Archeologienota: Realisatie masterplan Park Groot Schijn - Antwerpen district Deurne Parkaanleg fase 2 Resultaten van het vooronderzoek

Vergelijkbare documenten
Archeologienota: Realisatie masterplan Park Groot Schijn - district Deurne aanleg tijdelijke parking Resultaten van het vooronderzoek

RAAP België - Rapport 027 Rupelmonde Kleine Gaanweg, aanleg visvijver (gemeente Kruibeke)

Ranst Vaartstraat, Pomuni Trade (gemeente Ranst)

Programma van maatregelen: Ekeren Bredestraat 57

Averboodse Baan (N165), Laakdal

Locatie OPZ, Stelenseweg, Geel

Brouwerijsite (Kortemark, West-Vlaanderen)

Dienst archeologie stad Antwerpen. Grote Markt Antwerpen 1 / 11

Programma van maatregelen: Sint-Kwintens-Lennik (Lennik) Veldstraat

Karel Steverlyncklaan (Ieper, West-Vlaanderen)

N76, Zwartberg, gemeente Genk

Koning Albert I-laan 293 (Brugge, West-Vlaanderen)

Aanleg van parkeerplaats en regularisatie van tennisvelden. T.C. Wingfield, Vrouwvlietstraat 65, Mechelen. Programma van maatregelen. E.N.A.

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

Stationsplein (Beveren-Waas, Oost-Vlaanderen)

Programma van maatregelen: Londerzeel - Bloemstraat

De Lusthoven 96, Kruisberghoeve, Arendonk

DEEL 3: PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

Zwijndrecht site INEOS, Project HUB. Programma van Maatregelen. E.N.A. Heirbaut M.J. Nicasie

Bouw van opslagtanks aan de Leon Bonnetweg te Antwerpen. Archeologienota. Programma van Maatregelen. E.N.A. Heirbaut M.J. Nicasie

ARCHEOLOGIENOTA. KNOKKE- HEIST KRAAIENNESTPLEIN (prov. WEST-VLAANDEREN) VERSLAG VAN RESULTATEN BUREAUONDERZOEK

Programma van maatregelen: Turnhout - Hoveniersstraat

Programma van maatregelen: Waasmunster - Schrijbergstraat

Vernieuwbouw WZC Zonnewende, Kapellen. Programma van Maatregelen. E.N.A. Heirbaut Met bijdrage van M.J. Nicasie

Kamerstraat te Hechtel (gem. Hechtel- Eksel) Programma van Maatregelen

Bijlokehof (Gent, Oost-Vlaanderen)

Programma van maatregelen: Gent Nieuwewandeling

Bouw van opslagtanks aan de Beliweg te Antwerpen. Programma van Maatregelen. E.N.A. Heirbaut M.J. Nicasie

Verkaveling De Bos te Heist-op-den- Berg (gem. Heist-op-den-Berg) Programma van Maatregelen

Archeologienota Baron Descampslaan 44 te Wijgmaal (Vlaams-Brabant).

INTERPRETATIE VAN DE CRITERIA UIT HOOFDSTUK 5.2 VAN DE CODE VAN GOEDE PRATIJK

Programma van maatregelen: Aalter Sint-Jozefstraat

Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden

GERAARDSBERGEN- DUYTSENKOUTER

Dennenstraat te Eksel (gem. Hechtel-Eksel) Programma van Maatregelen

Archeologienota: Het archeologisch vooronderzoek aan de Hoorn te Leuven Vanessa Vander Ginst Maarten Smeets Marjolein Van Der Waa

ARCHEOLOGIENOTA. MELLE ROOTPUTTE (prov. 00ST-VLAANDEREN) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN VOOR UITGESTELD VOOR- ONDERZOEK MET INGREEP IN DE BODEM

Archeologienota: Infrastructuurwerken Groenendaallaan-R1 Resultaten van het vooronderzoek

Bouwen van een magazijn en regularisatie van parkeerplaatsen aan de Drijhoek 44 te Rijkevorsel. Programma van Maatregelen

Programma van maatregelen: Muizen (Mechelen) - Spreeuwenhoek

Programma van maatregelen: Muizen (Mechelen) - Leemputstraat

Archeologienota: Het archeologisch bureauonderzoek aan de Rozenstraat te Niel Annelies De Raymaeker Caroline Dockx

Nieuwbouw kunstencampus. Karel de Grote Hogeschool, Van Schoonbekestraat 143, Antwerpen. Programma van Maatregelen. E.N.A.

Programma van maatregelen bij Archeologienota : Lodewijk Dosfelstraat 26, Dendermonde (prov. Oost- Vlaanderen)

PROGRAMMA VAN MAATREGELEN AARTSELAAR LINDENBOSLAAN

ARCHEOLOGIENOTA RONSE GROTE MARKT (prov. OOST-VLAANDEREN) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

Zwijndrecht site INEOS, Project Alkox 6. Programma van Maatregelen. E.N.A. Heirbaut M.J. Nicasie

Groenling (Roeselare, West-Vlaanderen)

RAPPORTEN VAN ERFPUNT CEL ONDERZOEK 26

Halle, Duezstraat Proefsleuvenonderzoek

ARCHEOLOGISCHE WERFBEGELEIDING BIJ DE REALISATIE VAN EEN VERKAVELING

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap

Boerderijstraat, Venetiëlaan, Spoor- Wegstraat en Politieke gevangenenstraat (gem. Harelbeke) Programma van maatregelen

Realisatie van appartementen langsheen de Arkenvest Halle

Edingseweg (Geraardsbergen, Oost-Vlaanderen)

ARCHEOLOGIENOTA. ROESELARE HONZEBROEKSTRAAT (prov. WEST-VLAANDEREN) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN VOOR UITGESTELD VOOR- ONDERZOEK MET INGREEP IN DE BODEM

Toekomststraat, Hasselt

EKEREN Marcel De Backerstraat/Isabellalei Aquafinproject Ri3E042

Ezaart 147 te Ezaart (gem. Mol) Programma van Maatregelen

Bortierlaan te Diksmuide (gem. Diksmuide) Programma van Maatregelen

Archeologienota Loenhout (Wuustwezel) Heikenweg 29

Programma van maatregelen bij Archeologienota : Uitbreiding woonzorgcentrum Meredal, Erpe-Mere, Vijverstraat 38, Oost-Vlaanderen

Lijn 50A Brussel-Gent: verbetering waterhuishouding en langswerken, KP 34,6-36,8 Gemeente Lede en Sint-Lievens-Houtem

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Kapellestraat (Waarschoot, Oost-Vlaanderen)

Provinciebaan Westrozebeke (Staden, West-Vlaanderen)

Rapportage proefsleuvenonderzoek Borsbeek - Eugeen Verelstlei

Uitbreiding van een bedrijfsruimte en verharding aan de Sint-Lenaartseweg 42-44A te Hoogstraten. Programma van Maatregelen. E.N.A.

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst

Schiervelde te Roeselare (gem. Roeselare) Programma van Maatregelen

4 Archeologisch onderzoek

STADEN RENOVATIE RWZI Aquafinproject

Uitbreiding Gemeentelijke begraafplaats Sint-Bernardusstraat (Fase 4) Hechtel-Eksel

Landschappelijk booronderzoek Schoten - Eksterdreef

Vanessa Vander Ginst Laurane Dupont Ludo Fockedey. Kessel-Lo, 2016 Studiebureau Archeologie bvba

PROGRAMMA VAN MAATREGELEN ZAVENTEM KLEINENBERGSTRAAT

Programma van maatregelen: Bouwel (Grobbendonk) Vrijheidsstraat 5

Ten Kouter (Denderleeuw, Oost-Vlaanderen)

Programma van maatregelen bij Archeologienota : Verschansingstraat 43, Antwerpen (prov. Antwerpen)

Programma van maatregelen bij Archeologienota : Zuidstraat 44, Harelbeke (prov. West-Vlaanderen)

Poperinge - Afkoppeling Vleterbeek HB Programma van Maatregelen

PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

Archeologienota Roeselare Klaproosstraat

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1).

PROGRAMMA VAN MAATREGELEN HASSELT SASPUT

Archeo-rapport 194 Het archeologisch vooronderzoek aan de Nachtegaalstraat te Koersel

Archeologienota:!De!verkaveling!aan!de!Struikheidestraat!te! Muizen!(gemeente!Mechelen)!

Archeologienota met beperkte samenstelling : Het archeologisch bureauonderzoek aan het Albertkanaal te Hasselt Wouter Yperman

EEKLO MOEIE 2016K517 & 2016K525 Archeologienota DEEL 3: Programma van Maatregelen

Archeo(rapport!289!! Het! archeologisch! vooronderzoek! aan! de! Lage! Kaart! te! Brasschaat!

