NWEA Winddagen Natuurwetgeving & Windenergie op land Aandachtspunten soortenbescherming Harm Dotinga (harm.dotinga@vogelbescherming.nl / 15 juni 2016
Flora- en faunawet (Ffw): toetsingskader voor windparken 1. Komen er beschermde soorten voor in het gebied waar het windpark wordt aangelegd en geëxploiteerd? 2. Heeft de aanleg en/of exploitatie van het windpark effecten op deze soorten? 3. Wordt er een verbod overtreden? 4. Bij overtreding van het verbod: kan ontheffing worden verleend of geldt er een vrijstelling? 1
Flora- en faunawet Algemene zorgplicht: Verplichting voor een ieder om schade aan in het wild voorkomende dieren en planten zoveel als redelijkerwijs mogelijk te voorkomen, beperken of ongedaan te maken. Verboden t.a.v. beschermde soorten (omvat alle inheemse vogels en vleermuizen): Art. 9 vangen, doden, verwonden of opsporen van dieren. Art. 10 opzettelijk verontrusten van dieren. Art. 11 o.a. verstoren, vernielen, beschadigen van nesten, holen en voortplantings- of andere vaste rust- of verblijfplaatsen. Art. 12 zoeken, wegnemen, beschadigen, vernielen eieren. Mitigerende maatregelen (locatiekeuze, vorm van park, standstill, etc.) om: te voldoen aan algemene zorgplicht. overtreding van de verboden te voorkomen. een ontheffing te verkrijgen (eis dat geen afbreuk wordt gedaan aan gunstige staat van instandhouding). 2
Wet natuurbescherming (Wnb): hoofdlijnen soortenbescherming Bevoegd gezag: provincies krijgen meeste bevoegdheden en taken ( decentraal, tenzij ). > Gevolg voor windparken 0p land: in meeste gevallen straks niet meer Ministerie EZ (RVO) maar provincies bevoegd gezag voor verlenen ontheffingen/vrijstellingen in het kader van soortenbescherming. Algemene zorgplicht voor alle in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving blijft bestaan. Beschermingsregimes voor drie categorieën beschermde dier- en plantensoorten: Alle van nature in NL in het wild voorkomende vogels die vallen onder Vogelrichtlijn Dier- en plantensoorten die strikt beschermd zijn op grond van de Habitatrichtlijn en natuurbeschermingsverdragen (o.a. alle soorten vleermuizen) Dier- en plantensoorten op de bijlage bij de wet (145 soorten, waaronder bijna alle andere zoogdieren, inheemse amfibieën en reptielen, en een aantal vissen, dagvlinders, libellen, kevers en vaatplanten) Beroep in twee instanties (rechtbank en daarna ABRvS). 3
Gevolgen Wnb voor windparken Vogels en vleermuizen blijven strikt beschermd onder Wnb. Belangrijkste wijzigingen voor windparken t.a.v. soortenbescherming: Ander bevoegd gezag: provincie (GS) ipv ministerie EZ (RVO); Verbodsbepalingen voor vogels en vleermuizen minder strikt (geen verbod meer op niet-opzettelijk doden en bij vogels niet alle vormen van verstoring verboden). Veranderingen t.a.v. nationaal beschermde soorten (deels ander soorten, minder verboden, ruimere belangenafweging). Toetsingscriteria voor ontheffingen blijven hetzelfde als onder Ffw: Er bestaat geen andere bevredigende oplossing; Nodig voor een van de belangen genoemd in de Vogelrichtlijn (vogels), Habitatrichtlijn (vleermuizen) en de wet (nationale soorten); Geen verslechtering/afbreuk aan (gunstige) staat van instandhouding van de soort. 4
