Dordrecht, Geachte leden van het Algemeen Bestuur, Wij stellen u het volgende voor:

Vergelijkbare documenten
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hardinxveld-Giessendam,

Mandaatbesluit, Serviceorganisatie Jeugd Zuid-Holland Zuid 2018 gemeente Molenwaard

GEMEENTE. KoREND.n< Mandaatbesluit, Serviceorganisatie Jeugd Zuid-Holland Zuid. op: Zuid-Holland Zuid;

BESLUIT MANDAAT, VOLMACHT EN MACHTIGING HOLLAND RIJNLAND

Overzicht van wijzigingen

MANDAAT- VOLMACHT- EN MACHTIGINGSBESLUIT inzake het Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling Gooi en Vechtstreek

RUD UTRECHT. Besluit: vast te stellen navolgend Mandaatbesluit RUD Utrecht provincie Utrecht/gemeente )

MANDAATREGELING STICHTING SOCIAAL TEAM HOUTEN

Besluit: vast te stellen navolgend Mandaatbesluit gemeente..

BESLUIT MANDAAT, VOLMACHT EN MACHTIGING HOLLAND RIJNLAND

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Mandaatbesluit samenwerking Zandvoort-Haarlem sociaal domein

Verordening Bezwarenprocedure Personele Aangelegenheden

Postbus AA Bleskensgraaf T Aan de leden van de gemeenteraad

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Aa en Hunze, ieder zoveel het hun bevoegdheden betreft,

Reglement inzake de behandeling van bezwaarschriften

W.J.G. Delissen- van Tongerlo Bedrijfsvoering M.L.A. Vermaaten

*ZE9DBFBE563* Raadsvergadering d.d. 19 februari 2015

verordening bezwaarschriftencommissie Gouda

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Roermond,

Gemeente Albrandswaard

Verordening adviescommissie bezwaarschriften gemeente Haarlemmermeer 2012.

Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Sliedrecht; Regeling behandeling rechtspositionele bezwaren regio Drechtsteden

Gemeente Den Haag BSD/ RIS

gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

Procedureregeling commissie bezwaarschriften Sociale Dienst Oost Achterhoek

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Ferwerderadiel, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

Mandaatregeling Werkvoorzieningsschap Noord Kennemerland 2019

VERORDENING COMMISSIE BEZWAARSCHRIFTEN GOOISE MEREN b e s l u i t : a. verwerend orgaan: bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;

De raad, de werkgeverscommissie, het college van burgemeester en wethouders, en de burgemeester van de gemeente Apeldoorn;

Commissie Bezwaarschriften

De raad, het college en de burgemeester van de gemeenten Voerendaal, Onderbanken, Nuth, Simpelveld en Schinnen ;

Gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (hierna Awb) en de Gemeentewet;

gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

Verordening behandeling bezwaarschriften 2006

Portefeuillehouder : Volgnummer : Onderwerp Verordening behandeling bezwaarschriften gemeente Westerwolde.

VERORDENING COMMISSIE VOOR DE BEZWAARSCHRIFTEN GEMEENTE BUNNIK 2014

Algemeen mandaat-, volmacht- en machtigingsbesluit Veiligheidsregio Drenthe

Burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de burgemeester van Hoogeveen;

REGELING BEZWAARSCHRIFTENPROCEDURE AWB STICHTING WAARBORGFONDS POLITIE BESLUIT. Begripsbepalingen. De commissie voor de bezwaarschriften

GEMEENTEBLAD 2003 nr.126

REGLEMENT BEZWAARSCHRIFTEN PUBLIEKE OMROEP

Gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie Jeugdzorg IJsselland

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Doetinchem, gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet;

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd - artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht.

het college van burgemeester en wethouders van Dinkelland en het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen;

Gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie Jeugdzorg IJsselland

Mandaat-volmacht-machtigingsbesluit Crisisdienst 2017

Verordening behandeling bezwaarschriften VKB

Nr. De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Oldebroek; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 augustus 2010;

VERORDENING bezwaarschriften 2011

V E R G A D E R I N G G E M E E N T E R A A D 2012

Reglement bezwaarprocedure SVWN

ANNOTATIE. Vergadering: Algemeen Bestuur Datum vergadering: 28 november Agendapunt: 7 Onderwerp: Aanpassing Mandaat- en volmachtregeling

Besluit van Gedeputeerde Staten van 20 mei 2014 tot vaststelling van het Reglement behandeling bezwaarschriften Zuid-Holland

Regeling behandeling bezwaarschriften Stichting Onderwijsgroep Zuid-Hollandse Waarden voor PO en VO

Burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de burgemeester van Hoogeveen;

Gelet op artikel 10:3 en volgende van de Algemene wet bestuursrecht;

Paragraaf 1, Algemeen

Burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de burgemeester van Hoogeveen;

Aan de commissie Algemeen Bestuur en Middelen

Verordening bestuurscommissie Inkoop Jeugdhulp Zeeland

Onderwerp : Verordening commissie bezwaarschriften 2012

Elektronisch gemeenteblad

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht; ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft;

Bestuurszaken en Veiligheid. telefoon (0184)

20 december 2016 Motie Commissie bezwaarschriften Pagina 1 van 5. gelezen het advies van de commissie Werken en Besturen van 30 november 2016,

Bijlage 4 Voorstel Mandaatregeling OMWB, 26 oktober 2017

REGELING BEZWAARSCHRIFTENPROCEDURE AWB NEDERLANDS-VLAAMSE ACCREDITATIE ORGANISATIE

REGELING INZAKE DE BEHANDELING VAN BEZWAARSCHRIFTEN PERSONEEL

PROVINCIAAL BLAD VAN ZEELAND

Gemeenschappelijke regeling Reinigingsdienst Maasland

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Verordening behandeling bezwaarschriften Alphen aan den Rijn 2014

Verordening commissie bezwaarschriften

GEMEENTE VA LK E N SWAARD. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29 juni 2011 van de gemeente Valkenswaard.

PROVINCIAAL BLAD. Regeling Commissie rechtsbescherming provincie Groningen 2015

Het bestuur en de voorzitter van Recreatie Midden-Nederland, elk voor zover bevoegd;

Raadsvoorstel 48 Vergadering 27 juni Gemeenteraad. Onderwerp : Verordening behandeling bezwaarschriften Helmond 2017.

Verordening commissie bezwaarschriften 2010, incl. 1e wijziging. De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Hattem,

Verordening behandeling bezwaarschriften Orionis Walcheren Ambtenaren

Verordening commissie bezwaarschriften Het Hogeland 2019

MANAGEMENTSTATUUT STICHTING SAMEN TUSSEN AMSTEL EN IJ.

CVDR. Nr. CVDR119865_1. Reglement op de commissie sociale zekerheid

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxtel;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders; gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders; gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

Bijlage A: Organogram ambtelijke organisatie

Verordening commissie bezwaarschriften

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Drimmelen, ieder voor zoveel het hun bevoegdheden betreft;

Verordening commissie bezwaarschriften Utrechtse Heuvelrug 2017

Mandaat- en machtigingsregeling Drechterland 2012

Verordening behandeling bezwaarschriften Orionis Walcheren WWB/Participatiewet

Besluit mandaat, volmacht en machtiging van de Veiligheidsregio Twente

Mandaat en delegatie. mr. M.C. de Voogd

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 januari 2016;

Officiële uitgave van het dagelijks bestuur van het Waterschap Hollandse Delta

De raad, het college, de burgemeester en de leerplichtambtenaar van de gemeente Heerenveen;

Hoofdstuk 2. Algemene bepalingen behandeling bezwaarschriften

MANDAATBESLUIT GEMEENTE AMSTELVEEN. Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Transcriptie:

Dordrecht, 13-2-2018 Onderwerp: Toevoeging mandatering voor de voorbereiding van behandeling van beroepschrift aan het mandaatbesluit van de Serviceorganisatie Jeugd Zuid-Holland Zuid Mandaatbesluit beroepschriften Jeugdwet Geachte leden van het Algemeen Bestuur, Wij stellen u het volgende voor: Ontwerpbesluit 1. In te stemmen met de toevoeging van de mandatering van ondersteuning van beroepschriften Jeugdwet aan het mandaatbesluit van de Serviceorganisatie Jeugd en de werkwijze voor beroepschriften Jeugdwet; (de wijzigingen zijn groen onderstreept, geel gearceerde stukken moeten door gemeenten worden ingevuld) 2. Het aangepaste mandaatbesluit van de Serviceorganisatie Jeugd in het kader van de Jeugdwet ter besluitvorming aan te bieden aan de colleges van burgemeester en wethouders van de 17 gemeenten en hen te verzoeken deze voor 1 mei a.s. vast te stellen. Kern van de zaak In het mandaatbesluit van de Serviceorganisatie Jeugd Zuid-Holland Zuid is door de 17 colleges alleen mandaat gegeven voor de voorbereidingen op de beslissing op bezwaar, maar geen mandaat gegeven aan de Serviceorganisatie voor de ondersteuning bij beroepschriften in het kader van de Jeugdwet. Deze ondersteuning houdt in dat de Serviceorganisatie namens de gemeenten de voorbereidingen op de behandeling van het beroepschrift bij de rechtbank voor haar rekening neemt, inclusief het voeren van het verweer namens de betreffende gemeente. Op dit moment voert het Juridisch Kenniscentrum (JKC) deze taak in opdracht van de Serviceorganisatie namens de gemeenten uit. Op dit moment zijn er echter alleen mandaatbesluiten tussen de Drechtsteden gemeenten en het JKC om de voorbereidingen op beroepschriften uit te voeren. Voor de overige gemeenten is er nog niks geregeld. Om de uitvoering voort te zetten is het volgens artikel 10.1.1 van het AWB nodig om de ondersteuning bij beroepschriften toe te voegen aan het al bestaande mandaatbesluit van de Serviceorganisatie Jeugd en deze vast te laten stellen door de 17 colleges van burgemeester en wethouders. Werkwijze Bezwaarschriften Ten aanzien van de Jeugdwet is de voorbereiding van beslissing op bezwaar gemandateerd aan de Serviceorganisatie Jeugd. Dit is door de 17 gemeenten besloten middels de Sturingsnotitie Jeugdhulp. De 17 gemeenten in de regio Zuid-Holland-Zuid hebben elk middels een collegebesluit de 'Regeling adviescommissie bezwaarschriften Jeugdwet' vastgesteld. Na het vaststellen van deze regeling is er een bezwaarschriftencommissie Jeugdwet opgericht en sinds 1 januari 2017 verzorgen zij het horen van belanghebbenden en stelt een advies op voor het betreffende college. Een medewerker van het JKC voert in opdracht van de Serviceorganisatie de ondersteuning van de bezwaarschriftencommissie uit. Het college neemt uiteindelijk de beslissing op bezwaar. 1

