Slingeraklaan LR77: Een inventariserend veldonderzoek (IVO-proefsleuven) naar inheems-romeinse bewoning aan de Slingeraklaan, De Meern, Utrecht Basisrapportage Archeologie 103 Utrecht.nl
Basisrapportage Archeologie 103 Slingeraklaan LR77: Een inventariserend veldonderzoek (IVO-proefsleuven) naar inheems- Romeinse bewoning aan de Slingeraklaan, De Meern, Utrecht L. Dielemans Erfgoed gemeente Utrecht Korte Minrebroederstraat 2 3512 GG Utrecht Januari 2017 1
Administratieve gegevens van het project Projectcode en -naam: LR77 Slingeraklaan Locatie: Utrecht, De Meern, Slingeraklaan Onderzoeksmeldingsnummer: 46293 Landelijke hoekcoördinaten: NW: 132109,455104 NO: 132279,455086 ZW: 132101,454948 ZO: 132271,454971 Opdrachtgever: Gemeente Utrecht Uitvoerder: Erfgoed gemeente Utrecht Minrebroederstraat 2 3512GG Utrecht Dagelijkse leiding archeologische begeleiding: L. Dielemans Coördinator vanuit de gemeente: H.L. Wynia Uitvoering veldwerk: 19 en 20 april 2011 Beheer en plaats van documentatie: Erfgoed gemeente Utrecht Korte Minrebroederstraat 2 3512GG Utrecht telefoon 030 286 0000 ISBN: 978-90-73448-92-5 2
Inhoudsopgave Samenvatting 4 1 Inleiding 4 2 Fysisch-geografische en historische context 5 2.1 Archeologische en cultuurhistorische achtergrond 5 2.2 Fysisch-geografische ondergrond 5 3 Onderzoeksvragen en methode 9 3.1 Doel van het onderzoek en onderzoeksvragen 9 3.2 Methode 9 4 Bodemopbouw 10 5 Archeologische sporen en structuren 11 6 Waardestelling en selectieadvies 12 Noten 13 Literatuur 13 Eerdere uitgaven 14 Colofon 18 3
Samenvatting 1 In april 2011 werd een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven (IVO-P) uitgevoerd aan de Slingeraklaan in De Meern, gemeente Utrecht. Op de locatie van twee clusters toekomstige woningen werden twee proefsleuven aangelegd om de aanwezigheid van archeologische resten te onderzoeken en indien aanwezig de aard, omvang en datering ervan te bepalen. Op 19 en 20 april 2011 heeft een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven (IVO-P) plaatsgevonden aan de Slingeraklaan in De Meern, gemeente Utrecht (afb. 1.1). Het onderzoek is uitgevoerd door archeologen van Erfgoed, gemeente Utrecht in opdracht van de gemeente Utrecht. De percelen binnen het plangebied zijn aangekocht door projectontwikkelaar Timpaan, die voornemens is diverse woningen te realiseren. Ook wordt een fiets-/voetpadverbinding in het verlengde van de Houtrakgracht opgenomen. Door deze werkzaamheden wordt de bodem verstoord en daarmee worden de eventuele archeologische resten bedreigd. Vanwege de directe nabijheid van de inheems-romeinse vindplaats LR2 ten oosten van het onderzoeksgebied werden voornamelijk sporen en vondsten uit de eerste tot en met de derde eeuw na Chr. verwacht. Deze werden echter niet aangetroffen. Wel werden er enkele postmiddeleeuwse perceleringsgreppels en recente paalgaten van gesloopte kassen gevonden. Op basis van deze resultaten wordt voor het onderzoeksgebied geen vervolgonderzoek geadviseerd. Inleiding Het plangebied is in gebruik als grasland en wordt omsloten door de Slingeraklaan in het noorden, de Houtrakgracht in het westen en de Gouderaklaan in het oosten. Een sloot scheidt de percelen waarop werkput 1 en 2 zijn aangelegd. LR77 Afb. 1.1 De onderzoekslocatie op gemeentelijk en lokaal niveau. 4
