Het adolescenten-strafrecht onder de loep

Vergelijkbare documenten
Inhoud. 1 Inleiding 15 Ido Weijers

Aangepast strafrecht de rol van leeftijd en ontwikkeling

De uitvoering van het jeugdstrafrecht

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De aanhouding en inverzekeringstelling van minderjarige en jongvolwassen verdachten. Een kindgerichte aanpak en alternatieven voor de politiecel

Inhoudsopgave LIJST VAN AFKORTINGEN

Tijdschrift voor Strafrecht Afl. 4, april Tijdschrift voor Strafrecht. De bijzondere positie van de JEUGDIGE STRAFRECHT.

Het Conceptwetsvoorstel Adolescentenstrafrecht

De artikelen 77b en 77c Wetboek van Strafrecht, verleden, heden en toekomst

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

Het adolescentenstrafrecht: een verbetering voor de jeugdige?

Inleiding. 1 Strafrecht

31 mei 2012 z

De rol van de persoonlijkheid van de adolescente dader in het huidige strafrecht

Het adolescentenstrafrecht als wapen in de strijd tegen criminele jeugdigen en jongvolwassenen

Samenvatting. Doel. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Cahier

WETGEVINGSADVIES. 1. Inleiding

Samenvatting. Inleiding

Eindexamen vwo maatschappijwetenschappen 2013-I

Het jeugdstrafrecht in beweging. op zoek naar de leeftijdsgrenzen in het strafrecht

Is het wetsvoorstel adolescentenstrafrecht in strijd met het IVRK?

Eindexamen vwo maatschappijwetenschappen 2014-I

Tweede Kamer der Staten-Generaal

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

Inhoudsopgave. Voorwoord Een apart jeugdstrafrecht met eigen sancties en procedureregels De leeftijdsgrenzen 41

Voorwoord. Lawbooks Grondslagen van Recht ( ) Beste student(e),

Het adolescentenstrafrecht

Het adolescentenstrafrecht in internationaal perspectief

Reclassering Nederland

Tweede Kamer der Staten-Generaal

EUROPEES PARLEMENT. Recht en Criminaliteit in cyberspace

De wenselijkheid van toepassing van artikel 77b Sr in het kader van het jeugdstrafrecht.

advies. Strekking wetsvoorstellen

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten

VAN PIJ NAAR TBS. Naam: A.H.J.P. Albers Titel afstudeerscriptie: Van PIJ naar TBS Scriptiebegeleider: Professor Vlaardingerbroek Studentnummer:

Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad 1

Aan de Minister voor Rechtsbescherming De heer drs. S. Dekker Postbus EH DEN HAAG. Geachte heer Dekker,

Geen noodzaak voor adolescentenstrafrecht

Preadvies van de Adviescommissie Strafrecht** inzake

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken

Strafrechtelijke reactie Vraag en antwoord

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Het jeugdstrafproces: toekomstbestendig!

Een nieuwe kans?! Advies over het wetsvoorstel adolescentenstrafrecht

De leeftijdsgrenzen in het strafrecht

Aangenomen en overgenomen amendementen

Nederlandse antiterrorismeregelgeving getoetst aan fundamentele rechten. Een analyse met meer bijzonder aandacht voor het EVRM

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Opgave 3 De burger als rechter

Invoering adolescentenstrafrecht wel of niet doen?

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

In januari 2004 werd de

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

ADVIES. Conceptwetsvoorstel inzake het recht op een eerlijk proces in de Grondwet

Tweede Kamer der Staten-Generaal

VAN REDACTIEWEGE. Levenslang en TBS: een LAT-relatie. PM Schuyt

Wijsheid komt met de jaren!

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

UNIVERSITEIT LEIDEN. in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, Ministerie van Veiligheid en Justitie SAMENVATTING

Ook zet het CBP vraagtekens bij de noodzaak voor het van toepassing verklaren van het gehele hoofdstuk VIII van de AWBZ.

Evoluties in het Nederlandse jeugdbeschermingsrecht

Datum 29 januari 2010 Onderwerp WODC-onderzoek 'Strafrechtelijke ontzetting uit beroep of ambt'

Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming ~ 2500 GC Den Haag

maatschappijwetenschappen havo 2016-I

Datum 11 maart 2011 Betreft: Beperking van de aansprakelijkheid van de financiële toezichthouders

wet aangenomen, maar ratificatie nog niet bekendgemaakt

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Datum 5 november 2012 Onderwerp Antwoorden kamervragen over strafrechtelijke ontruiming van krakers

No.W /II 's-gravenhage, 16 juli 2012

Adolescentenstrafrecht

COLLEGE VOOR DE RECHTEN VAN DE MENS. Zijne Excellentie. dr. R.H.A. Plasterk. Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksre[aties.

Eindexamen vwo maatschappijwetenschappen 2014-I

De omzetting van de pij-maatregel in de tbs-maatregel in het licht van artikel 37 Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind

Beoordeling Bevindingen

Ministerie van Veiligheid en Justitie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

32635 Strategie van Nederlands buitenlandbeleid. Brief van de minister van Buitenlandse Zaken

2

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Universiteit van Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid Jeugddetentie Rechtsvergelijking tussen Nederland en Curaçao in het licht van het IVRK

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

De kritiek uit de literatuur op de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

Het jeugdstrafproces: toekomstbestendig? Congres RSJ Donderdag 25 november 2010 Beurs van Berlage te Amsterdam

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Een paar nachtjes in de cel

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2012 STAATSBLAD No. 169 VAN DE REPUBLIEK SURINAME

Transcriptie:

Het adolescenten-strafrecht onder de loep Een uiteenzetting over de juridische legitimiteit en wetenschappelijke onderbouwing van een adolescentenstrafrecht voor 15- tot 23- jarigen Naam: Pauline Goense (MSc) Datum: 27-06-2011

Het adolescenten-strafrecht onder de loep Een uiteenzetting over de juridische legitimiteit en wetenschappelijke onderbouwing van een adolescentenstrafrecht voor 15- tot 23- jarigen Naam: Pauline Goense (MSc) Scriptiebegeleidster: mw. dr. J.H. de Graaf Datum: 27-06-2011 2

Inhoudsopgave Bladzijde Inleiding 4 Hoofdstuk 1: Jeugdstrafrecht in Nederland - 1.1 Inleiding 6-1.2 Een afzonderlijk adolescenten-strafrecht 9-1.3 Samenvatting 11 Hoofdstuk 2: Internationaal juridisch kader - 2.1 Inleiding 13-2.2 Verdragen 13-2.3 Toepassing IVRK: De bovengrens 15-2.4 Toepassing IVRK: Artikel 37b IVRK en directe werking van het verdrag 17-2.5 Implicaties IVRK voor adolescenten-strafrecht 18-2.6 Toepassing EVRM 19-2.7 Samenvatting 20 Hoofdstuk 3: Wetenschappelijk kader - 3.1 Inleiding 22-3.2 Kennis over ontwikkeling en leeftijden 22-3.3 Kennis over criminaliteit 26-3.4 Samenvatting 28 Conclusie 31 Referenties 34 3

Inleiding Jongeren die de buurt terroriseren, buschauffeurs aanvallen, het huis van een burgermeester in brand proberen te steken, pak lukraak een krant en vrijwel zeker staat er een bericht in dat te maken heeft met de ontspoorde jeugd van tegenwoordig. Ernstige delicten gepleegd door minderjarigen worden daarbij vaak breed uitgemeten in de media. Neem als voorbeeld de dood van Dirk Post 1. Als reactie volgt vrijwel standaard een roep om zwaardere maatregelen en hardere straffen. Dat de politiek hier op inspeelt, blijkt uit een reactie van politicus Teeven. Hij gaf als reactie op een zaak waarin een minderjarige iemand had mishandeld met de dood tot gevolg: Onze samenleving als totaal heeft er zo langzamerhand genoeg van dat 15-jarige moordenaars er met twee jaar maximale gevangenisstraf vanaf komen. 2 Niet verbazingwekkend is het dan ook dat men in het regeerakkoord 2010 3 kan lezen dat het kabinet-rutte een voorstel aan het voorbereiden is voor de invoering van een adolescenten-strafrecht voor de leeftijd 15 tot 23 jaar. De achterliggende gedachte van het voorstel kwam duidelijk naar voren in de toespraak van Opstelten, Minister van Veiligheid en Justitie, tijdens het Veiligheidscongres 2010. In zijn toespraak zei hij: Ook zijn we zeer scherp op misstanden die door minderjarigen wordt gepleegd. Er komt adolescentenstrafrecht. Zo maken we duidelijk dat de samenleving dit soort gedrag niet langer pikt. 4 Door middel van een adolescenten-strafrecht wil de regering minderjarigen harder kunnen aanpakken dan nu onder het jeugdstrafrecht mogelijk is. Het jeugdstrafrecht is volgens de Minister dus niet toereikend om jongeren aan te pakken. Het jeugdstrafrecht bestaat echter al jaren en eerdere voorstellen voor een adolescenten-strafrecht hebben nooit doorgang gevonden. Het is daarom interessant om te bekijken hoe het jeugdstrafrecht zich heeft ontwikkeld en welke opvattingen daaraan ten grondslag hebben gelegen. Niet alleen binnen de politiek wordt er gedacht en gesproken over een adolescentenstrafrecht, ook vanuit wetenschappelijke hoek zijn er de laatste tijd steeds meer geluiden te horen over het invoeren van een adolescenten-strafrecht. Zo is er op 8 mei 2009 over dit onderwerp een groot symposium gehouden op de Universiteit van Leiden met de titel Strafrecht en Forensische psychiatrie voor 16- tot 23- jarigen. Dat roept de vraag op welke 1 De 14-jarige Dirk Post is in november 2009 door zijn destijds 15- jarige plaatsgenoot Jaap van der H. met 47 messteken om het leven gebracht. 2 Van der Wegen 2008. 3 Regeerakkoord VVD-CDA 2010 4 Veiligheidscongres 2010 4

