Wie wordt bereikt via het Europees Sociaal Fonds? Kenmerken van deelnemers

Vergelijkbare documenten
Jongeren met een tijdelijk contract in 2009 en 2010

Wie worden bereikt via het Europees Sociaal Fonds?

Uitstroom uit de WW binnen twee jaar na instroom

Wie worden bereikt via het Europees Sociaal Fonds?

Wie worden bereikt via het Europees Sociaal Fonds?

Aan het werk met re-integratieondersteuning

Wie wordt bereikt via het Europees Sociaal Fonds?

Arbeidsparticipatie icipatie Almere 2006

SRG-uitstroom Conclusie

Nulmeting 60%-doelstelling Uitstroom naar ar werk (voorlopige cijfers)06

Voorpublicatie Diversiteit in cijfers 2005

Locatie van banen, opleiding van niet werkend werkzoekenden, in- en uitstroom van uitkeringen

Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden

Aan het werk met re-integratieondersteuning

Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden

Statistisch Bulletin. Jaargang

Vluchtelingen in Nederland Stromen op de arbeidsmarkt Linda Muller, Jeroen van den Tillaart en Caroline van Weert

Aan het werk met re-integratieondersteuning

ESF monitor deelnemerskenmerken 2008

Aan het werk met re-integratieondersteuning

re-integratieondersteuning

Statistisch Bulletin. Jaargang

Statistisch Bulletin. Jaargang

Aan het werk met of zonder re-integratieondersteuning

Tweemeting Uitstroomdoelstelling re-integratieondersteuning Voorlopige cijfers 2006 en eerste halfjaar 2007

27 september Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

Werkloosheid Redenen om niet actief te

Statistisch Bulletin. Jaargang

Jaarcijfers Sluitende aanpak 2008

werkwillendheid eid van ouderen (50-64 jaar) in 2007

VUT-fondsen op weg naar het einde

Statistisch Bulletin. Jaargang

24 november Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

Statistisch Bulletin. Jaargang

25 maart Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

Landelijke Jeugdmonitor. Rapportage 2e kwartaal 2007

Aan het werk met re-integratie ondersteuning

VUT-fondsen kalven af

Pensioenfondsen ndsen en hun deelnemers,

Voortijdig schoolverlaten 0c het voortgezet et onderwijs in

Statistisch Bulletin. Jaargang

Statistisch Bulletin. Jaargang

Einde in zicht voor de VUT

Werkt begeleiding naar werk?

ESF-monitor deelnemerskenmerken 2009

Aan het werk met re-integratie ondersteuning

Uitstroom uit het mbo schooljaar 2006/ 07

Statistisch Bulletin. Jaargang

Vanuit de uitkering naar werk

Met begeleiding naar werk

22 september Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

23 december Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

Statistisch Bulletin. Jaargang

Eindrapport Sluitende aanpak 2006 (gemeentedomein) Uitstroom en begeleiding naar werk van bijstandsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden

Verwachte baanvindduren werkloze 45-plussers

ESF monitor deelnemerskenmerken 0k

Kwartaalrapportage 1/08

Verschillen in cijfers over huisartscontacten. en de statistiek tiek Geregistreerde contacten met de huisarts

Titel Belemmerd bij het verkrijgen van werk

Aan het werk met re-integratieondersteuning

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum 8 april 2011 Betreft Evaluatie IOW

Aan het werk met re-integratie ondersteuning

OSB Statistisch Onderzoek voor brancheverenigingen OSB - Ondernemersorganisatie Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten

Daling omvang VUT-fondsen in 20060a

Redenen van in- en uitstroom WWB

Werknemersenquête zorg en welzijn

Werknemers in Nederland, 2016 Toelichting op de cijfers

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Voortijdig schoolverlaters 0c van misdrijf in Nederland, naar woongemeente ente (G4) en schoolsoort

Verhuizingen 0n n van personen tussen Twentse gemeenten, 2007

van de COROP-gebieden Achterhoek en Arnhem/Nijmegen

De vergrijzing komt, de VUT gaat

aanpak 2007: instroom in het eerste halfjaar aar ar van 2006

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Jeugdwerkloosheid Amsterdam

10. Banen met subsidie

binnen Rotterdam

Uitstroom naar Werk. Centrum voor Beleidsstatistiek Dennis Lanjouw, Frank van der Linden, May Hua Oei, Mathilda Copinga

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013

Aan het werk met of zonder reintegratieondersteuning.

Jongeren buiten beeld 2013

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015

Eenmeting uitstroomdoelstelling re-integratieondersteuning

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT

BUS-H Samenloop werk en bijstand

Registraties gesubsidieerde arbeid en loonkostensubsidies nader bekeken Centrum voor Beleidsstatistiek

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2014

Eerste uitkomsten sluitende aanpak 2006: instroom in de eerste helft van 2005 (gemeentedomein) Herziene versie

Stroomschema financiering zorg 2008 Publicatiedatum CBS-website: 3 september 2012

Onderzoek Sluitende aanpak 2006

Duurzaamheid van werk binnen de banenafspraak

Statistisch Bulletin. Jaargang

Geheel of gedeeltelijk eltelijk uit de uitkering naar werk

Prijsindexcijfers 0f Reclamediensten

Samenloop van zorg en inkomen 2009

Meerdere keren zonder werk

Duurzaamheid van werk binnen de banenafspraak

Samenvatting onderzoek Medewerkers in het MBO

Ziekteverzuim naar leeftijd en geslacht,

Transcriptie:

Wie wordt bereikt via het Europees Sociaal Fonds? Kenmerken van deelnemers in Nederland, 2009 2012

Wie wordt bereikt via het Europees Sociaal Fonds? Kenmerken van deelnemers in Nederland, 2009 2012 Centrum voor Beleidsstatistiek

Verklaring van tekens. Gegevens ontbreken * Voorlopig cijfer ** Nader voorlopig cijfer x Geheim Nihil (Indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met 0 (0,0) Het getal is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid Niets (blank) Een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen 2012 2013 2012 tot en met 2013 2012/2013 Het gemiddelde over de jaren 2012 tot en met 2013 2012/ 13 Oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz., beginnend in 2012 en eindigend in 2013 2010/ 11 2012/ 13 Oogstjaar, boekjaar, enz., 2010/ 11 tot en met 2012/ 13 In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen. Colofon Uitgever Centraal Bureau voor de Statistiek Henri Faasdreef 312, 2492 JP Den Haag www.cbs.nl Prepress: Textcetera, Den Haag en Grafimedia, Den Haag Ontwerp: Edenspiekermann Inlichtingen Tel. 088 570 70 70, fax 070 337 59 94 Via contactformulier: www.cbs.nl/infoservice Bestellingen verkoop@cbs.nl Fax 045 570 62 68 ISSN 1877-3028 Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen, 2013. Verveelvoudigen is toegestaan, mits het CBS als bron wordt vermeld. 60185201301 X-42

Inhoud Samenvatting 4 1. Inleiding 6 1.1 Aanleiding en doel van het onderzoek 7 1.2 Opzet van het onderzoek 8 1.3 Indeling van het rapport 8 1.4 Inhoud van de tabellenset 9 2. Wie neemt deel aan het ESF? 10 2.1 Deelnemers, projecten, acties en doelgroepen 11 2.2 Totaalbeeld 11 2.3 Actie A: langdurig werklozen aan het werk 12 2.4 Actie B: Gedetineerden en TBS-gestelden voorbereiden op werk 17 2.5 Actie C: Leerlingen naar werk of vervolgopleiding 19 2.6 Actie D: Scholing werknemers met een lage opleiding 20 2.7 Actie J: Bestrijden en voorkomen jeugdwerkloosheid 20 3. Beschrijving van het onderzoek 23 3.1 Populatie 24 3.2 Onderzoeksmethode 24 3.2 Koppeling onderzoeksbestand 25 3.4 Bronnen 26 3.5 Operationalisaties 27 3.6 Ophogen opleidingsniveaugegevens 29 3.7 Kwaliteit van de uitkomsten 29 3.8 Opmerkingen bij de tabellen 30 Tabellenset 31 Begrippenlijst 102 Afkortingen 104 Medewerkers 105 Centrum voor Beleidsstatistiek 106 Inhoud 3

