GIDS VOOR RAADSLIEDEN

Vergelijkbare documenten
Procedure voor het Europese Hof van Justitie; Gids voor raadslieden

PRAKTISCHE AANWIJZINGEN. betreffende rechtstreekse beroepen en hogere voorzieningen

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 februari 2008 (07.02) (OR. en) 5952/08 JUR 25 COUR 1

WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Wijziging van het reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg

BESCHIKKING VAN HET GERECHT (Vijfde kamer) 5 juli 1993 *

PRAKTISCHE AANWIJZINGEN VOOR DE PARTIJEN VOOR HET GERECHT. A.1. Het gebruik van technische communicatiemiddelen... 25

Publicatieblad L 31. van de Europese Unie. Wetgeving. Niet-wetgevingshandelingen. 57e jaargang 31 januari Uitgave in de Nederlandse taal.

HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 9 februari 2006 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 *

Reglement van het Veterinair Tuchtcollege

BESCHIKKING VAN HET HOF (Grote kamer) 17 maart 2005 * betreffende een beroep tot nietigverklaring krachtens artikel 230 EG, ingesteld op 27 juli 2004,

ingevolge artikel 14 van de statuten van de vereniging

GEBRUIKSVOORWAARDEN VOOR DE APPLICATIE E-CURIA

PROCEDUREREGELING VAN DE KAMER VAN BEROEP VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 13 april 2000 *

Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 *

Vaak gestelde vragen. over het Hof van Justitie van de Europese Unie

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

Hoofdstuk 9 Awb: Klachtbehandeling

Artikel 2 1. De leden van de commissie worden benoemd door de raad van toezicht op voordracht van het bestuur.

BIJLAGE 6. ARBITRAGEREGLEMENT ARBITRAGE VZW

KLACHTEN- EN GESCHILLEN PROCEDURE

REGLEMENT VAN BEROEP VAN DE KNSA

Reglement omtrent de werkwijze van de kamers voor het notariaat

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 18 december 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 *

verklaring dat een belanghebbende zich, ofschoon zijn rechtspositie niet is geschaad, op incorrecte wijze door het fonds bejegend acht.

Reglement klachten- en geschillenprocedure Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen

(B.S, 10/06/2003, p ) Tekst geconsolideerd door het coördinatiebureau: versie toepasselijk vanaf 02/04/2014

Bijlage 7 Regl. v.orde v.h. College van Beroep voor de Examens

EUROPESE UNIE Communautair Bureau voor Plantenrassen

Hoofdstuk 6 Reglement Geschillenprocedure

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Reglement van de Commissie van Beroep

REGLEMENT GESCHILLENREGELING

Reglement omtrent de werkwijze van de kamer voor gerechtsdeurwaarders

Reglement van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg vanaf 1 april 2019.

Reglement Commissie van Toezicht en College van Beroep van de Stichting GFB versie 2002

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

c. Een afschrift van de beslissing wordt gestuurd aan klager, verweerder en algemeen directeur van de Stichting Opleidingsinstelling GGZ VS.

Reglement omtrent de werkwijze van de kamers voor het notariaat. (zoals bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Besluit op het notarisambt)

HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen

Datum van inontvangstneming : 19/04/2013

Reglement van de geschillencommissie. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Particuliere Beveiliging

Datum van inontvangstneming : 08/07/2016

Reglement Geschillencommissie oogo-jeugdplan

KONINKLIJK BESLUIT VAN 12 OKTOBER 2010

2017 no. 12 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE

BEZWARENREGLEMENT ex. artikel 7:13 Awb van de Openbare Rechtspersoon Openbaar Onderwijs Zwolle en Regio te Zwolle

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 13 december 1989 *

Regeling bezwaarschriftprocedure Verispect B.V. Indiening bezwaarschrift. Gelegenheid tot horen

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Geconsolideerde versie van het Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie van 25 september Inhoud

Reglement Tuchtcommissie

REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING VAN HET HOF VAN JUSTITIE

als bedoeld in artikel 60 Wet op het primair onderwijs en in de Instellingsregeling van de Stichting Onderwijsgeschillen

3. Tot lid van de commissie zijn niet benoembaar personen die een binding hebben met enig deel van de reisbranche.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Reglement Commissie van Beroep. Stichting Pensioenfonds Caribisch Nederland

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Reglement rekestzaken van de civiele kamer van de Hoge Raad der Nederlanden

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

Reglement van de Geschillencommissie. Vervallen per 1 januari 2018

REGLEMENT COMMISSIE VAN BEROEP VAN DE STICHTING BETER LEVEN KEURMERK

de "Stichting VRT - Verenigd Register van Taxateurs" (VRT), gevestigd te Den Haag.

Reglement Tuchtrechtspraak

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 6 juli 2000*

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE ENERGIELABEL per 7 juli 2015

Geschillenreglement AgroVision

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

Klachten- en geschillenreglement STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DE ARCHITECTENBUREAUS

NMI MEDIATION REGLEMENT 2001

Tweede Kamer der Staten-Generaal

voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak

Hoofdstuk 2. Algemene bepalingen behandeling bezwaarschriften

Uittreksel van het arrest van het Hof van Justitie, AETR, zaak (31 maart 1971)

REGLEMENT BEZWAARSCHRIFTEN PUBLIEKE OMROEP

REGLEMENT op de Tuchtrechtspraak voor leden van IIA Nederland. Vastgesteld in de Algemene Ledenvergadering van IIA Nederland op 7 december 2016

Eerste Kamer der Staten-Generaal

KNSB Tuchtreglement. Hoofdstuk 1. Algemeen

Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten

Reglement Geschillenprocedure Vereniging Platform Promotional Products (PPP)

9975/16 mak/cle/sv 1 DRI

GEBRUIKSVOORWAARDEN VOOR DE APPLICATIE E-CURIA - van toepassing op assistenten

REGLEMENT TUCHTCOMMISSIE MAKELAARDIJ

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 9 maart 2000 *

Rolnummer Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T

REGLEMENT LANDELIJK ORGAAN WETENSCHAPPELIJKE INTEGRITEIT 2018

Geschillenreglement (Servicehuis Parkeer- en verblijfsrechten)

Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 21 februari 2002 *

(B.S., 01/06/1991, p ; iwt. 01/06/1991) Door het coördinatiebureau geconsolideerde tekst, toepasselijk vanaf 01/03/2014

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

Datum van inontvangstneming : 08/04/2014

Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/ Arrêt du 19 décembre 1997 dans l affaire A 96/

Arrest van 11 februari 2011 in de zaak A 2010/5 GEWESTELIJK STEDENBOUWKUNDIG INSPECTEUR VANDERPERREN - JACQUEMAR

Transcriptie:

GIDS VOOR RAADSLIEDEN Deze uitgave is bedoeld als leidraad voor de raadslieden van partijen in de schriftelijke en mondelinge procedure voor het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. Februari 2009

- 2 - Adres: Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen L-2925 Luxemburg Telefoon Centrale: 4303-1 Telefax: Centrale 4303-2600 Griffie 43 37 66 Tolkendienst 4303-3697 Persdienst 4303-2500 e-mail: Internet site: ecj.registry@curia.eu.int http:/www.curia.eu.int

