Elga Sikkens, Marion van San, Micha de Winter en Stijn Sieckelinck

Vergelijkbare documenten
Radicalisering als maatschappelijk opvoedingsvraagstuk Een decennium pedagogisch onderzoek

Paden die leiden naar Islamistische radicalisering

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

PUBLIEKE LEZINGEN (in het Engels) π Dinsdag 25 augustus en donderdag 27 augustus 2015 π Universiteit Antwerpen π Hof van Liere π Prinsstraat

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Understanding and being understood begins with speaking Dutch

Radicalisering begrijpen

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

Samenvatting. Het onderzoek is gericht op het beantwoorden van de volgende hoofdvragen:

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Over radicalisering onder jongeren in diverse bevolkingsgroepen, met aandacht voor de rol van en relatie met de ouders

Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding. Relation between Cyberbullying and Parenting. D.J.A. Steggink. Eerste begeleider: Dr. F.

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.

Differences in stress and stress reactivity between highly educated stay-at-home and working. mothers with spouse and young children

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

Effecten van een op MBSR gebaseerde training van. hospicemedewerkers op burnout, compassionele vermoeidheid en

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

Engagement is not a Spur of the Moment

Multi-disciplinary workshop on Ageing and Wellbeing

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

De Invloed van Kenmerken van ADHD op de Theory of Mind: een Onderzoek bij Kinderen uit de Algemene Bevolking

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1

Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze. in Relatie tot Depressie

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

De Modererende Invloed van Sociale Steun op de Relatie tussen Pesten op het Werk. en Lichamelijke Gezondheidsklachten

Master Thesis. Early Career Burnout Among Dutch Nurses: Comparing Theoretical Models. Using an Item Response Approach.

Inhoud Theorieën mbt. subjectieve rechtvaardigingsgronden Theorie mbt. contextuele omstandigheden... 23

Ik kom er soms tijdens de les achter dat ik mijn schoolspullen niet bij mij heb of niet compleet

The next Erasmus+ Lem van Eupen Director Nationaal Agentschap Erasmus+ 7 december 2017

BISEKSUALITEIT: DE ONZICHTBARE SOCIALE IDENTITEIT. Biseksualiteit: de Onzichtbare Sociale Identiteit met Zichtbare Gezondheidsgevolgen

De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style

Academisch schrijven Inleiding

The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource.

Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping

Value based healthcare door een quality improvement bril

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS

De Invloed van Dagelijkse Stress op Burn-Out Klachten, Gemodereerd door Mentale. Veerkracht en Demografische Variabelen

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen

De Relatie tussen Existential Fulfilment, Emotionele Stabiliteit en Burnout. bij Medewerkers in het Hoger Beroepsonderwijs

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Knelpunten in Zelfstandig Leren: Zelfregulerend leren, Stress en Uitstelgedrag bij HRM- Studenten van Avans Hogeschool s-hertogenbosch

Evaluatieverslag / Evaluation Report Human Library Castricum

Conflicten in partnerschap

Pesten op het werk en de invloed van Sociale Steun op Gezondheid en Verzuim.

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Dit rapport behandelt de meervoudige verhouding tussen criminaliteit enerzijds en

CIET. Centrum voor Islamitische Educatie De Toekomst VORMINGSAANBOD POSITIEVE IDENTITEITSONTWIKKELING

JoTondeur (VUB), Koen Aesaert & Johan van Braak (UGent)

Communication about Animal Welfare in Danish Agricultural Education

GEWELD & VERZOENING VANUIT ISLAMITISCH PERSPECTIEF

Opvoeden in een ingewikkelde wereld.. Micha de Winter

de Rol van Persoonlijkheid Eating: the Role of Personality

Ons vak in beweging. Dr. Hans Hobbelen, Lector healthy Lifestyle, Ageing and Health Care

Motivationele oriëntatie bij sociale vergelijking: Wanneer, waarom en met wie vergelijken?

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme

Pedagogische uitdagingen voor het onderwijs Omgang met diversiteit en radicalisering

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50

Evaluatieverslag / Evaluation Report Human Library Bergen

De CAO-wet en nieuwe vormen van arbeid. Prof. Dr. Frank Hendrickx Gewoon hoogleraar, Instituut voor Arbeidsrecht, KU Leuven

Tilburg University. Psychologisch marktonderzoek Verhallen, T.M.M. Publication date: Link to publication

Effecten van een Mindfulness-Based Stressreductie Training. op Existentiële Voldoening. Effects of a Mindfulness-Based Stress Reduction Program

WOUTER GERRITSMA, UB-VU

Wat terrorisme met ons doet

GEMEENTEN BELEIDSADVIES VOOR GEMEENTEN. Een Gemeenschapsbenadering van Radicalisering INHOUD 57 BELEIDSADVIES. TerRaToolkit.eu

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

Summary 124

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5)

SLACHTOFFER CYBERPESTEN, COPING, GEZONDHEIDSKLACHTEN, DEPRESSIE. Cyberpesten: de implicaties voor gezondheid en welbevinden van slachtoffers en het

AdVISHE: Assessment of the Validation Status of Health- Economic Decision Models

VELOV-leergemeenschap Digitaal Leren

Moderatie van de Big Five Persoonlijkheidsfactoren op de Relatie tussen. Gepest worden op het Werk en Lichamelijke Gezondheidsklachten en

Implementatie Projectleidersbijeenkomst Vroege Opsporing. Fleur Boulogne / Adviseur implementatie ZonMw

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven

De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen

Ga in gesprek en leg uit dat je Nederlander en moslim kan zijn

(SOCIALE) ANGST, GEPEST WORDEN EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1

Strengthening medical teachers professional identity. Understanding identity development and the role of teacher communities and teaching courses

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria

Academisch schrijven Inleiding

1. In welk deel van de wereld ligt Nederland? 2. Wat betekent Nederland?

Ik voel niets maar eigenlijk alles: Verbanden tussen Alexithymie, Somatisatiestoornis en Depressie. I feel nothing though in essence everything:

Werk in balans. verloop bij verzorgenden en verpleegkundigen. Work in balance. turnover of nurses and health-care workers.

