::s. .c e en. _ Examen VWO. ~.- Cl)

Vergelijkbare documenten
EXAMEN SCHEIKUNDE VWO 1983 EERSTE TIJDVAK opgaven

-Q) e::::s. .c e ~.- Q)

-g Wetenschappelijk. _ Examen VWO. ::l. Onderwijs ~ Tijdvak 1 Maandag 13 mei uur

_ Examen VWO. .c e ~.- (1)'

Examen VWO. Scheikunde

Isomeren van C4H8O2. EXAMEN SCHEIKUNDE VWO 1997, TWEEDE TIJDVAK, opgaven

.s::: _ Examen VWO ~.-

Examen VWO. Scheikunde

Koolstofdioxide1985-II(I)

Examen VWO. scheikunde (oude stijl)

ZUUR-BASE BUFFERS Samenvatting voor het VWO

CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN SCHEIKUNDE TENTAMEN SCHEIKUNDE. datum : donderdag 29 juli 2010

OEFENOPGAVEN VWO ZUREN EN BASEN + ph-berekeningen

Scheikunde VWO. Vrijdag 19 mei uur. vragen

(g) (g) (g) NH 3. (aq) + Cl - (aq)

Examen VWO. scheikunde 1,2. tijdvak 1 dinsdag 26 mei uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

_ Examen VWO. ~.- Cl)

_ Examen VWO. tij ~.- Q)

CH 3 CH 3 C CH 3 C H 3. EXAMEN SCHEIKUNDE VWO 1984, TWEEDE TIJDVAK, opgaven

ZUUR-BASE BUFFERS Samenvatting voor het VWO

Eindexamen scheikunde havo 2002-II

OEFENOPGAVEN VWO EVENWICHTEN

Oefenopgaven CHEMISCHE INDUSTRIE

Examen VWO. Scheikunde (oude stijl)

TITRATIES Een korte inleiding en voorbeelden voor het HAVO en VWO

vwo I Vrijdag 4 mei, uur Dit examen bestaat uit vier opgaven EXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS IN 1984 SCHEIKUNDE F-20

Deze methylionen hechten zich aan het methoxymethaan, waarbij trimethyloxonium-ionen worden gevormd:

BUFFEROPLOSSINGEN. Inleiding

Redoxreacties. Gegeven zijn de volgende reactievergelijkingen: Reactie 1: Pd Cl - 2- PdCl 4 Reactie 2: 2 Cu I - -

Examen VWO. scheikunde 1,2. tijdvak 1 vrijdag 23 mei uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

Scheikunde SE2. Hoofdstuk 8

Eindexamen scheikunde 1 vwo I

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2019

Samenvatting Scheikunde Hoofdstukken 8&9: zuren en basen

Eindexamen vwo scheikunde pilot I

EXAMEN VWO SCHEIKUNDE 1980, TWEEDE TIJDVAK, opgaven

Examen VWO. Scheikunde (oude stijl)

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

_ Examen VWO. ..c. ~.- Cl)

_ Correctievoorschrift VWO. .c o. ~.- Cl) Inhoud 1 Algemene regels 2 Scoringsvoorschrift 2.1 Scoringsregels 2.2 Antwoordmodel

.- Cl).s:::: CIJ. Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Dinsdag 23 juni uur

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2018

NATIONALE CHEMIE OLYMPIADE Voorronde 1, 2002

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2017

Eindexamen vwo scheikunde I

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 20 juni uur

Examen VWO. Scheikunde

OEFENSET 2006_1 OPGAVEN

36 e Nationale Scheikundeolympiade

Examen VWO. Scheikunde (oude stijl)

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2007-II

ZUREN EN BASEN. Samenvatting voor het HAVO. versie mei 2013

Eindexamen scheikunde havo I

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2003-I

Examen HAVO en VHBO. Scheikunde

Eindexamen scheikunde vwo II

CENTRALE COMMISSIES VOORTENTAMEN TENTAMEN SCHEIKUNDE. Voorbeeldtentamen 1

Koolstofdioxide1985-II(I)