Samenvatting Het Europees Sociaal Fonds (ESF) is opgericht om personen te helpen hun vooruitzichten op werk te verbeteren. In opdracht van het Agentschap van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (AGSZW) heeft het Centrum voor Beleidsstatistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS-CvB) gegevens samengesteld over kenmerken van deelnemers die worden bereikt met projecten die (mede) gefinancierd zijn door het ESF. Het ESF programma loopt van 2007 tot en met 2013. Deze rapportage beschrijft de resultaten tot en met verslagjaar 2012. Sinds de start van het huidige ESF-programma in 2007 neemt het aantal deelnemers en het aantal projecten ieder jaar toe tot 2012, het jaar waarvoor CBS-CvB voorlopige cijfers heeft berekend. In 2012 namen 305 duizend personen deel aan 775 ESF-projecten. In 2011 waren er 354 duizend personen die deelnamen aan 895 projecten. In vergelijking met 2007 ligt in 2012 het aantal deelnemers nog bijna vier keer zo hoog als in 2007. Ook het aantal projecten is in de afgelopen jaren flink gestegen. Het ESF-programma richt zich op doelgroepen die zijn georganiseerd in projecten per actie. Deze rapportage beschrijft vijf acties. In 2012 namen 37 duizend personen deel aan een project in actie A. Actie A heeft als doel om werklozen naar de arbeidsmarkt te begeleiden, waarbij drie doelgroepen worden onderscheiden: niet-uitkeringsontvangers, 55 plussers met een uitkering en gedeeltelijk arbeidsgeschikten met een uitkering. Het aantal deelnemers ligt iets lager dan in 2011, maar opvallend is wel de toename bij de doelgroep gedeeltelijk arbeidsgeschikten met een uitkering. Een derde van de deelnemers in actie is na afloop van het project werkzaam. Er nemen bijna acht duizend personen deel aan actie B. De doelstelling van actie B is om gedetineerden, TBS-gestelden en jongeren in een jeugdinstelling of -inrichting voor te bereiden op een startkwalificatie of op een baan na afloop van hun detentie. Dit zijn ruim anderhalf duizend deelnemers meer dan in 2011. Deelnemers in deze actie zijn vooral jonge, laagopgeleide mannen, net als voorgaande jaren. Na afloop van het project heeft 15 procent van de deelnemers een baan. Bijna 30 duizend leerlingen deden in 2012 mee aan een project in actie C. In de projecten in actie C worden leerlingen voorbereid op een functie op de arbeidsmarkt of naar een vervolgopleiding op mbo niveau. Het aantal deelnemers is met bijna zeven duizend toegenomen ten opzichte van 2011. Hiermee zit actie C op bijna het zelfde aantal deelnemers als in 2010. Leerlingen in actie C nemen vaak meerdere schooljaren deel aan projecten. Hierdoor veranderen de kenmerken van de deelnemers aan deze actie bijna niet. Na afloop van een project stromen de meeste leerlingen door in het onderwijs of ze gaan aan het werk. Bijna een derde deel van de ex-deelnemers is werkzaam na een project. In 2012 daalt het aantal deelnemers in actie D voor de eerste keer sinds de start van het ESF-programma in 2007. In 2012 nemen 182 duizend personen deel aan een project in actie D, dat zijn er 47 duizend minder dan in 2011. Actie D biedt subsidie aan werkgevers om de arbeidsmarktpositie van hun werknemers te verbeteren met behulp van scholing. Ieder jaar is dit de grootste actie. Deelnemers aan deze actie zijn voor het grootste gedeelte werkzame, middelbaar opgeleide mannen. Vanwege de doelgroep van deze actie is het logisch dat het overgrote deel van de deelnemers een baan heeft bij start van het project en ook na afloop van het project. Het percentage ex-deelnemers met een baan is vanaf 2007 steeds hoger dan 90 procent. In 2012 ligt dit aandeel op 96 procent. Actie J is gericht op het bestrijden en voorkomen van jeugdwerkloosheid. 49 duizend, veelal laagopgeleide, jongeren namen deel aan een project in deze actie. Dat zijn zeven 4 Wie wordt bereikt via het Europees Sociaal Fonds?

duizend deelnemers minder dan in 2011. Zowel gemeenten als O&O-fondsen konden subsidies aanvragen voor projecten in actie J. In de projecten waarvoor gemeenten subsidie hebben aangevraagd, zitten veel jongeren zonder baan, terwijl in projecten waarvoor O&O-fondsen subsidie hebben gevraagd veel jongeren onderwijs volgen. Na afloop van een project is meer dan 70 procent van alle ex-deelnemers werkzaam. Samenvatting 5

1. Inleiding

Het Europees Sociaal Fonds dient de werkgelegenheid in Europa te stimuleren en te verbeteren. In dit inleidende hoofdstuk wordt kort uitgelegd wat het Europees Sociaal Fonds inhoudt en hoe dit is georganiseerd in Nederland. Ook wordt ingegaan op de opdracht van het Agentschap SZW aan CBS-CvB en de opzet van het onderzoek. Het hoofdstuk vervolgt met een leeswijzer bij dit rapport en met een korte beschrijving van de tabellenset. 1.1 Aanleiding en doel van het onderzoek Wat houdt het Europees Sociaal Fonds in? Het Europees Sociaal Fonds (ESF) is opgericht om personen te helpen hun vooruitzichten op werk te verbeteren. Dit past binnen de doelstelling van de Europese Unie (EU) om de werkgelegenheid in Europa te stimuleren en te verbeteren. In overleg met de Europese lidstaten is in 2007 een zevenjarig programma opgesteld, dat geïmplementeerd wordt via een groot aantal private en publieke organisaties. Voor de periode 2007 2013 heeft Nederland ervoor gekozen om zowel te investeren in het begeleiden van mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt naar werk, als ook werkgevers via brancheorganisaties te laten investeren in laaggeschoolde werknemers. Sinds 2009 wordt het ESF ook ingezet voor de bestrijding van jeugdwerkloosheid. In Nederland is er voor het huidige programma 830 miljoen euro aan subsidie beschikbaar voor de financiering van ESF-projecten. De uitvoering van het ESF in Nederland Het Agentschap Sociale Zaken en Werkgelegenheid (AGSZW) voert de subsidieregeling uit in Nederland. Zij is verantwoordelijk voor de beoordeling van subsidieaanvragen, het afgeven van beschikkingen, de controle van projecten en de betaling van het subsidiebedrag. AGSZW is ook verantwoordelijk voor de evaluatie, het advies en het verstrekken van informatie richting de Europese Commissie (EC) en het ministerie van SZW. De subsidies worden uitgekeerd aan projecten. Deze projecten zijn in te delen naar acties waarbij een actie een specifieke doelgroep vertegenwoordigt. Nederland helpt met het ESF de volgende doelgroepen: werklozen die extra hulp nodig hebben bij het vinden van een baan (oudere werkzoekenden, werkzoekenden zonder uitkering of baan of mensen die (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt zijn); gedetineerden, tbs ers en jongeren in jeugdinrichtingen; moeilijk lerende leerlingen aan een Praktijkschool of school voor Voortgezet Speciaal Onderwijs; laagopgeleide werknemers; jongeren. De verschillende doelgroepen en de bijbehorende acties worden toegelicht in hoofdstuk twee. Om AGSZW van gegevens te voorzien, stelt het Centrum voor Beleidsstatistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS-CvB) sinds 2008 een jaarlijkse rapportage op over de kenmerken van deelnemers aan ESF-projecten. Sinds 2011 worden er door het CBS-CvB ook cijfers voor tussentijdse evaluaties samengesteld. Inleiding 7

