Stage 3 e jaar: De Specialist. Technische Geneeskunde. Naam: Annelinde Veen (s0152447) Stageperiode: 06 07 09 t/m 17 07 09. Begeleider: Dr.



Vergelijkbare documenten
CARPAAL TUNNELSYNDROOM Plastische en Reconstructieve Chirurgie en Handchirurgie

Carpale Tunnel Syndroom

Plastische chirurgie Het carpale tunnel syndroom

Carpaal tunnelsyndroom

Carpale Tunnel Syndroom

Neurologie Het Carpale Tunnel Syndroom

Carpaal tunnelsyndroom

Chirurgie. Het carpale tunnelsyndroom

Carpale tunnelsyndroom

Carpale tunnel syndroom de CTS polikliniek

Carpale tunnelsyndroom

Carpale tunnelsyndroom (CTS)

Hand-Polscentrum. Het carpale tunnel syndroom

Chirurgie / Neurologie

Orthopedie. Carpaal tunnel syndroom

Chirurgische behandeling van huidkanker in het gezicht

Carpale Tunnel Syndroom (CTS)

Verwijderen van een basaalcelcarcinoom

Chirurgie CARPALE TUNNEL SYNDROOM

Huidkanker ontstaat wanneer gewone huidcellen ontaarden in kwaadaardige cellen die ongeremd kunnen delen

Carpaal tunnelsyndroom

Carpaal tunnelsyndroom

Carpaal tunnelsyndroom

Plastische chirurgie. Carpaal tunnel syndroom

Patiënteninformatie. Carpale tunnelsyndroom (CTS) Carpale Tunnelsyndroom (CTS) Carpale Tunnelsyndroom hj.indd 1

Carpaal tunnel syndroom Afdeling Chirurgie

ZorgSaam. appendicitis. het carpale tunnelsyndroom acuta. (blinde darm ontsteking)

Carpaletunnelsyndroom

Het carpale tunnelsyndroom

PATIËNTENFOLDER Het Carpale Tunnel Syndroom operatie

Carpale tunnelsyndroom (CTS)

Carpale Tunnel Syndroom (CTS) Orthopedie

Carpaal tunnel syndroom

Basaalcelcarcinoom (huidkanker)

Carpale Tunnel Syndroom (CTS) Plastische chirurgie

Plaveiselcarcinoom (huidkanker)

Het carpaletunnelsyndroom

PATIËNTEN INFORMATIE. Huidkanker. Polikliniek Plastische Chirurgie

Carpale tunnelsyndroom kijkoperatie

CARPAAL TUNNELSYNDROOM LOMMEN FRANCISCUS VLIETLAND

Carpaal Tunnel Syndroom

Patiënteninformatie. Carpale Tunnelsyndroom Carpale Tunnelsyndroom.indd 1

Carpale Tunnel Syndroom

Carpaal tunnelsyndroom

Plaveiselcelcarcinoom. Behandeling huidkanker door de plastisch chirurg

Carpale tunnelsyndroom

Plastische chirurgie Verwijderen van huidafwijkingen

Carpale tunnelsyndroom

Carpaal tunnelsyndroom Behandeling door de plastisch chirurg

Carpale Tunnelsyndroom Poliklinische behandeling. Orthopedie

Carpale tunnelsyndroom. (chirurgie)

BEHANDELING VAN HUIDKANKER DOOR MIDDEL VAN MOHS CHIRURGIE IN FRANCISCUS GASTHUIS

Carpale Tunnelsyndroom Poliklinische behandeling. Orthopedie

Carpale tunnelsyndroom

BEHANDELING VAN HUIDKANKER DOOR MIDDEL VAN MOHS CHIRURGIE FRANCISCUS GASTHUIS

Plastische Chirurgie. Patiënteninformatie. Plaveiselcelcarcinoom. Slingeland Ziekenhuis

Het carpale tunnelsyndroom

Plaveiselcel carcinoom Plastisch chirurgie

Basaalcelcarcinoom Ervaren dermatologen. Zeer persoonlijke zorg. Korte wachttijden.

