Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Uitspraak Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen

Vergelijkbare documenten
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE. Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 7 juni 2011 binnengekomen

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

Beslissing d.d. 17 juli 2008 naar aanleiding van de op 17 september 2007 ingekomen klacht van

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN

A, verblijvende te B, bijgestaan door mr. A.R. van Dolder, advocaat te Heerhugowaard,

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Ontvankelijkheid. Klacht over (nog) niet verrichte handeling. Tuchtrechtelijke laakbaarheid van handelwijze in gerechtelijke procedure.

C, tandarts, werkzaam te B, bijgestaan door mr. L. Neuschäfer-Greebe, verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam,

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE. Het College heeft het volgende overwogen over en beslist op de op 9 augustus 2012 ingekomen klacht van

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Regionaal Tuchtcollege voor de gezondheidszorg te Groningen

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/352 Wtra AK van 20 juli 2015 van

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Bespreking uitspraak tuchtrecht Wie mag er een klacht indienen?

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/1226 Wtra AK van 9 december 2016 van

16.046T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 29 december 2016

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

Wijziging tuchtrecht stichting TBNG Tuchtrechtspraak. Hoofdstuk 1 Algemeen. Artikel 1 Definitiebepaling

Rep.nr. G2018/64 18 december 2018 Def. 236 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN. Beslissing op de klacht van:

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 19/340 Wtra AK van 15 juli 2019 van

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/350 Wtra AK van 3 december 2018 van

RAAD VAN DISCIPLINE. De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 10 januari 2011 binnengekomen klacht van:

16.053Tb Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

Uitspraak van het College van Toezicht van het Nederlands Instituut van Psychologen.

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam

17.137T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 9 mei 2018

Klachtencommissie Huisartsenzorg Midden-Nederland Uitspraak

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

16.062T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

JT RAAD VAN TUCHT DEN HAAG EN COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

18.125T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 25 februari 2019

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/175 Wtra AK van 27 juni 2016 van

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

17.055Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

17.105Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 7 maart 2018

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

UITSPRAAK. Het College van Toezicht van de Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk te Utrecht (hierna: college ),

Echtscheiding, perikelen bij. Onvoldoende overleg opdrachtgever. Ongepast optreden.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 17/1388 Wtra AK van 9 maart 2018 van

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

Postbus 2122, 6020 AC Budel T E. W.

16.058T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

17.008B-2 Beslissing van het College van Beroep van het Kwaliteitsregister Jeugd van 5 december 2017

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

iri werkzaam te s-hertogenbosch Uitspraak: 17juli 2017 HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

Uitspraak: 7 april 2015 HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 19/471 Wtra AK van 12 augustus 2019 van

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

Raad van Discipline. adres. tegen:

College van Beroep. Van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW)

16.137Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

16.107T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

Klacht over verlengde kleuterperiode. School heeft verkeerde informatie doorgegeven aan andere school. Klachten ongegrond.

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN

15.032T Beslissing van het College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Regionaal tuchtcollege voor de gezondheidszorg Amsterdam

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

16.002B. Beslissing van het College van Beroep van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd van 9 november 2016

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG. Beslissing naar aanleiding van de op 31 oktober 2017 binnengekomen klacht van:

Tuchtrecht in de gezondheidszorg

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

ECLI:NL:RBDHA:2013:7717

SAMENVATTING Klacht over medewerking aan AMK-onderzoek; PO

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG. Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 4 januari 2013 binnengekomen

Uitspraak van het College van Toezicht van het Nederlands Instituut van Psychologen.