Opdracht Het CBS-CvB stelt in opdracht van AGSZW gegevens samen over kenmerken van deelnemers aan ESF-projecten. Het gaat om kenmerken als leeftijd, geslacht, herkomstgroepering en -generatie, arbeidsmarktpositie en opleidingsniveau. In deze jaargang van het onderzoek heeft het CBS-CvB cijfers berekend over meerdere perioden, namelijk voorlopige cijfers over 2012, definitieve cijfers over 2009 en impactindicatoren over de periode 2008 2012. De cijfers voor 2012 hebben een voorlopig karakter omdat ten tijde van het berekenen van de gegevens nog niet alle benodigde bronnen over heel 2012 beschikbaar waren. Ook zijn in het voorjaar van 2013 de eindcontroles door AGSZW over 2012 nog niet afgerond. De voorlopige uitkomsten voor 2012 zijn berekend met de meest recent beschikbare informatie. In 2010 zijn voorlopige cijfers voor 2009 berekend, in het huidige onderzoek zijn de cijfers voor 2009 definitief gemaakt. De benodigde bronnen over 2009 zijn compleet en AGSZW heeft al haar einddeclaraties en controles uitgevoerd. Om te bepalen wat de invloed van ESF-projecten is op de arbeidsmarktpositie van deelnemers zijn zogenaamde impactindicatoren berekend. Voor de periode 2008 2012 is bekeken of de deelnemers een baan hebben na afloop van het project. Om de duurzaamheid van de baan vast te stellen is ook gekeken of deelnemers na zes en twaalf maanden na het einde van het project een baan hebben. 1.2 Opzet van het onderzoek Het onderzoek bestaat uit de volgende delen: Het samenstellen van voorlopige uitkomsten over deelnemerskenmerken aan ESF projecten in 2012. Het samenstellen van definitieve uitkomsten over deelnemerskenmerken aan ESF projecten in 2009. Evaluatie van het ESF-programma. Hebben ESF-deelnemers na afloop van een project gedurende de periode van 2008 2012 een duurzame arbeidsrelatie? Voor ieder onderdeel heeft CBS-CvB informatie over deelnemers en hun projecten ontvangen van AGSZW. Deze informatie is gecombineerd met bronnen die binnen het CBS beschikbaar zijn en eigenschappen over de deelnemers bevatten. Vervolgens zijn per onderdeel tabellen samengesteld. Meer informatie over de opzet van het onderzoek is te vinden in hoofdstuk 3. 1.3 Indeling van het rapport In hoofdstuk 2 beschrijven we de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek. Per actie geven we een beeld van het doel van de actie en de doelgroep, het aantal deelnemers, kenmerken van deze deelnemers, de ontwikkeling binnen de actie en of deelnemers na afloop van een project al dan niet werkzaam zijn. Vervolgens leggen we in hoofdstuk 3 uit hoe het onderzoek is uitgevoerd, welke bestanden zijn gebruikt en hoe een aantal samengestelde begrippen als bijvoorbeeld arbeidsmarktpositie tot stand komen. 8 Wie wordt bereikt via het Europees Sociaal Fonds?

In hoofdstuk 4 volgt een toelichting op de gebruikte begrippen en afkortingen. Ten slotte is aan het eind van het rapport de volledige tabellenset opgenomen. 1.4 Inhoud van de tabellenset De set bestaat inclusief subtabellen uit 42 tabellen. Per onderdeel berekent CBS-CvB de volgende tabellen: Voorlopige deelnemerskenmerken 2012 (tabellen 1 tot en met 17) De tabellen 1 tot en met 7 geven een overzicht van de ESF-deelnemers in 2012 in de verschillende acties en subacties, uitgesplitst naar achtergrondkenmerken. Tabel 8 geeft een overzicht van de ESF-deelnemers in de verschillende acties en subacties uitgesplitst naar landsdeel. Tabel 9 richt zich specifiek op de ESF-deelnemers in actie D naar landsdelen en geeft hierbij de economische activiteit weer van de organisatie waar de deelnemers werkzaam zijn en hun project uitvoeren. De tabellen 10 tot en met 17 bevatten cijfers over de, doorstroom en uitstroom van ESF-deelnemers in 2011 en 2012 per actie, naar achtergrondkenmerken. Definitieve deelnemerskenmerken 2009 (tabellen 18 tot en met 27) De tabellen 18 tot en met 21 geven een overzicht van de ESF-deelnemers in 2009 in de verschillende acties en subacties, naar achtergrondkenmerken. Tabel 22 geeft een overzicht van de ESF-deelnemers in de verschillende acties en subacties naar landsdeel. Tabel 23 richt zich specifiek op de ESF-deelnemers in actie D naar landsdelen en geeft hierbij de economische activiteit weer van de organisatie waar de deelnemers werkzaam zijn en hun project uitvoeren. De tabellen 24 tot en met 27 bevatten cijfers over de, doorstroom en uitstroom van ESF-deelnemers in 2008 en 2009 per actie naar achtergrondkenmerken. Evaluatie impactindicatoren 2008 2012 (tabellen 28 tot en met 33) De tabellen 28 tot en met 33 geven een overzicht van ESF-deelnemers met een beëindigd project in de periode 2008 2012 in de verschillende acties en subacties. In de tabellen wordt weergegeven in hoeverre de deelnemers wel of niet werkzaam zijn. Van de deelnemers die werkzaam zijn direct na afloop van het project, is bepaald of zij ook duurzaam aan het werk zijn (dat wil zeggen zes en twaalf maanden na de einddatum van het project). Inleiding 9

2. Wie neemt deel aan het ESF?

In dit hoofdstuk wordt beschreven wie deelnemen aan ESF-projecten en wat de kenmerken van deze deelnemers zijn. Eerst volgt een overzicht van aantallen ESF deelnemers en projecten over de jaren 2007 tot en met 2012. Vervolgens bespreken we de doelgroepen waarop ESF zich richt afzonderlijk, waarbij opvallende kenmerken worden benoemd, evenals verschillen met eerdere jaren. 2.1 Deelnemers, projecten, acties en doelgroepen Als we over ESF praten, komen de volgende termen vaak aan bod: acties, projecten, doelgroepen en deelnemers. Een deelnemer is iemand die meedoet aan een ESF-project om zijn of haar positie op de arbeidsmarkt te verbeteren. Dit kan door bijvoorbeeld een opleiding of een training te volgen of door werkervaring op te doen. Een project is ingedeeld binnen een bepaalde actie. Deze indeling naar een actie is niet relevant voor de deelnemer zelf, maar is uitsluitend bedoeld voor het verdelen van de subsidies en de organisatie van de projecten. De verschillende acties zijn bedoeld voor verschillende doelgroepen. Overzicht Acties Actie A: begeleiden van werklozen naar de arbeidsmarkt. Actie B: voorbereiden van gedetineerden, TBS-gestelden en jongeren in een jeugdinstelling of jeugdinrichting op een startkwalificatie of op een baan na afloop van hun detentie. Actie C: subsidie aan scholen voor praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs om leerlingen voor te bereiden op een functie op de arbeidsmarkt of naar een vervolgopleiding op mbo niveau. Actie D: subsidie aan werkgevers om de arbeidsmarktpositie van hun werknemers te verbeteren met behulp van scholing. Actie J: bestrijden en voorkomen van jeugdwerkloosheid. 2.2 Totaalbeeld Voor het eerst een afname van het aantal deelnemers In 2012 is er voor het eerst sinds 2007 (de start van de huidige ESF-periode) een daling van het aantal deelnemers te zien. Dit aantal nam in de periode 2007 2011 toe van 82 duizend tot 354 duizend deelnemers, maar daalde in 2012 naar 305 duizend. Wie neemt deel aan het ESF? 11