Patiënteninformatie Plastische Chirurgie. Carpaal tunnelsyndroom

BASAALCELCARCINOOM 303

Carpale-tunnel syndroom

Plaveiselcelcarcinoom

C a r p a a l t u n n e l s y n d r o o m

Plastische Chirurgie. Patiënteninformatie. Basaalcelcarcinoom. Behandeling door de plastisch chirurg. Slingeland Ziekenhuis

CARPAL TUNNEL SYNDROOM

Orthopedie. Carpaal Tunnel Syndroom

Haperende vinger (trigger finger) Behandeling door de plastisch chirurg

BASAALCELCARCINOOM FRANCISCUS VLIETLAND

BEHANDELING VAN HUIDKANKER MOHS CHIRURGIE ZONDER INTAKE

Carpaal Tunnel Syndroom

BEHANDELING VAN HUIDKANKER DOOR MIDDEL VAN MOHS CHIRURGIE MET INTAKEGESPREK FRANCISCUS GASTHUIS

Micrografische chirurgie (Tübinger Torte)

Carpale tunnelsyndroom. Beknelling van de middelste zenuw aan de binnenkant van de pols

Carpaal Tunnel Syndroom

Basaalcelcarcinoom, Basalioom, Ulcus Rodens, Romphuidcarcinoom

RAADGEVINGEN BIJ CARPAL TUNNEL OPERATIE

Inleiding. Wat is het carpale tunnel syndroom?

Plastische chirurgie. Informatie borstreconstructie

22. Basaalcelcarcinoom

Orthopedie. Polsprothese

Dermatologie. Patiënteninformatie. Basaalcelcarcinoom. Slingeland Ziekenhuis

Carpale tunnelsyndroom

Informatie. CTS-straat Behandeling van het Carpale tunnelsyndroom

1. Inleiding 2. Oorzaak aandoening/aanleiding behandeling

Mohs chirurgie Bij huidkanker

Carpaletunnelsyndroom

CARPALE TUNNEL SYNDROOM (CTS)

Carpale tunnel syndroom (CTS)

BEHANDELING VAN HUIDKANKER DOOR MIDDEL VAN MOHS CHIRURGIE IN FRANCISCUS GASTHUIS

Poliklinische handingrepen Carpaal Tunnel Syndroom Cyste Ganglion Lipoom Triggerfinger

Inleiding Wat is een melanoom? Hoe vaak komt het voor? Hoe ontstaat een melanoom?

Basaalcelcarcinoom. Behandeling van huidkanker door de plastische chirurg

Polikliniek Carpale-tunnel-syndroom

Carpale-tunnel-syndroom

Kwaadaardige huidafwijkingen

Carpaletunnelsyndroom

Het carpale tunnelsyndroom

Stage 3; 'De specialist'

Mohs Chirurgie en Reconstructie

Transcriptie:

Stage 3 e jaar: De Specialist Technische Geneeskunde Naam: Annelinde Veen (s0152447) Stageperiode: 06 07 09 t/m 17 07 09 Begeleider: Dr. Zöphel