wetenschappelijke onderbouwing er eventueel kan worden gegeven voor een adolescentenstrafrecht, en hoe die zich verhoudt tot de intenties van de regering. Meest essentiële vraag bij de bespreking van een adolescenten-strafrecht voor 15- tot 23- jarigen is echter die naar de juridische legitimiteit ervan. Nederland kan zich niet onttrekken aan de internationale verplichtingen die zijn aangegaan door de ondertekening van internationale verdragen. Uiterst relevant is daarom om na te gaan welke eisen daarin gesteld worden en wat die inhouden voor de invulling van een strafrecht voor adolescenten van 15 tot 23 jaar. In deze scriptie worden al deze elementen ten aanzien van een adolescenten-strafrecht voor 15- tot 23- jarigen onder de loep genomen. De hoofdvraag die hierbij zal worden beantwoord is: kan een adolescenten-strafrecht voor 15- tot 23- jarigen juridisch gelegitimeerd en wetenschappelijk onderbouwd worden? Om tot beantwoording van deze vraag te komen, is er een aantal deelvragen opgesteld die zijn ondergebracht in verschillende hoofdstukken. De deelvragen luiden als volgt: - Hoe heeft het jeugdstrafrecht zich in Nederland ontwikkeld en welke opvattingen lagen daaraan ten grondslag? (hoofdstuk 1) - Hoe verhoudt een adolescenten-strafrecht voor 15- tot 23- jarigen zich tot internationale verdragen? (hoofdstuk 2) - Wordt een adolescenten-strafrecht voor 15- tot 23- jarigen ondersteund door kennis over ontwikkeling en leeftijden? (hoofdstuk 3) - Wordt een adolescenten-strafrecht voor 15- tot 23- jarigen ondersteund door kennis over criminaliteit? (hoofdstuk 3) 5

Hoofdstuk 1 Jeugdstrafrecht in Nederland 1.1 Inleiding Ver voor de invoering van het nationale strafrecht waren leeftijdscategorieën al belangrijk voor de strafrechtelijke bejegening. Reeds het Romeinse recht kende een leeftijdsgrens beneden welke de strafrechtelijke aansprakelijkheid wegviel. 5 Kinderen tot zeven jaar werden als niet-toerekeningsvatbaar beschouwd, bij kinderen van zeven tot veertien jaar werd per kind onderzocht of deze in staat tot boos opzet was. Wanneer dit kon worden aangenomen werd deze jongere als volwassene gestraft. 6 Het eerste nationale strafwetsartikel ten aanzien van de strafbaarheid van jeugdigen was artikel 21 in het Crimineel Wetboek (CW) dat van kracht was van februari 1809 tot maart 1811. 7 In artikel 21 CW werd een onderscheid gemaakt tussen drie leeftijdsgroepen: onder de twaalf jaar was iedereen straffeloos, tussen de twaalf en vijftien kon tuchtiging door opsluiting van maximaal twee maanden worden opgelegd of een kinderlijke straf, aan kinderen in de leeftijd van vijftien tot achttien jaar kon de rechter naar omstandigheden een lichtere straf opleggen dan volwassenen. 8 Toen in 1811 zowel de Franse Code Penal als de Napoleontische Code d instruction criminelle werden ingevoerd, kon voor het eerst in Nederland van een eenheid in strafrechtspleging worden gesproken. Er was sprake van eenheid omdat er vanaf dat moment één rechterlijke organisatie tot stand was gekomen. 9 Voor de strafbaarheid van jeugdigen was dit echter een stap terug: met de Franse Code Penal werd de ondergrens voor strafrechtelijke aansprakelijkheid, die met het Crimineel Wetboek was ingevoerd, namelijk verlaten. 10 Pas met het Wetboek van Strafrecht van 1886 11 werd er opnieuw een ondergrens voor strafrechtelijke aansprakelijkheid bepaald: strafrechtelijke vervolging van kinderen onder de tien jaar was niet mogelijk (art. 38 oud Sr.). De wijze van behandeling van tien- tot zestienjarigen hing af van de beslissing van de strafrechter of het kind al dan niet met oordeel 5 Simons 1917, p. 187. 6 Simons 1917, p. 187. 7 De Jonge & Van der Linden 2007, p. 56. 8 Simons 1917, p. 188. 9 Corstens 2008, p. 41. 10 Simons 1917, p. 188. 11 Wet van 3 maart 1881, Stb. 1881, 35, i.w.tr. op 1 september 1886 door de Wet van 15 april 1886, Stb. 1886, 64. 6

des onderscheids had gehandeld. 12 Volgens De Jonge en Van der Linden koos de Minister van Justitie destijds de volgende definitie: Oordeel des onderscheids is aanwezig, wanneer het kind het vermogen bezit om te begrijpen, dat zijn subjectieve neigingen aan de objectieve orde moeten onderworpen zijn. 13 De vraag vanaf wanneer je een kind in het kader van het strafrecht kunt aanspreken, en daarmee de vraag naar de verwijtbaarheid van een kind was dus van eminent belang. Volgens Simons werd het begrip oordeel des onderscheids echter wetenschappelijk betwist en heeft het bestaan hiervan bij kinderen tot onderling zeer afwijkende uitspraken geleid. 14 De bepalingen in de wet van 1886 bleken onvoldoende om de misdadigheid van jeugdige personen tegen te gaan. 15 Daarbij stonden deskundigen die zich professioneel bezig hielden met jeugdigen pal tegenover de bepalingen ten aanzien van jeugdigen in de wet. De deskundigen waren van mening dat de bepalingen geen rekening zouden houden met de ontwikkeling die kinderen nog door kunnen maken om op het goede pad te komen. 16 Het was tijd voor een nieuw wettelijk stelsel. Onder het bewind van Minister Van der Linden is er een formele scheiding aangebracht tussen straf(proces)recht voor minderjarigen en strafrecht voor volwassenen. Deze scheiding ontstond door de totstandkoming van de Kinderwetten in 1901 (ingevoerd in 1905). 17 Met de invoering van deze wetten is de leeftijdsgrens van tien jaar weer afgeschaft beneden welke een kind niet strafrechtelijk aansprakelijk kon worden gesteld. De strafrechtelijke minderjarigheid is tegelijkertijd verhoogd tot achttien jaar; tot die leeftijd waren bijzondere bepalingen van toepassing. 18 Over de strafrechtelijke Kinderwet stellen De Vries en Van Tricht: Tegen een stelsel om jeugdige personen aan elke strafrechtelijke aansprakelijkheid te onttrekken, verzet zich zoowel het publiek belang als het begrip van zedelijke verantwoordelijkheid; evenzeer als een volwassen persoon, behoort een kind voor zijne daden verantwoordelijk te zijn, zij het dan ook in meer beperkte mate en in anderen zin. 19 12 Simons 1917, p. 189. 13 De Jonge & Van der Linden 2007, p. 57. 14 Simons 1917, p. 189. 15 Simons 1917, p. 190. 16 De Jonge & Van der Linden 2007, p, 59. 17 Wetten van 12 februari 1901, Stb. 1901, 62, 63 en 64. In werking getreden op 1 december 1905. 18 De Vries & Van Tricht 1905. 19 De Vries & Van Tricht 1905, p. 7. 7