- 3 - INLEIDING De procedure voor het Hof van Justitie wordt, anders dan de procedures voor sommige hoogste nationale rechtscolleges, door twee elementen gekenmerkt: Enerzijds wordt de procedure voor het Hof van Justitie beheerst door strikte rechtsregels in de Verdragen, in het Protocol betreffende het statuut van het Hof, en in 's Hofs Reglement voor de procesvoering. Het Hof kan hiervan dan ook niet afwijken. Anderzijds geldt voor de procedure bij het Hof een in een meertalige Gemeenschap passende bijzondere talenregeling, die doorwerkt in de aard en doelstelling van zowel de schriftelijke als de mondelinge procedure (zie hierna sub A.3 en C.4). In het licht van deze procedurebijzonderheden heeft deze gids ten doel de raadslieden van partijen het oogmerk van de procedure voor het Hof duidelijk te maken ten einde de kwaliteit van de rechtsbescherming in de communautaire rechtsorde alsmede een vlotte afloop van de procedures te bevorderen. De raadslieden dienen deze uitgave derhalve op te vatten als een hulpmiddel om hun memories en pleidooien in te richten in de vorm die het Hof van Justitie het meest geschikt acht. Tevens zal aandacht worden besteed aan de procespraktijk van het Hof. Daarentegen heeft de gids niet ten doel, juridische instructies in eigenlijke zin te geven of de geldende bepalingen te vervangen. De vermeldingen artikel... EG, artikel... Statuut en artikel... RP verwijzen naar respectievelijk de artikelen van het EG-Verdrag, het statuut van het Hof en het Reglement voor de procesvoering van het Hof. De thans geldende versie van het Reglement voor de procesvoering is die van 19 juni 1991 (PB L 176, blz. 7, en 1992, L 383, blz. 117 [rectificaties]) en is gewijzigd op 21 februari 1995 (PB L 44, blz. 61), 11 maart 1997 (PB L 103, blz. 1), 16 mei 2000 (PB L 122, blz. 43) en 28 november 2000 (PB L 322, blz. 1). Een geconsolideerde versie van het Reglement voor de procesvoering is gepubliceerd in PB C 34 van 1 februari 2001. Sindsdien zijn er twaalf wijzigingen geweest, te weten op 3 april 2001 (PB L 119 van 27.4.2001, blz. 1), op 17 september 2002 (PB L 272 van 10.10.2002, blz. 24, en PB L 281 van 19.10.2002, blz. 24 [rectificatie], op 8 april 2003 (PB L 147 van 14.6.2003, blz. 17), op 19 april 2004 (PB L 132 van 29.4.2004, blz. 2), op 20 april 2004 (PB L 127 van 29.4.2004, blz. 107), op 12 juli 2005 (PB L 203 van 4.8.2005, blz. 19), op 18 oktober 2005 (PB L 288 van 29.10.2005, blz. 51), op 18 december 2006 (PB L 386 van 29.12.2006, blz. 44), op 15 januari 2008 (PB L 24 van 29.1.2008, blz. 39), op 23 juni 2008 (PB L 200 van 29.7.2008, blz. 20), op 8 juli 2008 (PB L 200 van 29.7.2008, blz. 18) en op 13 januari 2009 (PB L 24 van 28.1.2009, blz. 8).

- 4 - Inhoud blz. A. Algemeen... 6 1. De verschillende fasen van de procedure voor het Hof... 6 2. De vertegenwoordiging van partijen... 6 a. Beginsel... 6 b. Vertegenwoordiging in prejudiciële zaken... 6 3. De talenregeling... 7 4. De kostenregeling en de kosteloze rechtsbijstand... 7 a. Kosten... 7 b. Kosteloze rechtsbijstand... 8 B. De schriftelijke procedure... 9 1. Doel van de schriftelijke procedure... 9 2. Verloop van de schriftelijke procedure... 9 a. Rechtstreekse beroepen... 9 b. Hogere voorziening... 9 c. Prejudiciële zaken... 9 3. De indiening van processtukken... 9 4. De betekening... 10 a. De adressaat... 10 b. Domiciliekeuze en instemming met betekening per telefax of e-mail... 10 5. Termijnen... 12 a. Berekening van de termijnen... 12 b. Termijn wegens afstand... 12 c. Beëindiging van de termijnen... 12 d. Verlenging van termijnen... 13 6. Inleidende processtukken... 13 a. Het verzoekschrift in rechtstreekse beroepen... 13 b. Het verzoekschrift in hogere voorziening... 13 c. Het doel van de inleidende processtukken... 13 d. Samenvatting van middelen en argumenten... 13 7. Verzoek om een prejudiciële beslissing... 13 8. Andere processtukken in zaken van rechtstreeks beroep en hogere voorziening... 14 a. Verweerschrift... 14 b. Repliek en dupliek... 14 c. Memories van antwoord, repliek en dupliek in de procedure van hogere voorziening... 14 d. Samenvatting van de middelen en argumenten... 14 9. Schriftelijke opmerkingen in prejudiciële zaken... 15 10. Schorsing van de behandeling... 15 11. Voorlopige maatregelen in kort geding... 15 a. Rechtstreeks bij het Hof ingediend verzoek... 15 b. Hogere voorziening tegen een beschikking in kort geding van het Gerecht van eerste aanleg... 16 12. Versnelde procedure en prejudiciële spoedprocedure... 16 13. Interventie...17 a. De procedure tot toelating van de interventie...17 b. De eigenlijke interventieprocedure...17 14. Praktische wenken...17 a. De redactie en inrichting van processtukken...17 b. Bijlagen bij de processtukken... 18 c. De feiten en bewijsmiddelen... 19 d. Citaten... 19

- 5 - C. De mondelinge procedure... 20 1. Voorbereiding van de pleitzitting... 20 a. Preparatoire maatregelen... 20 b. Rapport ter terechtzitting... 20 2. Doel van de mondelinge procedure... 21 3. Verloop van de mondelinge behandeling... 21 4. Consequenties van de simultaanvertolking... 21 5. De pleitduur...22 6. Noodzaak van een mondeling pleidooi... 23 7. Het afzien van een pleitzitting... 23 8. Zitting in kort geding... 23 9. Praktische wenken...24 a. Uitstel van een pleitzitting...24 b. Toegang tot het gebouw...24 c. Kleding...24

- 6 - A. ALGEMEEN 1. De verschillende fasen van de procedure voor het Hof De procedure voor het Hof omvat een schriftelijke behandeling gevolgd door een mondelinge behandeling (zie artikel 20, eerste alinea, Statuut). De mondelinge behandeling bestaat uit de pleidooien ter terechtzitting en de in openbare zitting genomen conclusie van de advocaat-generaal. Het Hof kan op grond van het Reglement voor de procesvoering beslissen om zonder pleitzitting uitspraak te doen (zie hierna sub C.7), en op grond van het Statuut kan het, de advocaat-generaal gehoord, beslissen om, wanneer een zaak geen nieuwe rechtsvraag aan de orde stelt, de zaak te berechten zonder conclusie van de advocaat-generaal (artikel 20, vijfde alinea, van het Statuut). Met de pleitzitting is de actieve deelneming van de raadslieden van partijen aan de procedure afgesloten. Behoudens de mogelijkheid van heropening van de procedure om bijzondere redenen, kunnen eventuele opmerkingen van partijen na de conclusie van de advocaatgeneraal niet meer in het dossier worden opgenomen. 2. De vertegenwoordiging van partijen a. Beginsel Het beginsel van de verplichte partijvertegenwoordiging is neergelegd in artikel 17 Statuut. Met uitzondering van de lidstaten en andere staten die partij zijn bij de EER-Overeenkomst, alsmede de gemeenschapsinstellingen, die door hun gemachtigden worden vertegenwoordigd, moeten partijen zich doen vertegenwoordigen door een advocaat die bevoegd is voor een rechterlijke instantie van een lidstaat of een andere staat die partij is bij de EER- Overeenkomst, op te treden; de verplichte vertegenwoordiging door een advocaat geldt niet voor de procedure ter verkrijging van kosteloze rechtsbijstand (zie hierna sub A.4.b) en, onder bepaalde voorwaarden, in prejudiciële zaken (zie sub b). Met advocaten gelijkgesteld zijn, luidens artikel 19, zevende alinea, Statuut, hoogleraren die onderdaan zijn van een lidstaat waarvan de wetgeving hun het recht toekent te pleiten. Overeenkomstig artikel 38, lid 3, RP is de advocaat bij het indienen van het verzoekschrift verplicht een document te deponeren waaruit blijkt, dat hij bevoegd is voor een rechterlijke instantie van een lidstaat of van een andere staat die partij is bij de EER-Overeenkomst, op te treden. Een copie van de officiële identiteitskaart van advocaat (uitgegeven door het CCBE) wordt hiertoe aanvaard. b. Vertegenwoordiging in prejudiciële zaken De regel van de verplichte vertegenwoordiging luidt enigszins anders in prejudiciële zaken (artikel 104, lid 2, RP). Een ieder die bevoegd is een partij in het hoofdgeding voor het nationale gerecht te vertegenwoordigen of bij te staan, mag zulks ook voor het Hof. Indien de voor het nationale gerecht geldende procedureregels geen enkele vertegenwoordiging voorschrijven, hebben de partijen in het hoofdgeding derhalve het recht zelf hun schriftelijke en mondelinge opmerkingen voor te dragen.