Mijn stage in het 3 e jaar vindt plaats in het Medisch Spectrum Twente (MST) in Enschede en Oldenzaal. Het specialisme waar ik mij gedurende twee weken mee bezig houd is Plastische, Reconstructieve en Handchirurgie. Mijn stagebegeleider in het ziekenhuis is Dr. Zöphel. Plastische, Reconstructieve en Handchirurgie omvat veel verschillende gebieden, zoals handen polschirurgie, huidtumoren, reconstructies en cosmetische chirurgie. Een ziektebeeld dat bij de hand en polschirurgie veel voorkomt is het Carpale Tunnel Syndroom (CTS). Een voorbeeld van een huidtumor is een plaveiselcelcarcinoom. Een techniek die onder reconstructies valt is weefselexpansie. Het Carpale Tunnel Syndroom, een plaveiselcelcarcinoom en weefselexpansie zijn dan ook de drie onderwerpen die ik in dit verslag verder zal behandelen. Het Carpale Tunnel Syndroom Het Carpale Tunnel Syndroom (CTS) wordt veroorzaakt door chronische beknelling van een handzenuw (de nervus medianus) in de carpale tunnel. De carpale tunnel wordt gevormd door de kleine handwortelbeentjes en het ligamentum carpi. In deze tunnel lopen de buigpezen van de vingers en de nervus medianus. Deze zenuw is de zachtste structuur in de tunnel en daardoor het meest gevoelig voor druk. De carpale tunnel is erg smal en door deze beperkte ruimte geven lokale afwijkingen snel compressie. Een beknelling kan ontstaan doordat de bekleding van de pezen (de peesscheden) opzwelt. Bij de zwelling van dit bindweefsel kunnen hormonen een rol spelen, zo komt dit syndroom voor tijdens zwangerschap en in de overgang. Mensen met een te langzaam werkende schildklier (hypothyreoïdie), overproductie van groeihormonen(acromegalie), reumatische aandoeningen of suikerziekte hebben meer kans om het CTS te ontwikkelen. De aandoening komt drie keer zo vaak voor bij vrouwen dan bij mannen. Soms ontstaat de beknelling door een botafwijking, zoals een botbreuk. Figuur 1: De Carpale Tunnel In de beginfase van het CTS heeft de patiënt vooral een pijnlijk, tintelend en doof gevoel in de wijs en middelvinger. Vaak wordt de patiënt door deze klachten s nachts wakker. De

patiënten wapperen met de hand om de pijn te verlichten. De pijn straalt vaak omhoog in de arm en soms zelfs tot in de schouder. De vingers voelen bij het wakker worden vaak stijf, doof en gezwollen aan waardoor de ochtendrituelen, zoals wassen, scheren en aankleden, vaak lastig zijn. Klachten kunnen ook optreden na huishoudelijke activiteiten, als de handen weer rust krijgen. Ook kunnen er zich klachten ontwikkelen door langdurig vasthouden van een fiets of autostuur. In het beloop van het CTS treden de klachten vaak aan beide handen op. Na verloop van tijd kunnen de duimspieren verzwakken, dit leidt tot verminderde kracht. Uiteindelijk wordt de duimmuis dan ook dunner door verlies van spierweefsel (atrofie). De klinische diagnose CTS wordt gesteld door in de anamnese de symptomen van de patiënt goed uit te vragen. Verder vind er lichamelijk onderzoek plaats, waarbij er gekeken wordt naar de functie en de sensibiliteit van de hand. Ook worden er verschillende tests uitgevoerd, waaronder de test van Phalen. Dit gebeurd tijdens het spreekuur met de Plastisch Chirurg. De patiënt is vaak doorverwezen door de huisarts. Het belangrijkste aanvullend onderzoek is het electromyografisch onderzoek (EMG) waarbij een verlaagde geleidingsnelheid van de zenuw over de carpale tunnel wordt gemeten. Een röntgenfoto van de pols wordt alleen gemaakt bij lokale zwelling, bijvoorbeeld na trauma en bij reumatoïde artritis. Een operatie is erop gericht de druk op de zenuw weg te nemen. Door een snede in de handpalm wordt de carpale tunnel geopend en iets wijder gemaakt. Het is een kleine ingreep die in dagbehandeling wordt uitgevoerd. Er wordt gebruik gemaakt van plaatselijke verdoving, waarbij alleen de hand verdoofd wordt. Het wondje wordt met hechtingen gesloten, waarna een wattenverband en een drukverband worden aangelegd. De hand moet de eerste zeven dagen goed hoog gehouden worden, om zo het bloed terug naar het hart te laten stromen. Twee dagen na de operatie wordt begonnen met bewegingsoefeningen in het verband, om zo zwelling tegen te gaan en de terugkeer van de functie van de hand te bevorderen. Na vijf tot zeven dagen komt de patiënt terug op de polikliniek voor het inspecteren van de wond en het verwijderen van de hechtingen. Er hoeft nu geen nieuw verband meer gebruikt te worden. Gedurende de eerste weken zal de patiënt merken dat de hand elke dag weer een beetje meer kan. Als gouden regel geldt dat alles wat geen pijn doet mag, en alles wat wel pijn doet niet goed is en voorkomen moet worden. Vrijwel alle normale dagelijkse werkzaamheden zijn na drie tot vier weken weer mogelijk. Toch kan het wel drie tot vier maanden duren, voordat bepaalde zware handelingen mogelijk zijn, zoals het uitwringen van een dweil of het opendraaien van een vastzittende jampot. Ook herstelt de kracht pas volledig na drie tot vier maanden. Het litteken kan enige maanden na de operatie nog wel gezwollen zijn. Zoals bij elke operatie kunnen er bij het opheffen van het CTS ook complicaties ontstaan, zoals nabloedingen of infecties. Soms is tijdens de operatie een klein zenuwtakje beschadigd dat naar een aantal spiertjes in de duimmuis loopt, waardoor de beweging van de duim verstoord kan zijn. Een zeldzame maar ernstige complicatie is posttraumatische dystrofie. De hand zwelt dan op, wordt pijnlijk (vooral bij beweging), en kleurt rood of blauw. In een enkel