2 Fysisch-geografische en historische context 2.1 Archeologische en cultuurhistorische achtergrond 2.2 Fysisch-geografische ondergrond Binnen het plangebied is niet eerder archeologisch onderzoek uitgevoerd. Direct ten noorden en oosten van het plangebied zijn tijdens respectievelijk een proefsleuvenonderzoek (LR1) en een definitieve opgraving (LR2) in 1997 sporen van inheems-romeinse bewoning aangetroffen (eind eerste tot begin derde eeuw na Chr., afb. 2.1). 1 Het is mogelijk dat deze nederzetting zich uitstrekt tot het huidige plangebied (afb. 2.2). Circa 675 m in westelijke richting zijn tijdens het onderzoek LR46 sporen van een vicus (kampdorp), grafvelden, infrastructuur en een inheemse nederzetting in de omgeving van het Romeinse castellum in De Meern onderzocht. 2 Het plangebied bevindt zich vrijwel direct aan de Leidse Rijn. Deze was vanaf de zestiende eeuw in gebruik als trekvaart, maar heeft een oorsprong als basis (wetering) van de twaalfde-eeuwse ontginningen van het gebied ten zuiden van de Leidse Rijn. Langs deze wetering en latere trekvaart ontstond bebouwing. 3 Op het Minuutplan van 1811-1832 is het plangebied echter onbebouwd (afb. 2.3). 4 Eventuele resten van bebouwing in de ondergrond moet dus van oudere of juist post-negentiende-eeuwse oorsprong zijn. De onderzoekslocatie LR77 ligt op de stroomgordel van de Oude Rijn. Deze stroomgordel was een onderdeel van het Utrechts stroomstelsel en vanaf circa 4300 voor Chr. actief. Toen de Oude Rijn in 1122 bij Wijk bij Duurstede werd afgedamd, kwam er een einde aan de actieve fase van de stroomgordel. In de directe omgeving van het plangebied splitste de Heldammer stroomrug van de stroomgordel van de Oude Rijn af. In de Harmelerwaard, 5 km ten westen van De Meern, werden beide stroomruggen weer verenigd. De vroegste activiteit van de Heldammerstroomrug wordt in de bronstijd en een deel van de ijzertijd gedateerd. Een tweede fase van activiteit begint in of na de late ijzertijd en loopt door tot in de Romeinse tijd. Het Romeinse castellum in De Meern lag op de oostelijke oeverwal van een bevaarbare noord-zuid georiënteerd geul van de Heldammerstroomrug. De geul heeft in zuidelijke richting mogelijk in verbinding gestaan met een crevasse die vanuit de Hollandse IJssel is ontstaan en later de Mare is gaan heten. Volgens de bodemkaart ligt het onderzoeksgebied op kalkhoudende poldervaaggronden: zware zavel en lichte klei (Rn95A). De geomorfologische ondergrond bestaat geheel uit beddingafzettingen (afb. 2.4). 131000 132000 LR 1 LR1 LR 46 LR2 455000 LR77 455000 0 500 m 131000 132000 Afb. 2.1 LR77 en de in paragraaf 2.1 genoemde onderzoeken in de omgeving op de topografische kaart. 5
132200 132400 455000 455200 455400 WP1 LR77 WP2 455400 455200 455000 0 250 m 132200 132400 Afb. 2.2 LR77 in relatie tot de twee opeenvolgende greppelsystemen van LR2, met in rood fase 1 (laatste kwart eerste eeuw tot tweede helft tweede eeuw) en in groen fase 2 (tweede helft tweede eeuw tot begin derde eeuw). 6
Afb. 2.3 De onderzoekslocatie op het Minuutplan (bron: Beeldbank van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed). De percelen A372 en A369 waarbinnen de onderzoekslocatie ligt, staan geregistreerd als bouwland. 7
LR46 LR1 LR77 LR2 Afb. 2.4 De onderzoekslocatie op de geomorfologische kaart (naar Berendsen 1982). 8
3 Onderzoeksvragen en methode 3.1 Doel van het onderzoek en onderzoeksvragen 3.2 Methode Doel van het IVO-P is het waarderen van de archeologische resten en het onderzoeken van de aard, omvang, datering en fysieke kwaliteit daarvan. Op basis van deze resultaten wordt een advies uitgebracht over het te volgen traject met betrekking tot een eventueel vervolgonderzoek. Om de eventuele vindplaats zo goed mogelijk te kunnen waarderen, zijn in het Programma van Eisen 5 de volgende onderzoeksvragen opgesteld: Wat is de aard, datering, fysieke kwaliteit (gaafheid en conserveringstoestand), horizontale begrenzing, diepteligging en omvang van de aanwezige archeologische resten? Kunnen de archeologische vindplaatsen