ARCHEOLOGIENOTA. LEUVEN HERTOGENSITE SINT-RAFAEL (prov. VLAAMS-BRABANT) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

Archeologienota: Het archeologisch bureauonderzoek aan de Hermansstraat te Werchter Annelies De Raymaeker

Archeologienota Gent AZ Jan Palfijn

Archeologische Quickscan

ADVIES ARCHEOLOGIE 16 dec 2013

Grote Baan, Weverstraat en Bessenstraat (gem. Meeuwen-Gruitrode) Programma van Maatregelen

Archeo-rapport 171 Het archeologisch vooronderzoek aan de Hazelereik te Tongeren

Amandinestraat (Oostende, West-Vlaanderen)

ARCHEOLOGIENOTA. ZOTTEGEM LEEUWERGEMSTRAAT (prov. OOST-VLAANDEREN) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

Nieuw Delft veld 3 en 8 (westelijk deel)

Transcriptie:

Archeologienota: Realisatie masterplan Park Groot Schijn - Antwerpen district Deurne Parkaanleg fase 2 Resultaten van het vooronderzoek NOTA VAN DE DIENST ARCHEOLOGIE STAD ANTWERPEN Jef Vansweevelt 23-08-2017

Inhoud 1. Verslag van de resultaten van het bureauonderzoek: beschrijvend gedeelte...3 1.1. Administratieve gegevens...3 1.2. Administratieve gegevens projectgebied...3 1.3 Situering projectgebied op de topografische- en kadasterkaart...4 1.4 Aanleiding van het archeologisch onderzoek...6 1.5 Doelstellingen van het bureauonderzoek...6 1.6 Methodologie...6 1.7 Lokalisatie en beschrijving van de relevante ingrepen...8 2. Archeologisch bureauonderzoek; assessmentrapport...9 2.1 Algemene beschrijving van het projectgebied...9 2.2 Geo(morfo)logie en bodem... 11 2.3 Gekende bodemverstoringen... 14 2.4 Gekende waarden en historische bronnen... 16 2.5 Resultaten proefsleuvenonderzoek in de nabije omgeving... 22 2.6 Synthese bureauonderzoek... 22 2.7 Bepaling van de impact van de geplande werken... 24 2.8 Potentieel op kennisvermeerdering... 26 2.9 Afweging vooronderzoek met ingreep in de bodem... 27 2.10 Conclusie... 27 2.11 Samenvatting voor een gespecialiseerd publiek... 27 2.12 Samenvatting voor een niet gespecialiseerd publiek... 27 Bibliografie... 28 Overzicht van figuren en bijlagen... 29 Bijlage 1: bodemprofielen op basis van de boorresultaten (overgenomen uit Soresma 2010)... 29 2

1. Verslag van de resultaten van het bureauonderzoek: beschrijvend gedeelte 1.1. Administratieve gegevens Naam onderzoek Archeologienota: Realisatie masterplan Park Groot Schijn Antwerpen district Deurne Parkaanleg fase 2 Resultaten van het vooronderzoek Datum uitvoering 10-07-2017 t.e.m. 23-08-2017 Projectcode Onroerend erfgoed Erkende archeoloog: Jef Vansweevelt Erkenningsnummer: 2015/00080 Stad Antwerpen dienst archeologie Aanleiding vooronderzoek Vergunningsaanvraag Auteurs Jef Vansweevelt Veldwerkleider bureauonderzoek Jef Vansweevelt Thesaurustermen Evaluerend onderzoek, bureauonderzoek, assessment, werfbegeleiding 1.2. Administratieve gegevens projectgebied Provincie Gemeente District Toponiem Antwerpen Antwerpen Deurne Ruggeveld Lambert coördinaten NO: X 158843,62 ZW: X 157801,07 ( bounding box ) Y 212422,47 Y 211317,64 Kadastergegevens Deurne afd. 5; Antwerpen afd. 31; Sectie B; Percelen: 135r2, 135w2, 131k, 131h, 131f, 131g, 148p148a2, 149k, 149l, 150f, 149h, 152e, 149m, 148t, 3

Oppervlakte projectgebied Oppervlakte ingrepen 148w, 148v, 147p, 147r, 147n, 147h, 147g, 147s, 147t, 147e, 147v, 148x, 148l, 148z, 148s, 148y, 153c, 162c, 162b, 161a, 161c, 121m2, 162a, 121b2, 121l2, 123k3, 123v3, 123w3, 123c3, 125c, 154c, 159b, 161d, 163a, 166c, 175b, 175e (figuur 2 en 3) Totaal projectgebied circa 16 ha (159.274 m²). Totaal ingrepen circa 2,7 ha (27.285,6 m²) waarvan: wadi s 4.428,6m², verharde weg 15.028,3 m², betonverhardingen 3.701,4 m², bospaden 4.127,3 m² 1.3 Situering projectgebied op de topografische- en kadasterkaart Figuur 1: Topografische kaart met de grens van het projectgebied (bron GIS stad Antwerpen) 4

Figuur 2: kadasterkaart met noordzijde van het projectgebied (bron: GIS stad Antwerpen) Figuur 3: kadasterkaart met zuidzijde van het projectgebied (bron: GIS stad Antwerpen) 5

1.4 Aanleiding van het archeologisch onderzoek Deze archeologienota is opgesteld in het kader van een vergunningsaanvraag voor het inrichten van het projectgebied als park. Het terrein ligt ter hoogte van de Ruggeveldlaan-August van de Wielelei te Deurne-Ruggeveld (figuur 1). De inrichting maakt deel uit van het masterplan Park Groot Schijn van de stad Antwerpen waarbij een groter gebied wordt ingericht in functie van recreatie, sport en natuur. Omdat het masterplan gefaseerd wordt uitgevoerd, bestaat het uit meerdere deelprojecten in verschillende fasen van uitvoering. In het kader van eerdere fasen zijn voor zones grenzend aan het onderhavige projectgebied al 4 archeologische onderzoeken uitgevoerd. Zo is door de stedelijke dienst archeologie een bureau- en proefsleuvenonderzoek uitgevoerd naar aanleiding van het aanleggen van sportvelden aan de westzijde van het projectgebied in januari-februari 2016 (project A412 van de stedelijke dienst archeologie; figuur 1). Voor aangrenzende zones zijn archeologienota s opgemaakt om een tijdelijke parking aan te leggen (onroerend erfgoed ID 166) en de aanleg van een nieuwe weg met wadi s (onroerend erfgoed ID 606). Tenslotte is ook voor de herinrichting van een woonwagenterrein grenzend aan de oostzijde van het projectgebied een archeologienota opgemaakt (onroerend erfgoed ID 3123). De resultaten van deze onderzoeken zijn als bron geraadpleegd voor deze archeologienota. In het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, artikel 5.4.1 staat dat bij de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning een archeologienota wordt toegevoegd wanneer de totale oppervlakte van de ingreep in de bodem 1000 m² of meer beslaat en de totale oppervlakte van de kadastrale percelen waarop de vergunning betrekking heeft 3000 m² of meer bedraagt en waarbij de percelen volledig gelegen zijn buiten archeologische zones, opgenomen in de vastgestelde inventaris van archeologische zones. Het projectgebied ligt niet in een archeologische zone en de geplande ingrepen overschrijden deze oppervlakten. 1.5 Doelstellingen van het bureauonderzoek In de bureaustudie worden alle aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden in kaart gebracht en beschreven die zich (mogelijk) binnen het onderzoeksgebied bevinden. Op basis van deze verzamelde gegevens worden volgende onderzoeksvragen beantwoord: - Wat zijn de geo(morfo)logische en bodemkundige kenmerken van het onderzoeksgebied? - Wat is het historisch landgebruik en hoe evolueert dit? - Welke archeologische sites of cultuurhistorische waarden zijn gekend in of nabij het onderzoeksgebied? - Welke aanwijzingen bevatten de bestaande bronnen over het archeologisch potentieel van het terrein? - Welke impact hebben de geplande werken op (mogelijk aanwezige) archeologische waarden? Vervolgens wordt nagegaan of het bureauonderzoek voldoende informatie gegenereerd heeft om een programma van maatregelen op te stellen. In dit programma wordt de wijze bepaald waarop met (eventuele) archeologische waarden moet worden omgegaan bij de geplande bodemingrepen. Daartoe moet de verzamelde informatie toelaten om: - de hoogstwaarschijnlijke afwezigheid van een archeologische site afdoende te staven; - een gemotiveerde uitspraak te doen over het al dan niet moeten nemen van maatregelen; - een programma van maatregelen op te stellen. 1.6 Methodologie Om de doelstellingen van het bureauonderzoek te bereiken zijn in eerste instantie de relevante gegevens over het projectgebied verzameld. Vervolgens zijn alle verzamelde gegevens geanalyseerd en gerapporteerd in deze archeologienota, waarna een plan van maatregelen is opgesteld. 6