geval heeft de carpale tunnel operatie niet genoeg geholpen en is een nieuwe operatie nodig. 1,2 Bij het CTS ben ik een technisch geneeskundig probleem tegen gekomen, namelijk dat het EMG onderzoek niet altijd overeenkomt met de klinische diagnose. Toen ik een dag meeliep met Dr. Bakker in Hengelo, werd mij duidelijk dat de klinische diagnose niet altijd overeenkomt met de diagnose die gesteld is door middel van het EMG onderzoek. Zo kan het zijn dat mensen die op basis van de klinische diagnose CTS hebben, maar op basis van het EMG onderzoek niet. Uit het EMG onderzoek blijkt dan dat de snelheid van geleiding door de zenuw niet verlaagd is, wat bij CTS wel het geval zou moeten zijn. De vraag is dan: naar welk onderzoek wordt er geluisterd? Als het EMG onderzoek een negatieve uitslag geeft, kan er alsnog besloten worden om het CTS te verhelpen op basis van alleen de klinische diagnose. Een EMG onderzoek biedt vooral meer zekerheid als CTS door middel van dit onderzoek bevestigd wordt. De conclusie is dan ook dat een Plastisch Chirurg nog steeds af moet gaan op de klinische diagnose, maar het EMG onderzoek alleen als bevestiging kan gebruiken. 3 Zo heb ik een vrouw gezien die erg veel klachten had, maar waarbij het EMG onderzoek geen CTS bevestigde. Zij was hiervan op de hoogte, waar wilde toch graag geopereerd worden. Tijdens de operatie bleek de zenuw ook werkelijk bekneld te zijn, dus in dit geval was het goed om alleen naar de klinische diagnose te luisteren. Er wordt dus met de patiënt overlegd, als het EMG onderzoek geen CTS bevestigd. Hierdoor zie ik voor in de toekomst eigenlijk geen grote problemen. Het zou heel fijn zijn als elk EMG onderzoek de juiste uitslag geeft, maar nu heeft de chirurg zelf al vaker gelijk dan het EMG. Er wordt nu dus al de juiste diagnose gesteld en een EMG onderzoek biedt alleen meer zekerheid, vooral als er tijdens de operatie iets onverwachts gevonden wordt. Een combinatie van een klinische diagnose bevestigd door een EMG onderzoek is dus het beste, maar niet altijd noodzakelijk. Plaveiselcelcarcinoom Er zijn veel verschillende vormen van huidtumoren, zoals de basaalcelcarcinoom, plaveiselcelcarcinoom en melanoom. Hier zal ik het plaveiselcarcinoom verder uitdiepen. Om meer te weten te komen over het plaveiselcelcarcinoom heb ik ook een ochtend meegelopen in het pathologie laboratorium en een middag met dermatoloog Dr. Klein Rouweler. Een plaveiselcarcinoom (PCC) is een vorm van huidkanker en komt vooral voor bij personen ouder dan 60 jaar. In Nederland ontwikkelt ongeveer 1 op de 10.000 mensen per jaar een plaveiselcarcinoom en PCC komt twee keer vaker voor bij mannen dan bij vrouwen. PCC kan uitzaaien als deze niet behandeld wordt en daarom valt PCC onder de kwaadaardige huidtumoren. Indien PCC op tijd wordt behandeld, is de prognose gunstig. Er zijn een aantal risicofactoren bekend die invloed hebben op het verkrijgen van PCC, namelijk: blootstelling aan UV straling, erfelijkheid & huidskleur, leeftijd, afweersysteem, sommige huidziekten en sommige huidaandoeningen. 1 http://www.mst.nl/plastischechirurgie/ziektebeelden/cts.doc/ 2 http://www.neurochirurgie zwolle.nl/cts.html 3 http://www.chirurgenwerk.eu/afwijking_algemeen_entrapment_cts.html