Geloof in een Rechtvaardige Wereld en Afkeuring van Geweldsslachtoffers: De Invloed

Het executief en het sociaal cognitief functioneren bij licht verstandelijk. gehandicapte jeugdigen. Samenhang met emotionele- en gedragsproblemen

Radicalisering: van begrip tot begrijpen. Jessika Soors Deradicaliseringsambtenaar stad Vilvoorde KU Leuven

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie

Transcriptie:

PEDAGOGIEK www.pedagogiek-online.nl Uitgave: Amsterdam University Press Verschillende extreme idealen, dezelfde radicale zoektocht? Push- en pullfactoren volgens jongeren met extreemlinkse, extreemrechtse en extreem Islamitische idealen Elga Sikkens, Marion van San, Micha de Winter en Stijn Sieckelinck PED 37 (2): 157 171 DOI: 10.5117/PED2017.2.SIKK Abstract Different extreme ideals, the same radical quest? Several scholars have researched push- and pull factors that may lead to radicalization. However, most of these studies focused on radicalization towards a single extreme ideology; it has hardly been investigated if radicalization factors toward different ideologies are comparable. This article focuses on the question whether push- and pull factors are similar for radicalization toward different extreme ideologies. This was done by means of 87 interviews with young people who have extreme leftwing, extreme rightwing and extreme Islamic ideals and their family members. The research shows that there are push- and pull factors that are specific for certain ideologies, but that parallels between radicalization processes exist as well. Keywords: radicalization, adolescence, identity, development Inleiding Diverse onderzoekers hebben zich, vanuit verschillende disciplines, gebogen over het radicaliseringvraagstuk en de factoren die daar mogelijk aan bijdragen (Horgan, 2014; Merkl & Weinberg, 2003; Ranstorp, 2010; Sageman, 2004, 2008; Stern, 2003). In de huidige discussie lijkt er een tweedeling te ontstaan: sommige experts argumenteren dat radicalisering door een psychologisch proces wordt ingegeven, terwijl anderen menen dat radicalisering door de ideologie zelf wordt veroorzaakt. Zo geeft Kenning aan dat de VOL. 37, NO. 2, 2017 157

PEDAGOGIEK psychologische pushfactoren die jongeren naar het Islamitisch kalifaat drijven veel sterker zijn dan de pullfactoren van de ideologie (Kouwenhoven & Blokker, 2015). Is dat inderdaad het geval? En geldt dat ook voor jongeren die er extreemrechtse of extreemlinkse idealen op nahouden? De meeste onderzoeken richtten zich op één soort ideologie en er is nauwelijks onderzocht of de push- en pullfactoren die leiden tot radicalisering identiek zijn voor individuen die verschillende ideologieën aanhangen en of die op eenzelfde manier hun ontwikkelingsproces beïnvloeden (Benhold, 2015; Rabasa, Pettyjohn, Ghez, & Boucek, 2010; Schmid, 2013). Er zijn overigens wel aanwijzingen dat het radicaliseringsproces van personen met extreemrechtse en extreem Islamitische idealen vergelijkbare kenmerken kent. Zo ziet Sageman (2004) na jarenlang onderzoek gelijkenissen in de morele bereidheid tot geweld tussen Nazi s en Salafistische terroristen en laat Gielen (2008) in haar onderzoek zien dat de oorzaken van radicalisering voor jongeren met extreemrechtse en extreme Islamitische idealen mogelijk weinig van elkaar verschillen. Tot slot laten ook Van San, Sieckelinck en De Winter (2010) zien dat de ontwikkelingsprocessen van jongeren met heel verschillende extreme idealen in grote lijnen overeenkomen. De door hen onderzochte jongeren lijken onder andere, ongeacht hun ideologie, gedreven te worden door het ervaren van onrecht in de wereld. Echter, vooralsnog ontbreekt systematisch onderzoek naar radicaliseringsfactoren die mensen met verschillende ideologieën beïnvloeden. De onderzoeksvraag die in dit artikel centraal staat is: welke push- en pullfactoren hebben volgens jongeren en hun pedagogische omgeving geleid tot radicalisering en in hoeverre komen deze factoren voor verschillende ideologieën overeen of verschillen ze? Met andere woorden: in hoeverre lijken de ontwikkelingsprocessen van jongeren met extreemlinkse, extreemrechtse en extreme Islamitische idealen op elkaar? Om deze vraag te beantwoorden geven we eerst een kort overzicht van de belangrijkste push- en pullfactoren die, volgens bestaande literatuur, een rol spelen bij radicalisering. Daarna laten we op basis van interviews met jongeren met extreme idealen en hun pedagogische omgeving zien welke pushen pullfactoren volgens hen hebben bijgedragen aan hun radicalisering en of deze overeenkomen dan wel verschillen voor de verschillende groepen. Er bestaan tal van definities voor radicalisering, maar hier is gekozen voor een definitie die pedagogisch het meest bruikbaar is aangezien deze studie ervan uitgaat dat de ontwikkeling van extreme idealen mede wordt beïnvloed door de sociale omgeving en de opvoeding (Van San et al., 2010). Bovendien is volgens Mandel (2009) iets alleen radicaal in vergelijking met iets anders. Teneinde deze relativiteit te erkennen, definiëren we radicali- 158 VOL. 37, NO. 2, 2017