Veel gegevens zijn voorhanden in de vorm van kaarten. De kaartgegevens zijn in de tekst behandeld. Kaarten worden afgebeeld ter illustratie en wanneer ze bijdragen tot een beter inzicht in de besproken informatie: omdat het niet haalbaar is alle geraadpleegde kaarten af te beelden, is een selectie gemaakt op basis van deze criteria. Voor het onderzoek zijn de volgende bronnen geraadpleegd: - Voor de aardkundige en ecologische gegevens en het reliëf: het digitale terreinmodel Vlaanderen (DTMII), de bodemkaart, de tertiair geologische kaart, de quartair geologische kaart, de bodemerosiekaart, de bodemgebruikskaart en de bodembedekkingskaart. Verder zijn relevante boorgegevens uit de Databank Ondergrond Vlaanderen (DOV) nagegaan. Kaartmateriaal is zowel online verzameld (DOV, Geoloket, Geopunt) als uit de databank van de dienst archeologie van de stad Antwerpen. - Voor de gekende archeologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het onderzoeksgebied is het online Geoportaal van onroerend erfgoed Vlaanderen geraadpleegd, inclusief de gegevens van de Centrale Archeologische Inventaris (CAI) en de inventaris van het bouwkundig erfgoed. Daarnaast zijn relevante gegevens nagegaan die voorhanden zijn bij de dienst archeologie van de stad Antwerpen, waaronder de lokale archeologische advieskaart van de stad Antwerpen. - Als historische kaarten voor de 18 de en 19 de eeuw zijn geraadpleegd: de kaart van Fricx (1712), de Ferrariskaart (1771 1778), het plan Géométrique Parcellaire de la commune de Deurne et Borgerhout (1809), de kaart van Popp (1842 1879), de kaart van Vandermaelen (1846 1854) en de Atlas der Buurtwegen (1841). Kaarten zijn zowel online verzameld (Geopunt) als uit data die de dienst archeologie van de stad Antwerpen ter beschikking heeft. - Voor de 20 ste eeuw zijn, naast hedendaagse kaarten, meerdere topografische kaarten uit de jaren 1900-1990 geraadpleegd. Afgebeeld zijn de topografische kaart uit 1902 en een luchtfoto uit de periode 1969-1979. Voor de bestaande toestand en recente veranderingen in het onderzoeksgebied zijn ook luchtfoto s geraadpleegd. Kaarten en foto s zijn zowel online verzameld (Geopunt) als uit data die de dienst archeologie van de stad Antwerpen ter beschikking heeft. - Naar aanleiding van de opstart van fase 2 van het masterplan Park groot Schijn zijn al 4 archeologische vooronderzoeken uitgevoerd door de dienst archeologie van de stad Antwerpen (zie 1.4). De onderzoeksgegevens zijn als bron gebruikt voor deze nota. 7

1.7 Lokalisatie en beschrijving van de relevante ingrepen Figuur 4: Overzichtsplan op het GRB met aanduiding van alle geplande ingrepen (bron: Stad Antwerpen, Stadsontwikkeling Ontwerp en uitvoering publieke ruimte, Dienst ontwerp) 8

Om het gebied als park in te richten is de aanleg voorzien van wadi s (4.429 m²), verharde paden (15.028 m²), betonverhardingen (3.701 m²) en bospaden (4.127 m²; figuur 4). Aan de zuidzijde van het projectgebied wordt een verhard pad aangelegd om een verbinding te maken met het speelbos aan de overzijde van het Groot Schijn en verder naar de Ruggeveldlaan. De grens van het projectgebied valt hier samen met het tracé van dit pad. De wadi s worden aangelegd tot maximaal 1,4 m onder het maaiveld. Omdat de wadi s schuin aflopende wanden hebben, zal deze maximale diepte slechts in een klein deel van de oppervlakte bereikt worden. Bij de aanleg van de verharde paden zal een wegkoffer uitgegraven worden tot circa 40 cm onder het maaiveld. Voor het aanleggen van 2 betonverhardingen wordt ontgraven tot circa 60 cm onder het maaiveld. De grootste betonverharding ligt ter hoogte van de historische hoeve Ruggeveld (zie 2.4). Voor de aanleg van bospaden is geen of alleen een zeer oppervlakkige bodemingreep voorzien (diepte maximaal 10 cm). 2. Archeologisch bureauonderzoek; assessmentrapport 2.1 Algemene beschrijving van het projectgebied Het noordelijke deel van het projectgebied ligt op hoge gronden aan de noordzijde van de vallei van het Groot Schijn. De zuidelijke zones van het projectgebied liggen binnen deze beekvallei. Het Groot Schijn zelf stroomt aan de zuidgrens van het projectgebied (figuur 5). Een deel van de beekvallei is in het recente verleden als stort gebruikt (zie 2.3). Momenteel bestaat het grootste deel van het projectgebied uit grasland en bos. Aan de zuidzijde en de westzijde liggen (delen van) sportvelden in het projectgebied. In het noordwestelijke deel ligt een grote, verharde zone die vooral in gebruik is als parking voor het kerkhof. Dit kerkhof grenst aan de noordzijde van het projectgebied. Er liggen weinig gebouwen binnen het projectgebied; enkele gebouwtjes van sportclubs, een hondenschool, een (bloemen/grafzerken)winkel op de verharde parkeerzone naast het kerkhof en enkele barakken ten westen van de hoeve Ruggeveld. Tenslotte doorkruisen enkele verharde paden en diverse zandpaden het gebied. 9

Figuur 5: luchtfoto uit 2016 met het onderzoeksgebied (bron: GIS Stad Antwerpen) 10

2.2 Geo(morfo)logie en bodem Landschappelijk gezien ligt het noordelijke deel van het projectgebied op hoge gronden tegen de noordzijde van de vallei van het Groot Schijn. De overige delen liggen op de noordflank van de vallei met een smalle strook die ten zuiden van de beek ligt (figuur 6). Het noorden van het projectgebied ligt op de hoogstgelegen terreinen van de nabije omgeving met een maaiveldhoogte tot 10,5 m TAW (figuur 7). Oorspronkelijk loopt het terrein relatief sterk af tot een hoogte van 3,1 m TAW aan het Groot Schijn zelf. Dit oorspronkelijke verloop van de noordelijke valleiflank is echter sterk verstoord door een groot voormalig stort (zie ook 2.3). Het maaiveld van dit stort ligt hoger dan oorspronkelijk (circa 7 m TAW), zodat de contouren ervan vrij goed te zien zijn op het digitale hoogtemodel (zie ook 2.3; vergelijk figuur 6 en 10). Uit het omliggende landschap valt af te leiden dat de oorspronkelijke maaiveldhoogte ter hoogte van het stort 3,5 á 5 m TAW bedraagt. In de overige delen van het projectgebied is het globale, natuurlijke reliëfverloop wel bewaard maar is het aannemelijk dat op de vele locaties wat verstoring heeft plaatsgevonden door bodembewerking en infrastructuurwerken. Ruimer bekeken is de landschappelijke ligging van het projectgebied vrij bijzonder. De Schijnvallei is ingesneden in de noordelijkste delen van de zgn. Boomse cuesta, een topografisch hoog gebied dat ten zuiden van Antwerpen ligt. Het projectgebied ligt aan een relatief smal deel van de beekvallei; zowel ten westen als ten oosten is de vallei veel breder (figuur 7). Meer westelijk sluit de vallei aan op het laaggelegen gebied van de Scheldepolders. Daardoor is deze locatie één van de meest geschikte plaatsen om de Schijnvallei over te steken. Daarenboven vormen de terreinen aan de noordgrens van de vallei een markante hoogte. Deze combinatie maakt van het projectgebied een relatief strategische plek met een hoge kans op het voorkomen van archeologische sites uit alle perioden. Figuur 6: DTMII raster 1 m met aanduiding van het onderzoeksgebied (bron: www.agiv.be) 11

Figuur 7: DTMII raster 1 m met de ruimere omgeving en aanduiding van het projectgebied (bron: www.agiv.be) Volgens de tertiair geologische kaart (geraadpleegd op www.dov.vlaanderen.be; niet afgebeeld) bestaat de diepere ondergrond uit afzettingen die behoren tot de formatie van Lillo. Deze formatie is een mariene lithostratigrafische eenheid uit het plioceen, gekenmerkt door grijs tot bruin, veelal schelprijk zand. De top van deze formatie ligt enkele meter onder het huidige maaiveld (de exacte diepte varieert). In het Antwerpse is de formatie maximaal 11 m dik (Jacobs e.a. 2010). Figuur 8: Quartair geologische kaart met het projectgebied (bron: www.dov.vlaanderen.be) Op de tertiaire afzettingen liggen jongere quartaire afzettingen, waarvan de dikte kan oplopen tot enkele meter (figuur 8). Het projectgebied ligt qua bodemtypes in een overgangszone. Aan de noordzijde van het projectgebied liggen eolische afzettingen die kenmerkend zijn voor de hogere delen van beekvalleien en gronden buiten de eigenlijke vallei. Deze zijn door de wind afgezet in het late pleistoceen (eind-weichseliaan; code D) en in mindere mate in het vroeg holoceen (code ô). De textuur varieert van licht zandleem tot zand voor de pleistocene afzettingen en goed gesorteerd, fijn zand voor de holocene afzettingen (Adams e.a. 2002). Door het vaak hellende terrein zijn een 12