KAMER VAN TOEZICHT KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

16.123T Beslissing van het College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd van 13 april 2017

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/337 Wtra AK van 24 augustus 2018 van

Reglement tuchtrechtspraak

- het op 4 juni 2014 ingekomen klaagschrift van [klager] ( klager ), inclusief 5 producties;

Beweerdelijk te lage taxatie. Verschil van 10 % tussen verschillende taxatie niet onaanvaardbaar.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

16.072T Beslissing van het College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

Tuchtrecht. Astrid Koeter Liesbeth Rozemeijer Klaartje Droste Karin Timm

Transcriptie:

STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 3505 11 februari 2015 Uitspraak Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen 2 december 2014 Rep. nr. VP2014/04 Def. 101 Het College heeft het volgende overwogen over en beslist op de op 25 maart 2014 binnengekomen klacht van A, mede namens B, wonende te C, klager, advocaat: mr. M. Alta, tegen D,verpleegkundige te C, verweerster, BIG registratienummer: advocaat: mr. A. Jagt. 1. Verloop van de procedure 1.1 Het College heeft kennisgenomen van: het klaagschrift met een bijlage van 24 maart 2014, ingekomen op 25 maart 2014; het verweerschrift met bijlagen van 28 april 2014, ingekomen op 1 mei 2014; de repliek met bijlagen d.d. 3 juni 2014, ingekomen op 5 juni 2014; de dupliek d.d. 24 juli 2014, ingekomen op 28 juli 2014; aanvullende stukken met begeleidende brief van klager d.d. 30 september 2014, ingekomen op 1 oktober 2014; de reactie van verweerster op de aanvullende stukken van klager d.d. 7 oktober 2014, ingekomen op 7 oktober 2014; het ingevolge de beschikking van de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg inzake een verzoek op grond van artikel 67, derde lid, van de Wet op de individuele beroepen in de gezondheidszorg d.d. 7 juli 2014 aan het dossier toegevoegde medisch dossier van B. 1.2 De klacht is behandeld ter openbare zitting van het college van 14 oktober 2014. Verschenen zijn klager, bijgestaan door mr. Alta, en verweerster, bijgestaan door mr. L. Jagt. Daarnaast zijn met verweerster meegekomen E als juridisch medewerker van de Raad van Bestuur en mr. A.F.H. ten Brummelhuis, advocaat/gemachtigde. 2. Vaststaande feiten Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten. 2.1 Sinds september 2011 verleent verweerster zorg aan de zoon (hierna: de zoon) van klager en zijn toenmalige echtgenote (hierna: de moeder) als medewerker van het kinderdiabetesteam te C, uit hoofde van haar functie als kinderdiabetesverpleegkundige. 2.2 Eind september/begin oktober 2011 krijgt verweerster een zogenaamd niet-pluisgevoel, omdat de moeder soms enigszins paniekerig reageert. Dit leidt ertoe dat verweerster door de psychiater van de moeder wordt uitgenodigd om mee te gaan naar een afspraak van de moeder met de psychiater op 13 oktober 2011. Verweerster heeft ter zitting van het College desgevraagd verklaard dat zij naar deze en naar één volgende soortgelijke afspraak meeging uit hoofde van haar functie als diabetesverpleegkundige. 2.3 Vanaf november 2011 spreekt verweerster buiten de afspraken in verband met de diabetes van de zoon om af met de moeder. Tijdens deze afspraken vertelt de moeder aan verweerster onder meer over haar thuissituatie. Er is volgens moeder sprake van mishandeling van haar door klager en verweerster krijgt de indruk dat de zoon van de moeder en klager en zijn broertje niet in een gezonde situatie opgroeien. 2.4 Verweerster gaat vanaf dat moment verschillende keren met moeder mee naar de psychiater van moeder. Zij doet dit niet langer uit hoofde van haar functie, maar als vriendin van de moeder. 2.5 Vanaf januari 2012 fungeert het adres van verweerster als postadres voor de moeder. 2.6 In september 2012 logeren de twee kinderen van klager en de moeder bij verweerster. In januari 1 Staatscourant 2015 nr. 3505 11 februari 2015