De kwaadaardige veranderingen ontstaan in de cellen van de opperhuid. Een PCC begint meestal als een langzaam groeiend rozerood of huidkleurig knobbeltje met soms een schilferkorstje erop. Wanneer dit korstje loslaat blijft er een oppervlakkig en slecht genezend zweertje achter. Het knobbeltje kan een grote tumor worden met soms een afmeting van meer dan 1 cm in doorsnede. Voorkeursplaatsen zijn de aan zonblootgestelde delen van het lichaam. De diagnose PCC wordt meestal gesteld door middel van een huidbiopt. De patholoog bepaalt dan ook het stadium van het PCC. Er bestaan diverse behandelmethoden om PCC te verwijderen. De keuze van behandeling is afhankelijk van een aantal factoren, zoals de groeiwijze van de tumor, de lokalisatie van de tumor en het stadium van de tumor. Maar ook de leeftijd en gezondheid van de patiënt spelen een rol bij de keuze voor een behandeling. Er zijn een aantal voorwaarden waar een behandeling aan moet voldoen, namelijk: de tumor dient in het geheel (radicaal) verwijderd te worden en het mooiste cosmetische eindresultaat dient te worden bereikt. De behandeling kan bestaan uit chirurgie of radiotherapie. Er zijn verschillende vormen van chirurgie om een plaveiselcarcinoom te verwijderen. In een eerste intake gesprek bekijkt de Plastisch Chirurg het plekje van de patiënt. Er wordt dan uitleg gegeven over de vorm van behandeling, de herstelperiode en preventie van verdere plekjes. De eerste vorm is de ovaalvormige excisie. Hierbij wordt het plaveiselcarcinoom onder lokale verdoving verwijderd. Om de huid na het verwijderen van de tumor weer goed te kunnen sluiten wordt de tumor met een ovaalvormig stukje huid verwijderd. Er wordt altijd enkele millimeters marge genomen om er zeker van te zijn dat de tumor geheel verwijderd wordt. De randen van de operatiewond worden vervolgens naar elkaar toe gebracht en gehecht. Wanneer een ovaalvormige excisie niet mogelijk is (bijvoorbeeld omdat er te weinig ruimte of rek in de huid is om de wondranden naar elkaar toe te brengen) kan soms een huidtranspositie uikomst brengen. Hierbij wordt het defect in de huid (waar het carcinoom gezeten heeft) gesloten door van nabij gelegen huid een stukje in het defect te schuiven of te draaien. Er zijn vele soorten transposities mogelijk, afhankelijk van de plaats en grootte van de tumor. Bij sommige zeer grote huidafwijkingen, tumoren is het niet meer mogelijk de huid op een normale manier te sluiten en volgt er een huidtransplantatie. Voor transplantaties in het gezicht wordt als donorhuid vaak de huid achter of voor het oor gebruikt, omdat deze qua structuur nog het meest op dat van de gezichtshuid lijkt. Andere locaties om huid van het lichaam voor transplantatie te verwijderen zijn bijvoorbeeld de hals, de bovenarm of de lies. Vaak is de afwijking in één behandeling verwijderd. Soms komt het voor dat er meer dan één behandeling nodig is, of dat de behandeling in meerdere sessies moet worden uitgevoerd. De behandeling gaat bijna altijd gepaard met littekenvorming, bij de ene persoon worden littekens mooier dan bij de andere. Dit heeft vooral te maken met het huidtype. Littekens hebben soms de neiging breed en dik te worden (hypertroof litteken /keloid). Het is altijd het streven van de chirurg het meest beste cosmetisch resultaat te bereiken. Als de patiënt niet tevreden is met het resultaat, kunnen er aanvullende behandelingen plaatsvinden. Een mogelijke complicatie bij het verwijderen van een carcinoom is een bloeduitstorting, vooral