deel van deze afzettingen verplaatst door afspoeling of andere natuurlijke processen (toevoeging H). Aan de zuidzijde van het onderzoeksgebied liggen voornamelijk holoceen continentaal zandige facies (code K) en kleiige facies (code k). Deze alluviale sedimenten komen vaak voor in de kleine beekvalleien ingesneden in de Boomse Cuesta en zijn overwegend lemig, zandlemig of fijnzandig. Ook bij de kleiige facies komen op geringe diepte zandige of lemige sedimenten voor (Adams e.a. 2002). Een groot deel van deze alluviale sedimenten in en nabij het onderzoeksgebied bestaan uit herwerkte tertiaire sedimentpakketten (toevoeging #). Deze zijn opgebouwd uit fijne, glauconiethoudende zanden en gekenmerkt door belangrijke concentraties aan schelpen en schelpgruis, soms opgehoopt in lenzen. Tenslotte komt vooral aan de zuidzijde van de beek holoceen veen voor onder een deel van de alluviale afzettingen (toevoeging v). Het betreft donkerbruin tot zwart veen of venige klei, soms venig zand. Het veen kan ook bestaan uit lagen of lenzen met herwerkte veenbrokken (Adams e.a. 2002). Latere bodemvorming vond plaats in de top van de quartaire afzettingen. Bodemkundig gezien ligt het projectgebied in de zandstreek. Op de bodemkaart (figuur 9) zijn in het noordelijke deel van het projectgebied zgn. plaggenbodems aangegeven. Deze zijn formeel omschreven als droge en zeer droge zandbodems met dikke antropogene humus A horizont (code Zbm en Zam). De humeuze A-horizont is minstens 60 cm dik en ontstaan door bemesting met plaggen vanaf de middeleeuwen (www.geopunt.be). Plaggenbodems zijn van belang voor de inschatting van het archeologisch potentieel van een terrein. De dikke A-horizont biedt immers bescherming tegen latere verstoring van archeologische resten die zich onder het plaggendek bevinden. Direct ten zuiden van de plaggenbodems ligt een matig droge, lemige zandbodem met weinig duidelijke ijzer en/of humus B horizont (w-scf). Het betreft oorspronkelijk voedselarme, zwak ontwikkelde podzolbodems die veelal een voedselrijke bovenlaag hebben gekregen door het gebruik als akker; de landbouwkundige waarde stijgt met de ontwikkeling van de humeuze Figuur 9: Bodemkaart met het onderzoeksgebied (bron: www.geopunt.be) bovengrond (www.geopunt.be). Deze matig droge bodem gaat over in matig natte en natte lemig zandgronden met een bouwvoor van circa 30 cm dik en een weinig duidelijke ijzer en/of humus B horizont met klei-zand op geringe diepte (code w-sdf en w-sef; www.geopunt.be). Vooral langs de noordzijde van de beek liggen natte, licht zandleembodems zonder profiel (w-pep) en natte leembodems zonder profiel (code w-lep en s-lep). Ten zuiden van de beek liggen zeer natte zandleembodems zonder profiel en veen op geringe diepte (code vlfp; www.geopunt.be). 13

Ter hoogte van hoeve Ruggeveld (zie 2.4) en het uiterste noordwesten van het projectgebied is bebouwing aangegeven (code OB). Verder zijn nog antropogene bodemtypes aangegeven in het uiterste zuiden en uiterste noordoosten van het projectgebied. Deze bestaan uit sterk vergraven gronden (code OT) en groeven (code OE). Op de plek van de groeve bevindt zich nu een Makro supermarkt met grote parking. 2.3 Gekende bodemverstoringen De voornaamste bekende bodemverstoringen zijn aangeduid op figuur 10. Kleine leidingen en kabels die het terrein doorkruisen veroorzaken beperkte bodemverstoringen en zijn niet aangeduid. Twee grote ondergrondse leidingen zorgen voor aanzienlijke bodemverstoring in de uiterste oostzijde van het projectgebied. De omvangrijkste bodemverstoringen zijn echter veroorzaakt bij het aanleggen van een inmiddels niet meer aanwezig vuilstort. Een eerste vergunning voor het gebruik als huisvuilstort op terreinen in en nabij het projectgebied is afgeleverd in de jaren 1950. In de daaropvolgende decennia is de stortzone sterk uitgebreid. Ondanks het feit dat het een vergunde stortzone betrof, was de exacte omvang ervan lang onbekend (Soresma 2010). Daarom is in het kader van het masterplan Park Groot Schijn en in opdracht van AG Stadsplanning Antwerpen een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd door Soresma nv (figuur 10; Soresma 2010). Figuur 10: Kaart met de gekende bodemverstoringen in het projectgebied met de doorsneden en boringen van het onderzoek door Soresma (bron: GIS stad Antwerpen, Soresma 2010). Eén van de doelstellingen van het bodemonderzoek was het zo goed mogelijk afbakenen van deze stortzone en de vervuiling die daaraan gelinkt kan worden. De resultaten van het onderzoek tonen aan dat de zuidelijke delen van het onderhavige projectgebied in het voormalige stort liggen. Op figuur 10 en 11 is de afbakening van de stortzone aangeduid, zoals deze bepaald is op basis van de boorresultaten in het rapport van Soresma. 14

De grote omvang van het voormalige, opgehoogde vuilstort is te zien op het digitale hoogtemodel (figuur 11). Het natuurlijke reliëf (i.e. aflopend naar de beek toe) wordt onderbroken door de ophogingen. Het huidige maaiveld ligt op circa 7 m TAW; het oorspronkelijke maaiveld is moeilijk te bepalen maar het is aannemelijk dat dit minstens 1 m lager lag. Omdat een onverstoorde bodem kan voorkomen onder een opgebracht pakket, is de begrenzing van deze opgehoogde zone echter niet geheel gelijk aan de grenzen van de het voormalige stort. In Soresma 2010 zijn drie bodemprofielen afgebeeld (figuur 10 en bijlage 1). Uit de profielen valt enerzijds op te maken dat de terreinen van het vuilstort eerst zijn afgegraven, waardoor stortlagen voorkomen tot diep onder het oorspronkelijke maaiveldniveau. Anderzijds blijkt dat ook buiten de als stort afgebakende zone dikke puinlagen voorkomen. Dit is het gevolg van de ophogingen die zijn gebeurd na het stopzetten van het afvalstort, waarbij blijkbaar ook aangrenzende zones buiten het stort zijn opgehoogd. Het onderscheid tussen een louter opgehoogde zone en de stortzone is in de profielen niet altijd duidelijk: met name in profielen B en C lijkt de afbakening wat arbitrair (bijlage 1). De dikte van de vastgestelde puinlagen varieert sterk (tussen 1,5 m en 9,5 m onder het huidige maaiveld; zie bijlage 1). De profielen in bijlage 1 beelden overigens de diepte van de bodemlagen af tegenover het maaiveld, en niet de TAW-hoogten. Hierdoor zijn lagen die op een gelijke absolute hoogte liggen vaak op een verschillend niveau in het profiel afgebeeld omdat het maaiveldniveau sterk varieert. De profielen lijken ook een vlak maaiveld af te beelden terwijl dit niet het geval is. Hiermee moet uiteraard rekening gehouden worden bij de interpretatie. Figuur 11: DTM met de door Soresma afgebakende stortzone en de boringen van het onderzoek door Soresma (bron: GIS stad Antwerpen, Soresma 2010) Voor het vaststellen van de exacte mate van bodemverstoring is het nodig de bodemkaart te vergelijken met de profielen van bijlage 1. Daarbij valt meteen op dat de natuurlijke opbouw van de zandleembodems nauwelijks terug te vinden is. In geen enkele boring binnen de stortzone is nog een natuurlijk bodemprofiel te herkennen maar ook buiten de afgebakende stortzone zijn nog 15

verstoringen aanwezig. Doorsnede CC bevat geen boringen waarin een oorspronkelijk bodemprofiel te herkennen valt. In doorsnede BB ligt nabij de atletiekpiste een dik opgebracht pakket. Daaronder ligt een zandige laag op kleiige lagen (boringen P103 en P104). Mogelijk betreft de zandige laag een (deel van) de oorspronkelijke humusrijke toplaag op kleiige (fluviatiele) lagen, maar de mate van bodemverstoring is aan de hand van dit profiel niet met zekerheid vast te stellen. Ter hoogte van boringen P110 en P111 is de bodem waarschijnlijk vrij diep verstoord, aangezien alleen kleiige lagen voorkomen onder een puinpakket. Deze boringen bevinden zich dan ook op de rand van het voormalige stort. Boring P107 (centraal in profiel BB, zie ook profiel AA ) betreft een weinig verstoorde bodem. Het totaal andere beeld van boring B25 toont een abrupte overgang naar de zeer diep verstoorde stortzone. In doorsnede AA is de grens tussen het vuilstort en de onverstoorde, natuurlijke bodem het meest duidelijk. Aan de noordzijde van doorsnede AA is dezelfde overgang afgebeeld tussen boringen P170 en B25. In boring P116 aan de zuidzijde van de beek is eveneens een duidelijke natuurlijke bodemsequentie vastgesteld met een zandige toplaag waaronder een veenlaag ligt (bijlage 1). Deze vastgestelde bodemopbouw is conform met de gegevens uit de bodemkaart (zie 2.2). In de tussenliggende zone is de bodem zeer diep verstoord. Uit het voorgaande valt op te maken dat binnen de door Soresma afgebakende stortzone geen natuurlijke bodemprofielen bewaard zijn. Daarom is het aannemelijk dat eventueel aanwezige archeologische waarden binnen de stortzone volledig verstoord zijn. 2.4 Gekende waarden en historische bronnen Figuur 12: Kaart uit het geoportaal onroerend erfgoed met de gegevens uit de Centrale Archeologische Inventaris en de overige relevante kaartlagen (bron: www.geo. onroerenderfgoed.be; aanmaak 19-07-2017) Om de gekende waarden na te gaan zijn in eerste instantie alle gegevens uit het geoportaal onroerend erfgoed geraadpleegd, waaronder de CAI (Centrale Archeologische Inventaris; figuur 12). In de CAI zijn in het projectgebied 2 locaties aangegeven en nog enkele sites liggen in de onmiddellijke omgeving. Ook in de ruimere omgeving liggen verschillende CAI-locaties (figuur 12). 16