2013 logeert een van de kinderen wederom bij verweerster. 2.7 Nadat verweerster via de telefoon had gehoord dat klager op een woedende toon een van de kinderen toespreekt, overtuigt verweerster de moeder er in het voorjaar van 2013 van om een melding te maken bij het AMK van de door de moeder gestelde mishandelingen door klager. Omdat blijkt dat de moeder geen anonieme melding kan doen, ziet zij af van het doen van een dergelijke melding. 2.8 In januari 2014 besluit de moeder met de kinderen bij klager weg te gaan. Verweerster neemt de moeder en de twee kinderen in huis. Zij verblijven van 14 januari 2014 tot 30 mei 2014 bij verweerster in huis. Dit wordt gedurende die periode aan klager niet kenbaar gemaakt. 2.9 In februari 2014 maakt verweerster op haar werk kenbaar dat zij de behandeling van de zoon van klager en de moeder wil overdragen aan een collega in het kinderdiabetesteam. 2.10 Verweerster stelt op 18 februari 2014 een verslag op van haar contacten met het gezin. Klager neemt kennis van dit verslag, nadat door de advocaat van de moeder op 19 februari 2014 een verzoek om voorlopige voorzieningen in het kader van een echtscheidingsprocedure was ingediend bij de rechtbank. Voornoemd verslag is als bijlage bij dit verzoek van de advocaat van moeder gevoegd. In het verslag stelt verweerster zich voor als de diabetesverpleegkundige van de zoon en verstrekt zij informatie die zij tot zich heeft gekregen in het kader van haar functie als diabetesverpleegkundige alsook in het kader van haar contacten die zij heeft met de moeder, de kinderen en klager buiten de zorg voor de zoon om. 2.11 Op geen enkel moment heeft er inhoudelijk iets geschort aan de diabeteszorg door verweerster en de rest van het diabetesteam. 2.12 Kinderdiabetesverpleegkundigen draaien bij toerbeurt 24-uursdiensten. Ook verweerster draait dergelijke diensten. Er zijn na februari 2014 afspraken gemaakt: wanneer klager een zorgvraag heeft ten aanzien van de zoon, dan kan hij op de momenten dat verweerster een 24-uursdient draait contact opnemen met de kinderarts dan wel de kinderafdeling. Met de moeder zijn dergelijke afspraken niet gemaakt. 3. De klacht Klager klaagt namens zichzelf en namens de zoon. Toestemming van de zijde van moeder voor de klacht namens de zoon ontbreekt. Het ontbreken van deze toestemming vloeit voort uit de aard van de klacht, aldus klager. De klacht bestaat uit de volgende samenhangende onderdelen. 3.1 Eerste klachtonderdeel Er is sprake (geweest) van belangenverstrengeling doordat verweerster ten tijde van haar verpleegkundige relatie met de zoon een persoonlijke relatie is aangegaan met de moeder en in het verlengde daarvan met de zoon. Zij heeft zich op ontoelaatbare wijze gemengd in het privéleven van de zoon en de rest van het gezin. Verweerster heeft hiermee de professionele grenzen die zij op basis van de Beroepscode in acht diende te nemen, overschreden. Als gevolg van deze inmenging door verweerster in het privéleven van voornoemde personen zijn de persoonlijke belangen van klager geschaad. Verweerster heeft daarnaast onvoldoende oog gehad voor de zorg die de zoon behoefde en de begeleiding die klager behoefde. 3.2 Tweede klachtonderdeel Verweerster heeft voornoemd verslag d.d. 18 februari 2014 opgesteld in haar hoedanigheid van kinderdiabetesverpleegkundige. Dit verslag dient derhalve te voldoen aan de eisen die daaraan worden gesteld in de Richtlijn verpleegkundige en verzorgende verslaglegging. Het betreft echter een persoonlijk verslag van verhalen die verweerster heeft opgetekend uit de mond van de moeder, welke verhalen zij bovendien zonder de stellingen van moeder te verifiëren, tot waarheid heeft verheven. De verklaring schiet het doel van de aan de verpleegkundige opgedragen verslaglegging voorbij. Verweerster heeft klager door dit verslag publiekelijk aan de schandpaal genageld. Zij had dit verslag nooit mogen opstellen. 3.3 Derde klachtonderdeel Door het verslag op te stellen, heeft verweerster bovendien haar geheimhoudingsplicht geschonden. 4. Het verweer 4.1 Ten aanzien de ontvankelijkheid Klager dient volgens verweerster niet ontvankelijk te worden verklaard voor zover hij namens de zoon klaagt, nu de moeder geen toestemming verleent voor het indienen van een tuchtklacht jegens verweerster. 4.2 Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel Verweerster stelt met name te hebben gehandeld uit moreel plichtsbesef en empathie. Verweerster wilde de moeder niet de rug toekeren op het moment dat zij door de psychiater betrokken werd bij een geheim stappenplan om de moeder met haar kinderen op een veilige manier bij klager weg te laten gaan. Achteraf ziet ze in dat ze anders had moeten handelen en op haar werk had moeten 2 Staatscourant 2015 nr. 3505 11 februari 2015