bij een ingreep in het gezicht. Hierbij treedt ook meestal een zwelling op. Een andere complicatie is een infectie, die zich uit door pijn, zwelling, roodheid en pus uit de wond. 4 Om te kijken of een PCC radicaal verwijderd is, wordt het uitgesneden stukje huid naar de patholoog gestuurd. Ook wordt er hier gekeken om wat voor aandoening het precies gaat, dus of het werkelijk wel een PCC is. Van het stukje huid worden dan verschillende coupes bekeken. In het laboratorium van de pathologie heb ik een rondleiding gekregen over hoe de coupes nu precies gemaakt worden. In het laboratorium wordt het stukje huid verder uitgesneden en in kleine cassettes gedaan. Het weefsel wordt goed gefixeerd, zodat het snijden gemakkelijk gaat en zo wordt het beste resultaat verkregen. Vervolgens worden de cassettes in paraffine gedaan. Het weefsel zit nu in een soort kaarsvet en dit is nodig om plakjes van het weefsel van 2 μu te snijden. Deze plakjes worden geplakt op glaasjes en vervolgens van de paraffine ontdaan. Standaard wordt al het materiaal HE (hematoxyline & eosine) gekleurd, waardoor allerlei details van de cel lichtmicroscopisch kunnen worden onderscheiden. Na deze kleuring worden de coupes afgedekt en kunnen ze door de patholoog onder een lichtmicroscoop worden bekeken. Met de patholoog heb ik met een microscoop coupes van verschillende plaveiselcelcarcinomen bekeken. Het blijkt erg lastig te zijn om te zeggen wanneer iets een plaveiselcarcinoom is. Er zijn aandoeningen (bijvoorbeeld keratosis actina) die hier op lijken onder de microscoop, maar niet kwaadaardig zijn. Het is belangrijk om hier toch onderscheid in te kunnen maken. De uitslag van de patholoog is ongeveer na een week bekend. Als de hechtingen door de Plastisch Chirurg worden verwijderd, wordt ook de uitslag aan de patiënt verteld. Een verder plan van aanpak kan dan opgesteld worden. Een plaveiselcelcarcinoom in de huid kan er als volgt uitzien: Figuur 2: Een plaveiselcelcarcinoom onder de microscoop bron: http://www.path.uiowa.edu/virtualslidebox/ In het figuur is het verschil te zien tussen normale huid en huid met een plaveiselcelcarcinoom. Normale huid is opgebouwd uit een epidermis, dermis en 4 http://www.mst.nl/plastischechirurgie/ziektebeelden/plaveiselcelcarcinoom.doc/