VERSCHILLENDE EXTREME IDEALEN, DEZELFDE RADICALE ZOEKTOCHT? sering als het proces waarin adolescenten of jongvolwassenen sterke politieke, maatschappelijke of religieuze idealen ontwikkelen die sterk afwijken van de idealen van familieleden en/of de mainstream. Push- en pullfactoren Eerder onderzoek laat zien dat er niet simpelweg één oorzaak is voor de radicalisering van een individu maar dat er meestal sprake is van een complexe mix van push- en pullfactoren die ervoor zorgt dat mensen zich aansluiten bij radicale groeperingen (Korteweg, Gohel, Heisbourg, Ranstorp, & De Wijk, 2010; Schmid, 2013). Pushfactoren kunnen worden gezien als de onderliggende triggers en drijfveren die mensen richting radicale groepen drijven (Schmid, 2013). Hoewel een noodzakelijke voorwaarde, zijn pushfactoren op zichzelf onvoldoende om te radicaliseren. Mensen worden ook aangetrokken door de positieve kenmerken van en voordelen die aan een radicale groep kleven, de zogenoemde pullfactoren (Hassan, 2012). Of zoals Borum (2011) het verwoordt: Radicalization [...] is driven and sustained by multiple causes, rather than a single cause. Causal factors often include broad grievances that push individuals toward a radical ideology and narrower, more specific pull factors that attract them (p.57). Pushfactoren die uit eerder onderzoek naar voren kwamen, zijn persoonlijke uitsluiting, sociale isolatie, discriminatie, problematische thuissituatie, problemen op school, zoektocht naar identiteit en het ervaren van onrecht in de wereld (Borum, 2003; DeMause, 2002; Cragin, 2014; Ezekiel, 2002; Feddes, Nickolson, & Doosje, 2015; Gielen, 2008; Koomen & Van der Pligt, 2009; Meeus, 2015; Moghaddam, 2005; Sageman, 2008; Sieckelinck & De Winter, 2015; Silke, 2008; Van der Valk & Wagenaar, 2010). Pullfactoren die uit eerder onderzoek naar voren kwamen, zijn de aanwezigheid van radicale groepen of netwerken, de aanwezigheid van radicale groepen op internet, familieleden of vrienden die reeds bij een radicale groep zijn aangesloten en de beloning die tegenover lidmaatschap staat zoals status, spanning of sociale binding (Bakker, 2006; Cragin, 2014; Ezekiel, 2002; Gielen, 2008; McCauley & Moskalenko, 2008; Silke, 2008; Sageman, 2008; Veldhuis & Staun, 2009; Venhaus, 2010; Van der Valk & Wagenaar, 2010). Er wordt in de meeste onderzoeken geen expliciete aandacht besteed aan verschillen en overeenkomsten tussen radicaliseringsfactoren van jongeren met verschillende idealen. Echter, in de bestaande literatuur zijn wel de push- en pullfactoren per groep beschreven. Wat hierbij opvalt, is dat SIKKENS, VAN SAN, DE WINTER & SIECKELINCK 159

PEDAGOGIEK deze factoren weinig van elkaar lijken te verschillen. Ezekiel (2002), Gielen (2008) en Van der Valk en Wagenaar (2010) beschrijven radicaliseringsfactoren voor extreemrechtse personen. Zij wijzen erop dat persoonlijke uitsluiting, discriminatie, een problematische thuissituatie, het ervaren van onrecht en contact met radicale groepen belangrijke push- en pullfactoren zijn voor jongeren die zich bij extreemrechtse groepen aansluiten. Dezelfde factoren worden door onderzoekers genoemd die onderzoek deden naar radicaliseringsfactoren onder Islamitische jongeren (Borum, 2003; Cragin, 2014; DeMause, 2002; McCauley & Moskalenko, 2008; Moghaddam, 2005; Sageman, 2008; Silke, 2008; Veldhuis & Staun, 2009). Echter, systematische kennis over dit thema ontbreekt grotendeels en deze studie gaat hier daarom dieper op in. Methode Dit onderzoek is gebaseerd op interviews met jongeren met extreme idealen en hun pedagogische omgeving. De studie bestaat uit 50 interviews met jongeren en 37 interviews met ouders, broers en zussen, hulpverleners en docenten. We spraken zowel met jongeren als hun pedagogische omgeving om een completer beeld te krijgen van het radicaliseringsproces dat jongeren hadden doorgemaakt. Jongeren Van de 50 jongeren hadden er 26 extreme Islamitische idealen; zestien van hen waren bekeerlingen. Bekeerlingen, in deze studie, zijn jongeren die van de ene traditie bekeren naar de andere (seculiere of christelijke jongeren die bekeren tot de Islam). Dertien participanten hadden rechtsextremistische of nationaal socialistische ideeën. Zes participanten waren betrokken bij een radicaal milieu- of dieren-activistische beweging of organisatie en vijf jongeren ondersteunden extreemlinkse ideologieën. De leeftijd van de participanten varieerde van 16 tot 33 jaar. Tabel 1 Aantal participanten en hun (kind/broer/zus ) ideologie Ideologie Jongeren Pedagogische omgeving Extreem Islamitisch (bekeerling) 16 12 Extreem Islamitisch (niet bekeerd) 10 6 Extreem-rechts 13 11 Extreem-links 11 8 Totaal 50 37 160 VOL. 37, NO. 2, 2017