Staat 1 Aantal ESF-deelnemers en aantal projecten, per actie, 2007 2012 Deelnemers Projecten 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2007 2008 2009 2010 2011 2012 x 1 000 x 1 Totaal 82 144 221 321 354 305 269 534 780 816 895 775 Actie A 4 10 16 51 41 37 5 25 64 65 72 77 Actie B 2 8 5 5 6 8 1 2 1 1 1 1 Actie C 8 19 28 29 22 29 111 302 419 361 270 378 Actie D 68 108 172 206 229 182 152 205 297 357 484 277 Actie J1... 23 40 35... 24 47 24 Actie J2... 7 16 14... 8 21 18 Bron: CBS. De meeste deelnemers komen voor in projecten in actie D, net als in de andere jaren. In 2012 behoort 60 procent van de deelnemers tot deze actie. Vanaf 2010 is actie J gestart, deze actie heeft in 2012 een aandeel van 16 procent. Actie B (met als doelgroep gedetineerden, TBS-gestelden en jongeren in een jeugdinstelling) heeft het laagste aantal deelnemers, in 2012 waren dat er 8 duizend, 3 procent van het totaal aantal deelnemers. In 2012 is bijna de helft van de gestarte projecten een project in actie C. In 2007 en 2011 was actie D nog de actie met de meeste gestarte projecten. In 2012 ligt het aandeel gestarte projecten in actie D het laagst sinds 2007. Het aandeel projecten in actie A laat sinds 2007 een stijgende lijn zien, van 2 procent in 2007 naar 10 procent in 2012. In de volgende paragrafen beschrijven we de afzonderlijke acties in meer detail. 2.3 Actie A: langdurig werklozen aan het werk Actie A heeft als doel het begeleiden van werklozen naar de arbeidsmarkt. In projecten wordt gewerkt aan het toerusten en het bemiddelen van mensen die een achterstand hebben op of tot de arbeidsmarkt. Dit kan bijvoorbeeld in een re-integratietraject waarbij scholing, training en begeleiding centraal staan. Binnen actie A worden drie subacties onderscheiden die ieder een specifieke groep mensen wil bereiken, namelijk: Niet-uitkeringsontvangers (subactie a) 55 plussers met een uitkering (subactie b) Gedeeltelijk arbeidsgeschikten met een uitkering (subactie c). Subsidies binnen actie A kunnen worden aangevraagd door gemeenten, het UWV WERKbedrijf en door de minister als aanvrager van erkende opleidings- en ontwikkelingsfondsen (O&O-fondsen). Daling van het aantal deelnemers in actie A zet door In 2012 nemen ruim 37 duizend personen deel aan een project in actie A. Dit betekent dat de daling van het aantal deelnemers in actie A, die ingezet werd in 2011, in 2012 doorzet 12 Wie wordt bereikt via het Europees Sociaal Fonds?

(zie figuur 2.3.1). De daling geldt voor deelnemers in subactie a en b. Subactie c, die zich richt op gedeeltelijk arbeidsgeschikten met een uitkering, laat juist een stijging zien in het aantal deelnemers. Met 24 duizend deelnemers is dit het hoogste aantal deelnemers in subactie c sinds 2007. 2.3.1. ESF-deelnemers in actie A naar subactie, 2007 2012 x 1 000 60 50 40 30 20 10 0 Actie A subactie A subactie B subactie C 2007 2009 2011 2008 2010 2012 Een kwart van de deelnemers langdurig werkloos De categorie langdurig werkloos is dit jaar nieuw in de tabellen. Het gaat hierbij om deelnemers die zes maanden of meer uitkeringsgerechtigd zijn en/of twaalf maanden of meer werkzoekend (ingeschreven als werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf) zijn. Precies een kwart van de deelnemers is op de startdatum van het project langdurig werkloos. Dat lijkt weinig als je kijkt naar de doelgroep van actie A. Echter, bij de interpretatie van de cijfers moet rekening worden gehouden met het feit dat we niet kunnen achterhalen wat de werkelijke startdata van de individuele deelnemers zijn en daarmee kunnen we hun arbeidsmarktpositie niet bepalen op de individuele startdata. Daardoor is het mogelijk dat een deelnemer werkt op de startdatum van het project, na korte tijd (deels) werkloos raakt en vervolgens meedoet met een project in actie A. Ruim de helft van de deelnemers is nieuwe Ruim de helft van de deelnemers in 2012 in actie A zijn nieuwe deelnemers. Deze nieuwe deelnemers volgden in 2011 nog geen project in actie A. Van de mensen die in 2011 deelnamen aan een project in actie A, volgt ruim veertig procent in 2012 nog steeds een project in deze actie. Onder de nieuwe deelnemers bevinden zich vaker jonge mannen tot 25 jaar. Deze van jongere mannen kan verklaard worden doordat er mogelijk projecten zijn gestart die gericht zijn op inactieve jongeren. Deze jongeren zijn niet meer leer plichtig, maar wel werkloos en ontvangen geen uitkering. Vrouwen die al eerder deelnamen aan een project in actie A zijn vaak wat ouder, namelijk tussen de 25 en 54 jaar zijn. In de volgende subparagrafen beschrijven we de kenmerken van deelnemers apart voor elke subactie. Wie neemt deel aan het ESF? 13

Subactie a: niet-uitkeringsontvangers Bijna de helft van de deelnemers is jonger dan 25 jaar Subactie a bestaat in 2012 uit bijna negenduizend deelnemers, bijna de helft jonger is dan 25 jaar. In 2011 was ruim een derde van de deelnemers jonger dan 25 jaar. Vooral de mannelijke deelnemers zijn jonger dan 25. De meeste vrouwelijke deelnemers zijn tussen de 25 en de 55 jaar oud. De van jongeren in 2012 kan te maken hebben met het beleid om een huishoudinkomenstoets in te voeren (zie kader), waardoor (inactieve) jongeren mogelijk extra gemotiveerd raken om te werken aan een verbetering van hun arbeidsmarktpositie. Huishoudinkomenstoets Iemand die een bijstandsuitkering aan wil vragen, moet sinds 1 januari 2012 voldoen aan de huishoudinkomenstoets. Een bijstandsuitkering is een gezinsuitkering. Inkomsten en vermogen van alle inwonende gezinsleden worden meegeteld. Voordat iemand een beroep op de bijstand kan doen, moet hij of zij eerst het eigen geld gebruiken om van te leven. Dit kan inkomen zijn, zoals loon of een uitkering, maar ook vermogen, zoals spaargeld. Vanaf 2012 geldt de regel dat gezinnen met meerderjarige kinderen samen nog maar één bijstandsuitkering kunnen krijgen. Hierop bestaat alleen recht als de gezinsleden samen te weinig geld hebben om van te leven. De regels zijn halverwege 2012 opnieuw veranderd: de huishoudinkomenstoets is weer afgeschaft. 1) 1) Bron: http://www.ipsz.nl/pagina/8515/huishoudinkomenstoets. Ruim tweederde van de deelnemers is inactief Op het startmoment van een project in subactie a zien we voornamelijk inactieve deelnemers. Inactief wil zeggen dat deelnemers geen baan hebben en geen WW- of bijstandsuitkering ontvangen. Mannelijke deelnemers hebben vaker een baan. Toch is bijna 60 procent van de mannen inactief. Van deze inactieve mannen volgt bijna 60 procent onder wijs. Van de vrouwelijke deelnemers is ruim 70 procent inactief, van wie slechts 20 procent onderwijs volgt. Dit verschil wordt veroorzaakt door de leeftijd van de deelnemers. Doordat de mannelijke deelnemers vooral jonger zijn dan 25 jaar volgen ze logischer wijs vaker onderwijs dan de, veelal oudere, vrouwelijke deelnemers. Onder staand kader beschrijft een voorbeeld van een project in subactie a. ESF aanpak Jongeren NU Optimisd 2012 2013 1) Optimisd is de Intergemeentelijke Sociale Dienst van de gemeenten Bernheze, Schijndel, Sint Michielsgestel en Veghel. Klanten werken met Optimisd aan de verbetering van hun arbeidspotentie met als hoogste doel het bereiken van betaalde arbeid. Werkgevers in de regio voorzien zij van geschikte arbeidskrachten. In de regio Noordoost Brabant is er een stijging van het aantal werkloze jongeren in alle beroepsgroepen. De invoering van de huishoudinkomenstoets betekende een beperking van de dienstverlening aan jongeren door Optimisd. Hiervoor heeft Werkplein Frisselstein een aanvraag ingediend bij het ESF om niet-uitkeringsgerechtigde jongeren te begeleiden richting arbeidsmarkt en/of opleiding. De beschikking van het project ESF Aanpak Jongeren NU Optimisd is 14 Wie wordt bereikt via het Europees Sociaal Fonds?

