Datum van inontvangstneming : 07/09/2018

Vergelijkbare documenten
Datum van inontvangstneming : 17/07/2019

Datum van inontvangstneming : 22/08/2017

Datum van inontvangstneming : 02/06/2015

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 19 december 2013 (*)

Datum van inontvangstneming : 17/07/2018

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

Datum van inontvangstneming : 15/09/2017

Datum van inontvangstneming : 07/02/2017

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016

Datum van inontvangstneming : 21/06/2016

Date de réception : 18/10/2011

Datum van inontvangstneming : 23/01/2019

Date de réception : 01/12/2011

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 13/08/2015

Datum van inontvangstneming : 30/06/2016

Datum van inontvangstneming : 11/09/2012

Datum van inontvangstneming : 16/02/2018

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 08/05/2017

Datum van inontvangstneming : 25/08/2014

ARREST VAN HET HOF (Negende kamer) 12 maart 2015 (*)

Datum van inontvangstneming : 11/06/2013

Datum van inontvangstneming : 04/11/2013

Datum van inontvangstneming : 06/02/2017

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016

Datum van inontvangstneming : 29/01/2018

Datum van inontvangstneming : 29/12/2016

Datum van inontvangstneming : 17/10/2017

Datum van inontvangstneming : 28/06/2012

Datum van inontvangstneming : 23/05/2019

Datum van inontvangstne ming : 13/04/2012

Datum van inontvangstneming : 11/03/2014

Datum van inontvangstneming : 20/12/2017

Datum van inontvangstneming : 10/01/2018

Datum van inontvangstneming : 13/11/2018

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

Datum van inontvangstneming : 24/01/2018

Datum van inontvangstneming : 05/09/2016

Datum van inontvangstneming : 25/10/2013

Datum van inontvangstneming : 12/03/2015

Datum van inontvangstneming : 10/10/2017

Datum van inontvangstneming : 03/07/2017

Datum van inontvangstneming : 16/09/2014

Datum van inontvangstneming : 21/11/2017

Datum van inontvangstneming : 05/08/2014

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*)

( Richtlijnen van de Raad 77/388, artikel 13, B, sub d, punt 1, en 78/583, artikel 1 )

Fiscaal Portaal Gemeenten

Datum van inontvangstne ming : 24/05/2012

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters,

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 20 juni 2013 (*)

Datum van inontvangstneming : 04/07/2016

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 06/04/2017

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 2 mei 1996 *

Datum van inontvangstneming : 19/06/2012

Datum van inontvangstneming : 14/02/2017

Datum van inontvangstneming : 16/12/2016

Datum van inontvangstneming : 22/07/2019

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013

Datum van inontvangstneming : 05/06/2015

Fiscaal Portaal Gemeenten

Datum van inontvangstneming : 31/01/2014

Datum van inontvangstneming : 02/04/2018

Datum van inontvangstneming : 19/07/2016

Datum van inontvangstneming : 23/09/2014

Datum van inontvangstneming : 23/07/2013

Datum van inontvangstneming : 29/01/2019

Jurisprudentie. BESCHIKKING VAN HET HOF (Zesde kamer) 14 juni 2017 *

Datum van inontvangstneming : 13/10/2017

Datum van inontvangstneming : 13/11/2015

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

Datum van inontvangstneming : 05/03/2018

Hof van Cassatie van België

Datum van inontvangstneming : 04/04/2013

Datum van inontvangstneming : 17/12/2015

Datum van inontvangstneming : 30/12/2013

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 26 april 2012 (*)

Datum van inontvangstneming : 16/01/2019

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 16 september 1997 *

Datum van inontvangstneming : 20/01/2017

Datum van inontvangstneming : 26/02/2016

Datum van inontvangstneming : 28/02/2013

Date de réception : 06/12/2011

Datum van inontvangstneming : 06/08/2015

Datum van inontvangstneming : 19/08/2014

Datum van inontvangstneming : 21/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/02/2017