- 7-3. De talenregeling Men dient een duidelijk onderscheid te maken tussen enerzijds de procestaal volgens de regeling van de artikelen 29 e.v. RP, en anderzijds de interne werktaal van het Hof. De procestalen zijn alle officiële talen van de EG. Nochtans heeft elke zaak haar eigen taal. Eén taal moet dus als procestaal worden gekozen. Gevoegde zaken vormen een uitzondering op die regel, als elk dier zaken een andere procestaal heeft, in welk geval alle betrokken talen procestaal zijn. Wat de keuze van de taal betreft, kunnen de, zeer gedetailleerde, bepalingen van artikel 29 RP dienaangaande in drie punten worden samengevat: Bij rechtstreekse beroepen heeft de verzoeker het recht de procestaal te kiezen, tenzij de verwerende partij een lidstaat is, of een natuurlijke of rechtspersoon die tot het rechtsgebied van een lidstaat behoort; in dat geval is de procestaal de officiële taal (eventueel een der officiële talen) van die staat. In prejudiciële zaken is de procestaal steeds die van het verwijzende nationale gerecht. Lidstaten kunnen hun eigen taal bezigen, wanneer zij in een rechtstreeks beroep of in een hogere voorziening interveniëren of deelnemen aan een prejudiciële zaak. Voor de rechters en de advocaten-generaal geldt deze regel inzake de procestaal niet. Zij zijn derhalve vrij ter terechtzitting vragen te stellen in een der officiële talen van de Unie, die niet de procestaal is. De interne werktaal van het Hof is die welke de leden van het Hof en het personeel in de praktijk gebruiken voor interne mededelingen en gemeenschappelijke werkzaamheden. Deze werktaal is thans het Frans. Bijgevolg worden processtukken die in een andere taal dan het Frans zijn ingediend, door de diensten van het Hof voor de interne werkzaamheden in het Frans vertaald. 4. De kostenregeling en de kosteloze rechtsbijstand a. Kosten De procedure voor het Hof is kosteloos in die zin, dat geen griffierechten of andere rechten verschuldigd zijn. Kosten in de zin van artikel 69 e.v. RP betreffen uitsluitend de zogenoemde "invorderbare" kosten, dat wil zeggen advocatenkosten, de schadeloosstelling van getuigen, en de porto- en telefoonkosten van partijen zelf.

- 8 - Met betrekking tot de last van de kosten in rechtstreekse beroepen geldt het eenvoudige beginsel, dat de in het ongelijk gestelde partij in de kosten wordt verwezen en dus haar eigen kosten moet dragen evenals die van de andere interveniërende partijen, met uitzondering van de interveniërende lidstaten en de instellingen, die hun eigen kosten dragen. Voorwaarde voor de kostenverdeling is wel, dat in de respectieve schriftelijke memories is geconcludeerd ten aanzien van de kosten; zonder conclusie in die zin draagt elke partij haar eigen kosten. Het Hof heeft echter, al naar de omstandigheden van de zaak, de mogelijkheid de proceskosten over de partijen te verdelen of zelfs de in het gelijk gestelde partij in de kosten te verwijzen. Voor ambtenarenberoepen geldt een aparte kostenregeling (zie artikel 70 RP). Het Hof beslist over de kosten in het arrest of de beschikking waardoor een einde komt aan het geding. Met betrekking tot de gemaakte kosten in een prejudiciële zaak verwijst het Hof met een standaardformule naar de ten deze door het betrokken nationale gerecht te nemen eindbeslissing. Instellingen, lidstaten, andere staten die partij zijn bij de EER-Overeenkomst en eventuele derde staten die opmerkingen hebben ingediend, dragen hun eigen kosten. b. Kosteloze rechtsbijstand Het Reglement voor de procesvoering regelt in artikel 76 de kosteloze rechtsbijstand. Het Hof beschikt hiertoe over een beperkt begrotingsbedrag. Iedere partij die "niet of slechts ten dele tot betaling van de proceskosten in staat is", kan in iedere stand van het geding om kosteloze rechtsbijstand verzoeken. Het verzoek hangt niet af van de aard van het beroep of de procedure. Zo kan kosteloze rechtsbijstand ook in een prejudiciële zaak worden gevraagd. In een dergelijke zaak moet de partij echter eerst om kosteloze rechtsbijstand verzoeken bij de bevoegde instantie van zijn eigen land. Om van haar onvermogen te doen blijken, dient de partij het Hof alle daartoe strekkende gegevens te verschaffen, met name een bewijsstuk van de bevoegde autoriteiten. Indien het verzoek om kosteloze rechtsbijstand voorafgaat aan de indiening van het beroep, moet het tevens een summiere uiteenzetting van het voorwerp van dat beroep bevatten, om het Hof in staat te stellen te toetsen of de actie niet kennelijk ongegrond is. Voor de indiening van het verzoek is de partij vrijgesteld van de verplichting zich door een advocaat te doen vertegenwoordigen. De beschikking tot toewijzing of afwijzing van het verzoek is niet gemotiveerd noch vatbaar voor hogere voorziening. Opgemerkt zij, dat een partij die kosteloze rechtsbijstand heeft gekregen, nog wel degelijk in de kosten kan worden veroordeeld. Bovendien kan het Hof overgaan tot terugvordering van de uit hoofde van kosteloze rechtsbijstand betaalde bedragen.