Actualiteiten jurisprudentie: toetsing aan staat van instandhouding ORNIS-criterium (minder dan 1% van jaarlijkse natuurlijke sterfte van de betrokken populatie van vogelsoort) mag, bij het ontbreken van een ander wetenschappelijk onderbouwd criterium, gehanteerd worden als uitgangspunt om te bepalen of afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de betreffende soorten (o.a. uitspraak 4 mei 2016 RvS Windpark Wieringermeer). Mag ook worden gebruikt bij vleermuizen (uitspraak 18 februari 2015 windpark Sabinapolder). Cumulatieve effecten moeten worden betrokken bij beoordeling, inclusief effecten van andere windparken in omgeving (vgl. uitspraak RvS 18 februari 2015 windpark Sabinapolder). Beoordeling kan niet altijd alleen worden gebaseerd op het 1%-criterium. Bij soort in ongunstige staat van instandhouding/negatieve trend kan nader onderzoek nodig zijn om te zien of en onder welke voorwaarden ontheffing kan worden verleend (vgl. uitspraak RvS 14 januari 2015 kievitseieren Friesland). 5
Actualiteiten jurisprudentie: belangen voor windparken Maatschappelijke belangen die volgens RvS aan Ffw-ontheffing voor windparken ten grondslag kunnen worden gelegd: "de bescherming van de flora en fauna (klimaatverandering) "de volksgezondheid of openbare veiligheid (klimaatverandering) "dwingende redenen van groot openbaar belang (duurzame energievoorziening; ook windparken van beperkte omvang) Zie o.a. uitspraak RvS van 4 mei 2016 (windpark Wieringermeer) en uitspraak RvS van 18 februari 2015 (windpark Sabinapolder). 6
Actualiteiten jurisprudentie: wel of geen ontheffing nodig? Uitspraak RvS van 4 mei 2016 (windpark Wieringermeer) EZ (RVO) maakt onderscheid tussen vogels die een binding hebben met het plangebied en trekvogels. EZ: geen ontheffing benodigd voor trekvogels, omdat de kans op een aanvaring verwaarloosbaar klein is en er sprake is van een uitzonderlijk lage sterftekans. Dus geen overtreding art. 9 Ffw. RvS: Art. 9 Ffw verbiedt elke doding van een dier dat behoort tot een beschermde, inheemse diersoort, daargelaten of die doding voorzienbaar dan wel incidenteel is. Als aanvaringsslachtoffers zijn te verwachten, dan is ontheffing vereist. 7
Wel of geen ontheffing nodig? Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten voorziet sinds december 2015 in vrijstelling voor niet-opzettelijk doden/verwonden van beschermde inheemse diersoorten voor aanleg en exploitatie van windparken en hoogspanningsverbindingen op land. Algemene zorgplicht geldt altijd: mitigatie zoveel als redelijkerwijs mogelijk om schade te voorkomen, beperken of ongedaan maken. Hoe ver reikt deze verplichting? Voor opzettelijk doden/verwonden, waaronder begrepen voorwaardelijk opzet (willens en wetens aanmerkelijke kans aanvaarden dat beschermde dieren worden gedood/verwond), blijft een ontheffing vereist (idem Wnb). Waar ligt de grens tussen voorwaardelijk opzet en niet-opzettelijk doden/verwonden? 8
Wel of geen ontheffing nodig? EZ maakt bij windparken onderscheid tussen: Dieren die geen duidelijke binding hebben met het plangebied (o.a. trekvogels) > ontheffing niet aan de orde, want: Uitzonderlijk kleine sterftekans omdat de soort uiterst incidenteel in de omgeving van het windpark aanwezig is. e n er worden mitigerende maatregelen getroffen die de sterftekans verder verkleinen. Dieren die duidelijke binding hebben met het plangebied > ontheffing aan de orde, want: Er bestaat een reële kans dat deze soorten worden gedood. De maatregelen verkleinen de sterftekans wel, de sterftekans blijft aanzienlijk. Is dit juridisch houdbaar? Sterftekans is afhankelijk van locatie windparken, soorten, vlieggedrag, specifieke omstandigheden en getroffen mitigerende maatregelen. 9
10
Dank voor uw aandacht! www.vogelbescherming.nl info@vogelbescherming.nl