Datum van inontvangstneming : 22/05/2017

Datum van inontvangstneming : 27/01/2014

Datum van inontvangstneming : 20/09/2016

Transcriptie:

Datum van inontvangstneming : 07/09/2018

Samenvatting C-488/18-1 Zaak C-488/18 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie Datum van indiening: 25 juli 2018 Verwijzende rechter: Bundesfinanzhof (Duitsland) Datum van de verwijzingsbeslissing: 21 juni 2018 Verzoekster en verweerster in Revision: Golfclub Schloss Igling e.v. Verweerder en verzoeker tot Revision: Finanzamt Kaufbeuren mit Außenstelle Füssen Voorwerp van het hoofdgeding Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw) Rechtstreekse werking van artikel 132, lid 1, onder m), van richtlijn 2006/112 Uitlegging van het in deze bepaling gebruikte begrip instelling zonder winstoogmerk Voorwerp en rechtsgrondslag van het verzoek om een prejudiciële beslissing Uitlegging van het Unierecht, art. 267 VWEU Prejudiciële vragen 1) Heeft artikel 132, lid 1, onder m), van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, volgens hetwelk de lidstaten vrijstelling verlenen voor sommige diensten welke nauw samenhangen met NL

SAMENVATTING VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING - ZAAK C-488/18 de beoefening van sport of met lichamelijke opvoeding en welke door instellingen zonder winstoogmerk worden verricht voor personen die aan sport of lichamelijke opvoeding doen, rechtstreekse werking, zodat instellingen zonder winstoogmerk zich rechtstreeks op deze bepaling kunnen beroepen bij ontstentenis van omzetting ervan in nationaal recht? 2) Indien op de eerste vraag bevestigend wordt geantwoord, gaat het bij een instelling zonder winstoogmerk in de zin van artikel 132, lid 1, onder m), van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde om een begrip dat autonoom overeenkomstig het Unierecht moet worden uitgelegd, of zijn de lidstaten bevoegd te bepalen dat slechts sprake is van een dergelijke instelling indien is voldaan aan bepaalde voorwaarden, zoals de voorwaarden vervat in 52 juncto 55 van de Abgabenordnung (of de gezamenlijke 51 e.v. van de Abgabenordnung)? 3) Indien dit begrip autonoom overeenkomstig het Unierecht moet worden uitgelegd, moet een instelling zonder winstoogmerk in de zin van artikel 132, lid 1, onder m), van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde dan beschikken over een regeling voor het geval van ontbinding, volgens welke zij haar op dat tijdstip bestaand vermogen moet overdragen aan een andere instelling zonder winstoogmerk ter bevordering van sport en lichamelijke opvoeding? Aangevoerde bepalingen van Unierecht Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, inzonderheid artikel 13, A Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, inzonderheid artikel 2, lid 1, en de artikelen 132 tot en met 135 Aangevoerde bepalingen van nationaal recht Abgabenordnung (AO) [algemene belastingwet], inzonderheid 51 e.v. Korte voorstelling van de feiten en de procedure 1 Verzoekster is een ingeschreven vereniging die in het litigieuze jaar niet was erkend als van openbaar nut in de zin van de 51 e.v. AO. Deze vereniging heeft 2