De motivering om tevens een strafrecht voor jeugdigen in te voeren was dat men met behulp van speciale sancties het opvoedingsideaal zou kunnen verwezenlijken. 20 Jeugdigen werden geacht beïnvloedbaar en (her)opvoedbaar te zijn, en de nadruk van de aanpak moest dan ook hierop liggen. Bij volwassenen richtten de strafdoelen zich voornamelijk op genoegdoening, preventie en voorkoming van eigenrichting. Bij jeugdigen kwam de nadruk te liggen op (her)opvoeding en ontwikkeling en kreeg het strafrecht dus een meer pedagogisch accent. 21 Het jeugdstrafprocesrecht werd verder uitgebouwd door de komst van de kinderrechter in 1922, die speciaal werd ingesteld voor jeugdzaken. 22 In 1965 heeft er een herziening plaatsgevonden van het jeugdstraf(proces)recht wat onder andere inhield dat er 60 jaar na de invoering van de kinderwetten in 1905 er weer een ondergrens voor strafrechtelijke aansprakelijkheid was. 23 Op advies van de Commissie Overwater werd er een leeftijdgrens ingesteld van twaalf jaar. De Commissie zei over kinderen onder de twaalf jaar in het rapport: Van toerekeningsvatbaarheid in de zin van de strafwet zal bij hen niet of nauwelijks sprake zijn, terwijl strafvervolging ten aanzien van hen een te zwaarwichtig middel is, waarvan de strekking buiten hun bevatting ligt en met het oog op het te beschermen belang ook niet noodzakelijk. Ten aanzien van deze kinderen kan men met de mogelijkheden van het burgerlijke recht, de ondertoezichtstelling, ontzetting en ontheffing voldoende bereiken. 24 Sinds de herziening van het jeugdstraf(proces)recht in 1965 zijn de leeftijdsgrenzen van het jeugdstrafrecht niet meer veranderd. Het jeugdstrafrecht is hedendaags nog steeds van toepassing op de leeftijdsgroep van 12 tot 18 jaar. De bepalingen in het materiële strafrecht voor jongeren zijn daarbij vervat in de artikelen 77a Wetboek van Strafrecht tot en met 77gg Wetboek van Strafrecht. In strafrechtelijke procedures tegen jeugdigen gelden in beginsel alle bepalingen van het Wetboek van Strafvordering (Sv) tenzij de gelding uitdrukkelijk is uitgesloten, zo is bepaald in artikel 488 Sv. De bijzondere bepalingen in het formele strafrecht ten aanzien van jeugdigen staan in de artikelen 486-505 Sv. Er zijn twee belangrijke uitzonderingen op de regel dat het jeugdstrafrecht geldt voor jongeren van 12 tot 18 jaar. Ten eerste kan het jeugdstrafrecht worden toegepast op personen van 18 tot 21 jaar door middel van artikel 77c Sr, indien: de persoonlijkheid van de dader daartoe aanleiding geeft of als de omstandigheden waaronder het strafbare feit is begaan 20 Hudig 1974, p. 21. 21 Corstens 2008, p. 822. 22 De Jonge & Van der Linden 2007, p. 61. 23 De Jonge & Van der Linden 2007, p. 58. 24 Rapport Commissie Overwater 1951, p. 7. 8

daartoe aanleiding geven (artikel 77c Sr.). Ten tweede kunnen 16- en 17- jarigen worden berecht volgens het volwassenenstrafrecht op basis van artikel 77b Sr. Het volwassenenstrafrecht kan de rechter toepassen bij deze jongeren indien het gaat om; een ernstig strafbaar feit, als de persoonlijkheid van de dader daartoe aanleiding geeft, of als de omstandigheden waaronder het strafbare feit is begaan daartoe aanleiding geven (artikel 77b Sr). De grondslag van dit artikel is dat het jeugdstrafrecht beschikt over slechts korte straffen en dat de zwaarste maatregel ook eindig is, vandaar dat de wetgever het noodzakelijk vond om de rechter de bevoegdheid te geven te grijpen naar het strafrecht voor volwassenen in bepaalde zaken. 25 Een uitgebreide motivering van de rechter is hierbij niet nodig, het citeren van de gronden uit artikel 77c Sr is volgens de Hoge Raad voldoende. 26 Voorstellen om een afzonderlijk strafrecht voor adolescenten in te stellen zijn in de periode na de herziening van het jeugdstraf(proces)recht in 1965 herhaaldelijk gedaan. 27 Nu anno 2011, ligt er weer een voorstel voor de invoering van een adolescenten-strafrecht voor. Belangrijk is daarom om dieper in te gaan op de achtergronden van deze voorstellen en de argumenten die daarbij een rol hebben gespeeld. 1.2 Een afzonderlijk adolescenten-strafrecht De Commissie Wiarda heeft in 1971 het rapport Jeugdbeschermingsrecht 28 uitgebracht. In dat rapport stond een aantal belangrijke voorstellen tot herziening van het civiele jeugdrecht. Deze commissie heeft zich niet direct beziggehouden met herziening van het jeugdstraf(proces)recht maar adviseerde in het rapport wel om ten behoeve van meerderjarigen in de leeftijd van 18-21 jaar een afzonderlijk adolescenten-strafrecht te creëren met eigen straffen en maatregelen, die deels kunnen worden overgenomen uit het jeugdstrafrecht. 29 In 1979 is vervolgens een commissie ingesteld, onder voorzitterschap van Anneveldt, ter bestudering van het strafrecht voor jongeren. 30 Deze commissie heeft in 1982 haar rapport Sanctierecht voor Jeugdigen 31 aan de Minister van Justitie aangeboden. Tot taak van de Commissie behoorde een studie naar de vraag of er behoefte bestond aan bijzondere 25 Doreleijers & Fokkens 2010, p. 106. 26 HR 21 november 2000, LJN ZD2082. 27 Weijers & Imkamp 2008, p. 280. 28 Rapport Commissie Wiarda 1971. 29 Rapport Commissie Wiarda 1971, p. 74. 30 De Jonge & Van der Linden 2007, p. 64. 31 Rapport Commissie Herziening Strafrecht voor Jeugdigen 1982. 9

berechting van jeugdige volwassenen. De Commissie heeft deze vraag bevestigend beantwoord. 32 In het rapport stelt de Commissie dat het materiële jeugdstrafrecht ook van toepassing moet zijn op jongeren die ten tijde van het begaan van het strafbaar feit de leeftijd van 24 jaar nog niet hebben bereikt. 33 In het rapport staat met betrekking tot de keuze voor deze leeftijd: De grens tussen jeugd- en volwassenenstrafrecht moet bij die leeftijd liggen waarop de jeugdsubcultuur haar greep op de jongeren verliest en waarop de jongeren voor het besluit staan om te stoppen of door te gaan. Uit de statistieken blijkt dat die overgang rond de leeftijd van vierentwintig jaar plaatsvindt. [ ] Uit het oogpunt van effectieve strafrechtstoepassing heeft de commissie derhalve gekozen voor een uitbreiding van het jeugdstrafrecht tot de leeftijd van vierentwintig jaar. 34 Daarbij stelde de Commissie dat jongvolwassenen getypeerd worden door hun onvolwassen gedrag en daarmee samenhangende verminderde verantwoordelijkheid. De Commissie was van mening dat daarom in materieel opzicht daarmee rekening zou moeten worden gehouden. 35 De Commissie was wel van mening dat het strafprocesrecht voor deze groep gelijk moest zijn aan die van volwassenen. De algemene rechtsregels voor volwassenen moesten ook ten aanzien van jeugdigen gelden en uitzonderingen op het voor meerderjarigen geldende strafrecht moesten zoveel mogelijk achterwege blijven. 36 De wetgever heeft het voorstel voor de toepassing van het materiële jeugdstrafrecht voor jeugdigen tussen de 18 en 24 jaar niet overgenomen. Volgens Weijers en Imkamp werd dit voorstel door de regering niet overgenomen vanwege: [ ] het probleem van verdergaande en daarmee kostenverhogende differentiatie van de capaciteit van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende sancties. 37 In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot herziening van het sanctierecht en strafprocesrecht voor jeugdigen, is tevens op te maken dat de regering het voldoende vond jongeren aan een aangepast regime te onderwerpen. 38 Er werden daarbij genoeg mogelijkheden gezien om in het regime van bestaande inrichtingen voor jeugdigen tot 24 jaar een aangepaste bejegening tot uitdrukking te brengen. De Jonge en Van der Linden merken hierover op: In dit standpunt van de wetgever 32 Rapport Commissie Herziening Strafrecht voor Jeugdigen 1982, p. 15. 33 Rapport Commissie Herziening Strafrecht voor Jeugdigen 1982, p. 16. 34 Rapport Commissie Herziening Strafrecht voor Jeugdigen 1982, p. 18. 35 Weijers & Imkamp 2008, p. 281. 36 Bartels 2007, p. 6. 37 Weijers & Imkamp 2008, p. 281. 38 Kamerstukken II 1989/90, 21 327, nr. 3, p. 6. 10