- 9 - B. De schriftelijke procedure 1. Doel van de schriftelijke procedure Ongeacht de aard van elk beroep (rechtstreeks beroep, prejudiciële verwijzing, hogere voorziening), heeft de schriftelijke procedure steeds ten doel aan het Hof, de rechters en de advocaat-generaal een uitputtende uiteenzetting te geven van de feiten, de middelen en argumenten en de conclusies van partijen. Belangrijk in dit verband is dat de gehele procedure voor het Hof, en in het bijzonder de schriftelijke behandeling, wordt beheerst door het beginsel dat in de loop van het geding nieuwe middelen niet mogen worden voorgedragen, tenzij zij steunen op gegevens, rechtens of feitelijk, waarvan eerst in de loop van de behandeling is gebleken. De procedure voor het Hof kent dus niet dezelfde soepelheid als sommige nationale procedureregelingen. 2. Verloop van de schriftelijke procedure Het verloop van de schriftelijke procedure verschilt naargelang van de aard van het beroep. a. Rechtstreekse beroepen In een rechtstreeks beroep kan elk van de principale partijen twee memories indienen: het verzoekschrift en de repliek voor de verzoeker en het verweerschrift en de dupliek voor de verweerder. b. Hogere voorziening In hogere voorziening tegen een beslissing van het Gerecht van eerste aanleg kunnen partijen in beginsel slechts één processtuk neerleggen (verzoekschrift of memorie van antwoord) naargelang van hun procespositie. Een memorie van repliek kan slechts worden ingediend met uitdrukkelijke toestemming van de president van het Hof (zie hierna sub B.8.c.). c. Prejudiciële zaken In prejudiciële zaken kunnen de in artikel 20 Statuut bedoelde belanghebbenden binnen een dwingende termijn van twee maanden na kennisgeving van de verwijzingsbeschikking een memorie met hun schriftelijke opmerkingen indienen (zie hierna sub B.9). 3. De indiening van processtukken Elk processtuk moet worden ingediend bij de griffie van het Hof ter inschrijving in het register overeenkomstig het bepaalde in artikel 37 RP. Het origineel moet zijn ondertekend door de raadsman. De afschriften moeten voor eensluidend zijn gewaarmerkt door de partij van wie zij afkomstig zijn. Alle documenten waarop een beroep wordt gedaan, moeten, met een staat dier documenten, bij het processtuk worden gevoegd. Bij rechtstreekse beroepen moet het origineel, met alle daarin vermelde bijlagen, worden overgelegd met vijf afschriften voor het Hof en, met het oog op de betekening (zie hierna sub B.4), evenveel verdere afschriften als er partijen in het geding zijn.

- 10 - Elk processtuk moet op de griffie zelf van het Hof worden afgeleverd, of eventueel, buiten de openingsuren van de griffie, aan het dienstdoend lid van de bewakingsdienst bij de gebouwen van het Hof (rue du Fort Niedergrünewald, Plateau du Kirchberg). De gebouwen van het Hof zijn het gehele etmaal geopend. Bij verzending per post moet de omslag uitsluitend de volgende aanduiding vermelden: Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen Griffie L-2925 Luxemburg 4. De betekening a. De adressaat Bij rechtstreekse beroepen worden aan de betrokken partijen onder meer betekend: het verzoekschrift, het verzoekschrift in hogere voorziening, het verweerschrift, de memorie van antwoord, de repliek en dupliek, het verzoek in kort geding en het verzoek tot tussenkomst. Prejudiciële verzoeken van een nationale rechterlijke instantie, evenals de opmerkingen van de belanghebbenden krachtens artikel 23 Statuut, worden betekend aan de betrokken partijen, de lidstaten, de Commissie en eventueel de Raad, of de Raad en het Europees Parlement en de Europese centrale bank, alsmede de andere staten die partij zijn bij de EER-Overeenkomst en aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en aan de eventuele derde staten die partij zijn bij een overeenkomst die bepaalt dat zij aan de prejudiciële procedures kunnen deelnemen wanneer deze betrekking hebben op de in de betrokken overeenkomst behandelde materie. In alle zaken worden het rapport ter terechtzitting (indien er een pleitzitting is), de conclusie van de advocaat-generaal indien er een conclusie wordt genomen, en het arrest aan de bij de zaak betrokkenen betekend. b. Domiciliekeuze en instemming met betekening per telefax of e-mail In rechtstreekse beroepen bepaalt artikel 38, lid 2, RP dat partijen domicilie kiezen te Luxemburg, hetgeen kan geschieden bij elke in Luxemburg gevestigde natuurlijke persoon, met uitzondering van ambtenaren van het Hof van Justitie. De betekening wordt geacht deugdelijk te hebben plaats gehad bij ontvangst van het betekende stuk door de gedomicilieerde. In plaats van of naast het kiezen van domicilie kan de advocaat of gemachtigde van een partij zich ermee akkoord verklaren, dat betekeningen per fax of met een ander technisch communicatiemiddel worden gedaan. De processtukken, met uitzondering van arresten en beschikkingen, worden hem dan per fax of e-mail betekend. De betekening wordt geacht deugdelijk te hebben plaatsgehad met de verzending via deze communicatiemiddelen. Is het gebruik van deze communicatiemiddelen om technische redenen of wegens de aard of omvang van het stuk niet mogelijk, vindt de betekening plaats aan de gedomicilieerde te Luxemburg, of, wanneer geen domicilie is gekozen te Luxemburg, per aangetekende post met ontvangstbericht aan het adres van de advocaat of gemachtigde van de partij. De geadresseerde wordt hierover geïnformeerd per fax of e-mail. De aangetekende postzending wordt geacht de geadresseerde te hebben bereikt op de tiende dag na de terpostbezorging van de zending te Luxemburg, tenzij uit het ontvangstbericht blijkt dat de zending op een latere

- 11 - datum is ontvangen of de geadresseerde binnen drie weken na de aankondiging de griffier meedeelt dat het te betekenen stuk hem niet heeft bereikt (artikel 79, lid 2, RP).

- 12 - De advocaat of gemachtigde die akkoord gaat met betekening per fax of met een ander technisch communicatiemiddel, dient zijn faxnummer of e-mailadres op te geven. Bij gebreke van domiciliekeuze te Luxemburg of instemming van de advocaat of gemachtigde van een partij met betekening per fax of via een ander technisch communicatiemiddel worden de processtukken per aangetekende post betekend aan het adres van de betrokken advocaat of gemachtigde; in dit geval wordt de betekening geacht deugdelijk te hebben plaatsgevonden met de terpostbezorging van het stuk te Luxemburg. In prejudiciële zaken geldt de verplichting van domiciliekeuze niet en geschiedt de betekening per aangetekende post met bericht van ontvangst. Een partij kan zich echter uitdrukkelijk ermee akkoord verklaren, dat betekeningen per fax of met een ander technisch communicatiemiddel worden gedaan. In dit geval geschiedt de betekening op de bovenomschreven wijze. 5. Termijnen De procestermijnen worden berekend volgens het bepaalde in de artikelen 80 e.v. RP. Opgemerkt zij, dat sommige termijnen met name de beroepstermijnen [artikelen 230 (ex art. 173) en 232 (ex art. 175) EG], de interventietermijnen (artikelen 93 en 123 RP), de termijn voor de indiening van de memorie van antwoord (artikel 115 RP) en de termijn voor de indiening van schriftelijke opmerkingen in prejudiciële zaken (artikel 23 Statuut) niet voor verlenging vatbaar zijn. a. Berekening van de termijnen Een termijn die ingaat met de betekening van een processtuk, begint te lopen vanaf de ontvangst van het document door de gedomicilieerde te Luxemburg, vanaf de ontvangst van het document door de geadresseerde ingeval de betekening per aangetekende post geschiedt aan de geadresseerde, of vanaf de verzending van het processtuk per fax of e-mail ingeval de advocaat of gemachtigde ermee heeft ingestemd dat betekeningen hem op deze wijze worden gedaan. De dag van verzending of ontvangst van het stuk wordt bij de berekening van de termijn niet meegerekend (artikel 80, lid 1, sub a, RP). b. Termijn wegens afstand De procestermijnen worden verlengd met een forfaitaire termijn wegens afstand van tien dagen, ongeacht de plaats van het domicilie of de gewoonlijke verblijfplaats van de betrokken partij. c. Beëindiging van de termijnen De termijn voor indiening van een processtuk eindigt door de neerlegging van het origineel van het stuk. De dag waarop een kopie van het ondertekende origineel van een processtuk, eventueel tezamen met de staat van bijgevoegde stukken, per fax of via een ander technisch communicatiemiddel waarover het Hof beschikt (e-mail), ter griffie binnenkomt, wordt voor de berekening van de procestermijnen in aanmerking genomen, ook voor die termijnen die niet kunnen worden verlengd, mits het ondertekende origineel van het stuk met de bijbehorende bijlagen uiterlijk tien dagen later ter griffie wordt neergelegd. Bij toezending per e-mail gaat het dus om een gescande versie van het ondertekende origineel van het stuk.