De talrijke gekende locaties wijzen op de relatief grote archeologische en cultuurhistorische waarde van de Schijnvallei. In het noordoostelijke deel van het projectgebied liggen twee vindplaatsen met materiaal uit de Steentijd (CAI- locaties 105028 en 105030). Beide locaties betreft een losse vondst (niet in situ) van lithisch materiaal (silex) waarbij geen aantallen zijn opgegeven. De vondsten zijn ruim gedateerd in de Steentijd. Op locatie 105030 is het materiaal aangetroffen bij graafwerken ter voorbereiding van de Ruggeveld begraafplaats rond 1970. Op locatie 105028 is het materiaal aangetroffen in een hondenloopzone op door honden omgewoelde plekken. In dezelfde zone maar buiten het projectgebied ligt nog een derde en gelijkaardige steentijdvindplaats (CAI-locatie 105029). Hier is het lithisch materiaal (geen aantal vermeld) aangetroffen tijdens de aanleg van de parking bij de Makro supermarkt. Nog een Steentijd-vindplaats ligt net buiten de zuidgrens van het projectgebied (CAI-locatie 105031). Het betreft eveneens een losse vondst van lithisch materiaal uit de Steentijd waarbij geen aantal vermeld is (vondst gedaan rond 1970). Waarschijnlijk zijn de vondsten aangetroffen bij graafwerken voor het vuilstort. Ten noordoosten van het projectgebied ligt het voormalige fort 1 van de fortengordel rond Antwerpen uit de 19de eeuw (CAI-locatie 366092). Er is een archeologisch onderzoek uitgevoerd tijdens werken aan de westgrens van dit voormalige fort. Hierbij zijn naast restanten van het fort nog diverse andere resten aangetroffen (CAI locaties 150802 en 159325). De oudste resten bestaan uit sporenclusters uit de metaaltijden, vermoedelijk uit de eind vroege ijzertijd - midden ijzertijd. De aangetroffen sporencombinaties betreffen diverse paalsporen en een waterkuil met handgevormd aardewerk. Een deel van de sporencombinaties behoort mogelijk tot 2 gebouwplattegronden. Verder zijn diverse sporencombinaties uit de 16de en 17de eeuw en een wegtracé uit de 18de eeuw onderzocht. Op korte afstand ten westen van het projectgebied zijn losse metaaltijdvondsten aangetroffen bij een prospectie van een akker (CAI locatie 100906). Tenminste een deel van enkele handgevormde scherven die hier verzameld werden, dateert uit de IJzertijd. In de omgeving van het projectgebied liggen diverse historische sites waarvan een deel zijn opgenomen in de CAI en die tevens te zien zijn op historische kaarten (figuren 13 tot 16). Het betreft onder andere de omgrachte hoeve Boterlaarhof grenzend aan het zuidelijke deel van het projectgebied (voorziene pad naar de Ruggeveldlaan). Delen van het hof bestaan nog (CAI locatie 104731; inventaris van het bouwkundig erfgoed ID 11341). Op enige afstand ten zuidoosten van het Figuur 13: Ferrariskaart uit 1771-1778 met globale aanduiding van de zone van het projectgebied (bron: www.kbr.be) projectgebied ligt het inmiddels verdwenen kasteel Immerseel (CAI-locatie 104679). Voormalige stallen van dit kasteel zijn later gebruikt door een brouwerij (CAI-locatie 104678). Nog ten oosten liggen mogelijke restanten van het Spuyhuys langs het Groot Schijn (CAI-locatie 106440). Ten noorden van de huidige August van de Wielelei ligt het vroegere park van het kasteel Zwarte arend (ook bekend als het Hof van Dassche ; inventaris van het bouwkundig erfgoed ID 11313). Als historisch relict wordt nog de inmiddels grotendeels gedempte - Herentalse vaart vermeld. Dit kanaal uit de 15de eeuw was ten oosten van het projectgebied verbonden met het Groot Schijn 17

en liep ten zuiden van de beek verder richting Antwerpen. Het kanaal is te zien op historische kaarten; op de Ferraris kaart is de schaalverdeling niet correct en is het kanaal te dicht bij de beek afgebeeld (figuur 13). Enkele nog bewaarde delen in het huidige Rivierenhof zijn opgenomen in de CAI. Ondanks de vele historische sites in de omgeving, is binnen het projectgebied alleen de historische hoeve Ruggeveld gelegen; andere historische bebouwing is niet aanwezig (figuur 14). De hoeve is niet opgenomen in de CAI, maar staat wel in de inventaris van het bouwkundig erfgoed als Scintbrochhoeve (ID 11246). Het betreft een oorspronkelijk omgrachte hoeve die al in de 14de eeuw vermeld wordt als Moederhofstede. Enkele hoevegebouwen bestaan nog steeds; vandaag staat de hoeve ook bekend onder de naam Master Schmidt hoeve. Deze hoevegebouwen, waaronder het L- vormige woonstalhuis, liggen buiten de grenzen van het projectgebied. Een deel van het historische hoeveterrein valt echter wel binnen de grenzen van het projectgebied (figuur 14). Op historische kaarten is de voormalige gracht rond het hoeveterrein afgebeeld en is te zien dat oorspronkelijk een achttal gebouwen aanwezig was (figuur 14). De indeling van de hoevegebouwen is op alle historische plannen gelijkaardig. Eén van de meest gedetailleerde vroege kaarten is het plan Géométrique uit 1809 (figuur 14). Volgens dit plan liggen twee Figuur 14: Projectgebied op het plan Géométrique Parcellaire de la commune de Deurne et Bogerhout uit 1809. Inzet: detail van hoeve Ruggeveld (bron: stadsarchief id. 12#584) kleine gebouwen en de oostelijke hoek van een groter gebouw binnen het projectgebied (zie inzet figuur 14). Aan de noordwestzijde is de toegang tot het hoeveterrein aangeduid door een onderbreking in de gracht. Waarschijnlijk bestond deze oorspronkelijk uit een brug. Deze toegang en een deel van de gracht liggen nog net binnen het projectgebied. Op de kaart uit 1902 (figuur 16) is het oostelijke deel van de gracht nog afgebeeld; later wordt de gehele gracht gedempt. 18

Figuur 15: kaart uit 1842 1879 van Popp met het projectgebied (bron GIS stad Antwerpen) Op de Ferrariskaart is het landgebruik goed af te lezen. Er en is bos aangegeven op de hogere delen met akkers ten zuiden daarvan en grasland langs de beek (figuur 13). Waarschijnlijk behoorden de meeste gronden tot het areaal van hoeve Ruggeveld. In de loop van de 19 de eeuw lijkt het akkerareaal wat toe te nemen ten koste van de zones met bos. Alleszins is op de kaart uit 1902 geen bos meer aanwezig (figuur 16). Verder verandert er weinig in het projectgebied in de loop van de 19de en vroege 20ste eeuw (zie figuur 13 tot 16). Het historische wegenpatroon in en nabij het onderzoeksgebied is tot op heden relatief goed herkenbaar. Grote veranderingen vinden in het gebied pas plaats vanaf halverwege de 20ste eeuw. Daarbij krijgt het gebied geleidelijk de huidige indeling, met onder andere de aanleg van de Ruggeveldlaan. Vanaf de jaren 1950 wordt de valleibodem aan de noordzijde gebruikt als stort. Belangrijk voor het projectgebied zijn de grootschalige ophogingen die iets later plaatsvinden, waarbij ook de zuidzijde van het onderzoeksgebied sterk wordt opgehoogd (zie 2.2 en 2.3). Vanaf de late 20ste eeuw maakt de overgebleven landbouwgrond plaats voor onder andere sportinfrastructuur, een kerkhof en volkstuintjes. Op de luchtfoto uit de periode 1969-1979 is een deel van deze inrichtingen reeds te zien en zijn allerlei grondwerken in uitvoering voor de verdere realisatie ervan (figuur 17). Ondanks deze veranderingen in de laatste decennia, blijft het grootste deel van de terreinen onbebouwd. Vooral aan de oostzijde van het projectgebied ontwikkelt zich bos op de voormalige landbouwpercelen. In de loop der jaren zijn enkele verspreide gebouwen opgetrokken in en nabij het projectgebied (zie ook 2.1). 19

Figuur 16: Topografische kaart uit 1902 (heruitgave met aanpassingen uit 1948) met het onderzoeksgebied (bron: GIS stad Antwerpen) 20

Figuur 17: Luchtfoto uit de periode 1969-1979 met het onderzoeksgebied (bron: GIS Stad Antwerpen) 21