zit een discrepantie omdat er in de uitvoering van straffen dus terecht wel rekening wordt gehouden met de leeftijd en het ontwikkelingsstadium van adolescenten. 39 Als gevolg zijn er afdelingen binnen bestaande inrichtingen gekomen voor jongvolwassenen, zogenoemde jovo s met een eigen jovo-regime. 40 De selecties voor het jovo-regime zijn echter in 2007 weer stopgezet. Een van de redenen daartoe was dat uit evaluatie door de Dienst Justitiële Inrichtingen naar voren kwam dat de afdelingen en het regime geen aantoonbare meerwaarde hadden in termen van het bieden van extra bescherming en het bieden van perspectief op terugkeer naar de samenleving voor jongvolwassenen. 41 Het plan van het kabinet-rutte voor de invoering van een apart adolescenten-strafrecht gaat uit van de leeftijdscategorie 15-23 jaar en vertoont daardoor een verschil met de eerdere voorstellen. In de eerdere voorstellen ging het om een andere aanpak voor de leeftijd 18 tot 21/24 jaar. Deze leeftijdscategorie zou een aanpak moeten krijgen waarin meer elementen uit het jeugdstrafrecht waren opgenomen. Jongeren van deze leeftijd zouden daardoor lichter worden aangepakt binnen het strafrecht. Omdat het concrete voorstel voor het adolescentenstrafrecht van het kabinet er nog niet is, kan de inhoudelijke invulling daarvan niet worden vergeleken met de eerdere voorstellen. Wel is uit uitspraken van Teeven en Opstelten 42 op te maken dat het niet de intentie is om deze jongeren lichter te gaan straffen dan nu het geval is. 1.3 Samenvatting In dit hoofdstuk is ingegaan op de vraag: Hoe heeft het jeugdstrafrecht zich in Nederland ontwikkeld en welke opvattingen lagen daaraan ten grondslag? Om deze vraag te beantwoorden, is kort de geschiedenis van het jeugdstrafrecht besproken met de opvattingen die daarin golden. Duidelijk is geworden dat al eeuwen lang de jeugdige leeftijd een belangrijke rol heeft gespeeld bij strafrechtelijke bejegening. De mate waarin een jeugdige in staat was een oordeel des onderscheids te maken vormde daarbij een belangrijke afweging voor de straf. Sinds de Kinderwetten van 1901 is er officieel een onderscheid tussen strafrecht voor volwassenen en strafrecht voor jeugdigen. 39 De Jonge & Van der Linden 2007, p. 67. 40 De Jonge & Van der Linden 2007, p. 67. 41 Muller & Vegter 2009, p. 188. 42 Zie Inleiding. 11

Met behulp van speciale sancties wilde men het opvoedingsideaal verwezenlijken. 43 Jeugdigen werden geacht beïnvloedbaar en (her)opvoedbaar te zijn, de nadruk van de aanpak moest dan ook hierop liggen. De nadruk kwam te liggen op (her)opvoeding en ontwikkeling en het jeugdstrafrecht kreeg een pedagogisch accent. 44 Deze opvatting is nu nog steeds van toepassing op het jeugdstrafrecht. Leeftijdsgrenzen hebben bij de aanpak van jeugdigen altijd een belangrijke rol gespeeld. Sinds de herziening van het jeugdstraf(proces)recht in 1965 zijn de leeftijdsgrenzen van het jeugdstrafrecht niet meer veranderd. Het jeugdstrafrecht is nog steeds van toepassing op de leeftijdsgroep van 12 tot 18 jaar. Het materiële strafrecht voor jongeren is daarbij vervat in de artikelen 77a tot en met 77gg Sr. Het formele strafrecht is in beginsel gelijk aan dat voor volwassenen, de bijzondere bepalingen ten aanzien van jeugdigen staan in de artikelen 486-505 Sv. De belangrijkste twee uitzonderingen op de toepassing van het jeugdstrafrecht vindt men in artikel 77b en 77c Wetboek van Strafrecht. Een voorstel voor een adolescenten-strafrecht, zoals het kabinet-rutte uit gaat werken, is niet nieuw. Door de commissies Wiarda en Anneveldt zijn in 1971 en 1982 ook voorstellen gedaan om de groep adolescenten bij het jeugdrecht te betrekken in de vorm van een adolescenten-strafrecht. Zij verstonden onder adolescenten echter jeugdigen in de leeftijd van 18 tot 21/24 jaar en niet zoals het kabinet-rutte de leeftijdsgroep 15 tot 23 jaar. De opvatting van de commissies was dat jongeren in deze leeftijdsgroep getypeerd worden door hun onvolwassen gedrag en daarmee samenhangende verminderde verantwoordelijkheid. Zij waren van mening dat daarom in materieel strafrechtelijk opzicht daarmee rekening zou moeten worden gehouden. 45 Deze specifieke voorstellen zijn nooit overgenomen door de wetgever vanwege voornamelijk financiële en praktische redenen. 46 In het volgende hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de vraag welke normen er zijn gesteld in internationale verdragen ten aanzien van de strafrechtelijke aanpak van jeugdigen. Daarbij wordt nagegaan of een adolescenten-strafrecht voor 15- tot 23- jarigen juridisch gelegitimeerd kan worden, aan welke voorwaarden dan moet zijn voldaan en wat dit betekent voor de intenties die de regering heeft met het adolescenten-strafrecht. 43 Hudig 1974, p.21. 44 Corstens 2008, p. 822. 45 Weijers & Imkamp 2008, p. 281. 46 Weijers & Imkamp 2008, p. 281. 12

Hoofdstuk 2 Internationaal juridisch kader 2.1 Inleiding De Nederlandse rechtspleging is al enige tijd niet meer een puur nationale bezigheid. Sinds de invoering en ratificering van een aantal internationale verdragen moet Nederland ook voldoen aan de eisen die daarin worden gesteld. De bepalingen in geratificeerde verdragen vormen daardoor een belangrijk kader voor de strafrechtpleging in ons land. 47 Het strafrecht kan vergaande gevolgen hebben voor het leven van burgers en hun vrijheden. Strafrechtelijk ingrijpen moet daarom gelegitimeerd zijn. Een belangrijke voorwaarde daarvan is dat alle waarborgen voor de rechten en vrijheden van mensen in acht worden genomen. In verdragen zijn deze uiterst belangrijke waarborgen voor mensen en burgers neergelegd. Indien de bepalingen uit verdragen naar hun inhoud een ieder kunnen verbinden, kan er door de Nederlandse burger dan ook een beroep op worden gedaan (art. 93 GW). Als de toepassing van Nederlandse wettelijke voorschriften niet verenigbaar is met dit soort bepalingen dan worden deze tevens buiten toepassing gelaten (art. 94 GW). Verdragen kunnen dus in veel gevallen boven de Nederlandse wet gaan. 48 Het voorgestelde adolescenten-strafrecht voor 15- tot 23- jarigen moet daarom worden bekeken in het licht van de normen gesteld in internationale verdragen. Zouden deze zich verzetten tegen een strafrecht voor adolescenten, dan is de kans groot dat uiteindelijk het adolescenten-strafrecht niet ingevoerd mag worden. Kan men echter uit deze verdragen opmaken dat met een strafrecht voor adolescenten wordt ingestemd of dat dit zelfs wordt toegejuicht, dan vormt dit een gewichtig argument voor invoering. 2.2 Verdragen Het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (verder: EVRM) is een belangrijk verdrag waarin mensen- en burgerrechten zijn neergelegd voor alle inwoners van de verdragsluitende partijen. Het EVRM is opgesteld in 1950 in navolging van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948). Ratificatie van het EVRM is sinds 1998 een noodzakelijke voorwaarde om lid te worden van 47 Corstens 2008, p. 33. 48 Corstens 2008, p. 33. 13

de Europese Unie. 49 Het Europees Hof van de Rechten van de Mens kan uitspraken doen over de eventuele schending van beginselen uit dit verdrag. Alle rechten en vrijheden die in het verdrag zijn neergelegd gelden voor alle burgers van de verdragsluitende partijen, dus ook voor minderjarigen. Zo is het recht op vrijheid en veiligheid (artikel 5 EVRM) en het recht op een eerlijk proces (artikel 6 EVRM) uit dit verdrag ook van toepassing op minderjarigen. Een belangrijk verdrag voor de rechtspositie van jeugdigen is het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (verder: IVRK). Het IVRK is op 2 september 1990 in werking getreden en in 1995 door Nederland geratificeerd. Op dit moment hebben 191 lidstaten het IVRK ondertekend, met als uitzondering de Verenigde Staten en Somalië. 50 Het IVRK kent geen individuele klachtenprocedure. Wel is er een VN-rapportage- Comité dat toezicht houdt op de uitvoering van de in het verdrag neergelegde rechten. Voor een verdragsconforme jeugdstrafrechtspleging schrijft dit Comité voor dat er tevens moet worden voldaan aan een aantal resoluties dat door de Algemene Vergadering is aangenomen, maar die niet bindend zijn, aldus Mijnarends. 51 Deze zijn achtereenvolgend de UN Standard Minimum Rules for the Administration of Juvenile Justice (Beijing Rules, 1985), de UN Rules for the Protection of Juveniles deprived of their Liberty (Havana Rules, 1990) en de UN Guidelines on the Prevention of Juvenile Delinquency (Riyadh Rules, 1990). Het IVRK in samenhang met drie resoluties van de VN, de Beijing Rules (1985), de Havana Rules (1990) en de Riyadh Guidelines (1990) leggen een aantal normen vast waarbinnen de jeugdstrafrechtspleging in een land tot uiting kan komen. 52 Uit deze documenten kan men een vijftal beginselen voor jeugdstrafrechtspleging af leiden. Eerste beginsel is dat het belang van het kind altijd voorop moet staan. Tweede beginsel is dat het systeem gericht moet zijn op reïntegratie van de jongere in de maatschappij. Derde beginsel is dat een jeugdige zo min mogelijk van zijn vrijheid mag worden beroofd, vrijheidsbeneming moet een ultimum remedium zijn. Ten vierde moet er zoveel mogelijk worden gezocht naar alternatieven voor het strafrechtelijke proces: dus gezocht moet worden naar buitengerechtelijke afdoeningen. Ten slotte moeten er extra waarborgen worden ingezet in de jeugdstrafrechtspleging zoals kinderrechters en jeugdofficieren. 53 Het is buiten het bereik van deze scriptie om alle normen uitvoerig te bespreken die in acht moeten worden genomen voor een gedragsconforme strafrechtspleging waar 49 Hins & Nieuwenhuis 2010, p. 65. 50 Mijnarends 2001, p. 302. 51 Mijnarends 2001, p. 303. 52 Wolthuis 2006, p. 4. 53 Wolthuis 2006, p. 4. 14