vertellen over haar band met moeder en haar rol in het privéleven van het gezin. Toentertijd zag zij dat anders, omdat zij moeder had beloofd er niet met anderen over te praten. Zij heeft moeder en de kinderen in huis genomen omdat het alternatief, een plotselinge plaatsing in een blijf van mijn lijf huis, voor met name een van de kinderen een te grote impact zou hebben. De zorg voor de zoon heeft er nooit onder geleden. Verweerster heeft ook voor klager altijd klaar gestaan ten aanzien van de zorg voor de zoon. Verweerster ziet wel in dat zij de zorg voor de zoon eerder had moeten overdragen aan een collega. 4.3 Ten aanzien van het tweede en derde klachtonderdeel Het verslag is geen verpleegkundig verslag. Het betreft een weergave van het verhaal dat de moeder de afgelopen jaren stapje voor stapje uit de doeken heeft gedaan, een weergave van de uitlatingen van de kinderen over klager en van hetgeen verweerster klager heeft horen zeggen tegen zijn kinderen door de telefoon. Het verslag staat los van de diabeteszorg van de zoon. Hoewel het geen verpleegkundig verslag is, ziet verweerster in dat zij geen verslag had moeten opstellen. Zij heeft ten onrechte vertrouwd op de advocaat van de moeder, die haar mededeelde dat zij gerechtigd was het verslag te schrijven op de wijze waarop zij dit heeft gedaan. 5. Ontvankelijkheid van de klacht Het College stelt voorop dat tot het indienen van een klacht gerechtigd zijn de rechtstreeks belanghebbenden waaronder naast de patiënt zelf ook vallen de nabestaanden van een overleden patiënt. Ook de naaste betrekkingen van een patiënt kunnen rechtstreeks belanghebbend zijn. Zulks is in de eerste plaats het geval indien de patiënt minderjarig is of anderszins handelingsonbekwaam. Een redelijke wetstoepassing brengt voorts mee dat de naaste betrekkingen ook als rechtstreeks belanghebbend moeten worden aangemerkt wanneer de patiënt met de indiening van de klacht instemt. Voorts zijn de naaste betrekkingen in beginsel bevoegd een klacht in te dienen indien de klacht een handelen of nalaten van de beroepsbeoefenaren betreft in strijd met de zorg die deze behoort te betrachten ten opzichte van de naaste betrekkingen van kort gezegd de patiënt. Ten aanzien van minderjarige patiënten geldt dat in beginsel de ouders die het ouderlijk gezag over de minderjarige uitoefenen gezamenlijk bevoegd zijn tot het indienen van een klacht. In het onderhavige geval heeft klager naast zijn eigen klacht buiten de eveneens met het ouderlijk gezag beklede moeder om een klacht ingediend namens de zoon. Met betrekking tot de eigen klacht geldt dat klager daarin ontvankelijk is nu deze klacht betrekking heeft op het handelen of nalaten van verweerster in strijd met de zorg die deze behoort te betrachten ten opzichte van klager als naaste betrekking van de zoon. Ten aanzien van de door klager ingediende klacht namens de zoon overweegt het College dat nu deze klacht niet is ingediend mede namens de moeder, niet is gesteld of gebleken dat moeder met het indienen van die klacht heeft ingestemd en uit de aard en inhoud van de klacht moet worden opgemaakt dat niet aannemelijk is dat moeder de indiening van die klacht onderschrijft, klager daarin niet ontvankelijk moet worden verklaard. Daarbij heeft het College ook in aanmerking genomen dat de klacht van klager in de kern genomen slechts het handelen van verweerster jegens hem betreft. 6. Beoordeling van de klacht 6.1 Eerste klachtonderdeel Als diabetesverpleegkundige verleende verweerster intensieve zorg aan de zoon van klager en de moeder en begeleidde zij daarin beide ouders. Ter zitting heeft klager verklaard dat er op geen enkel moment inhoudelijk iets heeft geschort aan deze zorg door verweerster en de rest van het diabetesteam zodat hiervan zal worden uitgegaan. Ook voor wat betreft de begeleiding van klager door verweerster is niet komen vast te staan dat deze in de periode waarover wordt geklaagd gebreken heeft vertoond. Vanaf kort na aanvang van de behandeling en begeleiding van de zoon en zijn ouders door verweerster, is er sprake geweest van een intensivering van de contacten van verweerster met de moeder en daaruit voorvloeiend ook met de kinderen. Deze contacten gingen veel verder dan behoorde bij de professionele contacten uit hoofde van de functie van verweerster. Hoewel de band tussen verweerster en de moeder door de gemachtigde van verweerster in de stukken en ter zitting van het College wordt genuanceerd, heeft verweerster in de stukken gesteld en ter zitting van het College verklaard dat er sprake was van een vriendschap met de moeder zodat hiervan zal worden uitgegaan. Toen verweerster door de moeder op de hoogte werd gesteld van de huiselijke situatie zoals deze werd geschetst door de moeder, heeft zij niet de benodigde professionele distantie in acht genomen. De mate van betrokkenheid van verweerster bij de moeder en haar kinderen werd daarentegen steeds groter. Uiteindelijk heeft zij zelfs haar en de kinderen in huis genomen. Verweerster heeft het bestaan van een geheim stappenplan aangehaald. In het midden kan blijven of al dan niet sprake is van een dergelijk geheim stappenplan. Naar het oordeel van het College is dit niet relevant, nu verweerster in haar rol als diabetesverpleegkundige van de zoon niet de zorg 3 Staatscourant 2015 nr. 3505 11 februari 2015