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Dinsdag 20 mei uur

Hoofdstuk 3: Zuren en basen

OEFENSET 2007_1 OPGAVEN

EXAMEN SCHEIKUNDE VWO 1986, EERSTE TIJDVAK, uitwerkingen

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 15 april 2019

EXAMEN SCHEIKUNDE VWO 1980 EERSTE TIJDVAK opgaven

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2018

Eindexamen scheikunde havo I

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2003-II

EXAMEN SCHEIKUNDE VWO 1982 EERSTE TIJDVAK uitwerkingen

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

EXAMEN SCHEIKUNDE VWO 1985, EERSTE TIJDVAK, uitwerkingen. Toelichting: Het gevraagde hydroxyalkanal wordt als volgt gevormd: 1. Zuur-base-reactie:

Weer rioolwater1986-ii(i)

Examen VWO. scheikunde 1. tijdvak 1 dinsdag 26 mei uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2017

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2003-I

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 9, 10, 11 Zuren/Basen, Evenwichtsconstanten

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2007-II

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2006-II

Oefenvraagstukken 5 HAVO Hoofdstuk 13 Antwoordmodel

_ Correctievoorschrift VWO

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

SE voorbeeldtoets 5HAVO antwoordmodel

_ Examen VWO. ~.- Cl)

Examen VWO. scheikunde 1,2. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

EXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS IN Dit examen bestaat uit vier opgaven

scheikunde vwo 2017-II

Correctievoorschrift VWO. Scheikunde

Eindexamen scheikunde pilot vwo II

Eindexamen scheikunde vwo II

6 VWO EXTRA OPGAVEN + OEFENTENTAMENOPGAVEN SCHEIKUNDE 1 H4, H5, H7, H13 en H14

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni uur

_ Correctievoorschrift VWO

H C H. 4-amino-2-pentanon propylmethanoaat 4-hydroxy-2-methyl-2-buteenzuur. 2,3-dihydroxypropanal

Eindexamen scheikunde havo 2007-II

Eindexamen scheikunde havo II

5 Water, het begrip ph

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

TF2 6VWO H 2, 3, 6, 7, 12, 14, 16 en 17 Antwoorden oefenopgaven

Transcriptie:

_ Examen VWO ~ Voorbereidend C Wetenschappelijk Onderwijs ::s ~.- Cl).c e en Tijdvak 1 Maandag 24 mei 13.30-16.30 uur Als bij een vraag een verklaring, uitleg of berekening gevraagd wordt, worden aan het antwoord meestal geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of berekening ontbreekt. Dit examen bestaat uit 24 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld. 232042 21 Begin

_ Opgavel In geconcentreerd salpeterzuur zijn, behalve N03- en 30+, ook nitronium-ionen (N02+) aanwezig. In een nitronium-ion zijn de atomen niet aan elkaar gebonden. De positieve lading in dit ion bevindt zich uitsluitend op N. 4p 1 0 Geef de elektronenformule van het N02+ ion. De vorming van N02+,N03- en 30+ in geconcentreerd salpeterzuur kan als volgt worden weergegeven: Men kan zich voorstellen dat deze reactie in drie stappen verloopt. Stap 1: Uit telkens twee molekulen salpeterzuur worden twee ionen gevormd; één van deze twee ionen is het geconjugeerde zuur van salpeterzuur. Stap 2: Van het ontstane geconjugeerde zuur van salpeterzuur wordt een molekuul water afgesplitst. Stap 3: et ontstane molekuul water reageert verder met een molekuul salpeterzuur. 6p 2 0 Geef voor elk van de drie genoemde stappen de reactievergelijking. Geconcentreerd salpeterzuur kan reageren met organische verbindingen. Zo kan geconcentreerd salpeterzuur reageren met cyclohexeen (C6lO). Daarbij ontstaat onder andere 1-nitrocyclohexeen: D NO 2 I Men neemt aan dat de vorming van 1-nitrocyclohexeen uit cyclohexeen verloopt volgens het hieronder beschreven mechanisme. Stap 1: In een molekuul cyclohexeen hecht een N02+ ion zich aan één van de twee C atomen waar de dubbele binding tussen zit; de dubbele binding wordt een enkele binding en de positieve ladingf si) komt op het andere C atoom te zitten (C@): D = + NO+_rJ NO, 2 @ Stap 2: Van het ontstane positieve ion wordt + afgesplitst; deze afsplitsing vindt plaats aan een C atoom naast C @, waardoor vervolgens een dubbele binding kan ontstaan: f) - D NO N02 2 @ I 232042 21 2 Lees verder