minderjarigen in zijn opgenomen. In dit hoofdstuk wordt de juridische legitimiteit van een adolescenten-strafrecht voor 15- tot 23- jarigen besproken en bekeken hoe dit zich verhoudt tot de intenties van de regering met dit strafrecht. Er zal daarom alleen worden ingegaan op specifieke bepalingen uit de internationale verdragen die hierbij van belang zijn. 2.3 Toepassing IVRK: De bovengrens Het IVRK geeft in artikel 1 de definitie van een kind en daarmee de leeftijdsgroep waarop het verdrag van toepassing is. Onder kind wordt verstaan: ieder mens jonger dan achttien jaar, tenzij de wettelijke meerderjarigheid eerder wordt bereikt (art. 1 IVRK). Een bovengrens van 18 jaar voor het jeugdstrafrecht zoals Nederland deze hanteert, krijgt dus internationale instemming. Wel wordt door het Comité aangegeven dat deze grens absoluut niet naar beneden moet. 54 In Nederland kunnen 16- en 17- jarigen echter door middel van artikel 77b Sr worden berecht onder het commune-strafrecht. Het criterium voor toepassing van dit artikel omvat drie gronden die niet cumulatief hoeven te zijn. 55 Artikel 77b Sr. stelt dat de rechter ervoor kan kiezen het commune-strafrecht toe te passen op grond van; de ernst van het feit, de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. In Nederland werden in 2007 in totaal 124 minderjarigen op deze manier onder het communestrafrecht berecht; dat is 1% van alle minderjarigen waartegen een rechtszaak is geweest. 56 Dat lijkt overeen te komen met de opvatting dat de toepassing van artikel 77c Sr ingevolge het IVRK zeer uitzonderlijk moet zijn. 57 De mogelijkheid van veroordeling van minderjarigen in het commune-strafrecht door middel van artikel 77b Sr stuit op verzet van het VN-Comité. Nederland heeft bij artikel 37c IVRK echter een voorbehoud gemaakt waardoor van strikte schending van het verdrag geen sprake is. 58 Door het voorbehoud kan men vasthouden aan de mogelijkheid van toepassing van het commune-strafrecht op 16- en 17- jarigen en hen als gevolg daarvan detineren in een volwasseneninrichting. Het VN-Comité heeft Nederland aangespoord om het voorbehoud in te trekken. Dat is duidelijk te lezen in General Comment nr. 10 van het VN-Comité. Daarin staat geschreven: 54 Weijers & Imkamp 2008, p. 269. 55 Bartels 2007, p. 87. 56 Aanhangsels Handelingen II 2008/09, nr. 1851. 57 Aldus ook Bartels 2007, p. 87. 58 Weijers & Imkamp 2008, p. 93. 15

The Committee, therefore, recommends that those States parties which limit the applicability of their juvenile justice rules to children under the age of 16 (or lower) years, or which allow by way of exception that 16 or 17-year-old children are treated as adult criminals, change their laws with a view to achieving a non-discriminatory full application of their juvenile justice rules to all persons under the age of 18 years old. 59 Volgens Liefaard zal het intrekken van het voorbehoud bovenal recht doen aan de erkenning van het in artikel 40 IVRK neergelegde uitgangspunt dat elke verdragsstaat een op alle kinderen toegesneden jeugdstrafsysteem moet hebben. 60 Het verzoek tot intrekking van het voorbehoud door het VN-Comité is herhaald in de laatste rapportage over Nederland in 2009. 61 Dat jaar concludeerde Commissaris van de Mensenrechten, Hammarberg, gelijk aan het VN- Comité, dat het Nederlandse beleid waarin minderjarigen kunnen worden berecht als volwassenen in strijd is met internationale verdragen en bijbehorende resoluties. 62 De toenmalige Minister van Jeugd en Gezin, Rouvoet, heeft als reactie op het VN-Comité laten weten na te gaan of de gronden van het voorbehoud nog steeds geldend zijn. 63 De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft in haar adviesrapport van maart 2011 tevens het advies gedaan het voorbehoud in te trekken. 64 De publieke opinie neigt er echter naar om, vooral bij ernstige delicten, vanuit het volwassenen perspectief te willen straffen. De opvatting Adult crime, adult time die in de Verenigde Staten veel wordt gehoord, lijkt bij ernstige delicten ook de opvatting in Nederland te zijn. Die opvatting wordt daarbij aangewakkerd door politici als Teeven. Zoals ook in de inleiding is aangehaald, heeft hij als reactie op een zaak, waarin een minderjarige iemand had mishandeld met de dood tot gevolg, gesteld: Onze samenleving als totaal heeft er zo langzamerhand genoeg van dat 15-jarige moordenaars er met twee jaar maximale gevangenisstraf vanaf komen. 65 Door de maatschappelijke druk op vergelding wordt het ontwikkelingsperspectief uit het oog verloren. 66 De beoordeling van het VN-Comité ten aanzien van de berechting van minderjarigen volgens het commune-strafrecht, impliceert een belangrijk uitgangspunt van het adolescenten- 59 United Nations Convention of the Rights of The Child 2007, par. 33. 60 Liefaard 2009, p. 368. 61 United Nations Convention of the Rights of The Child 2009, par. 11. 62 Beijerse 2009, p. 1067. 63 Beijerse 2009, p. 1067. 64 Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming 2011, p. 35. 65 Van der Wegen 2008. 66 Verwaaijen & Bruggeman 2010, p. 153. 16

strafrecht. Voor alle minderjarigen binnen het adolescenten-strafrecht moeten jeugdstrafrechtregels van toepassing zijn waarin aan de eisen van het IRVK is voldaan. Nederland heeft een jeugdstrafrecht waarin de eisen van het IVRK, met uitzondering van het voorbehoud, zijn opgenomen. Een optie voor het adolescenten-strafrecht voor 15- tot 23- jarigen is daarom om het jeugdstrafrecht op deze groep van toepassing te laten zijn. 2.4 Toepassing IVRK: Artikel 37b IVRK en directe werking van het verdrag Artikel 37b IVRK eist dat vrijheidsbeneming van jongeren slechts als uiterste maatregel en voor de kortst mogelijke duur mag geschieden. Volgens artikel 77b lid 2 Sr mag een levenslange gevangenisstraf niet worden opgelegd aan de 16- en 17- jarigen. Wel bestaat de mogelijkheid hen tot een tijdelijke gevangenisstraf van maximaal 30 jaar te veroordelen, net zoals dat voor meerderjarigen mogelijk is. Dit lijkt op gespannen voet te staan met het uitgangspunt dat vrijheidsbeneming van jongeren voor de kortst mogelijke duur mag geschieden, zoals ook de Jonge en Van der Linden stellen. 67 In elk geval kan, met inachtneming van artikel 37b IVRK, mijn inziens het adolescenten-strafrecht voor 15- tot 23- jarigen niet worden gebruikt om de maximale strafduur voor deze groep te verhogen, wat een intentie lijkt te zijn van de regering. Bij de invoering van een adolescenten-strafrecht voor 15- tot 23- jarigen is een prominente vraag wat de artikelen 37 en 40 van het IVRK daadwerkelijk voor de rechtspraktijk kunnen betekenen nu het IVRK geen individuele klachtenprocedure kent. In de memorie van toelichting van de Goedkeuringswet van het IVRK zijn de artikelen 37 en 40 IVRK als mogelijk rechtstreeks werkend aangemerkt. 68 Mijnarends stelt over de artikelen: [ ] uit de formulering van de art. 37 en 40 [kan] worden afgeleid dat de opstellers kennelijk de bedoeling hadden bindende bescherming voor de jeugdigen te garanderen, ondanks dat de jeugdige niet steeds zelf wordt aangesproken. 69 Zij vervolgt: Dit [het niet aanspreken van de jeugdige zelf] mag geen alibi zijn om de jeugdige rechterlijke toegang te onthouden de overheid op die overheidsverantwoordelijkheid te kunnen aanspreken en derhalve directe werking aan deze bepalingen te onthouden. 70 67 Aldus ook De Jonge & Van der Linden 2007, p. 353. 68 Kamerstukken II 1992/93, 22855 (R1451), nr.3, p. 9. 69 Mijnarends 2001, p. 304. 70 Mijnarends 2001, p. 304. 17