Beroepschriften De ondersteuning bij beroepschriften wordt door het vaststellen van het mandaatbesluit gemandateerd aan de Serviceorganisatie. De Serviceorganisatie geeft vervolgens de opdracht aan het JKC om deze ondersteuning uit te voeren. De ondersteuning bij beroepschriften wordt als volgt uitgevoerd. Een medewerker van het JKC bereidt het verweerschrift voor namens het college van de betreffende gemeente. Dit gebeurt in nauwe samenspraak met de Stichting Jeugdteams en de Serviceorganisatie. De medewerker van het JKC vertegenwoordigt het college bij de rechtbank en voert het verweer. Zodra er een beroepschrift wordt ingediend wordt de betreffende gemeente hiervan op de hoogte gesteld en zodra de uitspraak van de rechtbank bekend is, informeert het JKC de Serviceorganisatie hierover. De Serviceorganisatie informeert vervolgens het college. Reeds genomen besluiten 1. Mandaatbesluit van de Serviceorganisatie Jeugd Zuid Holland Zuid (vastgesteld op 11 december 2014) 2. Regeling adviescommissie bezwaarschriftencommissie jeugdwet Argumenten De voorbereiding op de beslissing op bezwaar is gemandateerd aan de Serviceorganisatie. Een beroepschrift volgt altijd naar aanleiding van een de behandeling van een bezwaarschrift. Door de ondersteuning van de beroepszaken ook te mandateren aan de Serviceorganisatie kunnen de voorbereidingen die zijn gedaan voor de beslissing op bezwaar ook worden meegenomen. De Serviceorganisatie heeft het Juridisch Kenniscentrum (JKC) de opdracht gegeven om de ondersteuning ten aanzien van beroepschriften uit te voeren. Het JKC heeft inmiddels de gewenste kennis en ervaring opgedaan in de al lopende beroepszaken jeugdwet. Zij zijn hierdoor in staat om de ondersteuning bij beroepschriften op een adequate manier op te pakken. Bovendien is het mandateren van deze taken aan de Serviceorganisatie efficiënter, omdat gemeenten dan zich dan niet hoeven verdiepen in een beroepschrift, waarvan het bezwaarschrift door de Serviceorganisatie/JKC is voorbereid. Betreffende gemeente wordt uiteraard wel geïnformeerd en op de hoogte gehouden van de uitspraken van de rechtbank. Kanttekeningen en risico s n.v.t. Kosten, baten en dekking Deze taak viel niet onder verantwoordelijkheid van de Serviceorganisatie en is in de begroting dan ook niet meegenomen. Voor de ondersteuning van de beroepschriften Jeugdwet wordt ruimte gezocht in de begroting van de Serviceorganisatie. Eventuele griffiekosten komen voor rekening van de betreffende gemeente. Communicatie n.v.t. Juridische of personele consequenties n.v.t. Vervolgprocedure 2

Individuele gemeenten dienen het mandaatbesluit beroepschriften Jeugdwet te laten vast stellen door hun college. Evaluatie en verantwoording n.v.t. Portefeuillehouder: J. de Witte Informatie: L. Marchena Telefoonnummer: 06-23212485 E-mail: ld.marchena@jeugdzhz.nl Bijlagen: 1. Mandaatbesluit SO Jeugd 3

Aan het Algemeen bestuur van de publieke gezondheid en Jeugd Serviceorganisatie Jeugd ZHZ Postadres Postbus 388 3300 AJ Dordrecht Dordrecht, 7 februari 2018 T 078 770 2352 E contact@jeugdzhz.nl Betreft: Uitspraken rechtbank beroepszaak Jeugdwet Zuid-Holland Zuid Geachte leden van het algemeen bestuur, Op 5 februari jl. heeft de Rechtbank Rotterdam een tweetal uitspraken gedaan over beroepszaken Jeugdwet in de regio Zuid-Holland Zuid. Dit memo geeft een samenvatting en duiding van deze uitspraken. Beide beroepszaken gaan over de weigering een individuele voorziening toe te kennen in de leveringsvorm pgb voor de inzet van het sociaal netwerk, zijnde de ouders. Beroepszaak 1 Uitspraak De rechtbank heeft in deze zaak een tussenuitspraak gedaan. Volgens de rechtbank voldoet het onderzoek op een tweetal punten niet aan de zorgvuldigheidseisen conform de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep waarin de getrapte werkwijze wordt beschreven. Het college wordt in de gelegenheid gesteld om binnen 9 weken de geconstateerde gebreken te herstellen met inachtneming van hetgeen de rechtbank in de uitspraak heeft overwogen. De eiser moet informatie verstrekken, die gebruikt moet worden door college om het gebreken in de besluitvorming te herstellen. N.B. Aan deze jeugdige zijn daarnaast wel voorzieningen Jeugdhulp toegekend, namelijk in de leveringsvorm pgb voor de inzet van het sociaal netwerk en in de vorm van Zorg in Natura bij een Jeugdhulpaanbieder. Vervolg naar aanleiding van de uitspraak Met deze tussenuitspraak krijgt het college de gelegenheid om de gebreken te herstellen. In overleg met de Stichting jeugdteams en het Juridisch kenniscentrum zal naar aanleiding van de tussenuitspraak en genoemde gebreken het onderzoek worden opgepakt. Zodra er een einduitspraak gedaan is door de rechtbank zullen we u nader informeren. www.jeugdzhz.nl

Beroepszaak 2 In de andere beroepszaak heeft de Rechtbank Rotterdam het beroep ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college voldoende zorgvuldig onderzoek gedaan naar de hulpvraag van de jeugdige (en diens ouders) en de opgroei- en opvoedproblemen. College heeft volgens de rechtbank op basis van dit onderzoek passende voorzieningen getroffen. Er is volgens de rechtbank niet gebleken dat de ouders niet in staat zijn om op eigen kracht en met het sociaal netwerk en de voorzieningen (in de vorm van Zorg in Natura bij een jeugdhulpaanbieder) die zijn toegekend de zorg die voor de jeugdige nodig is te kunnen dragen. Het gegeven dat ouders meer zorg leveren dan gebruikelijk, kan niet leiden tot de conclusie dat aan ouders een pgb moet worden verstrekt. Gevolgen van de uitspraak Met deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam zien we dat de uitgangspunten van de Jeugdwet worden bekrachtigd, als het gaat om de primaire verantwoordelijkheid van ouders om zonder financiële vergoeding te voorzien in de opvoeding van hun kinderen; het normaliseren van de opvoeding. Beide uitspraken zijn inmiddels door de rechtbank Rotterdam verstrekt aan de gemachtigde van de ouders. Met vriendelijke groet, Directeur van de Serviceorganisatie Jeugd Zuid Holland Zuid P.J. Kadee www.jeugdzhz.nl

Mandaatbesluit, Serviceorganisatie Jeugd Zuid-Holland Zuid 2018 Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente <naam>, gelet op: de Jeugdwet, in het bijzonder artikel 2.8; de Verordening jeugdhulp van de gemeente <naam>; artikel 5, onder IV, van de gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid; afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht; artikel 171 van de Gemeentewet; de vooraf verkregen instemming van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur van de gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid en Jeugd Zuid-Holland Zuid met mandaatverlening door de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling aan de Directeur SO. B e s l u i t : terzake van de volgende bevoegdheden en onder de hierna volgende regels mandaat en machtiging te verlenen aan de Directeur van de Serviceorganisatie Jeugd Zuid-Holland Zuid. Artikel 1 Begripsbepalingen In dit besluit en de daarop berustende bepalingen worden verstaan onder: a. algemeen bestuur het algemeen bestuur van het samenwerkingsverband; b. College het college van burgemeester en wethouders van de gemeente <naam>; c. dagelijks bestuur het dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband; d. Directeur SO: de Directeur van de Serviceorganisatie als bedoeld in artikel 5, onder IV van de gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid; e. Gemeente de gemeente <naam> f. samenwerkingsverband het rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van de gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid; g. Serviceorganisatie de Serviceorganisatie Jeugd als organisatieonderdeel van het samenwerkingsverband, ingesteld bij besluit van het algemeen bestuur van 11 december 2014. Artikel 2 Mandaat 1. Het college verleent mandaat en machtiging aan de Directeur SO om namens het College besluiten te nemen, respectievelijk feitelijke handelingen te verrichten uit hoofde van de bevoegdheden die zijn opgesomd in de als bijlage 1 bij dit besluit gevoegde mandaat- en machtigingslijst. 2. Het mandaat, bedoeld in het eerste lid, behelst niet de bevoegdheid tot beslissen op bezwaarschriften, bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De Directeur SO is wel gemachtigd tot het verrichten van alle voor het nemen van een beslissing op bezwaar vereiste voorbereidingshandelingen,

waaronder het inwinnen van advies bij een door het algemeen bestuur van het samenwerkingsverband ingestelde bezwaaradviescommissie. 3. Het mandaat omvat tevens de bevoegdheid om namens de gemeente een verweerschrift in te dienen bij de rechtbank naar aanleiding van een (hoger) beroep tegen een besluit van de gemeente. Artikel 3 Ondermandaat 1. Het is de Directeur SO toegestaan ondermandaat te verlenen aan direct onder hem ressorterende functionarissen binnen de Serviceorganisatie. In het betreffende besluit tot verlening van ondermandaat kan worden bepaald dat ook aan andere functionarissen ondermandaat kan worden verleend, indien dit wenselijk of noodzakelijk is wegens de specifieke kenmerken van de bevoegdheid. 2. Waar in dit besluit wordt gesproken van mandaat, mandaatgever en gemandateerde, wordt daaronder tevens begrepen ondermandaat en ondermandaatgever en ondergemandateerde. Artikel 4 Voorschriften en instructies 1. De gemandateerde is bevoegd tot het verrichten van alle handelingen, benodigd voor de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering van een door hem krachtens mandaat genomen besluit. 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt ook voor het opstellen van een verweerschrift. 3. De uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden geschiedt binnen de grenzen en met inachtneming van het ter zake geldende recht, specifiek met inachtneming van artikel 10:3 Algemene wet bestuursrecht, het bepaalde bij of krachtens de Jeugdwet en de bij of krachtens wettelijke regelingen door het College vastgestelde richtlijnen, beleidsregels van het College, evenals de financiële afspraken die gelden op grond van de regeling voor de uitoefening van de betreffende taak. 4. Een ieder aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat is verleend, past de algemene dan wel specifieke instructies, bedoeld in artikel 10:6 Algemene wet bestuursrecht, van het college toe. 5. Het College zorgt ervoor dat de Directeur SO over de informatie beschikt die noodzakelijk is voor een correcte uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden. De Directeur SO zorgt ervoor dat de personen aan wie hij ondermandaat verleent eveneens kunnen beschikken over de informatie, bedoeld in de eerste volzin. 6. Het College treedt bij voorgenomen nieuw beleid of beleidswijzigingen in overleg met de Directeur SO over uitvoeringsaspecten indien dat beleid raakt aan de taken en bevoegdheden die de Serviceorganisatie voor het College uitvoert. 7. De gemandateerde oefent zijn bevoegdheid niet uit indien hij bij de te nemen beslissing een persoonlijk belang heeft als bedoeld in artikel 2:4, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht. 8. Bij het nemen van beschikkingen omtrent toegang tot individuele voorzieningen voor jeugdhulp als bedoeld in artikel 2 van de Verordening jeugdhulp van de gemeente <naam>, betrekt de gemandateerde de met het oog daarop uitgebrachte adviezen van jeugdhulpverlener(s) uit het betrokken jeugdteam. Artikel 5 Informatie- en overlegplicht 1. De gemandateerde stelt het College door tussenkomst van de Directeur SO - in kennis van krachtens mandaat te nemen of reeds genomen besluiten waarvan moet worden aangenomen dat kennisneming door het College gewenst is. Hier is in ieder geval sprake van indien:

a. de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid voor het College gelet op de inhoud van het besluit, de geadresseerde of de politieke gevoelens in de gemeenteraad of de samenleving naar verwachting politieke en maatschappelijke gevolgen zal hebben, of indien een besluit naar redelijke verwachting tot consequentie kan hebben dat de gemeente aansprakelijk wordt gesteld of anderszins in rechte wordt aangesproken; b. advies nodig is van anderen dan de gemandateerde of onder hem ressorterende medewerkers en het advies niet aansluit op het eigen standpunt van de gemandateerde dan wel niet tot dezelfde uitkomsten leidt; c. de Directeur SO het noodzakelijk acht af te wijken van de door het College vastgestelde kaders en beleid. In dergelijke gevallen, verschaft de Directeur SO de benodigde informatie en voert hij overleg met het College alvorens de gemandateerde bevoegdheden (verder) uit te oefenen. 2. Het niet voldoen aan de in lid 1 omschreven terugkoppelingsplicht doet niet af aan de rechtsgeldigheid van de krachtens mandaat genomen beslissing. 3. De Directeur SO draagt zorg voor periodieke verslaglegging van de door hem in mandaat en onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen krachtens ondermandaat genomen besluiten via de reguliere planning- en controlcyclus, één en ander in overleg met het College. De verslaglegging heeft ook betrekking op de uitputting van het voor uitvoering van de gemandateerde bevoegdheden beschikbare budget. 4. Onverminderd de periodieke verslaglegging, stelt de Directeur SO het college onverwijld op de hoogte van een op enig moment dreigende of voorzienbare overschrijding van het voor uitvoering van de gemandateerde bevoegdheden beschikbare budget en voert overleg over tijdig te treffen passende maatregelen. 5. Gebruik van gemandateerde bevoegdheden is niet toegestaan indien dit leidt tot overschrijding van het voor uitvoering van de gemandateerde bevoegdheden beschikbare budget. 6. Periodiek wordt door de Directeur SO in samenspraak met het College de mandaatverlening en de informatieverstrekking geëvalueerd. Artikel 6 Overeenkomstige toepassing op voorbereiding van feitelijke handelingen en uitvoeringshandelingen Dit besluit is van overeenkomstige toepassing op het voorbereiden van besluiten en het uitvoeren van feitelijke handelingen (waaronder handelingen die verband houden met voorbereiding en uitvoering van besluiten), waartoe hierbij machtiging wordt verleend. Artikel 8 Ondertekening 1. Indien een besluit wordt genomen bij of krachtens het bepaalde in artikel 2 luidt de ondertekening: Burgemeester en wethouders van <gemeente> namens dezen, Directeur van de Serviceorganisatie Jeugd Zuid-Holland Zuid Gevolgd door de handtekening en naam van de functionaris. 2. Ingeval van uitoefening van ondermandaat worden uitgaande stukken overeenkomstig het hiervoor bepaalde ondertekend, met dien verstande dat de naam, de functieaanduiding en de handtekening van de gemandateerde medewerker in de plaats van de naam, de functieaanduiding en de handtekening van de eerst gemandateerde, wordt geplaatst.

3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid is van overeenkomstige toepassing bij de ondertekening van verweerschriften. Artikel 9 Slotbepalingen 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag nadat het overeenkomstig artikel 3:42, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is bekendgemaakt. 2. Dit besluit wordt aangehaald als Mandaatbesluit Serviceorganisatie Jeugd Zuid- Holland Zuid gemeente <naam> Aldus besloten op <datum> Burgemeester en wethouders van <gemeente> de secretaris, de burgemeester, <naam> <naam>

Bijlage 1: Mandaat- en machtigingslijst Overzicht van taken zoals bedoeld in de Jeugdwet die worden gemandateerd. ONDERDEEL A: bepalingen uit de Jeugdwet: Hoofdstuk 1 Het maken van de beoordelingen als bedoeld in artikel 1.2 van de Jeugdwet. Hoofdstuk 2 Het uitoefenen van de bevoegdheid van artikel 2.3 om te beoordelen of jeugdhulp nodig is en draagt zorg voor een goed begeleidingstraject. Uitvoering van de verplichting neergelegd in artikel 2.3, lid 3 van het college om voorzieningen te treffen die de ouders in staat te stellen hun rol als opvoeder te vervullen. Uitvoering van de plicht in artikel 2.3, lid 6 van het college om zorg te dragen voor uithuisplaatsing. Artikel 2.4: college heeft de bevoegdheid om als dat naar zijn oordeel noodzakelijk is te verzoeken om onderzoek bij de raad voor de kinderbescherming. Artikel 2.7, lid 1; college voert overleg over het treffen van individuele voorzieningen, onder meer met scholen of onderwijsinstellingen; lid 3: college verzekert zich dat jeugdhulpaanbieder aan verantwoordelijkheidstoedeling voldoet. lid 4: college maakt afspraken met onder meer huisartsen over zorgverwijzing. lid 5: college stemt verantwoordelijkheden af met zorgverzekeraars. Artikel 2.11: het college kan de uitvoering van de Jeugdwet door derden laten verrichten. Hoofdstuk 6 Artikel 6.1.2, lid 5: beoordelingsbevoegdheid college omtrent noodzaak machtiging uithuisplaatsing Artikel 6.1.4, lid 3: beoordelingsbevoegdheid college omtrent noodzaak voorwaardelijke machtiging uithuisplaatsing Artikel 6.1.8: bevoegdheid college tot indiening van een verzoek tot machtiging uithuisplaatsing bij de rechter. Uitvoering van de verplichting van artikel 6.1.12, zesde lid tot het doen van mededeling van het vervallen van de machtiging. Uitoefening van de bevoegdheid van artikel 6.2.2 van het college om te verzoeken om een machtiging uithuisplaatsing in een justitiële inrichting ten uitvoer te leggen. Hoofdstuk 7 Uitoefening van de bevoegdheden die verband houden met het bepaalde in artikel 7.1.3.1. Uitoefening van de bevoegdheden die verband houden met het bepaalde in artikel 7.1.3.2: het college gaat na of meldingsbevoegden na het ontvangen van een signaal contact met elkaar hebben gehad. Uitoefening van de bevoegdheden die verband houden met het bepaalde in artikel 7.2.6; Uitoefening van de bevoegdheden die verbandhouden met het bepaalde in artikel 7.4.1; Uitoefening van de bevoegdheden en verplichtingen die voortvloeien uit het bepaalde in artikel 7.4.2;

Hoofdstuk 8 Uitoefening van de bevoegdheden om op grond van artikel 8.1.1 tot en met 8.1.6.besluiten te nemen omtrent toekenning, weigering, intrekking, of herziening van een persoonsgebonden budget en/of een voorziening in natura en het geven van voorlichting over keuze voor een budget in plaats van een voorziening in natura. Hoofdstuk 10 Artikel 10.4: bevoegdheid tot het verwerken van persoonsgegevens. ONDERDEEL B: Bepalingen uit de Verordening Jeugdhulp Artikel 3 Artikelen 4 tot en met 7 Artikel 8, leden 2 tot en met 4 Artikel 9 tot en met 11 ONDERDEEL C: Voorbereiding van beslissingen op bezwaar De voorbereiding van beslissingen op bezwaar naar aanleiding van bezwaren die zijn gemaakt tegen namens het college van burgemeester en wethouders genomen besluiten op basis van de in deze bijlage genoemde bevoegdheden. ONDERDEEL D: Het indienen van een verweerschrift Het opstellen en vervolgens indienen van een verweerschrift naar aanleiding van een beroep tegen een door het college van burgemeester en wethouders genomen besluit op een bezwaar.

WERKBIJLAGE INTREKKING MANDAAT, VOLMACHT EN MACHTIGINGSBESLUIT Intrekking mandaat, volmacht en machtiging Het college van burgemeester en wethouders, alsmede de burgemeester afzonderlijk, van de gemeente <naam>, ieder voor zover het de eigen bevoegdheid betreft, gelet op: het mandaatbesluit van het college van burgemeester en wethouders van <datum>; het besluit tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid in verband met uitvoering van de jeugdhulp zoals op- en overgedragen aan het organisatieonderdeel Jeugdzorg; B e s l u i t : tot intrekking van het besluit van [dd-mm-2014] tot verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid en Jeugd Zuid-Holland Zuid, respectievelijk zijn voorzitter, om namens de gemeente overeenkomsten aan te gaan en te tekenen voor de inkoop van jeugdhulp. Burgemeester en wethouders van <gemeente> de secretaris, de burgemeester, <naam> <naam> De Burgemeester van <gemeente> <naam> <naam>

CONCEPT WERKBIJLAGE BEZWARENCOMMISSIE, ter kennisname Het algemeen bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid; gezien de wenselijkheid van instelling van een onafhankelijke commissie van advies voor advisering van colleges van burgemeester en wethouders over de afhandeling van bezwaren tegen beschikkingen die zijn genomen in het kader van uitvoering van de bij of krachtens de Jeugdwet toegekende bevoegdheden; gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet; gelet op artikel 27, eerste, tweede en derde lid van de Gemeenschappelijke regeling; BESLUIT: Hoofdstuk I Instelling Artikel 1 Instelling en taak van commissie 1. Er is een vaste bezwaarschriftencommissie. 2. De commissie is belast met de advisering over de volledige heroverweging van bestreden besluiten die krachtens mandaat door functionarissen van de Serviceorganisatie zijn genomen namens de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten, in het kader van uitvoering van de Jeugdwet Artikel 2 Samenstelling van de commissie De commissie bestaat uit 5 leden, waaronder een voorzitter en een vicevoorzitter. Artikel 3 Benoeming van de leden 1. Het algemeen bestuur benoemt de leden. 2. Het lidmaatschap vangt aan op de eerste dag nadat het besluit, bedoeld in het eerste lid, op wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. 3. Het lidmaatschap eindigt met ingang van de dag waarop: a. een termijn van vier jaar is verstreken waarbij het mogelijk is één keer herbenoemd te worden; b. het lid een functie als bedoeld in het zesde lid gaat bekleden; c. een besluit als bedoeld in artikel 5, eerste of tweede lid, op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. 4. De voorzitter en de vice-voorzitter worden in functie benoemd. 5. Niet tot lid kunnen worden benoemd: a. leden van het algemeen bestuur; b. leden van één van de colleges van deelnemende gemeenten; c. ambtenaren en medewerkers van de deelnemende gemeenten, van de gemeenschappelijke regeling of van Jeugdzorginstelling die in het zorggebied van de Serviceorganisatie werkzaam is.

6. Evenmin tot lid kunnen worden benoemd personen die minder dan vier jaren voorafgaand aan hun voorgenomen benoeming: a. lid zijn geweest van een bestuursorgaan als bedoeld in het vijfde lid; b. ambtenaar of medewerker van de gemeente of van de gemeenschappelijke regeling zijn geweest; c. ambtenaar of medewerker van een orgaan als bedoeld in het zesde lid, onderdeel g, zijn geweest. Artikel 5 Schorsing en ontslag van de leden 1. Het algemeen bestuur ontslaat een lid, indien het betreffende lid: a. daarom schriftelijk heeft verzocht; b. wegens een misdrijf strafrechtelijk tot een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf is veroordeeld. 2. De raad kan een lid schorsen of ontslaan, indien het betreffende lid: a. de onafhankelijkheid, onpartijdigheid of integriteit van de commissie ernstig in gevaar heeft gebracht; of b. het aanzien van de commissie anderszins ernstig heeft aangetast. Artikel 6 Kamers 1. De voorzitter kan kamers instellen. 2. Een kamer behandelt één of meer, door de voorzitter nader te bepalen, zaken. 3. Een kamer voldoet aan de vereisten, bedoeld in artikel 7:13, eerste lid, van de Awb. Artikel 7 Vice-voorzitter De vice-voorzitter beschikt over de bevoegdheden die ingevolge de Awb dan wel bij of krachtens de verordening aan de voorzitter zijn toegekend. Artikel 8 Secretaris 1. De Directeur van de Serviceorganisatie wijst één of meer secretarissen aan. 2. De secretaris is belast met de ondersteuning van de commissie in de breedste zin van het woord. 3. Na zijn aanwijzing is de secretaris, voor zover het gaat om aangelegenheden als bedoeld in artikel 2, tweede en derde lid, slechts verantwoording schuldig aan de commissie. 4. De commissie of de voorzitter kan de bevoegdheden die aan haar onderscheidenlijk hem ingevolge de Awb zijn toebedeeld, mandateren aan de secretaris. Hoofdstuk II Werkzaamheden Artikel 9 Vooronderzoek 1. De commissie kan besluiten om voorafgaand aan de hoorzitting getuigen en deskundigen te horen. 2. Het horen, bedoeld in het eerste lid, geschiedt door de voorzitter.