- 13 - Stukken in deze vorm mogen uitsluitend worden verzonden naar het telefaxnummer van de griffie: (352) 43.37.66, respectievelijk het e-mail adres van de griffie: ecj.registry@curia.eu.int d. Verlenging van termijnen Volgens artikel 82 RP kunnen sommige krachtens het reglement zelf bepaalde termijnen worden verlengd. Voor een dergelijke verlenging dient de betrokken partij steeds een verzoek om verlenging in te dienen. Het verzoek moet tijdig, vóór het verstrijken van de termijn worden ingediend en met redenen zijn omkleed. Het is dienstig, mét het verlengingsverzoek kennis te geven van de instemming van de wederpartij. Een verzoek om verlenging kan ook per telefax worden ingediend. 6. Inleidende processtukken a. Het verzoekschrift in rechtstreekse beroepen Het inleidend verzoekschrift moet overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 37 en 38 RP worden ingediend. De bepalingen in artikel 38, lid 1, RP zijn van dwingend recht (zie artikel 38, lid 7, RP). De niet-nakoming van de genoemde voorwaarden leidt eventueel tot de formele niet-ontvankelijkheid van het beroep. De procestaal wordt in beginsel door de verzoeker gekozen (artikel 29 RP). b. Het verzoekschrift in hogere voorziening Artikel 112 RP geeft de regels voor het verzoekschrift in hogere voorziening. De bepalingen van artikel 112, lid 1, RP zijn van dwingend recht (zie artikel 112, lid 3, RP). De procestaal is die van de beslissing van het Gerecht van eerste aanleg, waartegen de hogere voorziening is gericht (zie artikel 110 RP). c. Het doel van de inleidende processtukken De inleidende processtukken moeten alle elementen feitelijk en rechtens, die het standpunt van verzoeker vermogen te rechtvaardigen, ter kennis van het Hof brengen. Tevens vormt het verzoekschrift de begrenzing van het geding, daar in de loop van het geding in beginsel geen nieuwe middelen en nieuwe conclusies mogen worden voorgedragen (zie ook hierna sub B.13.a). d. Samenvatting van middelen en argumenten Het is gewenst, dat elke memorie vergezeld gaat van een samenvatting van de middelen en argumenten van ten hoogste twee bladzijden. De gebezigde middelen en argumenten treden aldus duidelijk naar voren, hetgeen dienstig is bij de voorbereiding van het rapport ter terechtzitting door de rechter-rapporteur. 7. Verzoek om een prejudiciële beslissing In prejudiciële zaken krijgt het Hof een beslissing voorgelegd van een nationaal gerecht dat de eigen procedure schorst en vragen over het gemeenschapsrecht stelt. De partijen in het geding voor het nationale gerecht kunnen zich niet zelf rechtstreeks tot het Hof wenden en zijn ook niet verplicht te handelen voordat de verwijzing hun door de griffie van het Hof is betekend (zie hierboven sub B.2.c. en B.4).

- 14 - De verwijzingsbeslissing, die naar haar vorm de nationale rechtsregels volgt, wordt door de betrokken griffie of rechter ter kennis gebracht van het Hof. Het Hof heeft ten behoeve van de nationale rechterlijke instanties een document opgesteld genaamd wenken voor de indiening van prejudiciële verzoeken door de nationale rechters. Voor zover het voorstel voor de tekst van de verwijzingsbeslissing afkomstig is van de raadslieden, zij erop gewezen, dat de verwijzingsbeslissing het feitelijk en rechtskader duidelijk genoeg moet aangeven om de strekking van de gestelde vragen te kunnen overzien. 8. Andere processtukken in zaken van rechtstreeks beroep en hogere voorziening a. Verweerschrift De hoofdvoorwaarden betreffende het verweerschrift zijn opgesomd in artikel 40 RP. Gezien het in alle onderdelen van het geding geldende verbod om nieuwe middelen voor te dragen, moet de verweerder alle elementen feitelijk en rechtens waarover hij beschikt, aanvoeren bij de opstelling van het verweerschrift. b. Repliek en dupliek De repliek dient alleen ter beantwoording van de middelen en argumenten in het verweerschrift; elke onnodige herhaling moet worden vermeden. Zo ook heeft de dupliek alleen ten doel te antwoorden op de middelen en argumenten in de repliek. De repliek en dupliek vinden hun regeling in artikel 42 RP en mogen in beginsel geen nieuwe middelen bevatten. De indiening van een repliek of dupliek is zuiver facultatief. Ter bespoediging van de schriftelijke procedure wordt partijen verzocht serieus te overwegen ervan af te zien. Slechts bij uitzondering zal een termijnverlenging voor de indiening van deze memories worden toegestaan. c. Memories van antwoord, repliek en dupliek in de procedure van hogere voorziening De memorie van antwoord in hogere voorziening moet voldoen aan artikel 115 RP. De indiening van een repliek is onderworpen aan de voorafgaande toestemming van de president na een verzoek van de betrokken partij. Dit verzoek moet binnen een dwingende termijn van 7 dagen na betekening van de memorie van antwoord worden ingediend. In het belang van een voortvarend verloop van de procedure wordt partijen verzocht zoveel mogelijk van een dergelijk verzoek af te zien. Wordt een repliek toegestaan, dan kan worden gedupliceerd. d. Samenvatting van de middelen en argumenten Het is gewenst dat de verweerschriften, etc., evenals de inleidende processtukken, vergezeld gaan van een samenvatting van de middelen en argumenten van ten hoogste twee bladzijden.

- 15-9. Schriftelijke opmerkingen in prejudiciële zaken Na betekening van de verwijzingsbeslissing door de griffie van het Hof, kunnen de "belanghebbenden" dat wil zeggen de partijen in het nationale hoofdgeding, de lidstaten, de Commissie en, in voorkomend geval, de Raad, het Parlement en de Europese centrale bank en eventueel de andere staten die partij zijn bij de EER-Overeenkomst alsmede de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA of een derde staat die partij is bij een overeenkomst die bepaalt dat hij kan deelnemen wanneer het om de betrokken materie gaat een schriftelijke memorie, aangeduid als schriftelijke opmerkingen, indienen binnen een termijn van twee maanden (plus de forfaitaire afstandstermijn van 10 dagen). Dit is een dwingende termijn die niet kan worden verlengd. Schriftelijke opmerkingen hebben ten doel de op de gestelde vragen door het Hof te geven antwoorden voor te stellen en de argumenten voor die antwoorden beknopt, maar volledig uiteen te zetten. Het is van belang de feitelijke omstandigheden van de zaak ten principale alsmede de relevante bepalingen van de betrokken nationale wetgeving ter kennis van het Hof te brengen. Vermeld zij, dat geen der belanghebbenden de mogelijkheid heeft schriftelijk te antwoorden op de schriftelijke opmerkingen van de andere belanghebbenden. Zij kunnen dit slechts mondeling doen op de terechtzitting. De schriftelijke opmerkingen worden hiertoe na de schriftelijke procedure en nadat de nodige vertalingen zijn vervaardigd, aan alle belanghebbenden toegezonden. Het indienen van schriftelijke opmerkingen verdient aanbeveling, daar de spreektijd ter terechtzitting strikt beperkt is. De belanghebbende die geen schriftelijke opmerkingen heeft ingediend, behoudt echter het recht ter terechtzitting, indien die plaats vindt, te worden gehoord, en met name in zijn antwoord op de schriftelijke argumenten. 10. Schorsing van de behandeling Volgens artikel 82 bis RP kan de behandeling worden geschorst: in de gevallen bedoeld in artikel 54 Statuut, wanneer bij het Hof en het Gerecht van eerste aanleg tezelfdertijd zaken over hetzelfde onderwerp aanhangig zijn, bij een beschikking van het Hof waarover partijen niet behoeven te worden gehoord; in alle andere gevallen, bij een beslissing van de president, genomen nadat de advocaat-generaal en, in andere dan prejudiciële zaken, de partijen zijn gehoord. Gedurende de schorsing verloopt voor partijen geen enkele procestermijn. 11. Voorlopige maatregelen in kort geding a. Rechtstreeks bij het Hof ingediend verzoek Een verzoek om voorlopige maatregelen in kort geding kan slechts worden ontvangen, indien de verzoeker partij is in een voor het Hof aanhangige zaak en het verzoek met die zaak verband houdt. Desalniettemin moet het verzoek steeds bij afzonderlijke akte worden ingediend en moet het beantwoorden aan de voorwaarden van artikel 83 RP. Het kan te zamen met het verzoek in de hoofdzaak worden gedaan. Aangezien het bij een verzoek in kort geding om een urgentieprocedure gaat en vanwege de noodzaak van een snelle vertaling, is het gewenst dat de verzoeker, in zijn verzoek om voorlopige maatregelen, de middelen feitelijk en rechtens ter ondersteuning van zijn verzoek beknopt samenvat. Het verzoek in kort geding moet op zichzelf de president of, in voorkomend geval, het Hof in staat stellen de gegrondheid van de gevraagde maatregelen te beoordelen.