hypodermis. De epidermis bestaat uit verhoornend meerlagig plaveiselepitheel, dat in staat is te regenereren door aanmaak van nieuwe cellen (keratinocyten) in de basale laag (stratum basale). Het proces van vernieuwing begint in de onderste laag van de keratinocyten. De dochtercellen van de delende basale cellen duwen bovenliggende lagen van keratinocyten naar het oppervlak van de huid. Uiteindelijke schilferen de keratinocyten in dode en verhoornde toestand van het huidoppervlak af. 5 Bij een plaveiselcelcarcinoom is dit proces verstoord. De keratinocyten maken nestjes, die zich ook in de dermis bevinden. Doordat deze groei van cellen zich door de basale laag heeft weten plaats te vinden, is er kans dat het uitzaait naar andere delen in het lichaam. Hierdoor is een plaveiselcelcarcinoom kwaadaardig. Onder de mircoscoop is ook te zien dat het lichaam merkt dat er iets vreemds aan de hand is, er zijn namelijk veel ontstekingscellen te zien. De deling van de keratinocyten is ook verstoord. Normaal vindt deze alleen in de buurt van het stratum basale plaats, maar bij een plaveiselcelcarcinoom kan dit ook op andere plaatsen gebeuren. Bij de dermatoloog ben ik helaas geen echt plaveiselcarcinoom tegen gekomen, maar wel een plekje dat het zou kunnen worden. De dermatoloog heeft dit plekje dan ook voor de zekerheid verwijderd. Het is niet altijd duidelijk of een PCC meteen radicaal verwijderd is. Om dit toch te weten te komen, voordat de wond gesloten wordt, kunnen er ook vriescoupes gemaakt worden. De uitslag van de patholoog kan er dan al binnen een paar uur zijn, in plaats van dagen. De coupe wordt dan bevroren in plaats van lang gefixeerd. Helaas levert dit minder mooie coupes op, waardoor er niet altijd een goede uitslag gegeven kan worden of het PCC radicaal verwijderd is. Het zou mooi zijn als er een betere manier is om het weefsel te fixeren dan bevriezen. Zo kan er een betere uitslag gegeven worden op zeer korte termijn. Een andere oplossing om de patholoog voldoende tijd te geven om goede coupes te maken, is om de wond tijdelijk te sluiten met een soort schuimstof (epigard). Op de plek waar de PCC zat, wordt het schuimrubber gehecht. Dit kan blijven zitten totdat er na een week de uitslag van de patholoog bekend is. Als het niet radicaal blijkt te zijn verwijderd, dan kan er nog meer weggesneden worden. Anders kan er bijvoorbeeld door middel van huidtransplantie (of een andere vorm van reconstructie) de wond gedicht worden. Dit is nodig, omdat het vaak om grote defecten gaat. Weefselexpansie Weefselexpansie is een techniek waarbij met behulp van een ballon (tissue expander) een gedeelte van de huid uitgerekt wordt. Vervolgens wordt de uitgerekte huid gebruikt als bedekking van aangrenzende beschadigde huid. De huid kan beschadigd zijn door een tumor of een litteken. Deze methode is toe te passen in bijna ieder deel van het lichaam, zo ook bij de huid naast het amputatielitteken bij een mammareconstructie. Onder de huid wordt een soort ballon gebracht, die van buiten het lichaam gevuld kan worden. Door de ballon langzaam te vullen, wordt deze groter en de huid groeit op deze manier mee. Hier beschrijf ik de weefselexpanders die gebruikt worden bij een mammareconstructie. Er zijn twee operaties nodig bij het gebruik van de techniek weefselexpansie. De poliklinische behandeling (het opvullen van de ballon en de controles) neemt enkele maanden in beslag. De operatie wordt uitgevoerd onder algemene narcose. Via een snede in de huid wordt de 5 L.C. Junqueira en J. Carneiro, Functionele Histologie, Elsevier Gezondheidszorg, Maarssen, 2004