VERSCHILLENDE EXTREME IDEALEN, DEZELFDE RADICALE ZOEKTOCHT? Het pedagogische netwerk Er werden gesprekken gevoerd met 31 ouders, zes broers en zussen, drie hulpverleners en drie docenten. Het was soms lastig om toestemming te krijgen van de jongeren om ook hun ouders te interviewen, daarom benaderden we in sommige gevallen broers en zussen. Verder was het mogelijk om tien ouders te spreken wiens kind naar Syrië was vertrokken. 2 In die gevallen was het niet mogelijk om met de jongere te spreken, maar door de interviews met de ouders kon wel de pedagogische context waarbinnen de radicalisering had plaatsgevonden worden gereconstrueerd. Werving en veldwerk De meerderheid van onze participanten werd gevonden en benaderd via Facebook (Sikkens, Van San, Sieckelinck, Boeije, & De Winter, 2017). Hiervoor creëerden we een aantal onderzoekersaccounts op Facebook. Op ons profiel beschreven we het onderzoek en de rol die wij als onderzoekers speelden. Vervolgens zochten we naar jongeren die op hun profielpagina zeer expliciet waren over hun idealen. Zo benaderden we hen als zij martelaarschap verheerlijkten of wanneer er extreme anti-overheidsuitspraken werden gedaan. Daarnaast werden we lid van ideologische groepen op Facebook en benaderden we actieve leden via een privébericht. Hierin vroegen wij of zij mee wilden doen aan het onderzoek door middel van een interview. In het bericht beschreven we wie we waren en wat het doel was van het onderzoek. Wanneer zij toestemden, maakten wij een afspraak op een locatie naar keuze. Echter, jongeren met extreemrechtse idealen waren via Facebook moeilijk te vinden. Hen hebben we vooral benaderd via de netwerken van collega s die zich eerder met het thema hadden beziggehouden en via onze eigen netwerken. In dit onderzoek werd er gebruik gemaakt van semigestructureerde interviews. Er werden vragen gesteld over hoe jongeren met hun idealen in aanraking waren gekomen, hoe het kwam dat zij juist deze idealen hebben en wat hen aansprak in deze idealen. Er werd in de interviews niet expliciet naar push- en pullfactoren gevraagd. Een interview duurde gemiddeld 1,5 uur. De meeste interviews werden opgenomen en vervolgens uitgeschreven. In een enkel geval gaf een deelnemer geen toestemming voor opname en werd er tijdens het interview meegeschreven. Om anonimiteit bij derden te kunnen garanderen, is alle informatie die naar de participant zou kunnen leiden verwijderd. SIKKENS, VAN SAN, DE WINTER & SIECKELINCK 161

PEDAGOGIEK Kwalitatieve analyse Om de interviewdata te analyseren is NVivo10 software gebruikt. Er is een coderingssysteem ontworpen, waarbij er eerst vier interviews gecodeerd werden door twee onderzoekers totdat overeenstemming was bereikt. Middels deze codering kwamen verschillende drijfveren naar voren waarom de participanten zich bij een radicale groep aansloten. Uit deze drijfveren zijn verschillende push- en pullfactoren afgeleid. Hiermee ontstond een codelijst met push- en pullfactoren waarna de overige interviews gecodeerd zijn met deze labels. Indien er een nieuwe push- of pullfactor werd genoemd, werd deze toegevoegd aan de codelijst (Boeije, 2005). Vervolgens werd nagegaan of de genoemde push- en pullfactoren voor jongeren met verschillende ideologieën overeenkwamen, dan wel verschilden. Resultaten Overeenkomsten in pushfactoren In deze studie willen we nagaan of de pushfactoren die jongeren met verschillende idealen tot radicalisering hebben gebracht overeenkomen dan wel verschillen. In de interviews met jongeren en hun familieleden werden alle genoemde pushfactoren door zowel participanten met extreemlinkse, extreemrechtse als extreem Islamitische idealen naar voren gebracht. Zo speelde volgens de meeste geïnterviewde jongeren en hun familieleden (het ervaren van) onrecht een belangrijke rol bij de radicalisering, ongeacht de ideologie die zij aanhingen. Vanzelfsprekend ging het bij de verschillende groepen wel om verschillende soorten van onrecht: dierenrechtenactivisten bekommeren zich om de mishandeling van dieren, jongeren met rechtsextremistische idealen kanten zich tegen de opvang van asielzoekers terwijl er in eigen land mensen onder de armoedegrens leven en jongeren die naar Syrië vertrekken om deel te nemen aan de gewapende strijd vinden vaak dat moslims in Nederland gediscrimineerd worden of zijn gefrustreerd omdat de wereld niet ingrijpt in de Syrische burgeroorlog. Andre (extreemrechtse idealen): Op het moment dat onze ouderen in verzorgingstehuizen aan hun lot worden overgelaten en dat er wel een megamoskee wordt gebouwd... We geven bakken met geld uit aan alles wat maar niet Nederlands is en het eigen Nederlands volk wordt in de steek gelaten door de eigen regering! 162 VOL. 37, NO. 2, 2017