3. De commissie kan een deskundige benoemen voor het instellen van een onderzoek. Artikel 8:47, tweede tot en met vijfde lid, van de Awb is van overeenkomstige toepassing. Artikel 10 Hoorzitting 1. De secretaris draagt er zorg voor dat alle belanghebbenden voor het bijwonen van de hoorzitting worden uitgenodigd. 2. De hoorzitting is openbaar. Artikel 8:62, tweede lid, van de Awb is van overeenkomstige toepassing. [Door het van overeenkomstige toepassing verklaren van artikel 8:62 van de Awb kan de commissie bepalen dat het onderzoek ter zitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren zal plaatsvinden, bijvoorbeeld in het belang van minderjarigen of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen. Mij dunkt dat in feite standaard met gesloten deuren zal worden gehoord.] 3. De commissie kan getuigen uitnodigen, en deskundigen en tolken benoemen. Artikel 8:60, derde lid, van de Awb is van overeenkomstige toepassing. 4. Tijdens de hoorzitting worden geen geluid- en/of beeldregistraties gemaakt, tenzij de voorzitter hiervoor toestemming verleent. 5. Het verslag van de hoorzitting wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris. Artikel 11 Sluiting, schorsing en heropening van het onderzoek 1. De commissie sluit het onderzoek indien zij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. 2. De commissie sluit het onderzoek aan het eind van de hoorzitting, tenzij zij toepassing geeft aan het derde of vierde lid. 3. De commissie kan het onderzoek tijdens de hoorzitting schorsen. 4. De commissie kan het onderzoek na afloop van de hoorzitting heropenen. 5. Indien de commissie toepassing geeft aan het derde of het vierde lid, kan zij een tussenadvies geven. Artikel 12 Beraadslaging 1. De commissie beraadslaagt achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies. 2. De beraadslaging geschiedt door de leden die aan de hoorzitting hebben deelgenomen. 3. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies. Indien de stemmen staken, is de stem van de voorzitter beslissend. 4. Van de beraadslaging wordt geen verslag gemaakt. Artikel 13 Advies

1. De commissie geeft aan het college dat op de bezwaren heeft te beslissen advies. 2. Het advies is met redenen omkleed, en bevat in ieder geval een voorstel voor: a. het geheel of gedeeltelijk in stand laten of herroepen van het bestreden besluit; b. indien nodig, de inhoud van het vervangende besluit; en c. indien nodig, de beslissing op een verzoek als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb. Artikel 14 Verschoning 1. Een lid neemt niet deel aan de behandeling van en de beraadslaging over een bezwaar, indien daardoor zijn onafhankelijkheid of onpartijdigheid in het geding komt of kan komen. 2. Een lid neemt evenmin deel aan de behandeling van en de beraadslaging over een bezwaar, indien bij derden redelijkerwijs de schijn kan ontstaan dat het betreffende lid niet onafhankelijk of onpartijdig is of kan worden. Artikel 15 Verzending van stukken 1. De commissie zendt het advies en het verslag van de hoorzitting tegelijkertijd aan alle partijen. 2. De verzending, bedoeld in het eerste lid, vindt dermate spoedig plaats, dat het verwerend orgaan redelijkerwijs op het bezwaar kan beslissen binnen de termijn, bedoeld in artikel 7:10, eerste lid, van de Awb. 3. Indien de commissie niet in staat is om te voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, doet zij hiervan mededeling aan het verwerend orgaan binnen de termijn, bedoeld in artikel 7:10, eerste lid, van de Awb. Hoofdstuk III Vergoedingen Artikel 16. Vergoedingen voor het bijwonen van vergaderingen. 1. De voorzitter van de commissie ontvangt voor het bijwonen van de vergadering een vergoeding van 235,--. 2. De leden van de commissie ontvangen voor het bijwonen van de vergadering een vergoeding van 185,--. 3. Het bijwonen van de vergadering blijkt uit het tekenen van een presentielijst. 4. Aan de voorzitter en de leden van de commissie worden de reis- en verblijfkosten voor het bijwonen van een vergadering van de commissie vergoed overeenkomstig de ministeriële regeling Reisregeling binnenland. 5. De vergoeding wordt per vergadering uitbetaald op declaratiebasis.

Nota van reactie zienswijzen op begrotingswijziging SOJ 2018 Gemeente Inbreng Reactie Alblasserdam Zienswijze begrotingswijziging De gemeente geeft als aandachtspunten mee: 1. De gemeente adviseert alle middelen voor het jeugddeel van Veilig Thuis van de gemeente rechtstreeks naar de DG&J te laten gaan bij het wijzigen van de begroting. De SOJ zal in haar aanbiedingsbrief aan de raden duidelijk(er) de nu voorgestelde werkwijzen moeten toelichten. 2. De gemeente adviseert de context van de totale overschrijding op jeugdhulp (7,3 miljoen euro, inclusief de extra bijdrage van 1,9 miljoen euro voor het jeugddeel van Veilig Thuis), duidelijk te schetsen in de aanbiedingsbrief. 3. De gemeente roept de SOJ en Stichting Jeugdteams op om overhead en bedrijfsvoering zoveel mogelijk terug te brengen zodat een zo groot mogelijk deel naar hulp aan jeugdigen gaat. De gemeente wil op korte termijn meer duidelijkheid over de precieze invulling van de extra functies (0,2 miljoen euro) bij de SOJ en de manier waarop de objectiviteit ten opzichte van de SOJ gewaarborgd blijft. De gemeente wenst dat deze functies tijdelijk zijn en geëvalueerd worden op hun effectiviteit. 4. De gemeente adviseert duidelijkheid te hebben over de gevraagde compensatie van 0,3 miljoen euro vanwege de VNG-betalingen voor Kindertelefoon en Vertrouwenswerk, voordat de begrotingswijziging wordt vastgesteld. 1. We zullen zorgen voor een duidelijke toelichting. 2. We zullen zorgen voor een duidelijke toelichting. 3. De overhead van beide organisaties is al zeer gering. Uiteraard zullen we een en ander blijven verantwoorden. Het is ons niet duidelijk wat wordt bedoeld met de opmerking over het waarborgen van de objectiviteit ten opzichte van de SOJ. 4. Toen het Algemeen Bestuur het besluit nam tot de voorgenomen begrotingswijziging, was de aanname dat de korting op de rijksbijdrage gecompenseerd zou worden. Inmiddels is duidelijk dat de korting op de rijksbijdrage voor Kindertelefoon en Vertrouwenswerk niet wordt gecompenseerd. De rijksbijdrage is daardoor 0,3 miljoen euro lager dan in het MJP gepresenteerd. Vanwege de onduidelijkheid is nu besloten om dit bedrag niet op te halen en hier in de aankomende bestuursrapportage op terug te komen. 1

Gemeente Inbreng Reactie Opmerkingen MJP De gemeente is blij met het MJP en geeft als aandachtspunten mee: 1. MJP lijkt financieel gedreven. Inhoudelijke opgave (jeugdhulp dichtbij, laagdrempelig, vroegtijdig en effectief) moet voorop staan. De afgesproken uitgangspunten van de Visie Jeugdhulp komen niet nadrukkelijk terug in MJP. Gesprek met de raden moet vanuit deze visie worden gevoerd. 2. De opgave is kinderen centraal te laten staan en hun stem en behoeften boven te laten komen, zodat de beperkte middelen daar terechtkomen waar ze het meest nodig zijn: bij de meest kwetsbare groep in de samenleving. 3. De complexiteit van de jeugdhulp en het raakvlak met aangrenzende domeinen zorgt dat het effect van interventies onduidelijk is. Het gesprek met de raden moet gaan over het versterken van de beweging om de middelen over het hele stelsel effectiever te verdelen. De gemeente wil samen leren, effect van beleid monitoren en goed naar anderen kijken en tegelijkertijd realistisch blijven over stuurbaarheid van de instroom. Het MJP moet jaarlijks tegen het licht worden gehouden bij het opstellen van de begroting. Jaarlijks wil de gemeente horen wat wel/niet succesvol is geweest in de verschillende gemeenten. 4. Vernieuwen betekent voor de gemeenten dat we ons gezamenlijk afvragen waar de middelen het meest effectief zijn om de doelen te bereiken: ieder kind groeit gezond en veilig op. En als dat nodig is snelle en adequate hulp inzetten. Bij wachtlijsten moeten de ernst van de zorg leidend zijn voor de wachttijd; hoe ernstiger de zorg, hoe korter de wachttijd. Hiervoor moet zorg uit de regionale zorgmarkt verschuiven naar meer ondersteuning vanuit jeugdteams en moet worden ingezet op preventie, 1. Verschillende gemeenten hebben ons als opdracht meegegeven de jeugdhulp binnen het kader van de rijksmiddelen uit te voeren. In het MJP hebben wij aangegeven dat dit alleen lukt als de beoogde transformatie wordt gerealiseerd. Deze transformatie gaat uit van de in 2014 vastgestelde regionale visie 'Jeugdigen en gezinnen versterken'. De uitwerking van het MJP in lokale en regionale plannen wordt de transformatie verder geoperationaliseerd. 2. Zie de reactie op aandachtspunt 1; op basis van de regionale visie, onder andere door te normaliseren en demedicaliseren, kunnen jeugdhulpmiddelen steeds gerichter worden ingezet voor de jeugdigen die de hulp het meest nodig hebben. 3. Zoals we in het MJP hebben aangegeven, houden we deze jaarlijks tegen het licht om de resultaten van de gezamenlijke interventies te monitoren en zo nodig bij het opstellen van de begroting de taakstelling aan te passen. Gemeenten kunnen daarnaast onder andere in het Algemeen Bestuur uitwisselen welke lokale interventies wel/niet succesvol zijn geweest in de verschillende gemeenten. In het MJP hebben we aangegeven dat SOJ het leren van elkaar faciliteert door 2 keer per jaar een overzicht te leveren van de budgetuitnutting van de betreffende gemeenten ten opzichte van de inleg in het regionaal budget. 4. In het MJP hebben we in paragraaf 6.3 aangegeven dat middelen vanuit de regionale specialistische zorgmarkt verplaatst zullen worden naar het voorveld. Dit biedt gemeenten meer sturingsmogelijkheden. Gemeenten en SOJ zullen in afstemming met de jeugdhulpaanbieders in het 3 e kwartaal van 2018 bepalen waar deze middelen ingezet moeten worden. 2