in ruimte begrensd worden, zo ja, wat is deze begrenzing? Welke materiaalcategorieën zijn aanwezig, wat is de vondstdichtheid en hoe is de conserveringstoestand? Wat zeggen de archeologische sporen en het vondstspectrum over de aard en status van de vindplaats(en)? Welke andere activiteiten zijn ter plaatse uitgevoerd, uitgaande van de sporen- en vondsten? Valt er iets te zeggen over de functionele situering van de nederzetting in het landschap (geografische ligging) in verschillende bewoningsfasen? In welke mate zijn de onderzoeksgebieden verstoord? Hoe ziet de geologische/bodemkundige opbouw van het plangebied eruit? Om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden, werd een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd. In het bijzonder werd gekeken of er inheems-romeinse sporen aanwezig waren die zouden kunnen wijzen op voortzetting van de nederzetting van de onderzoeken LR1 en LR2. Er werden twee oost-west georiënteerde werkputten aangelegd (afb 3.1); in het westen werkput 1 (65 x 5 m), in het oosten werkput 2 (43 x 5 m). Er werd machinaal laagsgewijs verdiept tot op het eerste archeologisch leesbare vlak, circa 0,6 m mv, ongeveer gelijk aan het vlakniveau van LR2 (ca. 0,4 tot 0,6 m-mv). Tijdens de aanleg werd een metaaldetector ingezet. Aan beide korte kanten van de werkputten werden piketten ingeslagen die door een landmeter zijn ingemeten in RD-coördinaten, die de basis vormden voor de hoofdmeetlijn. Het vlak werd gedocumenteerd door middel van digitale foto s en een analoge tekening (1:50). Van vlak en maaiveld werden NAP-hoogtes genomen. Sporen van onduidelijke aard werden gecoupeerd. In totaal werd er 540 m 2 archeologisch leesbaar vlak aangelegd. In werkput 1 werden twee profielstaten van elk circa 2 m lang gezet om de bodemopbouw duidelijk in beeld te brengen (locatie profielstaten zie afb. 3.1). Deze profielstaten werden gefotografeerd en de maten, gemeten vanaf maaiveld, werden genoteerd. Alle tekeningen zijn na afloop van het onderzoek geïnkt en gedigitaliseerd. 132100 132200 132300 455100 Profiel 1 Profiel 2 WP1 LR77 WP2 455100 LR2 Afb. 3.1 Werkput 1 en 2 op de topografische kaart met profiellocaties. 132100 132200 132300 9
4 Bodemopbouw De ondergrond in het horizontale vlak bestond afwisselend uit sterk siltige klei (Ks3), matig zandige tot sterk siltige klei (Kz2-Ks4) of zwak siltig zand (Zs1), met roestvlekken. Deze beddingafzettingen hadden een noordoost-zuidwestelijke richting. De dagzomen werden zichtbaar tussen 0,08 en 0,45 m-nap. Op verschillende plekken bleek de originele bodemopbouw door moderne afvletting (kleiwinning) voor een groot deel verdwenen. In de meest westelijke profielstaat (profiel 1, afb. 4.1) bestond de bouwvoor (maaiveld 0,30 m+nap) uit een 50 cm dikke, verrommelde laag. Hieronder was op 0,20 m-nap een lichtbruine sterk siltige klei met matig veel roestvlekken zichtbaar (overstromingsafzettingen). De onderste 10 cm vertoonde licht bodemvorming (blauwgrijs gekleurde, mogelijke laklaag). Daaronder bevond zich geel, zwak siltig zand (Zs1), gelamineerd met grijze, matig zandige kleilaagjes die in noordwestelijke richting doken (beddingafzettingen). In de kleibandjes was organisch materiaal waar te nemen. In oostelijke richting, ter hoogte van profiel 2, was de lichtbruine kleilaag niet meer zichtbaar. Direct onder de 45 cm dikke bouwvoor (maaiveld 0,42 m+nap) bevonden zich de beddingafzettingen in de vorm van geel, zwak siltig zand met roestvlekken en grijze, humeuze bandjes matig zandige klei op 0,03 m-nap. De oxidatie-reductiegrens bevond zich op 0,53 m-nap. Afb. 4.1 Foto van profiel 1 met daarop aangegeven de beschreven lagen. 10