Als geconcentreerd l-nitrocyclohexeen salpeterzuur reageert met cyclohexeen, ontstaat behalve nog een ander nitrocyclohexeen. 4p 3 0 Leg aan de hand van het beschreven mechanisme uit welke structuurformule dat andere nitrocyclohexeen heeft. Geef die structuurformule op dezelfde manier weer als de eerder gegeven structuurformule van l-nitrocyclohexeen. Bij het reageren van geconcentreerd salpeterzuur met cyclohexeen ontstaat in het reactiemengsel ook een stof met de volgende structuurformule: a N02 ON02 Men verklaart de vorming van deze stof als volgt: deeltjes die in het reactiemengsel aanwezig zijn, reageren met deeltjes die volgens het genoemde mechanisme tussentijds aanwezig zijn. 4 0 Welke deeltjes reageren dan volgens deze verklaring met elkaar onder vorming van die stof? _ Opgave2 Fenolftaleïen heeft de volgende structuurformule: O Fenolftaleïen is een tweewaardig zuur, dat wil zeggen dat per molekuul twee + ionen kunnen worden afgestaan. Deze + ionen kunnen uitsluitend door de O groepen in het molekuul worden afgesplitst. In het vervolg van deze opgave wordt ongeïoniseerd fenolftaleïen als 2Fen weergegeven. Als een molekuul 2Fen één + ion afstaat, wordt een gevormd negatief ion weergegeven als f'en", Een ion f'en" bevat een asymmetrisch C atoom. Toch is een oplossing waarin uit 2Fen molekulen f'en" ionen zijn ontstaan, niet optisch actief. 4p 5 0 Leg uitgaande van de structuurformule van zfen uit, hoe het komt dat zo'n oplossing niet optisch actief is. Als een molekuul 2Fen twee + ionen afstaat, ontstaat een ion Fen2-. Oplossingen waarin het fenolftaleïen alleen als 2Fen en f'en" voorkomt, zijn kleurloos; als echter ook (een redelijke hoeveelheid) Fen2- aanwezig is, dan is de oplossing gekleurd. ierop berust het gebruik van fenolftaleïen als indicator bij zuur-base titraties. 232042 21 3 Lees verder

De tweede ionisatiestap kan worden weergegeven door het volgende evenwicht: Ter bepaling van de waarde van Kz van l-en: bij 298 K heeft men een reeks bufferoplossingen gemaakt met p waarden variërend van 7,0 tot 12,5. Deze bufferoplossingen hadden allemaal hetzelfde volume. Aan al deze oplossingen was evenveel van een oplossing van fenolftaleïen toegevoegd. In geen van de verkregen oplossingen was nog ongeïoniseerd 2Fen aanwezig. Van elk van de aldus verkregen oplossingen heeft men bij 298 K de extinctie bepaald. Elke extinctiebepaling vond plaats bij dezelfde golflengte en met dezelfde cuvet. Men mag aannemen dat alleen Fen2- licht van deze golflengte absorbeert. De gemeten extincties E werden in een diagram uitgezet tegen de p van de oplossingen. Daarbij werd het volgende diagram verkregen: diagram E1,2 t 1,0 0,8 0,6 0,4 0,2 00 7 8 9 10 11 12 _p 4p 6 0 Leg uit hoe verklaard moet worden dat de extinctie eerst toeneemt en daarna (na p = 12) gelijk blijft. Uit het diagram is af te lezen bij welke p 50% van het l-en" is omgezet in Fen2-. 1p 7 0 4p 8 0 Geef die p in één decimaal nauwkeurig. Leid de waarde van Kz van f'en" (bij 298 K) af. Titreert men zoutzuur met natronloog, met fenolftaleïen als indicator, dan is het eindpunt van de titratie bereikt als de oplossing lichtroze is geworden. Na verloop van enige tijd wordt de oplossing weer kleurloos. Dit moet worden toegeschreven aan het feit dat CO2 uit de lucht met de (geringe) overmaat O- reageert, zodat de p van de oplossing beneden 8,2 (de ondergrens van het p-omslagtraject van fenolftaleïen) komt. De vergelijking van deze reactie is: Iemand meende het ontkleuren van de oplossing, na het bereiken van het eindpunt van de boven beschreven titratie, te kunnen tegengaan door de titratie-erlenmeyer dan af te sluiten met een stop. et volume van de ontstane oplossing was 30 mi.de p van de roze gekleurde oplossing was 9,0. et volume van de lucht in de afgesloten erlenmeyer was 90 cmê. 5p 9 0 Laat met een berekening zien of die 90 cm- lucht (298 K,p =Po) voldoende CO2 bevat om die oplossing te ontkleuren. Lucht bevat 0,035volumeprocent CO2. Maak verder onder andere gebruik van een gegeven uit Binas tabel 7. 232042 21 4 Lees verder