VERSCHILLENDE EXTREME IDEALEN, DEZELFDE RADICALE ZOEKTOCHT? Daniel (extreme Islamitische idealen): Je wordt geconfronteerd met onrecht in de wereld. Als je bijvoorbeeld foto s ziet van mensen die zwaar gemarteld zijn op internet, die beelden kunnen niet liegen. Of massaslachtingen in Palestina bijvoorbeeld. Ook noemden participanten met verschillende idealen persoonlijke problemen, die wij interpreteerden als pushfactor in hun radicaliseringsproces. De jongere zelf of hun ouders gaven dan aan dat de jongere kampte met depressie, ziekte, stoornissen, verslaving en/of gedragsproblemen. Yusuf (extreme Islamitische idealen): Het is zo als je een leven hebt dat niet goed is, of waar je niet tevreden mee bent dat je begint te zoeken, dat je begint te kijken hoe kan ik mijn leven beter maken. Ik had een zware vorm van ADHD en ik had veel gedragsproblemen. Echter, we zagen bij een aantal pushfactoren wel verschillen in de mate waarin deze door de verscheidene groepen genoemd werden. Deze verschillen worden hieronder uiteen gezet. Verschillen in pushfactoren Hoewel jongeren met verschillende idealen aangaven dat zij door problemen thuis op zoek waren gegaan naar een religie of ideologie, waren het vooral bekeerlingen die een problematische thuissituatie noemden. Hierbij gaat het om problemen als verslaving, psychische problematiek, problemen rondom de echtscheiding van ouders, (huiselijk) geweld, werkloosheid, schulden, etc. Moeder Murat (extreme Islamitische idealen): Zijn vader is depressief en hij is daarnaast nog eens ziek. Dus hij slaapt heel veel. Dus op de leeftijd van 16 jaar stond hij [Murat] er dus eigenlijk alleen voor. De pushfactor levensvragen lijkt een sterkere rol te spelen in het radicaliseringsproces van jongeren met extreem Islamitische idealen dan bij de anderen. Het betrof existentiële vragen zoals wie ben ik?, wat wil ik? en bestaat er een God? of vragen naar de zin van het bestaan. Moeder Maura (extreme Islamitische idealen): Maura is op zoek gegaan naar haar identiteit, laten we het zo zeggen. Eerst zat ze in een soort van beauty context, ging ze online een identiteit aannemen van beauty, nagels, en dat soort dingen. Toen had ze iets met een Antilliaan en die zat een beetje aan de katholieke SIKKENS, VAN SAN, DE WINTER & SIECKELINCK 163

PEDAGOGIEK kant, dus toen ging ze allemaal op Facebook en Twitter Bijbelteksten zetten. En in 2014 is ze in aanraking gekomen met de Islam. Participanten met verschillende extreme ideologieën gaven aan dat persoonlijke uitsluiting, zoals gepest worden, weinig vrienden hebben en/of eenzaam zijn, een rol speelde in het radicaliseringsproces. Hierbij valt op dat uitsluiting het meest genoemd werd door jongeren die naar het rechtsextremisme neigen en minder vaak door jongeren met andere extreme idealen. Vader Rowan (extreemrechtse idealen): Maar toen zijn ze op een school geplant en dat was een zwarte school zoals ze dat noemen, en ja daar werden ze vreselijk veel gepest en getreiterd. En daar ligt bij hem [Rowan] de kern van het gebeuren. Problemen op school/werk werden door jongeren met uiteenlopende idealen genoemd. Maar ook hier zien we verschillen tussen de groepen. Het lijken vooral jongeren met extreem-linkse idealen en bekeerlingen te zijn die problemen op school of werk noemden als reden om zich meer te gaan verdiepen in hun ideologie. Joost (anarchistische idealen): Ik ben in de 4de van het Atheneum van school afgetrapt, toen was ik 17 jaar. Ik was twee keer blijven zitten dus kon ik niet op school blijven. Dus praktisch gezien werd ik gewoon weggestuurd. Maar toen was ik nog niet zo uitgesproken over anarchisme en zo, maar later ben ik pas gaan beseffen dat ik op school niet kon aarden omdat ik zo [anarchistisch] denk over hiërarchie. Overeenkomsten in pullfactoren Naast pushfactoren hebben we nader onderzocht welke pullfactoren er werden genoemd door de participanten. Omdat volgens bestaand onderzoek de aanwezigheid van radicale groepen in de buurt of op het internet en familieleden of vrienden die al lid zijn van een radicale groepering belangrijke pullfactoren zouden zijn, zijn we eerst nagegaan hoe de jongeren met hun ideologie in aanraking zijn gekomen. Participanten vertelden dat zij vooral via peers en media in contact waren gekomen met een ideologie; dit verschilt niet per ideologie. Zo zouden jongeren vooral beïnvloed worden door wat zij zagen op internet en televisie. Het kijken naar het journaal en het zien van beelden uit Gaza kunnen voldoende zijn om ervoor te zorgen dat mensen vanzelf de wapens opnemen, aldus een participant. 164 VOL. 37, NO. 2, 2017

VERSCHILLENDE EXTREME IDEALEN, DEZELFDE RADICALE ZOEKTOCHT? Verder valt op dat maar weinig participanten aangaven dat zij hun idealen meekregen van familieleden. Mark (extreemrechtse idealen): Mijn vader stemt VVD denk ik en mijn moeder ook denk ik of CDA. Een beetje mainstream zeg maar. En dan hebben ze een zoon die nationaalsocialist is! Ja dat zeg ik, daar hebben ze geen invloed op gehad, dat is toch via mijn vrienden gegaan en internet ook wel omdat daar veel informatie op staat die je niet vindt in de bibliotheek. De jongeren en hun ouders brachten in de interviews ook de volgende andere pullfactoren naar voren die volgens hen invloed hebben gehad op het radicaliseringsproces: het vinden van levensdoel, steun, antwoorden op levensvragen en aansluiting. Deze vier pullfactoren werden allemaal door zowel participanten met extreemlinkse, extreemrechtse als extreem Islamitische idealen genoemd. Net als bij de pushfactoren zagen we wel verschillen in de mate waarin deze pullfactoren genoemd werden. Deze verschillen worden hieronder uiteen gezet. Verschillen in pullfactoren Een pullfactor die vooral door bekeerde en niet-bekeerde Islamisten, én door jongeren met extreemlinkse idealen werd genoemd, was het verkrijgen van een levensdoel dankzij de ideologie. Het geloof in leven na de dood zorgde voor richting in het leven van de religieuze jongeren, terwijl jongeren met extreemlinkse idealen eerder spraken over het verbeteren van de maatschappij. Fatima (extreme Islamitische idealen): Ons doel, en dat is bij iedere gelovige zo, is dat dit leven maar een pre-leven is, het is allemaal een test, een wereldse verleiding. Het ware leven begint na je dood. Ook noemden jongeren en hun pedagogische omgeving steun als aantrekkingsfactor van de ideologieën. De ideologie geeft hen houvast aangezien de ideologie vaak duidelijke leefregels en denkbeelden stelt. Deze helderheid en het feit dat een dergelijke ideologie antwoord geeft op vragen waar de jongeren mee worstelen, maakt een radicale ideologie vaak zo aantrekkelijk. De ideologie zelf lijkt dus ook een rol te spelen binnen het radicaliseringsproces. Het valt op dat steun en antwoorden vooral werden genoemd door jongeren met een extreme Islamitische ideologie. SIKKENS, VAN SAN, DE WINTER & SIECKELINCK 165