- 16 - Het verzoek in kort geding wordt betekend aan de wederpartij die doorgaans gemachtigd wordt binnen een korte termijn van ongeveer een maand schriftelijk van antwoord te dienen. Eerst na indiening van deze opmerkingen houdt de president, eventueel in aanwezigheid van de rechter-rapporteur en de advocaat-generaal, een (openbare) zitting en geeft hij zijn beschikking. In zeer spoedeisende gevallen kan de president onmiddellijk beslissen, dat wil zeggen binnen drie tot vier dagen na het verzoek in kort geding en zonder de schriftelijke opmerkingen van de wederpartij af te wachten. In dit geval is de beschikking voorlopig in zover zij de kort-gedingprocedure niet afsluit. Deze gaat dan door met de uitnodiging aan de wederpartij harerzijds schriftelijke opmerkingen in te dienen. De procedure wordt na de zitting afgesloten met een (tweede) beschikking die, met bevestiging of wijziging van de eerste (voorlopige) beschikking, een einde aan dit geding maakt. b. Hogere voorziening tegen een beschikking in kort geding van het Gerecht van eerste aanleg Ingevolge artikel 57 van het Statuut staat hogere voorziening, beperkt tot rechtsvragen, open tegen beschikkingen in kort geding, gegeven onder meer door de president van het Gerecht. Deze hogere voorziening is aan dezelfde procedure onderworpen als een rechtstreeks bij het Hof ingediend verzoek om voorlopige maatregelen. 12. Versnelde procedure en prejudiciële spoedprocedure Voor rechtstreekse beroepen waarin voorlopige maatregelen in kort geding niet adequaat zijn, maar de bijzondere spoedeisendheid van de zaak toch een snelle definitieve beslissing van het Hof vereist, voorziet artikel 62 bis RP in de mogelijkheid om bij uitzondering en na beslissing van de president een versnelde procedure te volgen. Het verzoek om versnelde behandeling van een zaak wordt bij afzonderlijke akte gedaan bij de indiening van het verzoek- of het verweerschrift. In de versnelde procedure speelt de pleitzitting een grotere rol. Het schriftelijke gedeelte omvat gewoonlijk niet meer dan het verzoekschrift en het verweerschrift. Het verdient aanbeveling, deze memories zo beknopt en kort mogelijk te houden. De datum van de pleitzitting, die in de versnelde procedure verplicht is, wordt onmiddellijk na de indiening van het verweerschrift of, indien de beslissing tot versnelde behandeling pas na de indiening van het verweerschrift wordt genomen, onmiddellijk na deze beslissing bepaald. Een versnelde behandeling is ook mogelijk voor prejudiciële verwijzingen (artikel 104 bis RP). Enkel de verwijzende rechter kan evenwel hierom verzoeken. Ten slotte dient erop te worden gewezen dat een nationale rechterlijke instantie toepassing van een bijzondere procedure de prejudiciële spoedprocedure kan vragen voor prejudiciële verwijzingen waarin een of meer vragen aan de orde zijn die betrekking hebben op de gebieden bedoeld in titel VI van het Verdrag betreffende de Unie of in titel IV van het derde deel van het EG-Verdrag. De voorwaarden en de toepassingsmodaliteiten van deze procedure, daaronder begrepen in voorkomend geval het achterwege laten van het schriftelijke gedeelte van de procedure, worden uiteengezet in artikel 104 ter RP).

- 17-13. Interventie Interventie is alleen mogelijk in zaken van rechtstreeks beroep en van hogere voorziening. De conclusies van het verzoek tot interventie kunnen slechts strekken tot ondersteuning van de conclusies van een der partijen. Opgemerkt zij, dat de interveniënt het geding aanvaardt in de stand op het ogenblik van de interventie. De interventieprocedure bestaat uit twee delen: de procedure tot toelating van de interventie, en de eigenlijke interventieprocedure. a. De procedure tot toelating van de interventie Om te worden toegelaten tot interventie in een rechtstreeks beroep, dient de betrokkene een verzoek tot interventie in te dienen. Dit verzoek moet worden gedaan binnen een termijn van 6 weken vanaf de publicatie van de kennisgeving in het Publicatieblad. Niettemin kan ook nadien nog een desbetreffend verzoek worden ingediend (zie hierna sub b). Het verzoek dient alle noodzakelijke elementen te bevatten om de president of, in voorkomend geval, het Hof in staat te stellen over de toelating van de interventie te beslissen. Vóór de beslissing van het Hof of van de president worden de partijen ten principale uitgenodigd hunnerzijds schriftelijke opmerkingen, bij uitzondering zelfs mondelinge opmerkingen, in te dienen over de ontvankelijkheid en de wenselijkheid van de interventie. Tevens wordt hun verzocht het Hof te doen weten of zij een recht van vertrouwelijkheid wensen in te roepen. In dat geval wordt, bij toelating van de interventie, de betrokken partij gevraagd niet-vertrouwelijke versies van haar memories in te dienen. Het interventieverzoek behoeft niet in de procestaal te zijn gesteld. b. De eigenlijke interventieprocedure Na toelating van de interventie dient de interveniënt een memorie in interventie in. In dit stadium is het gebruik van de procestaal verplicht, behalve voor interveniërende lidstaten. De memorie in interventie kan worden gevolgd door een memorie van opmerkingen van partijen. Wordt het interventieverzoek na afloop van de normale termijn gedaan, maar vóór de opening van de mondelinge behandeling, kan de interveniënt slechts mondelinge opmerkingen maken ter terechtzitting, indien deze plaats heeft. In de versnelde procedure kan de interveniënt slechts mondeling stelling nemen ter terechtzitting. 14. Praktische wenken a. De redactie en inrichting van processtukken De processtukken zijn vrij van elk formalisme (behoudens de inachtneming van de elders vermelde regels), doch zij moeten zowel volledig en bondig als duidelijk en nauwkeurig zijn gesteld. Gezien vooral de noodzaak van vertaling en de daaruit voortvloeiende termijnen, moeten herhalingen worden vermeden. Het Hof moet bij enkele lezing de voornaamste feitelijke en rechtspunten kunnen onderkennen.