_ Opgave3 Zuuranhydriden zijn verbindingen waarvan de karakteristieke groep in de molekulen de volgende structuur heeft: o 0 11 11 -C-O-C- Zuuranhydriden kunnen bereid worden uit carbonzuren in aanwezigheid van difosforpentaoxide. Daarbij ontstaat uit twee molekulen carbonzuur door afsplitsing van een molekuul water een molekuul zuuranhydride: o o o o 11 11 - C - O + O- C - 11 11 - C - 0 - C - + 20 Als aan een mengsel van methaanzuur en propaanzuur difosforpentaoxide wordt toegevoegd, treden reacties op waarbij drie zuuranhydriden ontstaan. Eén van die zuuranhydriden heeft de volgende structuurformule: o 0 11 11 - C - 0 - C - C2 - C3 ==Op 10 0 Geef de structuurformules van de andere twee zuuranhydriden. Zuuranhydriden kunnen reageren met alcoholen. Zo reageert azijnzuuranhydride met ethanol. Daarbij ontstaan azijnzuur en stof A. o 0 0 0 11 11 11 I. C3-C-O-C-C3 + C3-C2-O - C3-C-O + C3-C2-O-C-C3 (reactie 1) 4p 11 0 Geef de naam van stof A. stof A Dit type reactie, waarbij uit een zuuranhydride en een alcohol een carbonzuur en een verbinding zoals stof A ontstaan, wordt toegepast bij de bereiding van aspirine. De structuurformule van aspirine is: o rare-o ~O-~-C3 o Bij de bereiding van aspirine reageert azijnzuuranhydride met een stof B. 12 0 Geef de structuurformule van stof B. Als azijnzuuranhydride wordt toegevoegd aan een ethanol-water-mengsel treedt behalve reactie 1 ook de volgende reactie op: o o o 11 11 11 C3-c-O-C-C3 + 20-2 C3-C-O (reactie 2) Met behulp van azijnzuuranhydride is het mogelijk om het ethanolgehalte van een ethanol-water-mengsel te bepalen. Aan een bepaalde hoeveelheid van zo'n mengsel heeft men 2,00 mmol azijnzuuranhydride toegevoegd; dit is een overmaat. Nadat al het ethanol en water hadden gereageerd, heeft men door toevoeging van extra water het overgebleven azijnzuuranhydride omgezet in azijnzuur. Tenslotte heeft men het ontstane azijnzuur in oplossing getitreerd met 0,0868 M natronloog. iervan was 27,1 ml nodig. Door het aantal mmol ethanol in de onderzochte hoeveelheid ethanol-water-mengsel x te stellen kan, mede met behulp van bovenstaande gegevens, berekend worden hoeveel mg ethanol in het mengsel zat. Sp 13 0 Bereken het aantal mg ethanol in de onderzochte hoeveelheid ethanol-water-mengsel. 232042 21 5 Lees verder