5 Archeologische sporen en structuren Op de twee onderzochte percelen zijn geen sporen teruggevonden van de inheems-romeinse nederzetting die tijdens LR1 en LR2 werd aangetroffen. Ook is er geen vondstmateriaal aangetroffen behalve (sub)recent puin in de bouwvoor. Er is in werkput 2 één munt verzameld tijdens de aanleg van het vlak. Deze duit heeft een zeventiende-eeuwse datering. 6 en in werkput 2 werd in één van deze greppels wat dierlijk bot aangetroffen. Dergelijke greppels zijn ook tijdens de onderzoek LR1 en LR2 gedocumenteerd, en horen ongetwijfeld tot hetzelfde verkavelingssysteem. In zowel werkput 1 als 2 zijn tussen 0,08 en 0,26 m-nap (circa 0,6 m-mv) enkele noord-zuid georiënteerde greppels waargenomen die weliswaar van postmiddeleeuwse datering zijn, maar niet van recente oorsprong zoals de paalsporen van kassen in werkput 2. Deze greppels komen direct onder de bouwvoor tevoorschijn en hebben een grijze tot grijsbruine vulling van matig tot sterk siltige klei, met wat roestvlekken en ijzeroerconcreties. In enkele greppels bevonden zich baksteenfragmenten of spikkels, 132120 132140 132160 132180 132200 132220 132240 132260 455100 455080 Profiel 1 Profiel 2 WP1 WP2 0 50 m 132120 132140 132160 132180 132200 132220 132240 132260 455100 455080 WP1 Profiel 1 Profiel 2 Legenda: Natuurlijke ondergrond Laag Natuurlijk spoor 0 25 m WP2 Greppel Paalkuil Recent 0 25 m Afb. 5.1 Allesporenkaart van LR77. De verschillende spoortypes hebben verschillende kleuren. 11
6 Waardestelling en selectieadvies Binnen het noordelijk deel van het plangebied zijn geen relevante archeologische resten aangetroffen. Op basis van deze resultaten is onderstaande waardestelling tot stand gekomen. Waarden Criteria Scores Hoog Midden Laag Beleving Schoonheid Wordt niet gescoord Herinneringswaarde Wordt niet gescoord Fysieke kwaliteit Gaafheid 1 Conservering 1 Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 1 Informatiewaarde 1 Ensemblewaarde 1 Representativiteit N.v.t. Voor dit deel van het plangebied wordt geen vervolgonderzoek geadviseerd. Dit selectieadvies moet voor aanvang van werkzaamheden door het bevoegd gezag worden beoordeeld en onderschreven in een selectiebesluit. 12
Noten Literatuur 1 Dielemans 2014. 2 Langeveld et al. 2010. 3 Wttewaall 1994, 305. 4 http://www.hisgis.nl/hisgis/gewesten/utrecht/ atlas_utrecht-1, geraadpleegd januari 2017. 5 Dielemans 2010. 6 Determinatie: R.D. Hoegen, senior KNA-archeoloog (Ex-Situ). Berendsen, H.J.A. 1982. De genese van het landschap in het zuiden van de provincie Utrecht. Utrechtse Geografische Studies 25. Utrecht. Dielemans, L. 2010. Programma van Eisen, LR77 Slingeraklaan. Intern document gemeente Utrecht. Dielemans, L. 2014. Graan en greppels. LR1 t/m 4, LR14 en LR87: Proefsleuvenonderzoeken, archeologische begeleidingen en opgravingen van inheemse bewoning ten oosten van castellum De Meern in Langerak, Leidsche Rijn, Utrecht. Basisrapportage Archeologie 85. Utrecht. Langeveld, M.C.M., A. Luksen-IJtsma & P. Weterings 2010. Een goede buur? LR46 en LR49: definitief archeologisch onderzoek naar de vicus, grafvelden, infrastructuur en een inheemse nederzetting in de omgeving van het Romeinse castellum De Meern, deelgebied De Woerd (Gemeente Utrecht). Basisrapportage Archeologie 19. Utrecht. Wttewaall, O.J. 1994. Vleuten-De Meern, geschiedenis en historische bebouwing. Monumenten-inventarisatie provincie Utrecht 12. Zeist. 13
Colofon Uitgave Erfgoed gemeente Utrecht Erfgoed 2017 Redactie H.L. Wynia Eindredactie R. de Kam Vormgeving E. van Wieren Datum Januari 2017 Meer informatie Erfgoed gemeente Utrecht Telefoon 030 286 0000 E-mail Erfgoedutrecht@utrecht.nl www.utrecht.nl/erfgoed 14