PEDAGOGIEK Cassandra (extreme Islamitische idealen): Moslims zijn er zeker van dat dit de waarheid is. Dus Islam is geen geloof het is meer een manier van leven. Dat is wat me aantrok in de Islam, het heeft voor alles een soort van oplossing. Zowel bekeerlingen als jongeren met rechtsextremistische idealen gaven aan dat zij aansluiting zochten bij een groep: participanten noemden kameraadschap, broeder- of zusterschap en het opgenomen zijn in een gemeenschap als belangrijke aantrekkingskracht. Dean (extreemrechtse idealen): Wat sprak mij daar zo in aan? De broederschap. We delen dezelfde ideologie dus zijn we kameraden. Francis (extreme Islamitische idealen): Je voelt die broederschap. Want als je als individuele moslim problemen hebt en je ergens zorgen over maakt, dan is de rest van de moslimgemeenschap met je begaan. Waarom? Omdat je allen van hetzelfde volk bent. Conclusie en discussie De onderliggende oorzaken van radicalisering (pushfactoren) en de aantrekkingskracht van radicale groepen (pullfactoren) zijn al vaak onderzocht. Radicaliseringsonderzoekers richten zich daarbij vaak op één ideologie, mogelijk omdat zij vermoeden dat radicalisering getriggerd wordt door de ideologie zelf. Daardoor blijft onduidelijk of push- en pullfactoren vergelijkbaar zijn voor jongeren met extreemrechtse, extreemlinkse en extreme Islamitische idealen. Om de mogelijke overeenkomsten en verschillen te onderzoeken, is in deze studie nagegaan welke radicaliseringsfactoren jongeren met verschillende extreme idealen en hun pedagogische omgeving benoemen. Uit het onderzoek komt naar voren dat jongeren met uiteenlopende ideologieën zowel door vergelijkbare maar ook door groepsspecifieke push- en pullfactoren radicaliseren. Zo lijken alle participanten gedreven te worden door het onrecht dat zij zien in de wereld, ongeacht hun ideologie. En hoewel persoonlijke problematiek minder vaak werd genoemd als pushfactor, lijkt ook dit voor te komen onder participanten met verschillende extreme idealen. Aan de hand van bestaande literatuur hadden we verwacht dat de push- en pullfactoren voor de verschillende groepen inderdaad overeen zouden komen. Van San, Sieckelinck en De Winter (2013) lieten in een pilotstudie al zien dat het ervaren van onrecht door jongeren met verschil- 166 VOL. 37, NO. 2, 2017

VERSCHILLENDE EXTREME IDEALEN, DEZELFDE RADICALE ZOEKTOCHT? lende extreme idealen werd genoemd, wat door deze nieuwe veldstudie nogmaals wordt bevestigd. Hoewel de verschillende push- en pullfactoren door alle groepen worden genoemd, zien we ook verschillende accenten in de factoren die zij noemen. Zo lijkt uit onze data naar voren te komen dat extreemrechtse jongeren naar eigen zeggen vooral gepusht worden door persoonlijke uitsluiting en hun zoektocht om ergens bij te kunnen horen. Mogelijk sluiten deze jongeren aan bij rechtsextremistische groepen omdat het juist deze groepen zijn die jongeren werven die sociaal geïsoleerd zijn of emotioneel in de put zitten (Ezekiel, 2002; Van der Valk & Wagenaar, 2010). Deze eenzame jongeren verdiepen zich vaak pas na aansluiting in de bijbehorende extreme ideologie. Verder geven de interviews weer dat jongeren naar eigen zeggen hun radicale ideologie meestal niet van huis uit meekregen, maar via peers of media hiermee in aanraking kwamen. Eerder onderzoek liet al zien dat ouders in de meeste gevallen geen extreme idealen overdragen op hun kind (Van San & Sikkens, 2015). Wel hadden sommige jongeren idealen die in lijn lagen met de idealen van ouders, doch veel extremer. Onderzoek door Buurman en De Graaff (2009) liet ook al zien dat radicale moslimjongeren hun idealen meestal niet van hun ouders meekrijgen: de jongeren zijn veel orthodoxer dan hun ouders en distantiëren zich van de onwetendheid van hun opvoeders. Concluderend laat deze studie zien dat er naast verschillen in push- en pullfactoren, er ook duidelijke paralellen bestaan in het radicaliseringsproces richting verschillende extreme ideologieën. De jongeren zijn verwikkeld in een vergelijkbaar ontwikkelingsproces op zoek naar identiteit en komen in hun zoektocht in aanraking met een bepaalde ideologie. De rol die ideologie speelt in het radicaliseringsproces, is niet in alle gevallen duidelijk: net als Borum (2011) zien we dat sommige jongeren zich namelijk pas in de ideologie gaan verdiepen nadat zij zich hebben aangesloten bij een groep in hun zoektocht naar vriendschap. Extremistische groepen maken in hun rekrutering gebruik van de behoefte van mensen om bij een groep te willen horen, hun zoektocht naar identiteit en naar antwoorden op ingewikkelde levensvragen. Deze psychologische factoren lijken daarmee pushfactoren te zijn die iemand in contact brengt met extremistische groepen en bepaalt daarmee of extremistische groepen succes hebben bij hun rekrutering (DeJacimo, 2015). Verder onderzoek is noodzakelijk om meer gefundeerde uitspraken te kunnen doen over de (overeenkomsten en verschillen tussen de) push- en pullfactoren die een rol spelen in het radicaliseringsproces van verschil- SIKKENS, VAN SAN, DE WINTER & SIECKELINCK 167