_ Opgave4 Uit nikkelerts kan op verschillende manieren nikkel bereid worden. Bij één van die bereidingswijzen ontstaat als tussenprodukt een mengsel waarin Ni en NiO, naast verschillende andere vaste stoffen, aanwezig zijn. Dit mengsel kan reageren met koolstofmonooxide; hierbij wordt zowel Ni als NiO omgezet in Ni(CO)4 (nikkel tetracarbonyl): Ni(s) + 4 CO(g) tz Ni(CO)4(g) NiO(s) + 5 CO(g) ~ CO2(g) + Ni(CO)4Cg) (reactie 1) (reactie 2) Reactie 1 is een evenwichtsreactie. 3p 14 0 Geef de evenwichtsvoorwaarde van reactie 1. Reactie 1 is geen redoxreactie, reactie 2 wel. 4p 15 0 Leg uit welke soort deeltjes (nikkelionen of zuurstofionen of koolstofmonooxidemolekulen) in reactie 2 als oxidator optreedt. Verwerk in de uitleg de ladingsverandering van die soort deeltjes. Uit Ni(CO)4 kan zeer zuiver Ni worden bereid. et boven beschreven proces dat als continu proces wordt uitgevoerd, is weergegeven in onderstaand blokschema. blokschema mengsel met o.a. r02 Ni en NiO reactor CO en CO2 schei- Ni(CO)4 reactor Ni CO a en Ni(CO)4 dings- ruimte @ b vist afval CO CO Men mag aannemen dat in reactor a geen andere reacties plaatsvinden dan de boven genoemde reacties 1 en 2. De omstandigheden in reactor a zijn zodanig dat alle Ni en NiO worden omgezet in Ni(CO)4' et evenwicht van reactie 1 is in dit geval dus aflopend naar rechts. et Ni(CO)4, dat in reactor b wordt geleid, wordt daar volledig omgezet in Ni en CO; het evenwicht van reactie 1 is dan dus aflopend naar links. De temperatuur in reactor b is nagenoeg gelijk aan die in reactor a. De druk die in reactor b wordt toegepast, verschilt echter aanzienlijk van de druk in reactor a. 4p 16 0 Leg uit of de druk in reactor b hoger dan wel lager moet zijn dan de druk in reactor a. Verwerk in de uitleg de reden waarom het evenwicht van reactie 1 naar links afloopt. Om de temperatuur in reactor a niet hoger te laten worden dan gewenst, is het noodzakelijk dat deze reactor gekoeld wordt. De mate waarin gekoeld moet worden is onder andere afhankelijk van de enthalpieverandering van reactie 2. Deze reactieenthalpie kan men berekenen uit de enthalpieverandering van reactie 1 en de vormingsenthalpie van NiO. Daarnaast zijn nog enkele gegevens nodig uit tabel57a van Binas. Van reactie 1 bedraagt de enthalpieverandering voor de reactie naar rechts -2,11'105 joule per mol Ni; de vormingsenthalpie van NiO bedraagt -2,44.105 J molj. 4p 17 0 Bereken voor reactie 2 de enthalpieverandering in joule per mol NiO. 232042 21 6 Lees verder

De hoeveelheid teruggeleid CO is niet voldoende om het hele proces continu te laten verlopen. Via (@ (zie blokschema) moet daarom aanhoudend een extra hoeveelheid CO worden toegevoerd. Om het proces continu te laten verlopen moet het aantal mol CO dat per minuut bij (@ in reactor a moet wordt toegevoerd, gelijk zijn aan het aantal mol NiO dat per minuut (via het mengsel bij ) wordt toegevoerd. 4p 18 0 Leg uit waarom het aantal mol CO dat per minuut bij (@ wordt toegevoerd, gelijk moet zijn aan het aantal mol NiO dat per minuut wordt toegevoerd. Per kg mengsel dat bij wordt toegevoerd, wordt 220 g CO bij (@ ingeleid en wordt 210 g vast afval uit reactor a afgevoerd. Sp 19 0 Bereken hoeveel g Ni(s) bij (zie blokschema) uit reactor b komt per kg mengsel dat bij wordt toegevoerd. _ Opgave5 Bij het meten van ozonconcentraties in lucht wordt een bufferoplossing gebruikt met een p die iets groter dan 7 is. Voor het maken van die bufferoplossing kan gebruik worden gemaakt van K3P04 en K2P04. Door deze twee stoffen aan water toe te voegen treedt een reactie tussen P043- en 2P04- op. De stoffen K3P04 en K2P04 worden in een zodanige molverhouding toegevoegd dat een bufferoplossing met een p iets groter dan 7 ontstaat. In deze bufferoplossing, waarin (vrijwel) geen P043- meer aanwezig is, geldt [2P04-] = [P042-]. 2p 20 0 3p 21 0 Geef de vergelijking van de reactie tussen P043- en 2P04-. Leid af in welke molverhouding (K3P04: K2P04) deze stoffen moeten worden toegevoegd om de genoemde oplossing met [2P04-] = [POi-] te maken. Voor gebruik bij het meten van ozonconcentraties wordt in de bufferoplossing met een p iets groter dan 7 eerst wat KBr opgelost. Als in de aldus ontstane oplossing ozonhoudende lucht geleid wordt, reageert het ozon snel en volledig met Br-: (reactie 1) et 02 uit de ingeleide lucht reageert niet met het Br. Een leerling zegt hierover het volgende: "Wat gek dat O2 uit de ingeleide lucht niet reageert, want uit tabel 48 van Binas blijkt dat VO van O2 + 4 + + 4 e" ~ 2 20 vrijwel gelijk is aan VO van 03 + 20 + 2 e" ~ O2 + 2 O-". 3p 22 0 Leg uit welke fout de leerling in deze redenering maakt. Let op: de laatste vragen van dit examen staan op de volgende pagina. 232042 21 7 Lees verder