Gemeente Inbreng Reactie informele hulp en vroegtijdige signalering, nog voordat het jeugdteam in beeld komt. In het MJP moet lokale financiële vrijheid expliciet worden opgenomen, zodat gemeenten lokaal zeggenschap hebben over waar zij de middelen inzetten. 5. De beoogde bezuiniging in het MJP is zeer ambitieus. De gemeente wil graag een reactie zien vanuit de Stichting Jeugdteams op het MJP. De gemeente wil daarnaast dat bureaucratie wordt teruggedrongen, o.a. bij de nee-tenzijregeling. De gemeente wil dat de Stichting Jeugdteams kan doen wat ze moeten doen en vertrouwen en ruggensteun (ook in de vorm van kennisverbreding en vaardigheidstrainingen) krijgen. 6. De gemeente dringt er op aan om de tarieven van ZIN en PGB zodanig te laten zijn dat ouders en jeugdigen echt een eerlijke keuze kunnen maken. 7. Uit bijlage 5 blijkt dat sommige gemeenten rekenkundig gezien voor volgend jaar geen doelstelling hebben. De gemeente adviseert het bestuur om gezamenlijk af te spreken dat elke gemeente zijn inzet intensiveert. 8. De gemeente adviseert het bestuur om een inspanningsverplichting op te nemen voor het maken van afspraken met huisartsen ten behoeve van een goede samenwerking met de jeugdteams (58% van het LTA komt voort uit verwijzingen van huisartsen). De gemeente adviseert er op in te zetten dat huisartsen de noodzakelijkheid ook via andere wegen te horen krijgen, bijvoorbeeld via lobby bij het rijk en afspraken met organisaties die huisartsen ondersteunen. 5. Bij de ontwikkeling van het MJP is nadrukkelijk gesproken met de Stichting Jeugdteams en ook in de uitwerking van het MJP neemt de Stichting een zeer belangrijke rol in. We verwachten dat gemeenten bij de uitwerking van hun lokale plannen op basis van het MJP de Stichting Jeugdteams betrekken, zodat de plannen voor gemeenten en de stichting ook haalbaar zijn. In het MJP is aanpassing van de 'Nee, tenzij-regeling' opgenomen om onnodige bureaucratie te voorkomen en een aanzuigende werking uit te sluiten/te beperken. Zonder een goed lopend alternatief op de regeling, loopt het financiële risico enorm op. 6. Voor 2018 geldt dat de tarieven voor PGB gelijk zijn aan de tarieven van Zorg in Natura. 7. Een besluit nemen hierover is voorbehouden aan het Algemeen Bestuur. Wij stellen u voor dat uw vertegenwoordiger in het Algemeen Bestuur dit advies inbrengt in de vergadering waarin de begrotingswijziging wordt besproken. 8. Regionaal is afgesproken dat het maken van samenwerkingsafspraken met huisartsen tot de lokale verantwoordelijkheid behoort. We monitoren dat in de lokale plannen aandacht wordt besteed aan dit ontwerp. Het is aan uw raad om uw college hier op te bevragen. 3

Gemeente Inbreng Reactie 9. De gemeente ziet kansen voor ontschotting in het brede sociale domein en wil lokaal en regionaal leren doorzien welke ontschottingen het meest effectief zijn. Hiervoor is samenwerking noodzakelijk op de verschillende regionale niveaus en met de verschillende organisaties die de verschillende domeinen regelen. 9. In het MJP hebben we aangegeven dat in de lokale plannen niet alleen naar het jeugddomein gekeken moet worden, maar juist 3D breed. De SOJ werkt hier al aan mee, bijvoorbeeld door te participeren in gemeentelijke overleggen over de aansluiting 18-/18+ en het monitoren van de inzet van verlengde jeugdhulp. Wij gaan in gesprek in hoeverre deze ontschotting mogelijk is. Binnenmaas Zienswijze begrotingswijziging De gemeente onderschrijft het opnemen van extra middelen in de begroting van de SOJ in 2018 voor de regionale zorgmarkt en de "voorkant", zodat noodzakelijke (specialistische) hulp in 2018 ingezet kan worden en kinderen niet tussen wal en schip vallen. 1. De gemeente wil financiën niet leidend laten zijn, maar de juiste zorg voor kinderen en gezinnen. De gemeente vraagt de SOJ, de Stichting Jeugdteams en de gemeenten uit te gaan van de vastgestelde visie 'Jeugdigen en gezinnen versterken'. 2. De gemeente constateert dat het inhoudelijke ambitieniveau hoog is en wil binnen de jaarlijks begrote financiële kaders blijven. De gemeente verzoekt in 2018 de rapportages nieuwe stijl tijdig beschikbaar te stellen zodat er (indien nodig) nog bijgestuurd kan worden. 3. De gemeente ziet het MJP niet als een begroting maar als een koersbepaling om de kosten voor de jeugdhulp in overeenstemming te brengen met het rijksbudget voor het gemeentelijk sociaal domein breed. 1. Verschillende gemeenten hebben ons als opdracht meegegeven de jeugdhulp binnen het kader van de rijksmiddelen uit te voeren. In het MJP hebben wij aangegeven dat dit alleen lukt als de beoogde transformatie wordt gerealiseerd. Hiermee bedoelen we nadrukkelijk de transformatie zoals verwoord in de door u genoemde regionale visie, die inhoudelijk gedreven is. Deze visie blijft onverkort van kracht. Bij de uitwerking van het MJP in lokale en regionale plannen wordt de transformatie verder geoperationaliseerd. 2. Er is sprake van een spanningsveld tussen de juiste zorg voor kinderen en gezinnen (zie punt 1) en binnen de financiële kaders blijven. Zoals in het MJP is aangegeven, rapporteren we vanaf 2018 op 2 momenten, gelijk met de 1 e en 2 e Bestuursrapportage. Ook wordt het MJP jaarlijks herijkt om de resultaten te monitoren en zo nodig bij het opstellen van de begroting de taakstelling aan te passen. 3. Zoals we in het MJP hebben aangegeven, biedt het MJP een perspectief, maar is het geen meerjarenbegroting. Op basis van de huidige cijfers hebben we een voorspelling gedaan voor de komende jaren, maar we kunnen niet met de zekerheid van een begroting aangeven of de voorspelling ook 4

Gemeente Inbreng Reactie 4. De gemeente verzoekt het bestuur de taakstelling op aantallen zware zorg als voorbeeld te hanteren van de na te streven doelmatigheid, aangezien de effecten van preventie vaak pas later zichtbaar worden. waarheid wordt. We zetten op 3 niveaus met elkaar stevig in op transformatie met als perspectief om in 2022 binnen de grenzen van het rijksbudget te komen. Het realiseren van zowel de regionale als lokale taakstellingen is een voorwaarde hiervoor. 4. Zie de reactie op punt 3. Cromstrijen 1. PM Opmerking MJP 1. De gemeente wil inzicht in de aard en omvang van de wachtlijsten om deze beter te kunnen monitoren. 1. Over het thema wachtlijsten hebben we gemeenten eerder geïnformeerd door middel van een raadsinformatiebrief. In de contracten voor 2018 en 2019 hebben we als eis opgenomen dat aanbieders elk kwartaal een opgave doen van hun beschikbare capaciteit. Dordrecht Zienswijze begrotingswijziging De gemeente onderschrijft de begrotingswijziging zodat noodzakelijke jeugdhulp kan worden ingezet. 1. De gemeente stelt als voorwaarde dat het bestuur de gemeente tot aan de 1 e Burap proactief informeert over de reeds in gang gezette acties en signalen over voortgang of stagnering en de dreigende tekorten, als ook over de bijsturingsmaatregelen die het bestuur voornemens is te treffen om binnen het taakstellende kader van het financieel perspectief (jaarschijf 2018) te blijven, om zo te bepalen of de gevraagde extra bijdrage in zijn volle omvang noodzakelijk is. Opmerkingen MJP De gemeente heeft het MJP aangehouden, in afwachting van onder andere de bespreking in de werkgroep raadsleden ZHZ en het betrekken van de eerder uitgevoerde evaluatie van het 1. Zoals we ook in de afgelopen jaren hebben gedaan, informeren we gemeenten in de 1 e (en 2 e ) Bestuursrapportage over de uitnutting van het budget en zo nodig over bijsturingsmaatregelen. De benodigde informatie hiervoor is niet eerder beschikbaar wil deze enigszins betrouwbaar zijn. Op basis van het MJP wordt van gemeenten verwacht dat zij lokaal plannen maken om de transformatie te realiseren. We gaan ervan uit dat het aanhouden van het MJP door de gemeente 5

Gemeente Inbreng Reactie BRTA en het functioneren van de SOJ en de Jeugdteams, zodat op een later moment een aangepast MJP door de nieuwe raad kan worden vastgesteld. 1. De gemeente is lokaal aan zet om de transformatie vanuit een 3D perspectief vorm te geven, daarbij gefaciliteerd door de SOJ. Omgekeerd gaat de gemeente graag met de SOJ in gesprek over de mogelijke interventies en stappen rondom de toeleiding, toegang en de regionale zorgmarkt. De gemeente wil de krachten nadrukkelijker bundelen. Realisatie van deze doelstellingen vraagt om een nauwe samenwerking en verbinding op alle niveaus, als het gaat om informatie, de verdere uitwerking van de transformatie en het sturen op de resultaten. 2. De gemeente vraagt het bestuur druk te blijven uitoefenen richting het Rijk en te vragen om toereikende financiering voor de jeugdhulptaken. Giessenlanden en Molenwaard 3. De gemeente wil in het Algemeen Bestuur alle uitkomsten van de besluitvorming in de andere gemeenten bespreken, en hoe de aandachtspunten vanuit de gemeente Dordrecht opgepakt gaan worden. Zienswijze begrotingswijziging Beide gemeenten stemmen in met de voorgenomen begrotingswijziging. 1. De gemeenten verzoeken het bestuur de raden periodiek te informeren over de actuele (financiële en inhoudelijke) stand van zaken binnen de DG&J. De gemeenten horen graag hoe en wanneer zij deze periodieke informatie ontvangen. 2. De gemeenten willen een nadere analyse van de oorzaken van de toename van de zorgvraag en van lokale cijfers: wat zeggen deze cijfers? Dordrecht niet betekent dat het maken van het lokale plan wordt uitgesteld. 1. Wij zijn het me u eens dat transformatie alleen mogelijk is wanneer de krachten gebundeld worden. In het MJP zijn daarom de verschillende niveaus aan elkaar verbonden om gezamenlijk de transformatie de beslissende zet te geven. 2. Om deze reden hebben we in brieven aan de informateur en minister aandacht gevraagd voor het tekort op het jeugdhulpbudget voor onze regio en de minister uitgenodigd voor een werkbezoek. 3. De uitkomsten van de besluitvorming in de 17 gemeenten worden besproken in het Algemeen Bestuur aan de hand van deze nota van reactie. 1. Zoals in het MJP is aangegeven, rapporteren we vanaf 2018 op 2 momenten, gelijk met de 1 e en 2 e Bestuursrapportage over de stand van zaken. Ook wordt het MJP jaarlijks herijkt om de resultaten te monitoren en zo nodig bij het opstellen van de begroting de taakstelling aan te passen. 2. In afstemming met de gemeenten hebben we informatie over het gebruik van jeugdhulp per gemeente verder gespecificeerd en aan de gemeenten gevraagd of deze informatie voldoet voor het opstellen van de lokale plannen. Daarnaast kunnen gemeenten gebruik maken van de analyse die bij het MJP zijn gevoegd. 6