2.5 Resultaten proefsleuvenonderzoek in de nabije omgeving Naar aanleiding van de opstart van fase 2 van het masterplan Park groot Schijn is in januari 2016 al archeologisch veldonderzoek uitgevoerd in de zone sportkamer door de dienst archeologie van de stad Antwerpen (Vansweevelt 2016). De zone sportkamer ligt circa 160 m ten westen van het onderhavige projectgebied. Volgens de bodemkaart liggen op het terrein matig natte en natte lemige zandgronden met een bouwvoor van circa 30 cm dik en een weinig duidelijke ijzer en/of humus B horizont met klei-zand op geringe diepte (code w-sdf en w-sef; www.geopunt.be) Het veldwerk bestond uit het uitvoeren van 4 bodemkundige boringen met een vervolgonderzoek waarbij 2 proefsleuven van telkens circa 210 m² zijn aangelegd (figuur 18). De sleuven bevinden zich buiten de ophogingen en het voormalige stort. Uit het onderzoek blijkt dat het maaiveld bestaat uit een bouwvoor die aanzienlijk dikker wordt naar het noorden toe (10 cm tot 40 cm). Onder de bouwvoor ligt de natuurlijke bodem, waarvan het bovenste pakket bestaat uit zwak humeus, grijsbruin zand of lemig zand. Door bodembewerking is de top van de natuurlijke bodem verstoord, maar deze verstoringen reiken niet diep. Aan de noordzijde is bovenaan een relatief goed waarneembare, 15 á 30 cm dikke B-horizont vastgesteld met ijzer en/of humus inspoellaagjes. In het zuidelijke deel van de sleuven is geen of nauwelijks bodemontwikkeling vastgesteld. Het diepere bodemprofiel bestaat vanaf 55 á 80 cm onder het maaiveld uit afwisselend zand- en kleilagen. Waarschijnlijk betreft het verspoeld quartair en/of tertiair materiaal. Tijdens het booronderzoek is boring 1 dieper uitgevoerd dan de overige. Er is glauconiet-houdend zand met schelpenresten aangetroffen op een diepte van circa 2 m onder het maaiveld. Dit is geïnterpreteerd als tertiair materiaal in situ. Uit de archeologische waarnemingen blijkt duidelijk dat in de onderzochte zone geen sites aanwezig zijn. Ondanks het vrij intacte bodemprofiel zijn geen archeologische spoorcombinaties of structuren aangetroffen tijdens het onderzoek en archeologische vondsten ontbreken nagenoeg. Er zijn slechts 2 sterk verweerde aardewerkscherfjes uit de Middeleeuwen of Nieuwe tijd aangetroffen in secundaire context (waarschijnlijk aangevoerd bij bemesting). 2.6 Synthese bureauonderzoek Figuur 18: Kaart met boringen en proefsleuven van het eerder uitgevoerd archeologisch onderzoek (bron: GIS Stad Antwerpen) Algemeen Landschappelijk gezien ligt het noordelijke deel van het projectgebied op de hogere gronden ten noorden van de vallei van het Groot Schijn. De overige delen liggen op de noordelijke valleiflank en de valleibodem. Het quartaire dek in het onderzoeksgebied bestaat vooral uit pleistoceen (en vroeg holoceen) dekzand in het noorden en holocene fluviatiele afzettingen in de laagste valleigronden. De bodem bestaat in het noordelijke deel van het projectgebied uit plaggenbodems met een deels opgebrachte, humusrijke bovenlaag van minstens 60 cm dik. Ten zuiden daarvan liggen matig droge, lemig zandbodems met een humusrijke bouwvoor aan het maaiveld. De dikte van de bouwvoor is variabel. Het is aannemelijk dat deze bouwvoor minstens 40 cm dik is en dikker wordt naar het noorden toe. 22

In de zuidelijke zone van het projectgebied liggen volgens de bodemkaart matig natte en natte lemig zandgronden met een bouwvoor van circa 30 cm dik. Hier is de bodem echter diep verstoord door de aanwezigheid van een voormalig vuilstort. Er liggen 2 gekende vindplaatsen uit de Steentijd in het projectgebied. Het betreft naast elkaar gelegen vindplaatsen met lithisch materiaal dat in secundaire context is aangetroffen. Een derde steentijdvindplaats met losse vondsten ligt in dezelfde zone maar buiten de projectgrenzen. Andere archeologische sites zijn in de CAI niet gekend voor het projectgebied zelf. In de nabije omgeving zijn echter wel sites uit diverse perioden bekend. Daarnaast blijkt uit historische kaarten dat van de hoeve Ruggeveld enkele voormalige gebouwen en een deel van de gracht in het projectgebied liggen. Nog uit historische kaarten blijkt dat in de overige delen van het projectgebied geen historische bebouwing voorkomt. De gronden behoorden vooral tot het areaal van de hoeve Ruggeveld en bestonden aanvankelijk uit bos op de hoge gronden, akkers op de valleiflank en grasland langs de beek. In de loop van de 19 de eeuw verdwijnt het bos grotendeels en worden deze gronden omgezet in akker. Vanaf het midden van de 20 ste eeuw wordt de beekvallei gebruikt vuilstort. Na de stopzetting van dit stort is de hele stortzone opgehoogd. In de late 20 ste eeuw worden de overgebleven landbouwgronden opgegeven voor allerlei inrichtingen (sportvelden en begraafplaats). Op een deel van het projectgebied ligt momenteel bos. Op enkele verspreide gebouwen na blijft het projectgebied onbebouwd. Archeologische verwachting Op basis van de landschappelijke ligging en de gekende waarden, geldt voor het projectgebied een hoge verwachting voor het voorkomen van steentijdsites en nederzettingssites uit alle perioden tot en met de late Middeleeuwen. In het grootste deel van het projectgebied worden geen nederzettingssporen uit de Nieuwe en Nieuwste tijd verwacht. Wel kunnen uit deze periode resten voorkomen die in verband staan met landbouwactiviteiten. Voorbeelden hiervan zijn perceelgreppels en ploegsporen. Alleen waar een deel van het vroeger omgrachte terrein van de historische hoeve Ruggeveld in het projectgebied ligt, kunnen resten en structuren voorkomen van voormalige hoevegebouwen en de gracht. Verder kunnen archeologische sites voorkomen aan de noordelijke valleirand en op de hogere zones van de noordelijke valleiflank. In situ archeologische resten worden verwacht in de top van de natuurlijke bodem, direct onder het aanwezige plaggendek of de bouwvoor. Diepere archeologische vlakken worden in deze zone niet verwacht. Resten uit de Nieuwe en Nieuwste tijd kunnen al op een hoger niveau voorkomen. Met name indien sites aanwezig zijn op de hogere gronden, kunnen in de lage en natte delen van de vallei typische vindplaatsen voorkomen zoals resten van jacht- en visvangst, ontginning van grondstoffen en beekovergangen. Echter, de zone waar dergelijke resten kunnen voorkomen is nagenoeg volledig verstoord door het voormalige vuilstort. Bijgevolg geldt een lage verwachting voor het voorkomen van dit type vindplaatsen binnen het projectgebied. Gekende verstoringen Het vuilstort is de voornaamste gekende bodemverstoring in het projectgebied. Het is zeer waarschijnlijk dat eventuele archeologische sites binnen de contouren van het stort volledig verstoord zijn. Een andere diepe verstoring wordt veroorzaakt door 2 grote leidingen in het uiterste oosten van het projectgebied; deze verstoring beslaat echter een zeer beperkte oppervlakte binnen het projectgebied. Tenslotte wordt voor de overige delen van het projectgebied een oppervlakkige verstoring verwacht van de bovenste natuurlijke bodemlagen door landbouwactiviteiten. Het projectgebied was immers tot in de 20 ste eeuw in gebruik als landbouwgrond. Dergelijke verstoringen zijn ook vastgesteld bij het proefsleuvenonderzoek ten westen van het projectgebied. Specifiek bij steentijdsites kunnen oppervlakkige verstoringen toch een grote impact hebben. Doorgaans bestaan deze sites immers uit concentraties vuursteenartefacten die zich dicht tegen het oorspronkelijke maaiveld bevinden. Dergelijke vondsten uit de bovenste bodemlagen kunnen door ploegen of spitten verstoord worden en terechtkomen in de bouwvoor. Dit wordt in het 23