onopgeblazen ballon onder de huid aangebracht. De plaats ligt vlak naast het gebied waar extra huid nodig is. Nadat de wonden zijn genezen wordt er een begin gemaakt met het opvullen van de ballon. De ballon lijkt op een borstprothese, maar bevat ook nog een ventiel. In dit ventiel kan een naald gestoken worden om de ballon zo te kunnen vullen met een zoutoplossing. Het ventiel bevat een ijzeren bodem. Hiermee kan het ventiel met behulp van een magneetje van buitenaf opgezocht worden. De plastisch chirurg spuit door de huid via het ventieltje een zoutoplossing in de ballon. Het ventiel is gemaakt van een materiaal dat meerdere keren aangeprikt kan worden, zonder dat de ballon gaat lekken. De ballon zet uit en stimuleert de huid om te groeien. Hierna heeft de patiënt een paar uur lang wat ongemak. Ter plaatse van de ballon ontstaat bij elke inspuiting een toenemende zwelling. Deze kan storend zijn, maar is niet te vermijden. Wanneer de huid voldoende is opgerekt wordt in een tweede operatie de ballon verwijderd en de extra huid wordt gebruikt voor het geplande doel. Het herstel van de tweede operatie is moeilijk te voorspellen, het is mede afhankelijk van de plaats en de omvang van het behandelde gebied. Zonder meer mag worden gesteld dat men met gebruik van weefselexpansie resultaten kan verkrijgen die op een andere manier niet te verwezenlijken zijn. Helaas is gedeeltelijk of geheel mislukken van de behandeling niet altijd uit te sluiten. Er zijn grenzen aan de mogelijkheden van weefselexpansie. Soms is het nodig om de ingreep meerdere malen te herhalen. Ook worden er soms extra littekens gemaakt en littekens zullen altijd blijven bestaan. Behoudens de normale risico's van een plastisch chirurgische operatie kan het zijn dat de ballon niet wordt verdragen door de patiënt en tevens kan er ook weefselversterf optreden waarbij de prothese naar buiten kan komen. 6,7 Figuur 3: De plaatsing van een weefselexpander Bij Dr. Bakker in Hengelo heb ik een patiënt gezien die weefselexpansie gebruikte om later een borstreconstructie toe te passen. Helaas zijn er nog complicaties bij het gebruik van weefselexpanders. Bij deze mevrouw waren beide expanders gedraaid, zodat de ventieltoegang niet meer toegankelijk was met een naald. Het litteken moest opnieuw worden opengemaakt, om zo de expanders weer recht te kunnen draaien. Dit was toch weer een behoorlijke ingreep. Er zou dus een manier moeten komen, zodat de expanders niet meer in het lichaam kunnen ronddraaien. 6 http://www.mst.nl/plastischechirurgie/ziektebeelden/weefselexpansie.doc/ 7 http://www.adviesplastischchirurg.nl/ballonmethode.html

Een probleem bij de weefselexpanders is dus dat ze kunnen draaien. Dit is een erg lastig probleem, omdat de expanders ook niet vast mogen gaan zitten aan het weefsel omdat de ballon dan niet meer voldoende opgevuld kan worden. Zelf denk ik dat er misschien meer onderzoek gedaan kan worden naar de coating van de expander. Als de coating ruw genoeg is om zo weerstand te krijgen als deze wil draaien. Maar het oppervlak mag ook niet te ruw zijn, omdat er dan complicaties kunnen ontstaan. Een andere, zeer eenvoudige oplossing eigenlijk, zou zijn als er door de fabrikant twee kleine lusjes aan de weefselexpanders gemaakt worden. Door deze lusjes kan dan een hechtingsdraadje komen, om dus met een hechting de weefselexpander binnen in de borst vast te hechten. Tijdens een spreekuur wordt er met de patiënt uitgebreid gepraat over de mogelijkheden die er zijn om een borst te reconstrueren. Er wordt dan ook gekeken welke methode het beste is voor de patiënt. De patiënt krijgt ook informatie mee naar huis, zodat er thuis verder over nagedacht kan worden. Ook wordt er gekeken of de patiënt al in goede conditie is om de operaties te ondergaan. Er wordt dan gekeken of een patiënt nog chemotherapie krijgt en of het om een directe of secundaire reconstructie gaat. Maar ook wordt er gekeken naar de leeftijd, de wens, bijkomende ziektes, het beroep, de sociale omstandigheden, het postuur en het nicotine gebruik van de patiënt.