ontvangen in juli 2012. De subsidie wordt verleend onder de voorwaarde dat het project gerealiseerd wordt zoals het is aangevraagd. Echter door het afschaffen van de huishoudinkomenstoets wordt in oktober 2012 de mogelijkheid onderzocht om de doelgroep van het project te wijzigen. 1) Bron: Optimisd 2 e bestuursrapportage 2012, Veghel, oktober 2012, www.veghel.nl. Na afloop van het project hebben iets meer mensen een baan Na afloop van een project in subactie a heeft in 2012 30 procent een baan. Ondanks de economische tegenspoed is dit aandeel vergelijkbaar met 2011. Mannen hebben bij het einde van het project vaker een baan dan vrouwen, ruim één op de drie mannen tegenover bijna één op de vier vrouwen. Van de deelnemers in subactie a had 26 procent een baan bij de start van het project. Het aandeel deelnemers met een baan is na afloop van het project dus iets groter dan bij de start van het project. Hierbij moet rekening worden gehouden met het feit dat alleen de deelnemers aan een project dat uiterlijk juli 2012 is beëindigd, worden bekeken omdat recentere informatie over banen nog niet beschikbaar is. Subactie b: 55 plussers met een uitkering Flinke daling aantal deelnemers in subactie b In 2012 nemen ruim vierduizend 55 plussers deel aan een project in subactie b. Dat is drie keer minder dan in 2011, toen subactie b nog bijna twaalfduizend deelnemers telde. Het aandeel deelnemende mannen is afgenomen in 2012, van 61 procent in 2011 naar 51 procent in 2012. Opvallend is dat mannen hoger opgeleid zijn dan vrouwen, ruim 50 procent van de mannen heeft secundair of hoger onderwijs gevolgd, voor vrouwen ligt dat percentage op 32 procent. 60% van de deelnemers subactie b is langdurig werkloos Eein Veel uitkeringsontvangers en langdurig werklozen In subactie b, met als doelgroep 55 plussers met een uitkering, heeft zoals verwacht het overgrote deel van de deelnemers een uitkering, namelijk negen van de tien. Circa 60 procent van de deelnemers is langdurig werkloos, dat wil zeggen dat zij twaalf maanden of meer uitkeringsgerechtigd of werkloos zijn. Dat sluit aan bij het huidige beeld dat 55 plussers minder makkelijk bemiddelbaar zijn op de arbeidsmarkt en daardoor vaker langdurig werkloos zijn. Vaker een baan direct na einde project Van de deelnemers aan subactie b in 2012 heeft acht procent een baan bij de start van het project. Bij het einde van het project heeft 16 procent van hen een baan, in 2011 was dit Wie neemt deel aan het ESF? 15

slechts negen procent. De 55 plussers hebben ondanks de economische tegenspoed vaker een baan direct na afloop van het project dan in 2011. Alhoewel we zouden verwachten dat mannen makkelijker bemiddelbaar zijn op de arbeidsmarkt, omdat ze gemiddeld hoger opgeleid zijn dan vrouwen, zien we dat slechts gedeeltelijk terug in de cijfers. Circa 17 procent van de mannen heeft een baan na het einde van het project tegenover 14 procent van de vrouwen. Hoeveel deelnemers bij het einde van het project (nog steeds) een uitkering ontvangen is in dit onderzoek niet nagegaan. Onderstaand kader toont een voorbeeld van een project in subactie b en subactie c. Project Amersfoortse keien begeleidt 55 plussers naar werk 1) In mei 2012 startte de gemeente Amersfoort met het project Amersfoortse keien. Hiermee zetten ze in op de re-integratie en arbeidsbemiddeling van 55 plussers met een bijstandsuitkering en gedeeltelijk arbeidsgeschikten met een uitkering. Juist voor deze doelgroepen is een extra investering nodig, want voor hen is het bijzonder lastig om opnieuw aan de slag te komen in de (huidige) arbeidsmarkt. De gemeente Amersfoort biedt, samen met het Werkgeversservicepunt033 en het UWV, extra hulp bij het zoeken naar werk. Denk hierbij bijvoorbeeld aan om scholing en sollicitatietraining. Samen met de 55 plussers die hiervoor in aanmerking komen, wordt bepaald welke activiteiten uitgevoerd kunnen worden vóórdat zij gericht naar werk zoeken. Zij krijgen intensieve begeleiding van een jobhunter. Ook helpt de jobhunter de gedeeltelijk arbeidsgeschikten met de zoektocht naar passend werk. Hij legt, op zoek naar geschikte vacatures, contact met bedrijven en stelt geschikte kandidaten voor. 1) Bron: http://www.amersfoort.nl/4/sz/begeleiding-naar-werk-(arbeidsintegratie)/project-amersfoortse-keienbegeleidt-55-plussers-naar-werk.html. Subactie c: gedeeltelijk arbeidsgeschikten met een uitkering Meer mannen dan vrouwen in subactie c Subactie c bestaat in 2012 uit ruim 24 duizend deelnemers, negenduizend deelnemers meer dan in 2011. In eerdere jaren lag het aandeel vrouwen in subactie c hoger dan 50 procent, maar vanaf 2010 is het aandeel vrouwen gedaald naar circa 40 procent. In 2012 is bijna de helft van de deelnemers jonger dan 25 jaar. Dit is een enorme toename ten opzichte van eerdere jaren (tot en met 2010), toen hoogstens 4 procent van de deelnemers jonger was dan 25 jaar. Deze verjonging bij de deelnemers van subactie c komt net als bij subacties a en b voor de rekening van jonge mannen. Veel deelnemers met een AO-uitkering In 2012 zijn er veel deelnemers (49 procent) met een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dat is ook wat verwacht wordt van de doelgroep gedeeltelijk arbeidsgeschikten met een uitkering. Toch is dit percentage hoger dan voorgaande jaren, in 2010 bijvoorbeeld had 41 procent van de deelnemers een AO-uitkering. In subactie c zijn er meer mannen dan vrouwen met een AO-uitkering, 53 procent van de mannen heeft een AO-uitkering tegenover 41 procent van de vrouwen. 16 Wie wordt bereikt via het Europees Sociaal Fonds?