Gemeente Inbreng Reactie 3. De gemeenten willen te allen tijde uitvoering geven aan de Jeugdwet waarbij de jeugdige en zijn problematiek centraal staan, met inachtneming van het (gezins)systeem. De gemeenten willen uitgaan van de mogelijkheid van (jeugd)hulpverlening tot 23 jaar en een harde breuk/overgang tussen het 18 e en 23 e levensjaar tussen jeugdzorg en WMO-hulpverlening voorkomen. 4. Voor de gemeenten prevaleert de wettelijke plicht om jeugdigen passende hulp te bieden boven opgave om financieel in 2022 binnen de kaders van de rijksbijdrage te komen. 5. De gemeenten geven aan dat een meerjarenbegroting inzage geeft hoe om te gaan met het spanningsveld tussen wettelijke plicht en financiële opgave en dat het raden in staat stelt beter invulling te geven aan hun budgetterende taak. 6. De gemeenten geven aan dat gemeenteraden tijdig, frequent en volledig geïnformeerd moeten worden, omdat zij uiteindelijk het laatste woord hebben wanneer het gaat om het beschikbaar stellen van de benodigde middelen en afwijkingen van het vastgestelde beleid. 7. Gemeenten benadrukken dat de jeugdzorg alleen en uitsluitend kan worden gestuurd door het bestuur van de DG&J, waar de SOJ als een aparte uitvoeringsorganisatie onderdeel van is; sturing door gemeenten en SOJ leidt tot 2 kapiteins op 1 schip. 3. Verschillende gemeenten hebben ons als opdracht meegegeven de jeugdhulp binnen het kader van de rijksmiddelen uit te voeren. In het MJP hebben wij aangegeven dat dit alleen lukt als de beoogde transformatie wordt gerealiseerd. Bij de uitwerking van het MJP in lokale en regionale plannen wordt de transformatie verder geoperationaliseerd. In het MJP hebben we aangegeven dat daarbij niet alleen naar het jeugddomein gekeken moet worden, maar juist 3D breed. De SOJ werkt hier graag aan mee. 4. Zie de reactie op punt 3. De opdracht die de verschillende gemeenten meegeven, varieert van passende hulp bieden tot binnen financiële kaders blijven. Het mag duidelijk zijn dat dit tot een spanningsveld leidt. 5. Zoals we in het MJP hebben aangegeven, biedt het MJP een perspectief, maar is het geen meerjarenbegroting. Op basis van de huidige cijfers hebben we een voorspelling gedaan voor de komende jaren, maar we kunnen niet met de zekerheid van een begroting aangeven of de voorspelling ook waarheid wordt. We zetten op 3 niveaus met elkaar stevig in op transformatie met als perspectief om in 2022 binnen de grenzen van het rijksbudget te komen. Het realiseren van zowel de regionale als lokale taakstellingen is een voorwaarde hiervoor. 6. Zoals in het MJP is aangegeven, rapporteren we vanaf 2018 op 2 momenten, gelijk met de 1 e en 2 e Bestuursrapportage over de stand van zaken. Ook wordt het MJP jaarlijks herijkt om de resultaten te monitoren en zo nodig bij het opstellen van de begroting de taakstelling aan te passen. 7. Het is ons niet duidelijk wat er precies met deze opmerking wordt bedoeld. Uiteraard is het bestuur van de DG&J verantwoordelijk voor de gedelegeerde taken, maar de kracht van het stelsel in Zuid-Holland Zuid zit hem juist in de samenwerking waarbij het regionale niveau wordt verweven met het lokale niveau. Daarom zetten we in het MJP op 3 7

Gemeente Inbreng Reactie niveaus met elkaar stevig in op het realiseren van de transformatie. Opmerkingen MJP 1. De gemeenten missen het aspect dat het invulling geven aan 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur kan leiden tot kostenbesparing en een verschuiving van de achterkant naar de voorkant. De ene regisseur stelt samen met een gezin met problemen een hulpverleningsplan op (inventariseren, triageren, vinden van passende hulp bij voorkeur in de nabijheid van de cliënt en controleren of hulp passende oplossing was). De regisseur moet deskundig en ongebonden hebben en vrijwel geen uitvoerende taken hebben. 2. De gemeenten zijn verbaasd dat na de opmerking in het MPJ dat veel ambities moeilijk te realiseren zijn omdat ze vaak uitgaan van bepaalde maakbaarheid van de samenleving en jeugdhulp, er interventies volgen die juist de indruk wekken dat de jeugdhulp maakbaar zou zijn. Terwijl juist dit onderdeel van de hulpverlening sterk verweven is met onbekende en niet te beïnvloeden medespelers zoals de huisartsen en het gedwongen kader. 3. De gemeenten willen dat de gemeente die bespaart op de achterkant door investeren in preventie, ook daadwerkelijk zelf die besparing ontvangt. Middelen die overblijven bij Passend Onderwijs, WMO en Participatiewet kunnen ook ontschot worden ingezet voor preventie. 4. De gemeenten zien graag voorstellen voor het beter duiden van de termen eenduidigheid in toeleiding en toegang, omdat deze in de combinatie met teams die zijn ingericht overeenkomstig lokale wensen kunnen leiden tot een paradox. 1. Het principe van 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur is onderdeel van de regionale visie. Over de uitwerking ervan bestaan verschillende opvattingen. Samen met gemeenten hebben we verkend of de invulling van het regisseurschap voor de regio eenduidig zou moeten worden afgesproken. Hier was geen draagvlak voor. De conclusie was dat dit juist een lokale verantwoordelijkheid is. Gemeenten kunnen dit passend bij de lokale situatie uitwerken in hun lokale plan. 2. Dat opgroeien en opvoeden complex is en dat het effect van verandering afhangt van veel factoren maakt niet dat we in deze regio geen ambities hebben om de jeugdhulp zo te transformeren, dat de jeugdige zo passend mogelijk wordt geholpen. In het meerjarenperspectief is dan ook aangegeven dat we jaarlijks deze ambities tegen het licht moeten houden en moeten bijsturen. Daarnaast hebben enkele raden ons de doelstelling meegegeven om in 2022 binnen de kaders van de Rijksbijdrage te komen en dat lukt alleen als er veranderingen plaatsvinden binnen het huidige stelsel van preventie en jeugdhulp. 3. In 2018 en 2019 is solidariteit afgesproken op de uitgaven. Dit betekent dat de komende periode moet worden bepaald hoe daarna de kosten voor jeugdhulp worden verhaald op gemeenten. Een door u beschreven systeem kan daarbij worden overwogen. 4. Er is een onderscheid tussen de taak en vorm waarin deze wordt ondergebracht. Juist daarom is er een knip gemaakt in de 4 kerntaken. Met het meerjarenperspectief maken we het mogelijk dat we regionaal afspraken maken over kwaliteit en kwantiteit van de toeleiding en toegang van de Stichting 8

Gemeente Inbreng Reactie 5. De gemeenten waarschuwen dat bij Passende hulp ook een Passende vergoeding hoort. De gemeenten ontvangen signalen dat de zorg dreigt te worden uitgeknepen met contracten waarbij men HBO-gekwalificeerd personeel verwacht tegeneen MBO vergoeding. 6. De gemeenten veronderstellen dat om te transformeren het zaak is de rechtspositie van het personeel te borgen voor de komende jaren om zo zekerheid te bieden. De gemeenten vragen zich af wat de SOJ voor beeld heeft bij inkoopopdrachten die gekoppeld zijn aan transformatiedoelen waarbij er elk kwartaal een aanpassing moet kunnen plaatsvinden. 7. De gemeenten missen voorstellen om de verordening Jeugdhulp te wijzigen. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 mei 2017 over verboden delegatie heeft effect op de verordening Jeugdhulp, maar heeft ondanks herhaaldelijk aandringen nog niet tot een wijzigingsvoorstel geleid. De gemeenten verwachten per omgaande voorstellen om de juridische omissie te herstellen. 8. De gemeenten vragen het bestuur te zorgen dat informatievoorziening optimaal is en dat alle raadsleden informatie gelijktijdig ontvangen. Er kan ook gedacht worden aan andere manieren van informatieoverdracht, zoals periodieke gesprekken tussen raadsleden en 'het veld'. Daarnaast dringen de gemeenten aan op een meer interactieve houding en cultuur: zend niet alleen informatie, maar haal ook op bij de raden. Jeugdteams. Lokaal of subregionaal kan worden afgesproken in welke vorm de professionals samenwerken en hoe de jeugd- en gezinshulp wordt ingericht. 5. In de regio Zuid-Holland Zuid betalen we marktconforme tarieven voor de jeugdhulp. Dit is vastgelegd in de Jeugdwet gelijk aan de Wmo. 6. De inkoopopdrachten geven nu voor 2 jaar zekerheid aan de jeugdhulpaanbieders. Om de transformatie te laten slagen kunnen we gaandeweg aanpassingen doen aan deze opdrachten. Er wordt overigens vaak uitgegaan dat transformatie mogelijk is zonder veranderingen voor organisaties. Als we een stelsel willen transformeren dan heeft dit ook gevolgen voor individuele organisaties. 7. Het voorstel voor aanpassing staat opgenomen in hoofdstuk 7. De uitspraak van de rechter over verboden delegatie geeft aan dat verantwoordelijkheid hoe de hoogte van de pgb tarieven wordt vastgesteld bij de gemeenteraad ligt en niet kan worden gedelegeerd aan het college. Met de vaststelling van het meerjarenperspectief door de gemeenteraden wordt nu gewerkt aan de besluitvorming voor het vaststellen van de nieuwe verordening en regels. Hierin wordt dit onderdeel meegenomen. In de huidige Verordening Jeugdhulp is een artikel opgenomen hoe de pgb-tarieven worden vastgesteld. Het algemene uitgangspunt is dus door de gemeenteraad bepaald. 8. De avonden met de raden proberen wij zoveel mogelijk interactief op te zetten. Op de oproepen van de SOJ aan de raden om onderwerpen aan te dragen die we kunnen behandelen in deze avonden, komt vaak zeer weinig reactie. Ook hebben we in het verleden regionale avonden gehouden, maar het is zeer lastig om geschikte data en locaties te vinden die voor alle raden mogelijk en bereikbaar zijn. Als dit voor de 9

Gemeente Inbreng Reactie Gorinchem Zienswijze begrotingswijziging 1. De gemeente heeft aangegeven een realistisch en stevige meerjarenbegroting te willen zien en vraagt zich af hoe realistisch de begroting binnen het MJP is, als deze is omkleed met zoveel mitsen en maren en jaarlijks tegen het licht moet worden gehouden om te beoordelen of de doelstellingen voor 2022 haalbaar zijn. Opmerkingen MJP 1. De gemeente geeft aan tevreden te zijn met de beweging naar de voorkant en wijst op het belang van een nauwe verbinding van de regionaal georganiseerde jeugdhulp met het stevige fundament met een positief opvoed- en opgroeiklimaat waar lokaal aan gebouwd wordt. 2. De gemeente is bezorgd dat we elkaar in de gezamenlijke doelen, en wat de lokale keuzes daaraan bijdragen, uit het oog zouden kunnen verliezen. De gemeente wenst een analyse, strategie en planmatige aanpak. De gemeente zal haar aandeel leveren, maar legt de lead bij het bestuur van de DG&J. toekomst vanuit de raden een wens is, dan zullen we de toekomstige avonden op deze wijze vormgeven. 1. Zoals we in het MJP hebben aangegeven, biedt het MJP een perspectief, maar is het geen meerjarenbegroting. Op basis van de huidige cijfers hebben we een voorspelling gedaan voor de komende jaren, maar we kunnen niet met de zekerheid van een begroting aangeven of de voorspelling ook waarheid wordt. We zetten op 3 niveaus met elkaar stevig in op transformatie met als perspectief om in 2022 binnen de grenzen van het rijksbudget te komen. Het realiseren van zowel de regionale als lokale taakstellingen is een voorwaarde hiervoor. 1. Volledig eens. 2. Onduidelijk wat met deze opmerking bedoeld wordt. Uiteraard voert het dagelijks bestuur van de DG&J de gedelegeerde taken uit, maar de kracht van het stelsel in Zuid-Holland Zuid zit hem juist in de krachtige samenwerking waarbij de kracht van het regionale wordt verweven met de kracht van het lokale. De gemeente verbindt de volgende verwachtingen aan de begrotingswijziging: 1. Een planmatige aanpak gericht op beïnvloeding van de factoren waarvan het halen van de resultaten van de interventies uit het MJP afhankelijk zijn. Met een duiding van de regionaal en lokaal te treffen maatregelen krijgen we meer grip op de zorgconsumptie en de elementen die nodig zijn om de transformatie te laten slagen. Het met huisartsen komen tot vroegtijdige, passende interventies 1. Zoals we in het MJP hebben aangegeven, herijken we deze jaarlijks om de resultaten te monitoren en zo nodig bij het opstellen van de begroting de taakstelling aan te passen. Gemeenten kunnen daarnaast onder andere in het Algemeen Bestuur uitwisselen welke lokale interventies wel/niet succesvol zijn geweest in de verschillende gemeenten. In het MJP hebben we aangegeven dat SOJ het leren van elkaar 10