GOLFCLUB SCHLOSS IGLING als statutair doel, de beoefening en bevordering van de golfsport door middel van de exploitatie van een golfterrein en daarbij horende installaties. 2 In het litigieuze jaar heeft verzoekster onder meer een aantal diensten verricht die overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder c), van richtlijn 2006/112 binnen de werkingssfeer van de btw vallen, en de vraag rijst of deze diensten krachtens artikel 132, lid 1, onder m), van deze richtlijn van btw kunnen worden vrijgesteld. Het gaat om het verlenen van het recht op gebruik van het golfterrein (greenfee), het in bruikleen geven van golfballen, de organisatie van golftoernooien en evenementen waarbij verzoekster startgeld voor deelname heeft ontvangen, de verhuur van caddies en de verkoop van golfclubs. 3 Het Finanzamt [belastingdienst], verweerder, was van oordeel dat over deze diensten btw moest worden geheven. Het daartegen ingestelde beroep heeft het Finanzgericht [belastingrechter in eerste aanleg] gegrond verklaard omdat verzoekster een instelling zonder winstoogmerk is die zich voor de btwvrijstelling voor de betrokken diensten kan beroepen op van artikel 132, lid 1, onder m), van richtlijn 2006/112. Tegen deze uitspraak heeft het Finanzamt beroep tot Revision ingesteld. Korte weergave van de motivering van de prejudiciële verwijzing Opmerkingen vooraf 4 Naar nationaal recht kan uitsluitend het startgeld van btw zijn vrijgesteld. Toch heeft het Finanzamt ook voor het startgeld de btw-vrijstelling geweigerd op grond dat verzoekster geen instelling van openbaar nut in de zin van de 51 e.v. AO is. 5 Naar Unierecht kunnen alle betrokken diensten, behalve de verkoop van golfclubs, overeenkomstig artikel 132, lid 1, onder m), van richtlijn 2006/112 van btw worden vrijgesteld. Wat de greenfee aangaat, heeft het Hof van Justitie reeds uitspraak gedaan (zie arrest van 19 december 2013, Bridport and West Dorset Golf Club, C-495/12, EU:C:2013:861, punten 30 en 32). Voor deze diensten rijst derhalve de vraag, waarop het antwoord van belang is voor de beslechting van het geding, of artikel 132, lid 1, onder m), rechtstreekse werking heeft (eerste prejudiciële vraag) en wat de betekenis is van het in deze bepaling gebruikte begrip instelling zonder winstoogmerk (tweede en derde prejudiciële vraag). 6 Artikel 133, onder a), en artikel 134 van richtlijn 2006/112 staan naar het oordeel van de verwijzende rechter daaraan niet in de weg. 7 Aangaande artikel 133, onder a), van richtlijn 2006/112 [voorheen artikel 13, A, lid 2, onder a), eerste streepje, van richtlijn 77/388] heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat het verbod op het systematisch maken van winst op dezelfde wijze moet worden uitgelegd als het begrip instelling zonder winstoogmerk in artikel 132, lid 1, onder m), van richtlijn 2006/112 [artikel 13, A, lid 1, onder m), 3