De genoemde bufferoplossing met opgelost KBr wordt gebruikt in een zogenoemde ozonmeter. Een ozonmeter is als volgt schematisch weer te geven. ozonmeter e lucht I bufferóplossing metop~lost KBr poreuze wand onaantastbare elektrode in gaasvorm et ozon uit de ingeleide lucht reageert volgens reactie 1 (03 + zo + 2 Br" ~ 0z + 2 O- + Brz). In de ozonmeter wordt het gevormde Brz vervolgens aan de negatieve elektrode snel en volledig omgezet in Br": Tegelijkertijd vindt aan de positieve elektrode een reactie plaats waarbij elektronen worden afgegeven; deze reactie speelt verder bij de metingen geen rol. De spanning is zodanig ingesteld dat alleen een stroom loopt als Brz aan de negatieve elektrode kan reageren. Als de hoeveelheid lucht die per seconde wordt ingevoerd constant wordt gehouden, dan is de gemeten stroomsterkte evenredig met de ozonconcentratie. Lucht kan als verontreiniging, naast ozon, ook stikstofdioxide bevatten. Ook stikstofdioxide reageert in de ozonmeter snel en volledig met Br-: (reactie 2) (reactie 3) Om van verontreinigde lucht de stikstofdioxideconcentratie en de ozonconcentratie te bepalen worden drie metingen verricht met de beschreven ozonmeter. Bij elke meting wordt per seconde hetzelfde volume lucht doorgeleid. Meting 1 Men meet de stroomsterkte als de lucht met ozon en stikstofdioxide door de ozonmeter wordt geleid. De gemeten stroomsterkte blijkt 7,6.10-7A te zijn. Meting 2 Men behandelt de lucht eerst zodanig dat de aanwezige ozon ontleedt volgens 2 03 ~ 3 Oz. ierna leidt men de lucht, die dan geen ozon maar wel stikstofdioxide bevat, door de ozonmeter en meet de stroomsterkte. De stroomsterkte blijkt 2,0.10-7 A te zijn. Om uit de meetresultaten het gehalte aan ozon en het gehalte aan stikstofdioxide in de verontreinigde lucht te kunnen berekenen wordt een ijkmeting uitgevoerd met lucht die geen stikstofdioxide bevat, maar wel een bekend gehalte aan ozon. Meting 3 (ijkmeting) Men meet de stroomsterkte als lucht die 2,0.10-13 mol ozon per cm-' bevat, door de ozonmeter wordt geleid. De gemeten stroomsterkte blijkt 9,6.10-8A te zijn. 3p 23 0 Bereken het aantal mol ozon per cm3van de lucht die bij meting 1 door de ozonmeter wordt geleid. 4p 24 0 Bereken het aantal mol stikstofdioxide per cm-'van de onderzochte lucht. '81'! 232042 21 8