect op getijslag wel de verwachting. Deze gegevens worden ingewonnen vanuit andere monitoringprogramma s. 11 van 20

4 OPVOLGING VAN DE MONITORING De monitoringsresultaten worden opgevolgd binnen de werkgroep Flexibel Storten conform de huidige werkwijze van de werkgroep. 12 van 20

5 REFERENTIES Arcadis (2018), Nut en noodzaak herhaling proefstortingen Westerschelde. Arcadis Zwolle, juni 2018. Arcadis (2015), Verkenningen proefstortzones Westerschelde: eerste inschatting haalbaarheid. Arcadis Rotterdam, 5 maart 2015. Beijersbergen (2015), Een proefbemonstering van de visfauna in relatie tot de voedselbeschikbaarheid voor sterns op 4 locaties rond de Hooge Platen. Stichting het Zeeuwse Landschap.MWTL (2014), MWTL Meetplan 2014, Rijkswaterstaat, 10 januari 2014. Schrijver M. en Plancke Y. (2015a),. Uitvoeringsplan MONEOS-T 2015-2022. Rapport MONEOS-T-2015-001 /WL2008R791-3_1ref1_0. Rijkswaterstaat Zee en Delta, Middelburg, Waterbouwkundig Laboratorium, Borgerhout. Schrijver M. en Plancke Y. (2015b). Monitoringprogramma proefstortlocaties /WL2015R00_031_19. Rijkswaterstaat Zee en Delta, Middelburg, Waterbouwkundig Laboratorium, Borgerhout. V&T B-25 (2014), Mitigatie dwarsstroming Zuidergat. Rapport /RA/11387/13.070/GLI/GLI. Afdeling Maritieme Toegang - Tavernierkaai 3 2000 Antwerpen. 13 van 20

BIJLAGE A 14 van 20

Put van Hansweert Meetgrootheid Omschrijving Frequentie Bagger- en stortengegevens Bathymetrie Turbiditeit Waterstand Aanleg en onderhoud (BIS) Onderhoud uit havens Multibeam kleine zone Multibeam grote zone Verspreiding van de stortspecie Gegevens worden maandelijks aangeleverd Gegevens worden voor relevante stortvakken door gegevenseigenaar tijdig aangeleverd. Tijdens de stortingen wekelijkse peiling, met eenmaal drie keer een peiling in één week (bijvoorbeeld ma-wo-vr) bij de een springtij-week tijdens de stortperiode. Na beëindiging van de aanleg gedurende een periode van 4 maanden 1x per maand opgenomen tot een hoogte van -500 cm NAP. Wordt maximaal 4 weken voor de aanleg en 8 weken na beëindiging van de aanleg opgenomen tot een hoogte van -500 cm NAP. Tijdens aanleg 1 x bij een storting in de vloedfase en 1x bij een storting in de ebfase wordt varend op een raai een ADCP-backscatter meting uitgevoerd. Waterstanden zijn op 10 minuut basis beschikbaar in het Landelijk Meetnet Water en www.waterinfo.be. 15 van 20

Inloop Ossenisse Meetgrootheid Omschrijving Frequentie Bagger- en stortengegevens Bathymetrie Turbiditeit Waterstand Aanleg en onderhoud (BIS) Onderhoud uit havens Multibeam kleine zone Multibeam grote zone Verspreiding van de stortspecie Gegevens worden maandelijks aangeleverd Gegevens worden voor relevante stortvakken door gegevenseigenaar tijdig aangeleverd. Tijdens de stortingen wekelijkse peiling, met eenmaal drie keer een peiling in één week (bijvoorbeeld ma-wo-vr) bij de een springtij-week tijdens de stortperiode. Na beëindiging van de aanleg gedurende een periode van 4 maanden 1x per maand opgenomen tot een hoogte van -500 cm NAP. Wordt maximaal 4 weken voor de aanleg en 8 weken na beëindiging van de aanleg opgenomen tot een hoogte van -500 cm NAP. Tijdens aanleg 1 x bij een storting in de vloedfase en 1x bij een storting in de ebfase wordt varend op een raai een ADCP-backscatter meting uitgevoerd. Waterstanden zijn op 10 minuut basis beschikbaar in het Landelijk Meetnet Water en www.waterinfo.be. 16 van 20

BIJLAGE B OVERZICHT MEETLOCATIES 17 van 20

18 van 20

19 van 20

COLOFON MONITORINGSPROGRAMMA PROEFSTORTLOCATIES EEN BESCHRIJVING VAN DE UIT TE VOEREN MONITORING BIJ DE HERHALING VAN DE PROEFSTORTINGEN KLANT VNSC Werkgroep Flexibel Storten AUTEUR Oorspronkelijk: ir. M.C. Schrijver (Rijkswaterstaat, Middelburg), ir. Y. Plancke (Waterbouwkundig Laboratorium, Antwerpen) PROJECTNUMMER B02043/000247.0200 ONZE REFERENTIE 079821928 A DATUM 26 juni 2018 STATUS Definitief Arcadis Nederland B.V. Postbus 137 8000 AC Zwolle Nederland +31 (0)88 4261 261 www.arcadis.com 20 van 20