SAMENVATTING VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING - ZAAK C-488/18 van richtlijn 77/388] (arrest van 21 maart 2002, Kennemer Golf & Country Club, C-174/00, EU:C:2002:200, punt 35). 8 Aangaande artikel 134 van richtlijn 2006/112 heeft het Hof van Justitie beslist dat ingevolge deze bepaling de dienst die erin bestaat dat een instelling zonder winstoogmerk die een golfterrein beheert en een lidmaatschap aanbiedt, bezoekers die geen lid van deze instelling zijn, het recht verleent om dit golfterrein te gebruiken, niet van de btw-vrijstelling van artikel 132, lid 1, onder m), van richtlijn 2006/112 is uitgesloten (arrest van 19 december 2013, Bridport and West Dorset Golf Club, C-495/12, EU:C:2013:861, punt 32). Eerste prejudiciële vraag 9 Het valt gelet op het arrest van 15 februari 2017, British Film Institute (C-592/15, EU:C:2017:117), te betwijfelen of artikel 132, lid 1, onder m), van richtlijn 2006/112 rechtstreekse werking heeft zodat instellingen zonder winstoogmerk zich rechtstreeks op deze bepaling kunnen beroepen bij ontstentenis van omzetting ervan in nationaal recht. 10 In dat arrest heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat artikel 13, A, lid 1, onder n), van richtlijn 77/388, op grond waarvan bepaalde culturele diensten worden vrijgesteld, aldus moet worden uitgelegd dat het geen rechtstreekse werking heeft en dus, wanneer het niet in nationaal recht is omgezet, niet rechtstreeks kan worden ingeroepen door een publiekrechtelijke culturele instelling of door een andere culturele instelling die door de betrokken lidstaat wordt erkend en die culturele diensten verricht. 11 Het Hof van Justitie heeft zijn uitspraak gegrond op het feit dat artikel 13, A, lid 1, onder n), van richtlijn 77/388, waar het spreekt van bepaalde culturele diensten, niet verlangt dat alle culturele diensten worden vrijgesteld, zodat de lidstaten bepaalde van die diensten kunnen vrijstellen en andere aan de btw kunnen onderwerpen. Aangezien die bepaling de lidstaten een beoordelingsmarge laat voor de bepaling van de vrijgestelde culturele diensten, voldoet zij niet aan de voorwaarden waaraan zij moet voldoen om voor de nationale rechterlijke instanties rechtstreeks te kunnen worden ingeroepen (arrest van 15 februari 2017, British Film Institute, C-592/15, EU:C:2017:117, punten 23 en 24). 12 Tegen rechtstreekse werking van artikel 132, lid 1, onder m), van richtlijn 2006/112 pleit dat de Uniewetgever de lidstaten kennelijk niet ertoe heeft willen verplichten, alle diensten die nauw samenhangen met de beoefening van sport en met lichamelijke opvoeding, welke instellingen zonder winstoogmerk verrichten ten behoeve van personen die aan sport of lichamelijke opvoeding doen, van btw vrij te stellen. Daarop zou het echter uiteindelijk neerkomen indien deze bepaling rechtstreekse werking zou toekomen. 4

GOLFCLUB SCHLOSS IGLING Tweede prejudiciële vraag 13 Bij de tweede vraag gaat de verwijzende rechter ervan uit dat artikel 132, lid 1, onder m), van richtlijn 2006/112 bij gebreke van een machtiging om zelf een definitie te geven, anders dan het geval is in bijvoorbeeld artikel 135, lid 1, onder g), van richtlijn 2006/112 de lidstaten niet de bevoegdheid verleent om het begrip instelling zonder winstoogmerk autonoom te definiëren. Bijgevolg is een uitlegging van dit begrip noch overeenkomstig 52 juncto 55 AO (met een definitie van het begrip van openbaar nut en van het voor de definitie van dit begrip noodzakelijke begrip onbaatzuchtigheid ), noch overeenkomstig de gezamenlijke 51 e.v. AO (zijnde alle voorschriften die bepalen wanneer een vennootschap fiscaal voordelige, met name het algemeen nut beogende doelstellingen nastreeft) aan de orde. Het Bundesfinanzhof [hoogste federale rechter in belastingzaken] heeft in dit verband reeds beslist dat de btwvrijstellingen van artikel 13 van richtlijn 77/388 autonome begrippen van Unierecht zijn, die moeten voorkomen dat het btw-stelsel in de lidstaten verschillend wordt toegepast. Derde prejudiciële vraag 14 De derde vraag rijst ingeval artikel 132, lid 1, onder m), van richtlijn 2006/112 rechtstreekse werking heeft en de lidstaten niet bevoegd zijn het begrip instelling zonder winstoogmerk te definiëren. Dan moet worden uitgemaakt aan welke vereisten dit begrip naar Unierecht moet voldoen. 15 Daarbij is van belang of bij een instelling zonder winstoogmerk wordt verondersteld dat het gebruik van haar vermogen voor het op grond van artikel 132, lid 1, onder m), van richtlijn 2006/112 in fiscaal opzicht bevoordeelde doel ook is gewaarborgd in geval van ontbinding, zodat ook dan voor de leden geen financieel voordeel ontstaat (zie in dit verband in het algemeen arrest van 21 maart 2002, Kennemer Golf & Country, C-174/00, EU:C:2002:200, punt 33). 5