PEDAGOGIEK lende groepen. Bovendien is dit onderzoek gebaseerd op een relatief kleine steekproef (87 interviews). Hiermee dient rekening te worden gehouden bij de interpretatie van de resultaten. Maar als blijkt dat radicaliseringsfactoren inderdaad in sommige gevallen groeps-specifiek zijn, waarvoor wij in dit onderzoek aanwijzingen gevonden hebben, dan heeft dit mogelijk consequenties voor de aanpak en preventie van radicalisering. Tot slot; een korte reflectie (door Sikkens, Van San en Sieckelinck) Deze studie is één van de vele die volgden op het kleinschalige verkennende onderzoeksproject aan het begin van dit decennium, Idealen op Drift (Van San et al., 2010). Voorbeelden daarvan zijn Formers & Families (Sieckelinck & De Winter, 2015), Idealen op Drift II (Sikkens, Sieckelinck, Van San, & De Winter, 2017), en meest recent: Social Strategies for Resilient Identities (2017-2020). Het werk van De Winter is daarbij cruciaal gebleken om een aantal weinig productieve aannames over radicalisering nader te onderzoeken. Ten eerste bleek het niet nodig en niet vruchtbaar om jongeren met sterke idealen enkel als gevaarlijk te beschouwen. Een pedagogische benadering die de persoonlijke en sociale ontwikkeling centraal stelt, zorgde ervoor dat jongeren maar al te graag de vorming van hun idealen wilden delen. Ten tweede bleek de onafhankelijke opstelling van het onderzoek cruciaal. Hoewel bekostigd met publiek geld, konden de onderzoekers dienstbaar zijn aan de opdrachtgever zonder hun autonomie en eigenzinnigheid op te geven. Ten derde konden de talrijk aanwezige (sociaal-)psychologische inzichten worden verrijkt met de kennis over de Pedagogische Civil Society om de onderzoeksbevindingen beter te verbinden met de sociale noden van onze gefragmenteerde samenleving. Het valt dan ook te verwachten dat dit jonge mini-paradigma nog lang ter inspiratie zal dienen voor toekomstig pedagogisch onderzoek naar radicalisering van jongeren (zie bijv. Sieckelinck, in druk) en andere ingewikkelde maatschappelijke en politieke opvoedingsvraagstukken. Noten 1. Micha de Winter was niet op de hoogte van het verschijnen van dit speciale themanummer maar heeft wel actief bijgedragen aan de totstandkoming van dit artikel, zonder de eigenlijke bestemming te kennen. 2. Het betrof hier ouders van 5 bekeerde en 5 niet bekeerde jongeren. 168 VOL. 37, NO. 2, 2017

VERSCHILLENDE EXTREME IDEALEN, DEZELFDE RADICALE ZOEKTOCHT? Referenties Bakker, E. (2006). Jihadi terrorists in Europe: their characteristics and the circumstances in which they joined the jihad: an exploratory study. Den Haag: Netherlands Institute of International Relations Clingendael. Benhold, K. (2015, 5 maart). Same anger, different ideologies: radical Muslim and Neo-Nazi. The New York Times, geraadpleegd op 22 januari 2016 via http://www.nytimes.com/2015/03/06/ world/europe/two-outcomes-similar-paths-radical-muslim-and-neo-nazi.html?_r=0 Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek: Denken en doen. Amersterdam: Boom onderwijs. Borum, R. (2003). Understanding the terrorist mind-set. FBI Law Enforcement Bulletin, 72(7), 7-10. Borum, R. (2011). Radicalization into Violent Extremism II: A Review of Conceptual Models and Empirical Research. Journal of Strategic Security, 4(4), 37-62. Buurman, K.A. & De Graaff, B.G.J. (2009). Voorbeeld doet volgen? Rolmodellen van (radicaliserende) moslimjongeren in Nederland. Leiden: Centrum voor Terrorisme en Contraterrorismestudies. Cragin, R.K. (2014). Resisting violent extremism: a conceptual model for non-radicalization. Terrorism and Political Violence, 26(2), 337-353. DeJacimo, G.K. (2015). The psychology of terrorism and radicalization. Akron: The University of Akron. DeMause, L. (2002). The childhood origins of terrorism. Journal of Psychohistory, 29(4), 340-348. Ezekiel, R.S. (2002). An ethnographer looks at Neo-Nazi groups: The racist mind revisited. American Behavioural Scientist, 46(1), 51-71. Feddes, A.R., Nickolson, L. & Doosje, B. (2015). Triggerfactoren in het radicaliseringsproces. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam. Gielen, A.J. (2008) Radicalisering en identiteit: Radicale rechtse en moslimjongeren vergeleken. Amsterdam: Aksant. Hassan, M. (2012). Understanding drivers of violent extremism: The case of Al-Shabab and Somali youth. CTC Sentinel, 5(8), 18-20. Horgan, J. (2014). The Psychology of Terrorism. London: Routledge. Koomen, W., & Van der Pligt, J. (2009). Achtergronden en determinanten van radicalisering en terrorisme: Een overzicht. Tijdschrift voor Criminologie, 51(4), 345-359. Korteweg, R., Gohel, S., Heisbourg, F., Ranstorp, M., & De Wijk, R. (2010). Background contributing factors to terrorism: radicalization and recruitment. In M. Ranstorp (Eds.), Understanding violent radicalization: Terrorist and jihadist movements in Europe. Abingdon: Routledge. Kouwenhoven, A., & Blokker, B. (2015). Jihad is niet ideologisch maar puberaal. NRC Handelsblad, geraadpleegd op 21 juli 2016 via http://www.nrc.nl/nieuws/2015/09/21/jihad-is-niet-ideologisch-maar-puberaal-1536099-a350953 Mandel, D.R. (2009). Radicalization: What does it mean? In T.M. Pick, A. Speckhard & B. Jacuch (Eds.), Home-grown terrorism (pp. 101-113). Amsterdam: IOS Press B.V. McCauley, C. & Moskalenko, S. (2008). Mechanisms of political radicalization: pathways toward terrorism. Terrorism and Political Violence, 20(3), 415-433. Meeus, W. (2015). Why do young people become Jihadists? A theoretical account on radical identity development. European Journal of Developmental Psychology, 12(3), 275-281. Merkl, P.H., & Weinberg, L. (2003). Right-wing extremism in the twenty-first century. London: Frank Cass Publishers. Moghaddam, F.M. (2005). The staircase to terrorism: A psychological exploration. American Psychologist, 60(2), 161-169. SIKKENS, VAN SAN, DE WINTER & SIECKELINCK 169