Gemeente Inbreng Reactie kan de verwijzing naar de regionale zorgmarkt reduceren. Dit vergt regio brede keuzes in de aanpak. Hardinxveld- Giessendam 2. We moeten ons regionaal voorbereiden op keuzes ten aanzien van de gemeenschappelijkheid (SOJ, Stichting Jeugdteams) en solidariteit. Een planmatige aanpak is ondersteunend aan het besluitvormingsproces en inhoudelijke keuzes. 3. Voor het halen van de doelstellingen is het nodig om een financiële vertaling te hebben van de middelen die, binnen de jaren het MJP lokaal beschikbaar zullen zijn. In elk geval moet de Stichting Jeugdteams voldoende in staat worden gesteld om haar bijdrage te leveren aan de regionale doelstellingen en (lokale) aanpak. De gemeente verwacht zo spoedig mogelijk de financiële vertaling op basis waarvan in het 3 e kwartaal van 2018 in gezamenlijkheid wordt gekomen tot een inhoudelijke inrichting (en bestemming van de middelen) in de vorm van interventies in het preventieve (voor)veld, mede in het licht van de planmatige aanpak. Zienswijze begrotingswijziging De gemeente is het eens dat een begrotingswijziging nodig is om de transformatie voort te kunnen zetten, zodat jeugdigen niet tussen wal en schip vallen en er geïnvesteerd kan worden in de voorkant en op preventie. faciliteert door 2 keer per jaar een overzicht te leveren van de budgetuitnutting van de betreffende gemeenten ten opzichte van de inleg in het regionaal budget. 2. De evaluatie rond de solidariteitsafspraken (voortbestaan SOJ en Stichting Jeugdteams) heeft plaatsgevonden in de 2017 met de uitkomst de solidariteitsafspraken met 2 jaar de continueren. In 2019 zal er opnieuw een evaluatie plaatsvinden. 3. Zie de reactie op de verwachtingen begrotingswijzing punt 1. Opmerking MJP De gemeente geeft aan dat het MJP het uitwerkingskader is om de transformatie in de jeugdhulp gezamenlijk op ieder niveau verder voort te zetten met de bedoeling om vanaf 2022 binnen de Rijksbijdrage te blijven en dat dit doel een mooi voornemen is, maar dat het de vraag blijft of het gestelde doel realistisch is. Zoals we in het MJP hebben aangegeven, biedt het MJP een perspectief, maar is het geen meerjarenbegroting. Op basis van de huidige cijfers hebben we een voorspelling gedaan voor de komende jaren, maar we kunnen niet met de zekerheid van een begroting aangeven of de voorspelling ook waarheid wordt. We zetten op 3 niveaus met elkaar stevig in op transformatie met als perspectief om in 2022 binnen de grenzen van het rijksbudget te komen. Het realiseren van zowel de regionale als lokale taakstellingen is een 11

Gemeente Inbreng Reactie voorwaarde hiervoor. Zoals we in het MJP hebben aangegeven, herijken we deze jaarlijks om de resultaten te monitoren en zo nodig bij het opstellen van de begroting de taakstelling aan te passen. Gemeenten kunnen daarnaast onder andere in het Algemeen Bestuur uitwisselen welke lokale interventies wel/niet succesvol zijn geweest in de verschillende gemeenten. In het MJP hebben we aangegeven dat SOJ het leren van elkaar faciliteert door 2 keer per jaar een overzicht te leveren van de budgetuitnutting van de betreffende gemeenten ten opzichte van de inleg in het regionaal budget. Hendrik-Ido-Ambacht Zienswijze begrotingswijziging De gemeente kan instemmen met de begrotingswijziging, omdat de ambities uit het MJP aansluiten bij de visie van de gemeente op de ontwikkeling van de jeugdhulp en de focus op de transformatie op de langere termijn een oplossing biedt voor het uitvoeren van de jeugdhulp binnen het beschikbare budget. Opmerkingen MJP De gemeente geeft de volgende aandachtspunten mee: 1. De jeugdteams moeten meer ondersteuning gaan bieden in plaats van de regionale zorgmarkt en ondersteuning moet geboden worden nog voordat een jeugdteam in actie hoeft te komen. Hierdoor ontstaat er meer (financiële) druk op gemeenten. Gemeenten hebben hiervoor, afgezien van de lokale impuls, geen financiële ruimte gekregen en zij wel (deels) verantwoordelijk voor de resultaten. De gemeente vraagt het bestuur meer lokale financiële vrijheid te creëren in de begroting van de SOJ. Het budget voor de lokale impuls moet absoluut en relatief groeien ten opzichte van het totale regionaal beschikbare budget voor jeugdhulp. De gemeente vraag het bestuur dit geleidelijk door te voeren in de komende begrotingen, te starten in 2019. 1. In het MJP hebben we in paragraaf 6.3 aangegeven dat middelen vanuit de regionale specialistische zorgmarkt verplaatst zullen worden naar het voorveld. Dit biedt gemeenten meer sturingsmogelijkheden. Gemeenten en SOJ zullen in afstemming met de jeugdhulpaanbieders in het 3 e kwartaal van 2018 bepalen waar deze middelen ingezet moeten worden. 12

Gemeente Inbreng Reactie 2. Preventie is geen garantie voor het uitblijven van problemen van kinderen en jongeren. Hierdoor blijft de instroom in jeugdhulp en jeugdzorg onvoorspelbaar. Dit vraagt strakke monitoring. De gemeente onderschrijft het 2. Eens, in het MJP is dit dan ook als einddoel omschreven. Echter, we hebben in het MJP ook aandacht gevraagd voor het feit dat de jeugdhulp niet volledig maakbaar is vanwege complexe en niet te voorspellen factoren. voornemen om het MJP jaarlijks bij de begroting tegen het licht te houden. Dit kan leiden tot enige aanpassingen in het beoogde afbouwschema van de gemeentelijke bijdrage. Echter, het einddoel blijft dat de jeugdhulp wordt uitgevoerd binnen het budget dat het Rijk hiervoor beschikbaar stelt. Korendijk 1. PM Leerdam Zienswijze begrotingswijziging De gemeente onderschrijft de voorgenomen begrotingswijziging om de jeugdigen in de gemeenten de jeugdhulp te kunnen bieden die zij nodig hebben. Opmerkingen MJP De gemeente heeft het MJP vastgesteld en vindt het een goede ontwikkeling dat de gemeente met het verschuiven van het zwaartepunt van de uitvoering van het jeugdbeleid naar de voorkant meer sturingsmogelijkheden krijgt en er aangesloten kan worden bij de lokale situatie. 1. De gemeente ziet graag hoe de financiële vertaling van de gemeentelijke interventies op de verbinding met het onderwijs en de huisartsen er uit ziet, aangezien hier vanuit het regionaal budget jeugdhulp geen middelen voor beschikbaar zijn. Graag hoort de gemeente voor welke lokale interventies dan wel middelen beschikbaar worden gesteld en hoe er vanuit de SOJ wordt geïnvesteerd in de voorkant. 2. De gemeente vraagt aandacht voor de wachtlijsten en cliëntenstops waar in 2018 nog steeds sprake van zal zijn. Het risico van het lang moeten wachten op een definitieve beslissing op een (administratief omslachtige) 'Nee, tenzij- 1. In het MJP hebben we in paragraaf 6.3 aangegeven dat middelen vanuit de regionale specialistische zorgmarkt verplaatst zullen worden naar het voorveld. Dit biedt gemeenten meer sturingsmogelijkheden. Gemeenten en SOJ zullen in afstemming met de jeugdhulpaanbieders in het 3 e kwartaal van 2018 bepalen waar deze middelen ingezet moeten worden. 2. In het MJP is aanpassing van de 'Nee, tenzij-regeling' opgenomen om onnodige bureaucratie te voorkomen en een aanzuigende werking uit te sluiten/te beperken. Op dit moment wordt het projectplan hiervoor uitgewerkt. 13

Gemeente Inbreng Reactie aanvraag' moet zo veel als mogelijk worden beperkt. Er moet zo snel als mogelijk worden gestart met het aanpassen van de 'Nee, tenzij-regeling', zodat als de budgetplafonds worden bereikt, er een goede en werkbare regeling beschikbaar is. Oud-Beijerland 1. PM Papendrecht Zienswijze begrotingswijziging De gemeente kan zich vinden in het voorgenomen besluit tot een begrotingswijziging om extra middelen op te nemen in de begroting van de SOJ in 2018 voor de regionale zorgmarkt en de 'voorkant'. De gemeente geeft het volgende aandachtspunt mee: 1. De gemeente ziet graag een voorstel voor het tekort van 0,3 miljoen euro op de totale begroting van de SOJ, zijnde de 104.781 miljoen. Dit is de consequentie van de keuze van het Rijk om de kosten voor de kindertelefoon en vertrouwenswerk Jeugd (AKJ) uit te nemen uit de integratie-uitkering Sociaal Domein (2 juni 2017). Opmerkingen MJP De gemeente staat positief tegenover de richting die ingeslagen wordt met het voorgestelde MJP; het toevoegen van een lokaal plan biedt meer sturingsmogelijkheden en onderschrijft het belang van het investeren van middelen naar de voorkant. De gemeente geeft de volgende aandachtspunten mee: 1. De gemeente staat kritisch tegenover de haalbaarheid van de veronderstelde kostendaling in de regionale zorgmarkt. Er lijkt een te grote verschuiving verondersteld te worden; deze trend was de afgelopen jaren nog niet zichtbaar. 1. Toen het Algemeen Bestuur het besluit nam tot de voorgenomen begrotingswijziging, was de aanname dat de korting op de rijksbijdrage gecompenseerd zou worden. Inmiddels is duidelijk dat de korting op de rijksbijdrage voor Kindertelefoon en Vertrouwenswerk niet wordt gecompenseerd. De rijksbijdrage is daardoor 0,3 miljoen euro lager dan in het MJP gepresenteerd. Vanwege de onduidelijkheid is nu besloten om dit bedrag niet op te halen en hier in de aankomende bestuursrapportage op terug te komen. 1. Zoals we in het MJP hebben aangegeven, biedt het MJP een perspectief, maar is het geen meerjarenbegroting. Op basis van de huidige cijfers hebben we een voorspelling gedaan voor de komende jaren, maar we kunnen niet met de zekerheid van een begroting aangeven of de voorspelling ook 14