Uit jurisprudentie kan men opmaken dat de rechter de directe werking van deze artikelen in enkele zaken, impliciet dan wel expliciet, heeft toegekend. 71 Het argument van Mijnarends is daarom absoluut steekhoudend. Ondertekening van het verdrag impliceert dat Nederland de rechten zoals neergelegd in het verdrag erkent en verklaart te willen behartigen. 2.5 Implicaties IVRK voor adolescenten-strafrecht De normen uit het IVRK in samenhang met de beoordeling van het VN-Comité impliceren twee opties voor het adolescenten-strafrecht. Eerste optie is dat er een nieuw strafrecht wordt gecreëerd voor de leeftijdsgroep 15 tot 23 jaar. Hierin moet aan alle normen van het IVRK, in samenhang met de resoluties, worden voldaan. Minderjarigen vallen immers ook onder dit strafrecht. Nederland heeft echter al een jeugdstrafrecht waarin alle normen van het IVRK, met uitzondering van het voorbehoud, wordt voldaan. Ook de intentie om zwaarder en langer te straffen binnen het adolescenten-strafrecht mag gezien artikel 37b IVRK geen uitwerking vinden. Het instellen van een nieuw strafrecht is daarom geen logische optie. De tweede optie is om het adolescenten-strafrecht onder te brengen in het jeugdstrafrecht. Dat zou betekenen dat het jeugdstrafrecht van toepassing zou zijn tot het 23 e jaar. De berechting van meerderjarigen door middel van het jeugdstrafrecht krachtens artikel 77c Sr komt in Nederland niet vaak voor, in 2007 waren het 77 meerderjarigen. 72 Hierbij gaat het vaak om meerderjarigen met een verstandelijke beperking. 73 Er is vrijwel niets bekend over de toepassing van artikel 77c Sr in Nederland, waardoor het moeilijk wordt om er uitspraken over te kunnen doen. Bruning stelt hierover: Onderzoek naar het geringe gebruik en de toepassing van deze bepaling zou zeer wenselijk zijn. Vooralsnog blijft het gissen naar de verklaring van de geringe toepassing [ ]. 74 Ook in de media lijkt geen aandacht te zijn voor deze vorm van berechting. Er zijn geen zaken bekend waarin de berechting volgens artikel 77c Sr in strijd is geacht met internationale normen. Daaruit kan worden opgemaakt dat de meerderjarigen uit het voorgestelde adolescenten-strafrecht in het jeugdstrafrecht kunnen worden opgenomen. De opname van de leeftijdsgroep 18- tot 23- jarigen in het jeugdstrafrecht levert echter wel een aantal andere (juridische) knelpunten op. Allereerst moet er rekening mee worden gehouden dat artikel 37c IRVK ook voorschrijft dat bij de tenuitvoerlegging van detentie 71 Zie Rb. Utrecht 29 oktober 2007, LJN BB8303. Zie Rb. s-gravenhage 27 juli 2010, LJN BN2164. 72 Ferweda 2010, p. 8. 73 Weijers & Imkamp 2008, p. 280. 74 Bruning 2010, p. 33. 18

minderjarigen van volwassenen moeten worden gescheiden. Wanneer de 18- tot 23- jarigen ook binnen het jeugdstrafrecht vallen dan moeten zij bij de tenuitvoerlegging van de straffen dus alsnog worden gescheiden van de minderjarigen. Ook betekent het dat de straffen en maatregelen voor de groep meerderjarigen aanzienlijk worden beperkt in vergelijking met de mogelijkheden onder het commune-strafrecht. Risico is, dat de straffen en maatregelen in het jeugdstrafrecht zodanig worden aangepast aan de nieuwe leeftijdsgrens, dat de uitgangspunten van het jeugdstrafrecht daardoor op de achtergrond raken. Het opnemen van de meerderjarigen kan daardoor een achteruitgang van de rechtspositie van de minderjarigen betekenen. 2.6 Toepassing EVRM In het EVRM staan slechts twee bepalingen waarin minderjarigen als zodanig worden genoemd. Artikel 5 lid 1 sub d EVRM staat toe dat minderjarigen van hun vrijheid worden beroofd met het doel toe te zien op hun opvoeding. Artikel 6 lid 1 EVRM waarin het recht op een eerlijk proces staat uitgewerkt, stelt dat wanneer de belangen van minderjarigen dit eisen de rechtzitting achter gesloten deuren plaats mag vinden; in Nederland gebeurt dit ook. Voor de juridische legitimiteit van het adolescenten-strafrecht moet op artikel 6 lid 1 EVRM een zorgvuldige uitwerking plaatsvinden. Besluit men de rechtzitting van minderjarigen in beginsel openbaar te maken, dan kan mijn inziens verwacht worden dat daarbij vaak een beroep zal worden gedaan op de schending van artikel 6 EVRM. Het is immers goed beargumenteerbaar dat de belangen van minderjarigen eisen dat de zaak achter gesloten deuren plaatsvindt. Niet voor niets heeft Nederland er immers voor gekozen bij minderjarigen de deuren te sluiten. Wordt besloten de zitting voor de meerderjarigen binnen het adolescenten-strafrecht ook achter gesloten deuren te doen plaatsvinden, dan zal daar een argumentatie bij moeten worden geleverd die voldoet aan de uitzonderingsvereisten voor een openbare zitting ex artikel 6 lid 1 EVRM. Die uitzonderingsvereisten voor een openbare zitting zijn als volgt: in het belang van de goede zeden, van de openbare orde of nationale veiligheid in een democratische samenleving, wanneer de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privé leven van procespartijen dit eisen of, in die mate door de rechter onder bijzondere omstandigheden strikt noodzakelijk wordt geoordeeld, wanneer de openbaarheid de belangen van een behoorlijke rechtspleging zou schaden (artikel 6 lid 1 EVRM). Gezien de strenge 19

vereisten lijkt het mij een heikele zaak dat de geslotenheid van zittingen voor meerderjarigen doorgang zal vinden. Een adolescenten-strafrecht voor 15- tot 23- jarigen levert geen juridische strijd op met het EVRM. Wel is het zo dat in de uitvoering ervan het onderscheid tussen minderjarigen en meerderjarigen naar alle waarschijnlijkheid alsnog zal worden gemaakt. Dit om strijd met artikel 6 lid 1 EVRM te voorkomen. 2.7 Samenvatting In dit hoofdstuk is ingegaan op de vraag: Hoe verhoudt een adolescenten-strafrecht voor 15- tot 23- jarigen zich tot internationale verdragen? Hierbij is besproken aan welke voorwaarden voldaan moet zijn en wat dit betekent voor de intenties die de regering heeft met het adolescenten-strafrecht. Om de vraag te kunnen beantwoorden is allereerst besproken wat het belang is van internationale verdragen voor de vorming van de Nederlandse strafrechtspleging. Hieruit komt naar voren dat internationale verdragen een belangrijk kader vormen waarbinnen Nederland de strafrechtspleging vorm moet geven. 75 Vervolgens is besproken welke verdragen het meest belangrijk zijn bij een adolescenten-strafrecht voor 15- tot 23-jarigen. Dit zijn het EVRM en het IVRK in samenhang met de drie resoluties van de VN: de Beijing Rules (1985), de Havana Rules (1990) en de Riyadh Guidelines (1990). Deze verdragen leggen een aantal normen vast waarbinnen de (jeugd)strafrechtspleging in een land tot uiting kan komen. 76 Uit deze verdragen zijn de bepalingen besproken die van direct belang zijn voor de juridische legitimiteit van een adolescenten-strafrecht voor 15- tot 23- jarigen. De artikelen 1 en 37 van het IVRK zijn daarom uitvoerig behandeld. Hierbij is ingegaan op de afkeuring van het voorbehoud op artikel 37c IVRK door het VN- Comité. Uit deze bespreking is duidelijk geworden dat bij de strafrechttoepassing van jongeren onder de 18 jaar alle rechten uit het IVRK, in samenhang met de drie VN resoluties, van toepassing moeten zijn. Ook moet de duur van de vrijheidsbeneming van de minderjarigen overeenkomstig artikel 37b IVRK van zo kort mogelijke duur zijn. Aan de hand van de toepassing van het IVRK kan gesteld worden dat het creëren van een nieuw strafrecht voor de leeftijdscategorie 15 tot 23 jaar onlogisch is. In Nederland bestaat immers een jeugdstrafrecht waarin aan de eisen van het IVRK, met uitzondering van 75 Corstens 2008, p. 33. 76 Wolthuis 2006, p. 4. 20