Ruim een derde heeft een baan bij start van een project In 2012 heeft ruim een derde van de deelnemers een baan bij de start van een project. Dat beeld zien we ook terug in 2010. Weinig inactieve deelnemers In 2012 is een kwart van de deelnemers inactief bij de start van het project. Deze deelnemers hebben dus geen baan, WW- of bijstandsuitkering en staan niet als werkzoekend geregistreerd. Deze deelnemers sluiten minder goed aan bij de doelgroep van deze suba ctie, maar net als eerder vermeld in dit hoofdstuk kan dit te maken hebben met het moment waarop de arbeidsmarktpositie van de deelnemers wordt bepaald. De arbeidsmarkt positie van de deelnemers kan niet op de individuele startdata worden bepaald, maar uitsluitend op het startmoment van het desbetreffende project. De inactieve deelnemers zijn in 7 van de 10 gevallen jonger dan 25 jaar. Het zou dus kunnen voorkomen dat een deelnemer op de startdatum van het project nog inactief is, bijvoor beeld nadat hij/zij een opleiding heeft afgerond en op zoek gaat naar een baan, en op de eigen individuele startdatum van deelname aan een project mogelijk wel een baan en/of uitkering heeft. 42% van de deelnemers in subactie c een baan na afloop van het project Eeheeft Vier van de tien deelnemers aan het werk na einde project Van de deelnemers aan een project in subactie c heeft 42 procent een baan na afloop van het project. Op het startmoment had 37 procent een baan, dus het aandeel deelnemers met werk is licht toegenomen. Net als bij de andere subacties zijn na afloop van het project mannen vaker aan het werk dan vrouwen. 2.4 Actie B: Gedetineerden en TBSgestelden voorbereiden op werk De doelstelling van actie B is het voorbereiden van gedetineerden, TBS-gestelden en jongeren in een jeugdinstelling of jeugdinrichting op een startkwalificatie of op een baan na afloop van hun detentie. Alleen het ministerie van Veiligheid en Justitie (in samenwerking met het Centrum voor Jeugd en Gezin) kan subsidie voor actie B aanvragen. Wie neemt deel aan het ESF? 17

Bijna negen van de tien deelnemers zijn mannen In 2012 zijn er ruim 7,5 duizend deelnemers in deze actie. Dit zijn er anderhalf duizend meer dan in 2011. De deelnemers zijn overwegend mannen. Bijna vier op de tien deelnemers is man én jonger dan 25 jaar. De rest van de deelnemers bestaat voornamelijk uit mannen tussen de 25 en 54 jaar en vrouwen die jonger zijn dan 24 jaar. Van de vrouwelijke deelnemers zijn er zeven van de tien jonger dan 25 jaar. In 2011 waren nog negen van de tien vrouwelijke deelnemers jonger dan 25. Meeste deelnemers zijn laag opgeleid Binnen actie B volgen vrouwen onder de 25 jaar vaker onderwijs dan mannen in dezelfde leeftijdscategorie (59 procent versus 45 procent). Bij de 25 plussers zien we echter bijna geen verschil meer tussen het percentage mannen en vrouwen dat onderwijs volgt. De overgrote meerderheid van de deelnemers (zowel mannen als vrouwen) heeft een laag opleidingsniveau. Dit is logisch aangezien een belangrijke doelstelling van deze actie is om deelnemers te helpen bij het behalen van een startkwalificatie. Weer meer nieuwe deelnemers We zien in 2012 opnieuw meer nieuwe deelnemers dan in 2011 (62 procent in 2012 tegenover 55 procent in 2011). In 2011 zagen we ook al veel instromers in actie B ten opzichte van 2010 (55 procent versus 49 procent). De uitstroom van de deelnemers is met 43 procent gelijk aan die in 2011. Van alle deelnemers in 2012 is bijna veertig procent doorgestroomd vanuit een eerder project in actie B. Aa 87% van de deelnemers in actie B is een man Klein aantal deelnemers werkzaam na afloop van het project In dit onderzoek krijgen deelnemers in actie B bij de start van het project automatisch de arbeids marktpositie inactief, dat wil zeggen zonder baan, zonder een WW- of bijstandsuitkering en zonder inschrijving bij het UWV WERKbedrijf. Het kan voorkomen dat deelnemers in actie B toch een baan hebben of een uitkering ontvangen bij de start van het project, doordat zij bijvoorbeeld later in het project instromen. Toch is er voor gekozen om alle deelnemers het label inactief te geven om de arbeidsmarktpositie zoveel mogelijk overeen te laten komen met de doelgroep van de actie. Na afloop van ieder project is opnieuw bekeken of deelnemers wel of niet werkzaam zijn. In 2012 zijn er ruim zesduizend personen die hebben deelgenomen aan een eindigend project in actie B. Van hen heeft 15 procent een baan aan het einde van het project, tegenover 13 procent in 2010. 1) Vrouwen hebben iets vaker een baan dan mannen aan het einde van het project en zes maanden later. Hetzelfde beeld zien we ook in eerdere jaren. Over alle jaren zien we dat het aandeel niet-werkzame personen bij het einde van het project hoog blijft. 1) In 2011 is er in actie B geen project beëindigd. 18 Wie wordt bereikt via het Europees Sociaal Fonds?

2.5 Actie C: Leerlingen naar werk of vervolgopleiding Deze actie biedt subsidie aan scholen voor praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs. In projecten worden leerlingen voorbereid op een functie op de arbeidsmarkt of begeleid naar een vervolgopleiding op mbo-niveau. De doelgroep bestaat uit leerlingen van 15 jaar en ouder met tekortkomingen in leervermogen en/of met een lichamelijke beperking. Deze leerlingen kwalificeren zich vaak niet voor een vervolgopleiding en halen vaak geen startkwalificatie. Een eenvoudige baan behoort wel tot de mogelijkheden. Aantal deelnemers stabiel Ruim 29 duizend leerlingen doen in 2012 mee aan een project in actie C, dit is 10 procent van het totaal aantal deelnemers aan ESF-projecten in 2012. Het aantal deelnemers nam tot 2010 flink toe (van achtduizend in 2007 tot 28 duizend in 2009), daarna is het aantal deelnemers stabiel gebleven. De deelnemers zijn vooral laag opgeleide jongeren van 15 tot 25 jaar. Meer dan 60 procent is man, dit percentage is vanaf 2007 vrijwel onveranderd. De meeste deelnemers zijn tussen 15 en 24 jaar en onderwijsvolgend (77 procent), 12 procent heeft een baan, de overige deelnemers volgen geen onderwijs en hebben geen baan of uitkering. 73% van de uitgestroomde deelnemers een opleiding of heeft een baan Ffvolgt Meeste uitgestroomde deelnemers hebben werk of volgen een opleiding Meer dan de helft van de deelnemers in 2012 nam ook in 2011 al deel aan een project in deze actie. Ook in eerdere jaren zien we veel deelnemers doorstromen binnen actie C. Maar wat gebeurde er met de deelnemers die in 2011 nog een project volgden en in 2012 niet meer? Het doel van actie C is deelnemers voor te bereiden op een baan of een vervolgopleiding. Voor de meeste deelnemers (van 15 25 jaar) lijkt dat gelukt, meer dan een kwart heeft een baan en de helft volgt een (vervolg)opleiding. Dat betekent dat een kwart van de uitgestroomde deelnemers (nog) geen baan heeft en geen opleiding volgt. Wie neemt deel aan het ESF? 19