- 18 - Waar de rechters en de advocaat-generaal de memories meestal in een andere dan de oorspronkelijke taal lezen, dienen de raadslieden in het oog te houden dat, wanneer de betekenis van een tekst in de oorspronkelijke taal onduidelijk is, dit in de vertaling vaak nog sterker het geval zal zijn, temeer omdat het bij omzetting in een andere taal niet altijd mogelijk is een bevredigende, en zelfs juiste, vertaling te vinden van het voor de nationale rechterlijke instanties gebezigde "juridische jargon". Voorts worden de raadslieden herinnerd aan de strikte regel betreffende het aanvoeren van nieuwe middelen (zie hierboven sub B.1, B.6.c, en B.8.a); zij kunnen ook niet, zelfs niet voorwaardelijk, middelen of argumenten "voorbehouden" voor latere memories of voor de mondelinge behandeling. Het verdient aanbeveling de processtukken duidelijk en logisch, met een onderverdeling in aparte hoofdstukken met titel en paragraafnummer, op te stellen. Naast een samenvatting van de middelen en argumenten kan in ingewikkelde zaken een inhoudsopgave nuttig zijn. Voor de inleidende processtukken ware het volgende indelingsschema aan te houden: Aanduiding van het soort geding en van de aard van de verzochte beslissing: beroep tot nietigverklaring, verzoek in kort geding, etc.; Uiteenzetting van de voornaamste feiten; Vermelding van alle middelen ter ondersteuning van het verzoek; De toelichting bij elk middel, met de desbetreffende verwijzingen naar de rechtspraak van het Hof; De eigenlijke conclusies als slotsom van de middelen en argumenten. In het geval van hogere voorziening legt artikel 113 RP een beperking op aan de conclusies. Het is gewenst dat de opbouw van de memories van verweer, etc., nauw aansluit bij de opbouw van het betoog in de processtukken waarop zij antwoorden. De schriftelijke opmerkingen in prejudiciële zaken dienen aan te geven: de voornaamste feiten alsmede de betrokken bepalingen van nationaal recht, het juridisch vertoog, met de verwijzingen naar de rechtspraak van het Hof, de aan het Hof voorgestelde antwoorden op de vragen van het verwijzende gerecht. Indien echter de belanghebbende de uiteenzetting van de omstandigheden van de zaak in de verwijzingsbeslissing aanvaardt, behoeft hij dit slechts te zeggen. b. Bijlagen bij de processtukken In herinnering zij gebracht (zie artikel 37 RP), dat de documenten waarnaar door partijen wordt verwezen, als bijlagen bij het processtuk moeten worden gevoegd. Slechts bij grote uitzondering en dan nog alleen met instemming van partijen neemt het Hof documenten in aanmerking die buiten de procestermijnen of ter terechtzitting worden aangeboden. Alleen relevante documenten, waarop partijen hun betoog doen steunen, moeten aan het processtuk zelf worden gehecht. In het geval van omvangrijke documenten is het geoorloofd en zelfs gewenst dat alleen ter zake doende uittreksels worden geproduceerd en een volledig exemplaar ter griffie wordt neergelegd.

- 19 - Aangezien bijlagen bij het Hof alleen op verzoek van een der leden worden vertaald, moet het belang van elke bijlage duidelijk uit de memorie zelf blijken. Pleitnota's worden bij het Hof niet in het dossier opgenomen (voor wat betreft de toezending van pleitnota's aan de tolkendienst, zie sub C.4). Opgemerkt zij evenwel dat de raadslieden te allen tijde officieuze vertalingen van processtukken en bijlagen kunnen inzenden, ook al hebben die vertalingen krachtens artikel 31 RP geen rechtskracht. c. De feiten en bewijsmiddelen De initiële processtukken moeten alle bewijselementen voor elk van de betwiste feiten aangeven. Nochtans kunnen later nieuwe bewijselementen worden voorgesteld (in tegenstelling tot hetgeen is bepaald aangaande nieuwe middelen), op voorwaarde dat de vertraging wordt gerechtvaardigd. De verschillende bewijsmiddelen waarover partijen beschikken, zijn opgesomd in artikel 45, lid 2, RP. d. Citaten De raadslieden wordt bij het citeren van een arrest van het Hof verzocht hiervan alle referenties aan te geven, waaronder de naam van de partijen, of althans de naam van de verzoeker. Voorts wordt hun verzocht, bij het citeren van een passage uit een arrest van het Hof of uit conclusies van de advocaat-generaal de bladzijde en de paragraaf te vermelden waar de passage zich bevindt. Ter vergemakkelijking stelt het Hof voor, de in de arresten van het Hof zelf gebezigde citeerwijze te volgen, bij voorbeeld: "arrest van 15 januari 1987, Misset (152/85, Jurispr. 1987, blz. 223, punt...".

- 20 - C. DE MONDELINGE PROCEDURE 1. Voorbereiding van de pleitzitting Nadat de schriftelijke procedure is afgelopen en de nodige vertalingen zijn vervaardigd, brengt de rechter-rapporteur zijn voorlopig rapport uit voor de algemene vergadering, waaraan alle leden van het Hof deelnemen. In dit rapport, dat niet ter beschikking van partijen staat, stelt de rechter-rapporteur in overleg met de advocaat-generaal, de door het Hof te nemen procedurele en/of andere preparatoire maatregelen voor. In de meeste gevallen besluit het Hof op voorstel van de rechter-rapporteur, zonder instructie over te gaan tot de mondelinge behandeling, waarvan de datum daarna wordt vastgesteld door de president. a. Preparatoire maatregelen Het Hof beslist dan eveneens over de door de rechter-rapporteur in overleg met de advocaat-generaal voorgestelde preparatoire maatregelen. Daarbij wordt partijen eventueel verzocht, vóór de zitting hetzij hun conclusies en middelen te preciseren ten einde onduidelijke punten op te helderen of nader in te gaan op onvoldoende behandelde vraagstukken, hetzij hun pleidooien op bepaalde punten te concentreren, hetzij in hun pleidooi allereerst bepaalde vragen van het Hof te beantwoorden. De antwoorden van partijen op die vragen worden hetzij schriftelijk binnen een door het Hof bepaalde termijn, hetzij mondeling op de zitting ingewacht. Het komt voor, dat het Hof vraagt de pleidooien te coördineren van verschillende raadslieden die in wezen dezelfde stelling verdedigen of van eenzelfde raadsman die in dezelfde zitting meermaals dezelfde stelling verdedigt (bij voorbeeld in een zaak van rechtstreeks beroep en een verwante prejudiciële zaak). Anderzijds wordt de raadslieden altijd gevraagd, zelf het initiatief te nemen om over hun pleidooien overleg te plegen ten einde de mondelinge behandeling zo doelmatig mogelijk te doen verlopen. b. Rapport ter terechtzitting Wanneer in de procedure een pleitzitting wordt gehouden (zie met betrekking tot het afzien van een pleitzitting hierna sub C.7), wordt een rapport ter terechtzitting opgesteld. Ongeveer drie weken vóór de zitting wordt het rapport ter terechtzitting toegezonden aan de raadslieden van partijen, de belanghebbenden en de andere deelnemers aan de procedure. Dit rapport, dat afkomstig is van de rechter-rapporteur, bevat, bij rechtstreekse beroepen en de hogere voorzieningen, een beknopte beschrijving van de relevante feiten en van de toepasselijke bepalingen; de conclusies van de partijen en de aangevoerde middelen worden overgenomen, en het ter ondersteuning van de middelen gevoerde betoog wordt in beginsel slechts in de vorm van een synthese weergegeven. In prejudiciële zaken bevat het rapport een beschrijving van het rechtskader en de feiten van de zaak; de prejudiciële vragen en de in de schriftelijke opmerkingen voorgestelde antwoorden worden overgenomen, en de argumenten die ter ondersteuning van de voorgestelde antwoorden zijn aangevoerd, worden in beginsel niet overgenomen. Na ontvangst van het rapport ter terechtzitting, dienen partijen zich ervan te vergewissen, dat de in het rapport overgenomen gegevens geen fouten bevatten. De raadslieden die menen dat dit het geval is, wordt verzocht de griffier hiervan op de hoogte te stellen vóór de zitting en de door hen nodig geachte correcties voor te stellen. Opgemerkt zij evenwel, dat het rapport ter terechtzitting naar zijn aard het rapport van de rechter-rapporteur aan de andere leden van het Hof is en dat alleen het Hof over de noodzaak tot wijziging beslist.