het voorbehoud, wordt voldaan. Aan de intentie van de regering om door middel van het adolescenten-strafrecht de strafduur te verhogen mag daarbij ook geen doorgang worden gegeven gezien artikel 37b IVRK. Enige optie die overblijft, is het opnemen van het adolescenten-strafrecht in het jeugdstrafrecht. Het jeugdstrafrecht zou dan van toepassing zijn tot de leeftijd van 23 jaar. Toch levert ook dit een aantal juridische knelpunten op. Allereerst kan het oprekken van de leeftijdsgrens verzet opleveren met de bepaling dat minderjarigen en meerderjarigen bij de tenuitvoerlegging van detentie van elkaar gescheiden moeten zijn (artikel 37c IVRK). Maar meest belangrijk is het risico dat het jeugdstrafrecht zodanig wordt aangepast dat de uitgangspunten van het jeugdstrafrecht daardoor op de achtergrond raken en daarmee de rechtsbescherming van minderjarigen. Aangaande het EVRM moet artikel 6 lid 1 EVRM in acht genomen worden. Er valt in redelijkheid te verwachten dat voor minderjarigen de beste optie is om de rechtzitting achter gesloten deuren plaats te laten nemen. Zoals nu het geval is. Om dit ook voor meerderjarigen binnen het adolescenten-strafrecht te realiseren lijkt, gezien de uitzonderingsvereisten, een heikele zaak. Op dit punt zal er binnen een adolescenten-strafrecht voor 15- tot 23- jarigen dus toch een splitsing ontstaan tussen minderjarigen en meerderjarigen. Geconcludeerd kan worden dat een adolescenten-strafrecht voor 15- tot 23- jarigen niet direct een strijd op hoeft te leveren met internationale verdragen. Het creëren van een nieuw strafrecht, of de opname in het jeugdstrafrecht is vanuit juridisch oogpunt echter niet toe te juichen. Hoe men het ook aanpakt, het zal een opgave worden om de rechten van minderjarigen te blijven waarborgen zoals dat nu binnen het jeugdstrafrecht wordt gedaan. Een onderscheid tussen minderjarigen en meerderjarigen is daarbij op een aantal punten onvermijdbaar. De vraag is die daarom nu aan de orde wordt gesteld, is of een adolescentenstrafrecht voor 15- tot 23- jarigen vanuit wetenschappelijke kennis wel de nodige aanbeveling verdient. Hierop wordt in het volgende hoofdstuk ingegaan. 21

Hoofdstuk 3 Wetenschappelijk kader 3.1 Inleiding In het eerste hoofdstuk van deze scriptie is ingegaan op de totstandkoming van het jeugdstrafrecht en de achterliggende gedachten hierbij. Ook zijn de eerdere voorstellen voor adolescenten-strafrecht besproken. Duidelijk is geworden dat op dit moment de berechting door middel van het jeugdstrafrecht of het commune-strafrecht wordt bepaald door de meerderjarigheidsleeftijd van 18 jaar, met een uitzondering voor 16- en 17-jarigen. De keuzes voor leeftijdsgrenzen zijn vrijwel altijd verbonden geweest met ideeën en opvattingen over de ontwikkeling van jeugdigen, hun daarmee samenhangende strafrechtelijke aansprakelijkheid en de speciale aanpak die zij nodig hebben om tot een effectief strafrecht te komen. Een effectief strafrecht is altijd van belang geweest gezien het doel van zowel het strafrecht voor minderjarigen als voor volwassenen een vermindering in recidive is. 77 Vanuit de politiek is men op dit moment bezig met een voorstel voor een adolescenten-strafrecht voor 15- tot 23- jarigen. Een ingrijpende verandering ten aanzien van de leeftijdsgrenzen die op er op dit moment zijn. Omdat het voorstel nog niet gereed is, is het niet mogelijk te bespreken welke wetenschappelijke argumenten de regering hiervoor aandraagt. Wel duidelijk is dat het de intentie is om deze leeftijdsgroep in het strafrecht harder en langer te kunnen straffen, zoals blijkt uit de uitspraken van Opstelten en Teeven. 78 In dit hoofdstuk zal daarom worden ingegaan op de laatste kennis over de ontwikkeling van jeugdigen en de invloed hiervan op crimineel gedrag. Om zodoende te kunnen beargumenteren of een adolescenten-strafrecht voor 15- tot 23- jarigen wetenschappelijk onderbouwd kan worden. 3.2 Kennis over ontwikkeling en leeftijden De ontwikkelingspsychologie houdt zich bezig met de psychologische ontwikkeling van mensen van de geboorte tot aan de dood. Ontwikkelingspsychologen zijn daarbij geïnteresseerd in wat er verandert wanneer kinderen ouder worden en hoe deze veranderingen 77 Wartna 2009, p. 15. 78 Zie Inleiding. 22

tot stand komen. 79 Het gedrag van mensen wordt binnen de ontwikkelingspsychologie verdeeld in verschillende leeftijdsfasen. 80 De vroege adolescentie is de leeftijd 12-18 jaar en de late adolescentie loopt van 18-25 jaar. Pas vanaf ongeveer het 25 e jaar begint de periode van volledige volwassenheid. 81 Opvallend is meteen dat de leeftijdscategorie van de adolescentie in de ontwikkelingspsychologie niet aansluit bij de leeftijdscategorie die het kabinet-rutte voor het adolescenten-strafrecht voor ogen heeft. De regering gaat voor het adolescenten-strafrecht uit van de leeftijd 15 tot 23 jaar. De vroege adolescentie en late adolescentie vormen samen een belangrijke periode in de ontwikkeling. In het bijzonder de sociaal-emotionele ontwikkeling ondergaat in deze periode ingrijpende veranderingen. Een belangrijk onderdeel van de sociaal-emotionele ontwikkeling is de morele ontwikkeling. In de ontwikkelingspsychologie wordt door prominenten op het gebied van moreel redeneren, zoals Kohlberg 82, gesteld dat prosociaal moreel redeneren, zoals het zich kunnen verplaatsten in een ander en respect hebben voor een ander, leeftijdsafhankelijk is. Jongeren in de leeftijd van 14-22 jaar hechten over het algemeen meer belang aan goedkeuring van hun directe sociale omgeving, voornamelijk hun peers, dan dat ze belang hechten aan eigen verantwoordelijkheden binnen de maatschappij. Pas na het 22 e levensjaar ontwikkelen jongeren een autonoom gevoel voor hun normen en waarden. 83 Jongeren in deze leeftijdsgroep zijn daarbij sterker georiënteerd op korte termijnconsequenties dan op de gevolgen voor de langere termijn. 84 De periode van de late adolescentie (18-25 jaar) wordt in de literatuur vaak aangeduid als de emerging adulthood. 85 Naar de Nederlandse wet zijn personen die de leeftijd van 18 jaar bereiken meerderjarig. Voor de wet worden de late adolescenten dan ook gezien en behandeld als volwassenen. Late adolescenten zien zichzelf echter nog niet als volledig volwassen. Zij bevinden zich in een fase die zich kenmerkt door veel verandering en ontdekking. Ze werken langzaam toe naar het zelfstandiger worden, het financieel onafhankelijk worden, het kiezen van een vaste woonplaats en de keuze van werk. 86 De late adolescentie is daardoor een fase tussen het bereiken van de meerderjarigenleeftijd en het daadwerkelijk volwassen zijn. Veel maatschappelijke voorzieningen spelen ook in op deze periode. Zo zijn er speciale studentenhuizen beschikbaar 79 Hetherington & Santrock 2007, p. 3. 80 Boonmann & Naeije 2010, p. 12. 81 Gray 2003, p. 453. 82 Kohlberg 1984. 83 Kohlberg 1984. 84 Weijers & Imkamp 2008, p. 269. 85 Boonmann & Naeije 2010, p. 14. 86 Arnett 2001. 23