voor moeder op zich diende te nemen. Zij kon deze overlaten aan de professionele zorg die rondom de moeder reeds was georganiseerd. Het aangaan van dergelijke vriendschappelijke contacten met de moeder van haar minderjarige patiënt en de rol die verweerster daarna heeft gespeeld in de persoonlijke levenssfeer van het gezin tijdens de professionele relatie geven blijk van een ernstige vorm van belangenverstrengeling en acht het College onaanvaardbaar. De conclusie luidt dat dit klachtonderdeel gegrond is. 6.2 Tweede en derde klachtonderdeel Verweerster stelt het verslag te hebben geschreven op persoonlijke titel. Zij heeft zich in dit verslag desondanks voorgesteld als zijnde de diabetesverpleegkundige. Tevens heeft zij in dit verslag, naast informatie die zij als vriendin van de moeder had vergaard, informatie prijsgegeven die tot haar was gekomen in haar functie als diabetesverpleegkundige. Hoewel aan verweerster kan worden toegegeven dat het door haar opgestelde en in de echtscheidingsprocedure tussen de moeder en klager ingebrachte verslag geen verpleegkundig verslag is, moet niettemin worden vastgesteld dat dit verslag het rechtstreeks gevolg is geweest van de professionele en de daaruit voortvloeiende privécontacten van verweerster met de moeder, klager en de kinderen. Zij was gelet daarop niet gerechtigd een dergelijk verslag ten behoeve van derden op te stellen en heeft hiermee haar geheimhoudingsplicht geschonden. Dat klemt temeer nu dat verslag bovendien voor een belangrijk deel berustte op hetgeen de moeder aan verweerster had verteld en dat het verslag is opgesteld om door de moeder in een echtscheidingsprocedure te worden ingebracht. Als professional heeft verweerster hierin haar eigen verantwoordelijkheid zodat de beweringen van de advocaat van de moeder dat het verweerster was toegestaan dit te doen, haar op dit punt niet disculperen. Ook op deze punten heeft zij tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld, zodat ook deze klachtonderdelen gegrond zijn. 6. Slotsom en op te leggen maatregel Verweerster heeft gehandeld in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg, ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. Verweerster heeft gedurende een lange tijd onvoldoende professionele distantie in acht genomen door een vriendschap aan te gaan met de moeder van een van haar minderjarige patiënten en door zich op de hiervoor geschetste wijze te mengen in de persoonlijke levenssfeer van deze patiënt en zijn omgeving. Zij heeft daarbij de verklaringen van de moeder onvoldoende getoetst. Door voornoemd verslag ten behoeve van een echtscheidingsprocedure te schrijven heeft zij de belangenverstrengeling in optima forma zichtbaar gemaakt en heeft zij haar geheimhoudingsplicht geschonden. Zij heeft gedurende de periode waarop de klacht ziet ten onrechte nagelaten om met andere leden van het behandelteam of haar leidinggevende te spreken