PEDAGOGIEK Rabasa, A., Pettyjohn, S.L., Ghez, J.J., & Boucek, C. (2010). Deradicalising Islamist extremists. Santa Monica: RAND. Ranstorp, M. (2010). Understanding violent radicalization: Terrorist and jihadist movements in Europe. Abingdon: Routledge. Sageman, M. (2004). Understanding terror networks. Philadelphia: University of Philadelphia Press. Sageman, M. (2008). Leaderless Jihad: terror networks in the twenty-first century. Philadelphia: University of Philadelphia Press. Schmid, A.P. (2013). Radicalisation, de-radicalisation, counter-radicalisation: A conceptual discussion and literature review. The Hague: International Centre for Counter-Terrorism. Sieckelinck, S., & De Winter, M. (2015). Formers & Families: transitional journeys in and out extremisms in the UK, Denmark and The Netherlands. The Hague: NCTV. Sieckelinck, S. (in druk). Reradicaliseren. Ronselen voor een betere wereld. Leuven: LannooCampus Sikkens, E. Sieckelinck, S., Van San, M., & De Winter, M. (2017). Parental reaction towards radicalization in young people. Child & Family Social Work, 22(2), 1044-1053. Sikkens, E., Van San, M., Sieckelinck, S., Boeije, H., & De Winter, M. (2017). Participant Recruitment through Social Media: Lessons Learned from a Qualitative Radicalization Study Using Facebook. Field Methods, 29(2), 130-139. Silke, A. (2008). Holy Warriors: Exploring the psychological process of jihadi radicalization. European Journal of Criminology, 5(1), 99-123. Stern, J. (2003). Terror in the name of God: Why religious militants kill. New York: HarperCollins Publishers. Van der Valk, I., & Wagenaar, W. (2010). Monitor Racisme & Extremisme: in en uit extreemrechts. Amsterdam: Anne Frank Stichting / Amsterdam University Press. Van San, M., Sieckelinck, S., & De Winter, M. (2010). Idealen op drift: Een pedagogische kijk op radicaliserende jongeren. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers. Van San, M., Sieckelinck, S., & De Winter, M. (2013). Ideals adrift: an educational approach to radicalization. Ethics and Education, 8(3), 276-289. Van San, M., & Sikkens, E. (2015). Country report the Netherlands. In S. Sieckelinck & M. De Winter (eds.) Formers & Families: transitional journeys in and out of extremisms in the United Kingdom, Denmark and the Netherlands (pp. 25-40). Den Haag: NCTV. Veldhuis, T., & Staun, J. (2009). Islamist radicalisation: A root cause model. The Hague: Netherlands Institute of International Relations Clingendael. Venhaus, J.M. (2010). Why youth join al-qaeda. Washington: United States Institute of Peace. Over de auteurs Elga Sikkens bereidt aan de Universiteit Utrecht een proefschrift voor over de relatie tussen radicalisering en de opvoeding. E-mail: E.m.Sikkens@uu.nl 170 VOL. 37, NO. 2, 2017

VERSCHILLENDE EXTREME IDEALEN, DEZELFDE RADICALE ZOEKTOCHT? Marion van San is als senior onderzoeker verbonden aan het RISBO (Erasmus Universiteit Rotterdam). E-mail: Vansan@Risbo.eur.nl Micha de Winter is Hoogleraar Pedagogiek aan de Universiteit Utrecht en Bijzonder Lector Jeugd aan de Hogeschool Utrecht. E-mail: m.dewinter@uu.nl Stijn Sieckelinck is onderzoeker aan het Institute for Societal Resilience van de Vrije Universiteit en aan McGill University, Montréal. E-mail: Sieckelinck@gmail.com SIKKENS, VAN SAN, DE WINTER & SIECKELINCK 171