- 21-2. Doel van de mondelinge procedure In alle zaken (rechtstreekse beroepen, hogere voorzieningen en prejudiciële verwijzingen) buiten het geval van versnelde behandeling of prejudiciële spoedprocedure en gelet op de kennis die het Hof reeds heeft van alle in het kader van de schriftelijke behandeling ingediende documenten, heeft de mondelinge procedure ten doel: gevolg te geven aan eventuele verzoeken om concentratie van de pleidooien; in dat geval behoeft niet te worden ingegaan op andere aspecten van de zaak; de discussie te verdiepen door de belangrijkste punten voor de beslissing van het Hof nader uit te leggen en in het licht te stellen; eventueel nieuwe argumenten op grond van recente ontwikkelingen na de sluiting van de schriftelijke procedure en die deswege niet in de schriftelijke memorie konden worden behandeld, aan te voeren; te antwoorden op de vragen van het Hof. De antwoorden op de vragen die in de oproep ter terechtzitting voor mondelinge beantwoording zijn gesteld, moeten in de pleidooien worden gegeven. In prejudiciële procedures, of in andere procedures waarin tijdens de schriftelijke behandeling slechts een enkele memorie is ingediend, heeft de pleitzitting vooral tot doel de partijen en andere belanghebbenden de mogelijkheid te bieden, te antwoorden op de argumenten die andere deelnemers in hun schrifturen hebben aangevoerd. Tijdens de mondelinge behandeling mag niet worden herhaald wat reeds in schriftelijke vorm is aangevoerd. De deelnemers aan de terechtzitting die soortgelijke stellingen poneren, moeten in de mate van het mogelijke vermijden de tijdens die terechtzitting geponeerde stellingen te herhalen. 3. Verloop van de mondelinge behandeling Vóór het begin van de zitting nodigt het Hof de raadslieden uit voor een kort onderhoud over het verloop van de zitting. Bij die gelegenheid kunnen de rechter-rapporteur en/of de advocaat-generaal andere punten aangeven die zij tijdens de pleidooien nader uiteengezet willen zien. De zitting begint doorgaans met de pleidooien van de raadslieden van partijen. Daarna komen eventueel de vragen van de leden van het Hof. Ten slotte kunnen de raadslieden, indien nodig, nog een korte conclusie van repliek indienen. Het komt regelmatig voor, dat leden van het Hof de pleidooien van de raadslieden onderbreken om bepaalde punten die zij van bijzonder belang achten, te laten verduidelijken. 4. Consequenties van de simultaanvertolking De leden van het Hof volgen de pleidooien niet altijd in de taal waarin zij worden gehouden, doch in simultaanvertolking. Het is in het belang van de raadslieden hiermee rekening te houden om er zeker van te zijn dat hun vertoog volledig wordt begrepen door de leden van het Hof. De pleiter dient de tolk derhalve te zien als onmisbaar medewerker bij zijn voordracht. Allereerst wordt sterk afgeraden een vooraf op schrift gestelde tekst voor te lezen. Een dergelijke tekst bevat immers meestal langere en ingewikkelder zinnen en de spreker heeft de neiging hem sneller te lezen dan voor een goede vertolking vereist is. De pleiters hebben er zelf belang bij, te spreken op basis van overzichtelijke aantekeningen en daarbij eenvoudige bewoordingen en korte zinnen te gebruiken. Indien de advocaat toch een tekst wil lezen, gelden dezelfde aanbevelingen: eenvoudige bewoordingen en korte zinnen en een normaal leestempo.

- 22 - Om dezelfde redenen is het gewenst allereerst de inrichting van het pleidooi aan te geven. Vóór de zitting bestuderen de tolken zorgvuldig het gehele zaakdossier. Indien de pleiter zo spoedig mogelijk alle nuttige inlichtingen over de vermoedelijke inhoud van zijn pleidooi (eventueel pleitnota's) verstrekt, kunnen de tolken hun voorbereiding aanvullen, de structuur van het betoog beter weergeven en niet onverhoeds verrast worden door technische termen, citaten en cijfers. Aanbevolen wordt deze gegevens aan het directoraat Vertolking van het Hof te zenden per telefax (Luxemburg (352) 4303-3697) of e-mail (interpret@curia.europa.eu). Deze tekst zal alleen aan de tolken worden meegedeeld. Ter voorkoming van misverstand moet wel steeds de naam van de partij in de tekst worden vermeld. Ten slotte: de raadslieden zijn door de tolken alleen te horen als zij rechtstreeks in de microfoon spreken. 5. De pleitduur In het algemeen is de initiële pleitduur van elke principale partij beperkt tot maximaal 20 minuten, doch tot maximaal 15 minuten voor de kamers met drie rechters. De pleitduur van interveniënten is beperkt tot maximaal 15 minuten. Afwijkingen van deze regel kunnen door het Hof worden toegestaan voor zover het beginsel van wederzijdse gelijkheid is gewaarborgd. Het verzoek hiertoe moet worden gericht tot de griffier van het Hof, met een uitvoerige motivering en aanduiding van de noodzakelijk geachte spreektijd. Het verzoek wordt slechts in aanmerking genomen, indien het het Hof ten minste twee weken voor de datum van de zitting bereikt. De beslissing op het verzoek wordt de betrokkene ten minste een week voor de zitting betekend. De partij die akkoord gaat met een bekorte spreektijd, dient zich aan de aangegeven tijd te houden. Mede gelet op het doel van de pleitzitting, leert de ervaring dat geoefende pleiters de toegekende spreektijd doorgaans niet opgebruiken. Meestal volstaat een spreektijd van minder dan 20 minuten. Om redenen die verband houden met het goede verloop van de terechtzitting, krijgt slechts een persoon per partij bij de procedure toestemming om te pleiten. Bij wijze van uitzondering kan aan een tweede persoon toestemming worden gegeven om te pleiten wanneer de aard van de zaak dit rechtvaardigt en uiterlijk twee weken vóór de datum van de terechtzitting een met redenen omkleed verzoek daartoe is ingediend. De spreektijd moet ook in acht worden genomen wanneer twee personen toestemming hebben gekregen om te pleiten. Alleen degene die het initiële pleidooi heeft gehouden, mag repliceren. Wanneer twee pleiters toestemming hebben gekregen om het woord te voeren voor een partij, mag slechts een van hen repliceren. Indien verschillende partijen hetzelfde standpunt voor het Hof innemen (met name in het geval van interventies of bij gevoegde zaken), wordt hun raadslieden verzocht vóór de zitting overleg te plegen om herhalingen bij de pleidooien te voorkomen. De zittingspresident zal erop toezien, dat de hiervoor genoemde beginselen worden nagekomen, zowel wat betreft het doel van de mondelinge behandeling, dat wil zeggen de inhoud van de pleidooien, als wat betreft toegekende spreektijd.