projectgebied geïllustreerd door steentijdvondsten aan het huidige maaiveld. Vuursteenartefacten in situ kunnen wel voorkomen in de bovenste, onverstoorde delen van de natuurlijke bodem. Eventuele sites uit andere perioden zullen ook voorkomen in de top van de natuurlijke bodem. De impact van oppervlakkige verstoringen door bodembewerking is echter veel minder dan bij steentijdsites. Deze sites bestaan immers uit structuren en sporencombinaties die veel dieper onder het oorspronkelijke maaiveld reiken. Resten uit de Nieuwe- en Nieuwste tijd kunnen al in het plaggendek of de bouwvoor voorkomen. Voor het projectgebied geldt dit met name voor eventuele gebouwresten van de hoeve Ruggeveld. Beantwoording van de onderzoeksvragen: - Wat zijn de geo(morfo)logisch en bodemkundige kenmerken van het projectgebied? Het terrein ligt op de noordflank van de Schijnvallei, in een zone waar deze vallei relatief nauw is. In de ondergrond liggen tertiaire mariene afzettingen (formatie van Lillo). Aan de noordzijde van het onderzoeksgebied ligt hierop pleistoceen dekzand. Aan de zuidzijde liggen holocene fluviatiele afzettingen. Volgens de bodemkaart bestaat de bodem uit een droge plaggenbodems (noordzijde) tot natte lemig zandbodems met weinig duidelijke ijzer en/of humus B horizont (zuidzijde). - Wat is het historisch landgebruik en hoe evolueert dit? Het projectgebied was tot halverwege de 20 ste eeuw vooral in gebruik als akker en grasland. Omstreeks het begin van de 19 de eeuw stond bos in delen van het gebied, dat later ook is omgezet in landbouwgrond. Het terrein is tot op heden grotendeels onbebouwd. Halverwege de 20 ste eeuw is een vuilstort ingericht langs het Groot Schijn. Daarbij is de bodem in de zuidelijke delen van het projectgebied zwaar verstoord. Nadat het stort is opgegeven, is deze hele zone opgehoogd. In de loop van de late 20 ste eeuw is de landbouw verdwenen uit het gebied en heeft plaatsgemaakt voor onder andere sportinfrastructuur, een kerkhof en volkstuintjes - Welke archeologische sites of cultuurhistorische waarden zijn gekend in of nabij het projectgebied? Er liggen 2 gekende vindplaatsen uit de Steentijd in het projectgebied. Het betreft naast elkaar gelegen vindplaatsen met lithisch materiaal dat in secundaire context is aangetroffen; mogelijk zijn ze afkomstig van eenzelfde site. Een derde steentijdvindplaats met losse vondsten ligt in dezelfde zone maar buiten de projectgrenzen. Andere archeologische sites zijn in de CAI niet gekend voor het projectgebied zelf. In de nabije omgeving zijn echter wel sites uit diverse perioden bekend. Daarnaast blijkt uit historische kaarten dat van de hoeve Ruggeveld enkele voormalige gebouwen en een deel van de gracht in het projectgebied liggen. - Welke aanwijzingen bevatten de bestaande bronnen over het archeologisch potentieel van het terrein? Zie 2.6 archeologische verwachting. - Welke impact hebben de geplande werken op archeologische waarden? Zie 2.7. 2.7 Bepaling van de impact van de geplande werken Voor de parkinrichting zijn bodemingrepen gepland bij de aanleg van wadi s, verharde paden, betonverhardingen en bospaden. In totaal beslaan deze ingrepen circa 2,7 ha. De impact van de werken op archeologische waarden is echter sterk afhankelijk van de aard van deze werken, de reeds bestaande verstoringen, het bodemprofiel en de lokale archeologische verwachting. In de zone van het voormalige vuilstort worden geen in situ archeologische resten (meer) verwacht (figuur 19). Hetzelfde geldt voor de kleine zone waar grote leidingen liggen. Hier zullen de 24

geplande werken geen impact hebben op archeologische waarden. Deze diep verstoorde zone neemt nagenoeg het gehele zuidelijke deel van het projectgebied in. Enkele beperkte zones grenzend aan het voormalige stort zijn mee opgehoogd na het stopzetten van dit vuilstort (figuur 19). Hier kunnen onverstoorde bodemprofielen onder de ophogingen voorkomen. Door de aanwezigheid van het opgebracht pakket zullen alleen diepe bodemingrepen verstoring van de oorspronkelijke bodem veroorzaken. Voor de overige delen van het projectgebied geldt dat de top van de natuurlijke bodem waarschijnlijk ondiep verstoord is. Het maaiveld bestaat uit een plaggendek van minstens 60 cm dik in de noordelijke terreindelen. Meer zuidelijk ligt een bouwvoor van minstens 40 cm dik. Voor deze zones geldt dat bodemingrepen die dieper zijn dan 30 cm onder het maaiveld mogelijk impact hebben op archeologische waarden. Deze diept houdt rekening met het feit dat zelfs wanneer niet tot het archeologisch vlak afgegraven wordt, er toch schade kan optreden door een te dunne afdeklaag. Bijvoorbeeld door zwaar werfverkeer over het graafvlak of latere erosie van de wanden van wadi s. Het merendeel van de geplande graafwerken (paden en wadi s) bestaat echter uit smalle, lange afgravingen. Het is daarenboven aannemelijk dat een groot deel van de ontgravingen voor verharde paden niet tot in de onverstoorde bodem zal reiken. Door de aard van de werken zal, zelfs indien het archeologisch vlak bereikt wordt, hiervan slechts een smalle strook zichtbaar zijn. Daarom kunnen in deze ontgravingen wel individuele grondsporen en/of vondsten voorkomen, maar zijn geen omvangrijke delen van archeologische sites te verwachten. Rekening houdend met het voorgaande wordt per geplande ingreep de impact bepaald voor zover deze plaatsvinden buiten de zone van het vuilstort: - Bij de aanleg van bospaden wordt geen impact verwacht op archeologische waarden. Hiervoor zullen immers geen of alleen zeer ondiepe bodemingrepen plaatsvinden. - Bij de aanleg van verharde paden wordt een wegkoffer uitgegraven tot circa 40 cm onder het maaiveld. In bepaalde zones kunnen deze werken een impact hebben op archeologische waarden. De impact hangt sterk af van de lokale dikte van het plaggendek, de bouwvoor of het opgebracht pakket. Indien een plaggendek of andere ophoging aanwezig is met een dikte van 60 cm of meer, zullen deze werken geen impact hebben op archeologische waarden. Waar de graafwerken tot de moederbodem reiken, kunnen deze een beperkte impact hebben op eventueel aanwezige archeologische waarden. De verwachte impact is beperkt omdat het archeologisch vlak uit een smalle strook zal bestaan zodat het aannemelijk is dat slechts een beperkt deel van eventuele archeologische sites verstoord wordt. - Voor het aanleggen van 2 betonverhardingen wordt ontgraven tot circa 60 cm onder het maaiveld. Een deel van het omgrachte terrein van de hoeve Ruggeveld ligt binnen de grootste verharding. Restanten van hoevegebouwen kunnen dicht tegen het huidige maaiveld liggen. Daarom wordt verwacht dat deze ingrepen een grote impact hebben op eventueel aanwezige restanten van de hoeve in de zone waar deze kunnen voorkomen. Voor eventuele andere archeologische resten wordt verwacht dat de werken een beperkte impact hebben. Enerzijds wordt verwacht dat door de aanwezigheid van een plaggendek de onverstoorde moederbodem niet in alle delen van de ontgraving bereikt wordt. Anderzijds is het aannemelijk dat waar restanten van de historische hoeve voorkomen, deze eventuele oudere resten verstoord hebben. - Bij de aanleg van wadi s wordt ontgraven tot maximaal 1,4 m onder het maaiveld. Er wordt verwacht dat bij deze ontgravingsdiepte eventueel aanwezige archeologische waarden verstoord worden. Alleen in sterk opgehoogde zones, zoals aan de randen van het stort, is het mogelijk dat de natuurlijke bodem niet verstoord wordt. Omdat de wadi s schuin aflopende wanden hebben, zal deze maximale diepte slechts in een klein deel van de oppervlakte bereikt worden. De mate van verstoring is daarom afhankelijk van de 25

hellingsgraad van de wanden en de dikte van het plaggendek/bouwvoor of het opgebrachte pakket. Zoals bij de ingrepen voor de aanleg van paden zal ook hier slechts een beperkte strook van het archeologisch vlak verstoord worden. Daarom geldt ook voor deze ingrepen een naar verwachting beperkte impact op eventueel aanwezige archeologische waarden. Figuur 19: Het projectgebied met alle geplande werken, de zone van het vuilstort en de overige opgehoogde terreindelen (bron: GIS Stad Antwerpen) 2.8 Potentieel op kennisvermeerdering Binnen de contouren van het voormalige stort is met zekerheid geen archeologisch erfgoed aanwezig. Deze zones van het projectgebied hebben daarom geen potentieel op kennisvermeerdering. Voor de overige delen van het projectgebied kunnen zones waar met zekerheid geen archeologisch erfgoed aanwezig is nog niet vastgesteld worden. Het potentieel op kennisvermeerdering is er afhankelijk van de specifieke verwachting en de aard van de ingrepen ter plekke. Op een deel van het voormalige omgrachte terrein van hoeve Ruggeveld wordt een betonverharding aangelegd. Er wordt verwacht dat daarbij archeologische resten van de hoeve worden aangesneden over een relatief grote, aaneengesloten oppervlakte. Daarom geldt een hoog potentieel op kennisvermeerdering voor dit deel van het projectgebied. Elders geldt dat het potentieel op kennisvermeerdering voornamelijk bestaat uit de informatie die het bodemarchief kan bevatten over de periodes vóór de Nieuwe tijd (de Steentijd tot de late Middeleeuwen). De mate waarin nieuwe kennis kan vergaard worden is mede afhankelijk van de oppervlakten die onderzocht kunnen worden. Omdat bij al deze ingrepen maximaal een smalle strook van het archeologisch vlak verstoord zal worden, geldt voor deze zones een laag tot middelhoog potentieel op kennisvermeerdering. 26