2.6 Actie D: Scholing werknemers met een lage opleiding 2) Actie D biedt subsidie aan werkgevers (via hun Opleidings- en Ontwikkelingsfonds (O&O-fonds)) om de arbeidsmarktpositie van hun werknemers te verbeteren met behulp van scholing. De doelgroep bestaat uit werknemers met maximaal een opleiding op mbo niveau 4. Actie D heeft de meeste deelnemers Actie D heeft in de periode 2007 2012 steeds het hoogste aantal deelnemers, in 2012 zijn dat er 182 duizend. Meer dan de helft van deelnemers zijn mannen in de leeftijd van 25 54 jaar. De doelgroep van actie D bestaat uit werknemers met een opleiding op maximaal mbo niveau 4. Dat zien we ook terug in de cijfers, slechts 4 procent van de deelnemers behoort niet tot deze doelgroep. De helft van de deelnemers in 2012 bestaat uit nieuwe. Veel deelnemers in actie D werkzaam bij het openbaar bestuur In 2012 heeft een op de vijf deelnemers in actie D een baan bij het openbaar bestuur. Daarnaast werken veel deelnemers in de industrie (16 procent), bouwnijverheid (15 procent) en de vervoerssector (14 procent). Het doel van actie D is het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van de deelnemers. In dit onderzoek is uitsluitend onderzocht óf de werknemers na afloop van een project (nog steeds) een baan hebben. Of deze baan beter betaald wordt of meer uren omvat dan de baan bij aanvang van het project, is op basis van deze cijfers niet te bepalen. 2.7 Actie J: Bestrijden en voorkomen jeugdwerkloosheid Vaak worden jongeren in tijden van economische crisis als eerste ontslagen, of wordt hun contract niet verlengd. De verwachting bestond dat de jeugdwerkloosheid door de huidige crisis zou oplopen tot 150 duizend jongeren. Om dit te voorkomen heeft de overheid in 2009 het Actieplan Jeugdwerkloosheid geïntroduceerd en tal van andere maat regelen genomen. Onderdeel van dit Actieplan Jeugdwerkloosheid is dat er ESF-subsidie is vrijgemaakt voor projecten die gericht zijn op het bestrijden en voorkomen van jeugd werkloosheid. In dit kader zijn de acties J(eugd)1 en J2 in het leven geroepen. Het verschil tussen J1 en J2 is de organisatie die de subsidie mag aanvragen. Voor J1 kunnen dertig coördinerende gemeenten subsidie aanvragen en voor J2 zijn dit O&O fondsen. O&O-fondsen dragen financieel bij aan de scholing van werknemers in 2) In dit verband gaat het om een opleiding op maximaal mbo niveau 4. Dit wil zeggen een opleiding tot middenkaderfunctionaris of een gespecialiseerde beroepsbeoefenaar. Dit niveau geeft toegang tot het hbo. 20 Wie wordt bereikt via het Europees Sociaal Fonds?

een bepaalde branche. Werkgevers kunnen gebruik maken van de middelen en diensten van een O&O-fonds. Minder deelnemers dan in 2011 In 2012 is het aantal deelnemers in actie J1 lager dan in 2011. Actie J1 heeft 35 duizend deelnemers, in 2011 waren dat er nog 40 duizend. Actie J2 heeft minder deelnemers, maar ook daar is een daling van het aantal deelnemers te zien, van 16 duizend deelnemers in 2011 naar 14 duizend deelnemers in 2012. 14 000 deelnemers in actie J2, Cc90 procent is man Deelnemers zijn vooral mannen in J2 Net als in 2011 bestaan de deelnemers in actie J2 voor het grootste deel uit mannen (90 procent). De oorzaak hiervan heeft waarschijnlijk te maken met het soort O&O fonds dat de subsidieaanvraag doet. Veel O&O fondsen zijn bijvoorbeeld gericht op de autobranche, de bouwnijverheid en het beroepsgoederenvervoer, dit zijn branches die van oudsher vaker mannen in dienst hebben. De verdeling naar geslacht is in actie J1 evenwichtiger dan in actie J2, in J1 is slechts 56 procent man. Daling aandeel werkzame jongeren in J2 en stijging in J1 bij aanvang project Het grootste deel van de deelnemers is tussen 15 en 24 jaar, in actie J1 is dat 86 procent en in actie J2 93 procent. In 2012 is in actie J1 59 procent van 15 24 jarigen werkzaam op het startmoment van het project, in actie J2 is dat 71 procent. Deze cijfers vergelijken we met de cijfers van 2010, in 2010 zijn er namelijk voor het eerst projecten gestart in acties J1 en J2. Er zijn twee dingen die opvallen: het percentage werkzame jongeren is in actie J1 is toegenomen van 52 procent in 2010 naar 59 procent in 2012, in actie J2 is in dezelfde periode het percentage werkzame jongeren gedaald van 85 procent naar 71 procent. Vanwege de economische crisis zou je in de periode 2010 2012 een daling verwachten van het percentage werkzame jongeren, en geen stijging zoals we bij actie J1 zien. De stijging van het aantal werkzame jongeren in actie J1 kan mogelijk te maken hebben de aard van de projecten in deze actie. Wellicht hebben gemeenten zich in vergelijking met 2010 op andere soorten projecten gericht waardoor er naar verhouding meer jongeren met een baan kunnen deelnemen. Hierbij moeten we niet vergeten dat deze banen vaak kleine deeltijdbanen zullen zijn, de bedoeling van de projecten is om jongeren een kans te geven op een volwaardige baan. Bovendien weten we de individuele startdata van deelnemers niet, alleen het startmoment van het desbetreffende project. De arbeidsmarktpositie wordt bepaald op de startdatum van het project. Een deel van de deelnemers stroomt pas later in het project. Op het moment dat de deelnemer daadwerkelijk gaat deelnemen, kan deze inmiddels zijn of haar baan zijn verloren. Wie neemt deel aan het ESF? 21

Bij actie J2 valt tevens op dat het percentage inactieven is toegenomen van 14 procent in 2010, tot 27 procent in 2012. Er zijn meer jongeren die een opleiding volgen en daarnaast geen baan hebben. Dit kan natuurlijk met de economische crisis te maken hebben. Bij economische tegenspoed worden jongeren gestimuleerd om langer een opleiding te blijven volgen. Er zijn minder vooruitzichten op een baan en met een opleiding worden de kwalificaties van deze jongeren verbeterd. Ook kan het aan de aard van de projecten liggen. Misschien heeft men bij deze projecten zich met opzet meer gericht op deelnemers zonder baan. Doel bereikt? Om te bepalen of jongeren in actie J1 en J2 inderdaad vaker een baan hebben na afloop van het project, is bij einde van het project én zes en twaalf maanden later, bekeken wat hun arbeidsmarktpositie is. Voor de beëindigde projecten in 2012 wordt alleen gekeken na afloop van het project. In 2012 had 72 procent van de deelnemers na afloop van een project in actie J een baan. Voor het verder kijken naar zes maanden of nog verder zijn de benodigde gegevens nog niet beschikbaar. Van de deelnemers in 2011 die op de einddatum van hun project geen baan hadden, had zeven procent zes maanden later wel een baan, en acht procent na een jaar. Of dit een direct gevolg is van deelname aan de ESF projecten, is op basis van deze cijfers niet vast te stellen. In 2011 had 76 procent van de deelnemers op de einddatum van hun project al een baan. Twaalf maanden na beëindiging van het project lag dit percentage lager, 67 procent van deze deelnemers had nog een baan. 22 Wie wordt bereikt via het Europees Sociaal Fonds?