over haar diepgaande contacten met de moeder en haar inmenging in het privéleven van het gezin buiten de behandelcontacten om. Het College gaat ervan uit dat verweerster met de intenties van een goede vriendin heeft gehandeld. Deze intenties hadden voor haar als professional echter niet leidend mogen zijn. Er waren voor verweerster meerdere momenten waarop zij over haar handelen had kunnen en ook moeten reflecteren. Dit heeft zij niet gedaan. Bovendien is ter zitting van het College gebleken dat zij tot op de dag van de zitting nog immer een rol heeft in de zorg rond de zoon van klager en dat zij nog immer contact heeft met de moeder buiten deze zorgmomenten om. Reeds hieruit blijkt dat zij onvoldoende inzicht heeft in de onjuistheid en laakbaarheid van haar handelen. Het College heeft overwogen om verweerster een zwaardere maatregel op te leggen dan de maatregel waartoe uiteindelijk is besloten. Het College heeft hiervan afgezien vanwege het feit dat het handelen van verweerster weliswaar onjuist en laakbaar is, maar voortkomt uit goede intenties. Op grond van al het voorgaande komt het College tot het oordeel dat aan verweerster een berisping dient te worden opgelegd. Het College wil verweerster het dringende advies geven om een vorm van supervisie voor zichzelf te bewerkstelligen om dergelijke problemen met betrekking tot de professionele distantie tot patiënten en hun omgeving in de toekomst te voorkomen. Dit geldt des te meer nu verweerster als kinderdiabetesverpleegkundige intensieve professionele contacten met haar patiënten en hun omgeving dient te onderhouden. Het College zal de publicatie van deze uitspraak bevorderen zoals hieronder nader te omschrijven. 8. Beslissing Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen: verklaart klager niet ontvankelijk in zijn klacht voor zover die is ingediend namens de zoon; verklaart de klacht voor het overige in alle onderdelen gegrond; legt verweerster daarvoor de maatregel van berisping op; bepaalt dat deze beslissing, zodra zij onherroepelijk is geworden, zal worden bekendgemaakt in 4 Staatscourant 2015 nr. 3505 11 februari 2015

de Staatscourant, en zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie, Medisch Contact, TVZ Tijdschrift voor Ziekenverpleging en Nursing, met het verzoek tot plaatsing. Aldus gewezen door: mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. R.E.A. Toeter, lid-jurist, drs. J. Van der Sluis, lid-verpleegkundige, drs. A. Timmerman, lid-verpleegkundige, drs. J. Tiersma, lid-verpleegkundige, bijgestaan door mr. M. Zevenhuizen, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2014 door mr. P.W.M. Huisman, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Mobach-Visser, secretaris. De secretaris: De voorzitter: Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij nietontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen. 5 Staatscourant 2015 nr. 3505 11 februari 2015