De meest zuidelijke zone van het projectgebied beperkt zich tot de aanleg van het geplande pad naar het speelbos en Ruggeveldlaan. Omdat hier verder geen ingrepen gepland zijn, geldt voor dit deel van het projectgebied een laag potentieel op kennisvermeerdering. Zelfs indien archeologische resten worden aangesneden in deze zone, zullen de oppervlakten die onderzocht kunnen worden immers te beperkt zijn om zinvolle informatie op te leveren. 2.9 Afweging vooronderzoek met ingreep in de bodem Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek kan de aanwezigheid van een archeologische sites uitgesloten worden binnen de contouren van het voormalige stort. Voor deze zone is geen verder archeologisch onderzoek nodig. Elders geldt een hoge verwachting voor het voorkomen van archeologische sites. De verwachte impact op eventueel aanwezige archeologische resten is echter afhankelijk van de aard van de geplande werken (zie 2.7). Ook het potentieel op kennisvermeerdering is afhankelijk van de geplande werken (zie 2.8). Verder vooronderzoek zonder ingreep in de bodem zal naar verwachting geen relevante bijkomende kennis opleveren. Het uitvoeren van vooronderzoek met ingreep in de bodem wordt niet noodzakelijk geacht indien de geplande werken geen impact hebben op het archeologisch vlak. Het uitvoeren van vooronderzoek met ingreep in de bodem wordt wel noodzakelijk geacht indien de geplande werken naar verwachting een beperkte of grote impact hebben op het archeologisch vlak. Voor deze zones is een programma van maatregelen opgesteld. 2.10 Conclusie De tijdens het bureauonderzoek verzamelde gegevens laten toe om de onderzoeksvragen te beantwoorden. In het bureauonderzoek zijn de doelstellingen van het vooronderzoek bereikt ( 1.5). De gegenereerde informatie is voldoende om een programma van maatregelen op te stellen. 2.11 Samenvatting voor een gespecialiseerd publiek Zie synthese bureauonderzoek ( 2.6). 2.12 Samenvatting voor een niet gespecialiseerd publiek Voor de uitvoering van het masterplan Park Groot Schijn te Deurne-Ruggeveld is de aanleg voorzien van paden, verhardingen en wadi s. Omdat hiervoor uitgebreide graafwerken nodig zijn, is conform de wettelijke bepalingen een archeologienota opgesteld waarin is nagegaan of archeologische sites (mogelijk) aanwezig zijn op het terrein. Vervolgens is ingeschat welke impact de geplande afgravingen zullen hebben op archeologische sites. Tenslotte zijn maatregelen uitgewerkt voor een verantwoord omgaan met archeologisch erfgoed (het zgn. plan van maatregelen als aparte bijlage bij de archeologienota). Een aanzienlijk deel van het projectgebied ligt in een voormalig vuilstort. Zelfs indien hier ooit archeologische resten aanwezig waren, zullen deze verdwenen zijn door de graafwerken die gebeurden voor de aanleg van het stort. Daarom wordt voor deze zone geen archeologisch onderzoek uitgevoerd. Elders zijn mogelijk wel archeologische resten aanwezig in de ondergrond. Net buiten het projectgebied staat de Master Schmidt hoeve. Deze hoeve was vroeger onder andere bekend als hoeve Ruggeveld en wordt al vermeld in de 14 de eeuw. Het hoeveterrein was destijds groter dan vandaag met meerdere bijgebouwen en een gracht rondom. Een klein deel van het projectgebied overlapt met dit voormalige hoeveterrein. Daarom bestaat een grote kans dat bij grondwerken in deze zone restanten van de oude hoevegebouwen en de gracht worden aangetroffen. Elders zijn in het verleden al enkele losse archeologische vondsten uit de Steentijd aangetroffen binnen het projectgebied. Archeologische sites in de ondergrond zijn echter nog niet met zekerheid vastgesteld. De kans dat dergelijke sites aanwezig zijn is aanzienlijk, wat ook blijkt uit de 27

landschappelijke ligging, de historische gegevens en archeologische vindplaatsen in de ruimere omgeving. Desondanks moet slechts in beperkte zones archeologisch vervolgonderzoek gebeuren. Alleen zones die verstoord zullen worden door grondwerken zullen onderzocht worden. Binnen deze zones wordt bij de strategie van het vervolgonderzoek nog een afweging gemaakt op basis van de verwachte impact op de archeologische resten en de kennis die dergelijke onderzoek kan opleveren. In zones waar geen werken gepland zijn, zal ook geen archeologisch veldwerk gebeuren. Verder wordt ook geen archeologisch veldwerk uitgevoerd waar de geplande graafwerken te ondiep zijn om archeologische resten te kunnen aansnijden. Bibliografie Adams R., S. Vermeire, G. De Moor, P. Jacobs, S. Louwye & T. Polfliet, 2002. Toelichting bij de quartair geologische kaart. Kaartblad 15, Antwerpen. HAECON & Ugent in opdracht van Vlaamse overheid, Dienst Natuurlijke Rijkdommen. Jacobs, P., T. Polfliet, M. De Ceukelaire & G. Moerkerke, 2010. Toelichting bij de geologische kaart van België. Kaartblad 15, Antwerpen. Koninklijk Belgisch instituut voor natuurwetenschappen, Brussel. SORESMA, 2010. Oriënterend bodemonderzoek Masterplan Ruggeveld Boterlaar Silsburg. Ruggeveld in Antwerpen (Deurne). Soresma nv. Antwerpen. Vansweevelt, J., 2016. Archeologisch vooronderzoek. Park Groot Schijn fase 2, zone sportkamer. Nota van de dienst archeologie stad Antwerpen, project A412. Grote Markt 1, 2000 Antwerpen. Online: Agentschap Informatie Vlaanderen 2016. Geopunt Vlaanderen. Opgehaald van http://www.geopunt.be/. Agentschap Informatie Vlaanderen 2016. Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen. Opgehaald van www.agiv.be. Agentschap Onroerend Erfgoed 2016: Inventaris Onroerend Erfgoed. Opgehaald van https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten. Centrale Archeologische Inventaris. Opgehaald van http://cai.onroerenderfgoed.be Databank Ondergrond Vlaanderen. Opgehaald van https://dov.vlaanderen.be Koninklijke Bibliotheek van België. De kaart van Ferraris. Opgehaald van http://www.kbr.be/collections/cart_plan/ferraris/ferraris_nl.html Geoportaal Onroerend Erfgoed. Opgehaald van https://geo.onroerenderfgoed.be Niet gepubliceerde bronnen Gis stad Antwerpen 28

Overzicht van figuren en bijlagen Figuur 2: Topografische kaart met de grens van het projectgebied (bron GIS stad Antwerpen) Figuur 2: kadasterkaart met noordzijde van het projectgebied (bron: GIS stad Antwerpen) Figuur 3: kadasterkaart met zuidzijde van het projectgebied (bron: GIS stad Antwerpen) Figuur 4: Overzichtsplan op het GRB met aanduiding van alle geplande ingrepen (bron: Stad Antwerpen, Stadsontwikkeling Ontwerp en uitvoering publieke ruimte, Dienst ontwerp) Figuur 5: luchtfoto uit 2016 met het onderzoeksgebied (bron: GIS Stad Antwerpen) Figuur 6: DTMII raster 1 m met aanduiding van het onderzoeksgebied (bron: www.agiv.be) Figuur 7: DTMII raster 1 m met de ruimere omgeving en aanduiding van het projectgebied (bron: www.agiv.be) Figuur 8: Quartair geologische kaart met het projectgebied (bron: www.dov.vlaanderen.be) Figuur 9: Bodemkaart met het onderzoeksgebied (bron: www.geopunt.be) Figuur 10: Kaart met de gekende bodemverstoringen in het projectgebied met de doorsneden en boringen van het onderzoek door Soresma (bron: GIS stad Antwerpen, Soresma 2010). Figuur 11: DTM met de door Soresma afgebakende stortzone en de boringen van het onderzoek door Soresma (bron: GIS stad Antwerpen, Soresma 2010) Figuur 12: Kaart uit het geoportaal onroerend erfgoed met de gegevens uit de Centrale Archeologische Inventaris en de overige relevante kaartlagen (bron: www.geo. onroerenderfgoed.be; aanmaak 19-07-2017) Figuur 13: Ferrariskaart uit 1771-1778 met globale aanduiding van de zone van het projectgebied (bron: www.kbr.be) Figuur 14: Projectgebied op het plan Géométrique Parcellaire de la commune de Deurne et Bogerhout uit 1809. Inzet: detail van hoeve Ruggeveld (bron: stadsarchief id. 12#584) Figuur 15: kaart uit 1842 1879 van Popp met het projectgebied (bron GIS stad Antwerpen) Figuur 16: Topografische kaart uit 1902 (heruitgave met aanpassingen uit 1948) met het onderzoeksgebied (bron: GIS stad Antwerpen) Figuur 17: Luchtfoto uit de periode 1969-1979 met het onderzoeksgebied (bron: GIS Stad Antwerpen) Figuur 18: Kaart met boringen en proefsleuven van het eerder uitgevoerd archeologisch onderzoek (bron: GIS Stad Antwerpen) Figuur 19: Het projectgebied met alle geplande werken, de zone van het vuilstort en de overige opgehoogde terreindelen (bron: GIS Stad Antwerpen) Bijlage 1: bodemprofielen op basis van de boorresultaten (overgenomen uit Soresma 2010), de profielen en boringen zijn aangeduid op het grondplan in figuur 1 Bijlage 1: bodemprofielen op basis van de boorresultaten (overgenomen uit Soresma 2010) 29

30

31

32