3. Beschrijving van het onderzoek

Dit hoofdstuk bevat een technische verantwoording van het onderzoek. De manier waarop de kenmerken van deelnemers zijn berekend en de bronnen die hiervoor zijn gebruikt, worden in dit hoofdstuk besproken. Ook de omschrijving van de populatie en de afbakening van begrippen als arbeidsmarktpositie en opleidingsniveau worden uitgebreid uitgelegd. 3.1 Populatie Het onderzoek is uitgevoerd in drie delen, met steeds een andere populatie. Ten eerste zijn definitieve cijfers berekend voor deelnemers aan ESF-projecten die startten of lopend waren in 2009. Daarnaast zijn voorlopige cijfers berekend voor deelnemers aan ESF projecten die startten of lopend waren in 2012. Tot slot hebben we met impactindicatoren een evaluatie van het ESF-programma 2008 2012 uitgevoerd. De populatie van dit laatste deelproject bestaat uit deelnemers van wie in de periode 2008 2012 een project is beëindigd. Net als vorig jaar zijn de projecten die startten in 2007 niet meegenomen in de evaluatie van de impactindicatoren, dit omdat in 2007 is gestart met het programma en ESF-projecten minimaal 12 maanden duren. Er zijn dus geen afgeronde projecten in 2007. Deelnemerskenmerken 2009 definitief De onderzoekspopulatie bestaat uit alle personen die in 2009 deelnemen aan ESF projecten, dit zijn ruim 209 duizend personen. Deelnemerskenmerken 2012 voorlopig De onderzoekspopulatie bestaat uit alle personen die in 2012 deelnemen aan ESF projecten, dit zijn ruim 305 duizend personen. Evaluatie impactindicatoren 2008 2012 De onderzoekspopulatie bestaat uit deelnemers die in 2008, 2009, 2010, 2011 of in 2012 een ESF-project hebben beëindigd. De einddata over de deelnemers in 2012 zijn bekend tot en met september 2012. De totale populatie bestaat uit bijna 1,2 miljoen personen. Deze personen kunnen in meerdere jaren en/of acties voorkomen. De populatie unieke ESF-deelnemers omvat ruim 750 duizend personen. 3.2 Onderzoeksmethode Voor het vaststellen van de voorlopige deelnemerskenmerken 2012 en de definitieve deelnemerskenmerken 2009 heeft AGSZW bestanden aangeleverd over deelnemers en projecten. Deze bestanden bevatten onder andere informatie over de start- en einddatum van het project, de actie, de subactie en het aantal deelnemers. Voor projecten in actie D is tevens de economische activiteit aangeleverd. Voor de definitieve deelnemerskenmerken 2009 is tevens het opleidingsniveau van deelnemers in actie B aangeleverd. 24 Wie wordt bereikt via het Europees Sociaal Fonds?

Het CBS-CvB heeft de door AGSZW aangeleverde bestanden verrijkt met diverse kenmerken, afgeleid uit verschillende bronnen. Zo komen de demografische en regionale achtergrondkenmerken uit de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA), informatie over banen komt uit de Polisadministratie en uitkeringsgegevens komen uit de uitkeringsregistraties van het UWV WERKbedrijf. Voor het opleidingsniveau wordt gebruik gemaakt van het zogenaamde opleidingsniveaubestand, waarin informatie uit diverse bronnen is gecombineerd. Ook voor het samenstellen van de impactindicatoren 2008 2012 heeft AGSZW bestanden aangeleverd. Deze bestanden bevatten informatie over de einddeclaraties van projecten uit de periode 2008 2012, de actie en de einddatum. Deze informatie wordt samengenomen met informatie over de deelnemers om te bepalen welke mensen hebben deelgenomen aan deze beëindigde projecten. Het samengestelde onderzoeksbestand is vervolgens verrijkt met informatie over geslacht (op basis van de GBA) en banen (op basis van de Polisadministratie). 3.3 Koppeling onderzoeksbestand Deelnemerskenmerken 2009 en 2012 Per onderdeel is er een onderzoeksbestand samengesteld, waarin kenmerken als bijvoorbeeld arbeidsmarktpositie zijn afgeleid. Deze onderzoeksbestanden vormen de basis voor de tabellen die achter in het rapport zijn opgenomen. De kenmerken van de deelnemers zijn vastgesteld op de begindatum van het eerste startende project per actie. Als een deelnemer aan meerdere projecten deelneemt binnen één actie, dan zijn de kenmerken bepaald op de begindatum van het project dat als eerste is gestart. Mocht een deelnemer aan meerdere projecten meedoen in verschillende acties dan worden per actie de deelnemerskenmerken apart bepaald op de begindatum van het project dat als eerste is gestart. Deze deelnemer komt dan meerdere keren voor in de tabellen. Evaluatie impactindicatoren 2008 2012 Als een deelnemer aan meerdere projecten deelneemt binnen een actie, dan zijn de baangegevens bepaald op de einddatum van het meest recent beëindigde project. Van deelnemers die een project hebben beëindigd, is vervolgens bepaald of zij na afloop van het project een baan hebben en of ze zes en twaalf maanden na afloop van het project ook werkzaam zijn. Van de deelnemers die in 2012 een project beëindigen, kunnen we echter nog niet voor alle deelnemers zes en twaalf maanden verder kijken, omdat de benodigde brongegevens op dit moment nog niet beschikbaar zijn. Voor de deelnemers die in 2012 een project beëindigen, is alleen de baansituatie na afloop van het project bepaald. Een baan betekent in dit geval een baan in loondienst. We kunnen niet bepalen wie werkzaam was als zelfstandige, omdat we van zelfstandigen uitsluitend kunnen zien óf iemand in een bepaald jaar aangifte heeft gedaan als zelfstandige. Het is niet mogelijk om op maandniveau vast te stellen of een deelnemer op een bepaald moment, bijvoorbeeld zes maanden na beëindiging van een project, werkt als zelfstandige. Beschrijving van het onderzoek 25

3.4 Bronnen Bronbestanden AGSZW Deelnemerskenmerken 2009 en 2012 Deze bestanden bevatten per project het projectnummer, de bijbehorende start- en einddatum, de actie, de subactie en het aantal deelnemers. Van de startende en lopende projecten in actie B is ook het hoogst behaalde opleidingsniveau van de deelnemers toegevoegd. Voor projecten in actie D is per project de economische activiteit opgenomen. Einddeclaraties ESF-projecten 2008 2012 Dit bestand bevat het projectnummer, de actie het project valt en de einddatum van het project. Hiermee wordt bepaald welke projecten in actie A, B, C, D of J zijn beëindigd in 2008 2012. Bronbestanden CBS Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) De GBA is een geautomatiseerd persoonsregistratiesysteem van de gemeenten en in werking sinds 1 oktober 1994. In principe staan alle inwoners van een gemeente in de basis administratie ingeschreven. Gegevens als geboortedatum, geslacht, herkomst, woonplaats, maar ook huishoudenssamenstelling en immigratie/emigratie worden in de GBA geregistreerd. Sociaal Statistisch Bestand (SSB) Het SSB is een stelsel van registers en enquêtes, die op persoonsniveau aan elkaar zijn gekoppeld. Per jaargang worden meer dan 50 registers gebruikt. Deze registers hebben betrekking op verschillende sociaaleconomische onderwerpen, zoals banen, uitkeringen, woningen en onderwijs. Het SSB bevat voorlopige en definitieve gegevens. Bij definitieve gegevens zijn registers en enquêtes onderling op elkaar afgestemd en consistent gemaakt. De doelpopulatie van het SSB bestaat uit alle personen die in Nederland wonen, en personen die niet in Nederland wonen maar in Nederland werken of een uitkering dan wel pensioen vanuit Nederland ontvangen. Voor dit onderzoek gebruiken we SSB-informatie over uitkeringen, banen, zelfstandigen, inschrijvingen bij het UWV WERKbedrijf, opleidingen en het opleidingsniveau. Deze informatie is afkomstig uit de volgende registraties: Uitkeringen: bijstandsuitkeringen, WW- en AO-uitkeringen. Deze gegevens zijn gebaseerd op bronbestanden afkomstig van het UWV WERKbedrijf en gemeenten. Gegevens zijn beschikbaar tot en met juni 2012. Zelfstandigen: informatie over zelfstandigen is afkomstig van de Belastingdienst. Ongeveer tweederde van dit register is gebaseerd op het aangiftebestand van het betref fende jaar. Ongeveer zes procent van de informatie wordt per verslagjaar bijgeschat. Gegevens zijn beschikbaar tot en met 2011. Inschrijvingen bij het UWV WERKbedrijf: deze gegevens komen uit bestanden over de geregistreerde werkloosheid en worden aan het CBS verstrekt door het UWV WERKbedrijf. Deze informatie is bekend tot en met juni 2012. Onderwijsregistraties: informatie over scholieren/studenten, inclusief buitenlandse scholieren/studenten die in het schooljaar 2011/2012 voorkomen in de onderliggende registraties. Het gaat om deelnemers aan het hoger onderwijs (hbo en wo), middel- 26 Wie wordt bereikt via het Europees Sociaal Fonds?