voor deze leeftijdsgroep, lopen studies door tot ongeveer het 23 e jaar, en hebben zelfs de RIAGG s jeugdafdelingen tot deze leeftijd. 87 De maatschappelijke aanvaarding van de late adolescentie staat, zoals ook Keijser, Huisman en Weerman 88 stellen, in contrast met de berechting door middel van het commune-strafrecht van deze leeftijdsgroep. Gezien de aangenomen jongvolwassenheid van jongeren in deze leeftijdsgroep zou verwacht worden dat ook het strafrecht hierop inspeelt. Niet bij ieder mens verloopt de ontwikkeling standaard. De fase van late adolescentie waarin jongeren geacht worden steeds meer verantwoordelijkheid te nemen, zich prosociaal te gedragen en minder riskant gedrag te laten zien, dient zich niet bij iedereen aan rond het 18 levensjaar. Daarbij lijken populaties met een hoog risico op het ontwikkelen van delinquent gedrag, zoals erg impulsieve mensen en mensen met een verstandelijke beperking, er langer over te doen om deze fase te bereiken. 89 Ook uit afgenomen persoonlijkheidsonderzoeken bij jongeren die in aanraking zijn gekomen met politie en justitie blijkt dat de kalenderleeftijd van deze jongeren vaak niet overeenkomt met hun ontwikkelingsleeftijd. 90 De grens van 17 jaar voor het jeugdstrafrecht lijkt daarom juist voor de groep die een verhoogde kans heeft om in aanraking te komen met het strafrecht, te kort door de bocht. Het strafrecht zou in dat opzicht rekening moeten houden met de tragere ontwikkeling en daarmee verantwoordelijkheid van deze groep. 91 De neurobiologie houdt zich bezig met de werking van de hersenen en de invloed ervan op gedrag. 92 De hersenen vormen een belangrijke basis voor het gedrag, zoals Filskov ooit stelde: As the heart pumps blood, the brain pumps behavior. 93 De neurobiologie kan antwoord geven op vragen als vanaf welke leeftijd de hersenen rijp zijn en welke delen van de hersenen het meest actief zijn bij bepaalde leeftijdsgroepen. Uit neurobiologisch onderzoek weten we dat de hersenen een groeispurt vertonen tot ongeveer het 15 e levensjaar. Vanaf het 15 e jaar tot ongeveer het 25 e jaar ontwikkelen de hersenen zich. Planning, flexibiliteit, inhibitie en de onderdrukking van interferenties komen pas in die periode tot bloei. 94 Het gebied van de frontale cortex dat naast het plannen van gedrag ook wordt gebruikt voor het toepassen van regels en instructies ontwikkelt zich daarbij 87 Doreleijers & Fokkens 2010, p. 102. 88 Keijser, Huisman & Weerman 2009. 89 Loeber 2010, p. 23. 90 Dronkers & ten Voorde 2010, p. 43. 91 Aldus ook Weijers 2010, p. 71. 92 Aldenkamp, Renier & Smit 2006, p. 11. 93 Filskov e.a. 1981 aangehaald in: Aldenkamp, Renier & Smit 2006, p. 11. 94 Crone 2008. 24

nog tot aan ongeveer het 25 e jaar. 95 In de puberteit neemt daarbij in het bijzonder voor jongens de kans op ontremd, antisociaal, agressief en delinquent gedrag toe door het stijgen van testosteronspiegels. 96 De prefrontale cortex is het gebied van de hersenen dat ons impulsieve gedrag in toom houdt en moreel gedrag bevordert. Recent hersenonderzoek heeft laten zien dat jongeren veel sterker dan volwassenen reageren vanuit impulsen; de impulsbeheersing is daarbij in veel gevallen niet voltooid rond het 18 e levensjaar. 97 Dit komt omdat de prefrontale cortex die dit gedrag beheerst, zich blijft ontwikkelen totdat een persoon in de twintig is. 98 Specifiek risicogedrag van jongeren wordt dus mede veroorzaakt door de nog onvoltooide ontwikkeling van bepaalde hersenfuncties. 99 Swaab verbindt hier de volgende conclusie aan met betrekking tot het strafrecht: De late ontwikkeling van de prefrontale cortex betekent ook dat het volwassen strafrecht niet eerder toegepast zou moeten worden dan dat deze hersenstructuur rijp is, en dat is rond de 23-25 jaar. 100 Uit neurobiologisch onderzoek is ook naar voren gekomen dat een groot deel van de jongeren die crimineel gedrag vertonen een onderontwikkelde, en in sommige gevallen zelfs afwezige, strafgevoeligheid hebben. Strafgevoeligheid is een biologisch bepaalde eigenschap die maakt dat personen nare lichamelijke gevoelens krijgen op het moment dat ze in de stress raken, bijvoorbeeld op het moment dat ze iets gaan doen wat niet mag. Die nare gevoelens willen mensen vermijden. Straffen werkt alleen bij mensen die gevoelig zijn voor straf en dus die nare gevoelens ontwikkelen. 101 Van een punitieve aanpak bij deze jongeren hoeft men daarom niet veel te verwachten en harder en zwaarder straffen is dan ook geen oplossing om gedragsverandering teweeg te brengen. Door hersenonderzoek wordt onderbouwd dat zowel vroege als late adolescenten zich eerder dan volwassenen laten sturen door korte termijnconsequenties dan dat er wordt gedacht aan de lange termijnconsequenties van hun gedrag. Uit hersenscans is namelijk af te leiden dat adolescenten tot ongeveer 25 jaar zich laten sturen door de hersenkern die reageert op directe beloningen. 102 Dit hersenonderzoek onderbouwt het idee hierover uit de ontwikkelingspsychologie zoals hierboven besproken. Dorelijers en Fokkens concluderen aan de hand van de neurobiologische kennis: Zo blijkt de leeftijdsgroep van 16-23 jarigen, als 95 Crone 2008. 96 Swaab 2010, p. 213. 97 Weijers 2010, p. 71. 98 Swaab 2010, p. 121 99 Aldus ook Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming 2011, p. 18. 100 Swaab 2010, p. 214. 101 Popma 2006. 102 Crone 2008. 25

naar de ontwikkeling van de hersenen wordt gekeken, een vrij homogene groep te zijn bij wie het vermogen om eigen, zelfstandige keuzes te maken nog onvoldoende is ontwikkeld. 103 Aan de hand van de kennis uit de ontwikkelingspsychologie en de neurobiologie kan geconcludeerd worden dat bij het bereiken van de meerderjarigenleeftijd van 18 jaar de ontwikkeling van jongeren nog lang niet is voltooid. Zowel op maatschappelijk, psychologisch, sociaal-emotioneel en neurobiologisch vlak vinden er tot aan ongeveer het 25 e levensjaar belangrijke ontwikkelingen plaats. Ook is geconstateerd dat belangrijke ontwikkelingen, in voornamelijk de hersenen en op sociaal-emotioneel vlak, plaatsvinden vanaf 14/15 jarige leeftijd. Vanuit de ontwikkelingspsychologische en neurobiologisch wetenschappelijke hoek kan daarom onderbouwd worden dat ook de 18- tot 24- jarigen nog geen volwassenen zijn. En dat zij op die gebieden veel overeenkomen met de leeftijdsgroep 15 tot 17 jaar. Daarbij is duidelijk geworden dat veel delinquente jongeren strafongevoelig zijn, wat betekent dat van een punitieve aanpak alleen niet teveel verwacht mag worden en dat zwaarder en harder straffen geen soelaas zal bieden voor gedragsverandering. 3.3 Kennis over criminaliteit Criminaliteit komt al decennia voor in de Nederlandse samenleving. Er bestaat dan ook een overvloed aan theorieën over het ontstaan, voortbestaan en de ontwikkeling van crimineel gedrag. Het gaat buiten het bestek van deze scriptie om in te gaan op de vraag waarom bepaalde mensen delinquent gedrag vertonen, wat de specifieke risicofactoren zijn en hoe delinquent gedrag zich ontwikkelt. Kennis over het voorkomen van criminaliteit onder bepaalde leeftijdsgroepen is echter wel relevant voor de vraag of een adolescenten-strafrecht voor 15-23-jarigen onderbouwd kan worden. De meest vooraanstaande theorieën over leeftijd en crimineel gedrag komen van Farrington 104 en Moffitt 105. Zij hebben beiden veel onderzoek gedaan naar personen die delinquent gedrag vertonen. Eén van de belangrijkste bevindingen ten aanzien van leeftijd en delinquent gedrag is de zogenoemde age-crime curve geweest. De age-crime curve is een curve die laat zien dat delinquent gedrag weinig voorkomt bij kinderen onder de 12, toeneemt 103 Doreleijers & Fokkens 2010, p. 91. 104 Farrington 1986. 105 Moffitt 1993. 26

in de leeftijdscategorie 12-18 jaar en piekt bij de leeftijdscategorie 18-25 jaar. 106 De piek van de curve verschilt enigszins al naar gelang verschillende cohorten van jongeren. 107 De age-crime curve heeft jaren geleden zijn intrede gedaan in de criminologie. Om aan te tonen dat de curve nog steeds van toepassing is op de huidige situatie verwijs ik naar tabel 1. Tabel 1 is een overzicht van aantal verdachten per 1000 inwoners, in Nederland, naar leeftijdsgroep. Alleen verdachten van misdrijven zijn meegenomen, waarbij er geen onderscheid naar soort misdrijf en naar sekse is gemaakt. Er is gekozen voor het criterium aantal verdachten per 1000 inwoners. Dit omdat de vraag is hoeveel personen er per leeftijdgroep zich schuldig maken aan strafwaardig gedrag, niet hoeveel delicten er per leeftijdsgroep worden gepleegd. Tabel 1: Verdachten per 1000 inwoners Tabel 1 laat zien dat het aantal personen dat verdacht wordt van een misdrijf hoog ligt in de leeftijdscategorie 12 tot 18 jaar, de piek bereikt in de leeftijdsgroep 18 tot 25 jaar en daarna langzaam afneemt. Dit is in 4 achtereenvolgende jaren geconstateerd. Deze gegevens komen overeen met de theorie van de age-crime curve. En laten ook hier zien dat delinquent gedrag leeftijdsgebonden is. In vroege adolescentie (12-18) en de late adolescentie (18-25) neigen veel meer personen naar delinquent gedrag dan na de periode van de late volwassenheid. 106 Moffitt 1993, p. 675. 107 Loeber 2010, p. 21. 27