Gemeente Inbreng Reactie 2. De gemeente ziet graag dat er voldoende tijd en aandacht wordt besteed aan een integrale benadering tussen voorveld, toegang en regionale zorgmarkt, zodat er een versterking van de keten gaat plaatsvinden en gaat hierover graag het gesprek aan in de zogenaamde zeshoek- (met SDD en het lokale Team Volwassenen) en driehoeksoverleggen. 3. De gemeente wil nadrukkelijker terug zien in het MJP dat de SOJ extra aandacht besteedt aan de transformatie op het niveau van de regionale zorgmarkt. De sturingsmogelijkheden, zoals vaker andere (goedkopere) vormen van zorg inzetten en het afschalen ofwel de uitstroom van zorg, zouden meer moeten worden benadrukt. 4. De gemeente vindt het belangrijk dat middelen beschikbaar worden gesteld aan de voorkant van de keten om de transformatie te laten slagen. De verschuiving naar de voorkant bestaat uit (1) het verschuiven van (duurdere) zorg vanuit de regionale zorgmarkt naar meer ondersteuning vanuit de jeugdteams en (2) de ondersteuning die geboden kan worden nog voordat het jeugdteam in beeld komt (door verbetering van het opgroei- en opvoedklimaat en het inzetten van preventief aanbod). De beschikbaar gestelde middelen moeten niet alleen geïnvesteerd worden in de Stichting Jeugdteams, maar ook ingezet worden op de tweede beweging naar de voorkant, wat indirect ook leidt tot minder druk op de jeugdteams. 5. De gemeente wil meer transparantie over de (financiële) inzet van de 'Nee, tenzij regeling'. Sliedrecht Zienswijze begrotingswijziging waarheid wordt. We zetten op 3 niveaus met elkaar stevig in op transformatie met als perspectief om in 2022 binnen de grenzen van het rijksbudget te komen. 2. In het MJP hebben we aangegeven dat daarbij niet alleen naar het jeugddomein gekeken moet worden, maar juist 3D breed. De SOJ werkt hier al aan mee, bijvoorbeeld door te participeren in gemeentelijke overleggen over de aansluiting 18-/18+ en het monitoren van de inzet van verlengde jeugdhulp. De SOJ continueert dit graag. 3. In het MJP hebben we in paragraaf 6.5 aangegeven welke interventies de SOJ uitwerkt om te sturen op de transformatie van de regionale zorgmarkt. De SOJ werkt dit op dit moment uit in projectplannen. 4. In het MJP hebben we in paragraaf 6.3 aangegeven dat middelen vanuit de regionale specialistische zorgmarkt verplaatst zullen worden naar het voorveld. Dit biedt gemeenten meer sturingsmogelijkheden. Gemeenten en SOJ zullen in afstemming met de jeugdhulpaanbieders in het 3 e kwartaal van 2018 bepalen waar deze middelen ingezet moeten worden. 5. Hiervoor verwijzen wij u naar de jaarrekening. 15

Gemeente Inbreng Reactie De gemeente kan zich vinden in het voorgenomen besluit tot een begrotingswijziging om extra middelen op te nemen in de begroting van de SOJ in 2018 voor de regionale zorgmarkt en de 'voorkant'. Opmerkingen MJP 1. De gemeente vindt positief in het MJP dat nu werkelijk wordt ingezet op de beweging naar de 'voorkant'. Hierbij moeten twee bewegingen op gang komen. De verschuiving naar de voorkant bestaat uit (1) het verschuiven van (duurdere) zorg vanuit de regionale zorgmarkt naar meer ondersteuning vanuit de jeugdteams en (2) de ondersteuning moet nog meer naar de voorkant worden ingebracht, nog voordat het jeugdteam in beeld komt. Dit betekent dat de middelen die nu vanuit de regionale zorgmarkt worden vrijgespeeld voor de beweging naar de voorkant, niet automatisch alleen naar de Stichting Jeugdteams moeten gaan. Inderdaad zal bij een afbouw van de regionale zorgmarkt de druk op de jeugdteams toenemen en zijn hier extra investeringen nodig. Toch vindt de gemeente het nodig dat nu ook wordt ingezet op de tweede beweging naar de voorkant, het preventieve lokale voorveld. Hierdoor zal de druk op de jeugdteams weer afnemen. 2. In het MJP staat dat de gemeenten en SOJ in afstemming met de jeugdhulpaanbieders zullen bepalen waar de middelen in het voorveld moeten worden ingezet. Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor het voorveld en moeten dus lokaal zeggenschap (volledige beleidsvrijheid) hebben over waar zij de middelen inzetten. Vanuit de eigen lokale context kan dit bijvoorbeeld op het jeugdteam zijn, op het voorveld, op het onderwijs en/of bijvoorbeeld op de huisartsen. 3. De gemeente mist ruimte om te experimenteren met een alternatief zorgaanbod. Hierbij vraagt de gemeente vooral 1. In het MJP hebben we in paragraaf 6.3 aangegeven dat middelen vanuit de regionale specialistische zorgmarkt verplaatst zullen worden naar het voorveld. Dit biedt gemeenten meer sturingsmogelijkheden. Gemeenten en SOJ zullen in afstemming met de jeugdhulpaanbieders in het 3 e kwartaal van 2018 bepalen waar deze middelen ingezet moeten worden. 16

Gemeente Inbreng Reactie aandacht voor een domein overstijgend aanbod, waarbij de zorgvraag centraal wordt gesteld (minder kastje naar de muur en zorg aanbod die niet het meest passend is bij de zorgvraag). Er is te weinig aandacht voor de 3D gedachte, waarbij wordt toegewerkt naar ontschotting van hulp- en ondersteuningsaanbod, ook in financiële zin. Het rijk heeft het budget immers ook ontschot. De gemeente vraagt ruimte om binnen een lokale pilot middelen vrij in te kunnen zetten voor een volledig vraaggericht, ontschot zorgaanbod. 4. De gemeente verzoekt om een deel van de extra middelen te reserveren om de Nee-tenzij regeling te dekken, zodat de toepassing van deze regeling niet automatisch leidt tot een overschrijding van het beschikbare budget. 5. De gemeente kan zich niet vinden in een uitbreiding van de formatie bij de SOJ, omdat meer taken bij de gemeenten komen te liggen. Strijen 1. PM Zederik Zienswijze begrotingswijziging De gemeente onderschrijft de voorgenomen begrotingswijziging. In de afgelopen jaren is gebleken dat gemeenten deze middelen nodig hebben om de jeugdigen in de gemeenten de jeugdhulp te kunnen bieden die zij nodig hebben. De gemeente staat dan ook achter het voorstel van de deze extra middelen. De gemeente geeft als aandachtpunten mee: 1. Aandacht voor de wachtlijsten en cliëntenstops. In de interventies op het niveau van de zorgmarkt wordt genoemd dat de Nee tenzij-regeling wordt aangepast. Het is van belang dat dit niet op de lange termijn wordt gezet, maar dat hier zo snel mogelijk mee wordt gestart, zodat op het moment dat de budgetplafonds worden bereikt er een goede en werkbare regeling beschikbaar is. 1. In het MJP is aanpassing van de 'Nee, tenzij-regeling' opgenomen om onnodige bureaucratie te voorkomen en een aanzuigende werking uit te sluiten/te beperken. Op dit moment wordt dit projectplan verder uitgewerkt. 17

Gemeente Inbreng Reactie Opmerkingen MJP De gemeente heeft het MJP vastgesteld en vindt het een goede ontwikkeling dat de gemeente met het verschuiven van het zwaartepunt van de uitvoering van het jeugdbeleid naar de voorkant meer sturingsmogelijkheden krijgt en er aangesloten kan worden bij de lokale situatie. 1. In het interventieniveau van de gemeenten wordt ingezoomd op de verbinding met het onderwijs en de huisartsen. De gemeente onderschrijft de genoemde thema's en zou graag zien hoe de financiële vertaling naar deze gemeentelijke opgaven eruit ziet. Lokaal heeft de gemeente een goede samenwerking met de huisartsen wat goed aansluit op het MJP. Toch wordt gesteld dat hier vanuit het regionaal budget jeugdhulp geen middelen beschikbaar voor zijn. Graag hoort de gemeente welke lokale interventies dan wel middelen beschikbaar worden gesteld en hoe er vanuit de SOJ wordt geïnvesteerd aan de voorkant. 2. Eén van de interventies op gemeentelijk niveau betreft de opgave om een daling van het aantal jeugdigen in de regionale zorgmarkt te realiseren. De opgave voor Zederik gaat uit van een daling van het aantal jeugdigen van 74 voor het jaar 2018. De gemeente vindt dit een ambitieuze opgave, zeker afgezet tegen het totaal aantal jeugdigen uit Zederik dat jeugdhulp ontvangt en gezien het feit dat 2018 al voor een deel om is voordat kan worden gestart met de inzet hierop. Daarnaast vraagt de gemeente zich af of de indicatoren niet te veel kwantitatief zijn ingestoken, waardoor kwalitatieve aspecten onderbelicht blijven. 1. In het MJP hebben we in paragraaf 6.3 aangegeven dat middelen vanuit de regionale specialistische zorgmarkt verplaatst zullen worden naar het voorveld. Dit biedt gemeenten meer sturingsmogelijkheden. Gemeenten en SOJ zullen in afstemming met de jeugdhulpaanbieders in het 3 e kwartaal van 2018 bepalen waar deze middelen ingezet moeten worden. 2. Zoals we in het MJP hebben aangegeven, biedt het MJP een perspectief, maar is het geen meerjarenbegroting. Op basis van de huidige cijfers hebben we een voorspelling gedaan voor de komende jaren, maar we kunnen niet met de zekerheid van een begroting aangeven of de voorspelling ook waarheid wordt. We zetten op 3 niveaus met elkaar stevig in op transformatie met als perspectief om in 2022 binnen de grenzen van het rijksbudget te komen. Zoals we in het MJP hebben aangegeven, houden we deze jaarlijks tegen het licht om de resultaten van de gezamenlijke interventies te monitoren en zo nodig bij het opstellen van de begroting de taakstelling aan te passen. Zwijndrecht Zienswijze begrotingswijziging 18

Gemeente Inbreng Reactie De gemeente stemt in met de voorgenomen begrotingswijziging. Opmerkingen MJP Eind 2017 heeft de gemeente in de zienswijze op onder andere de begrotingswijziging 2017 bouwstenen meegegeven voor het MJP wat nu voorligt. De gemeente ziet een vertaling van die bouwstenen in het MJP dat is geschetst, maar mist een aantal dilemma's en onderwerpen die door de gezamenlijke raden zijn aangedragen. De gemeente stemt in met het MJP mits de bouwstenen die door de gezamenlijke raden zijn aangedragen hierin worden verwerkt, evenals de aandachtspunten en overwegingen die de gemeente meegeeft. 1. De gemeente onderschrijft het belang om voortvarend invulling te geven aan verdere transformatie en de beweging naar voren. Gemeenten, Stichting Jeugdteams en SOJ moeten daarbij samen optrekken. De zorg voor de jeugd moet hierbij leidend zijn. Er mag geen kind tussen wal en schip vallen en kinderen moeten de noodzakelijke hulp krijgen. De gemeente vraagt om daar waar mogelijk de druk op gezinnen door jaarlijkse herindicatie zoveel mogelijk te beperken. 2. De gemeente roept het Algemeen Bestuur op om ruimte te maken voor lokale pilots en experimenten waarbinnen regisseurs vanuit 3D aanpak snel kunnen handelen. Daarbij wil de gemeente toewerken naar het ontschotten van hulp- en ondersteuningsaanbod, ook in financiële zin. De gemeente is van mening dat apart beleid maken per wet voorbij is. Omdat die ontschotting ingewikkeld is wil de gemeente hier nadrukkelijk gezamenlijk optrekken en bespreken wat hiervoor nodig is vanuit de raad. Zwijndrecht is bereid hier een pilotrol in te vervullen. 3. Duidelijk is dat een van de mogelijkheden het pgb sociaal netwerk is voor gezinnen met ondersteunings- of 1. Voor een aantal doelgroepen is in samenwerking met de Stichting Jeugdteams al gezorgd voor meerjarige beschikkingen. Daar waar noodzakelijk breiden we dit uit. 2. 3. 19

Gemeente Inbreng Reactie hulpbehoefte. Vanuit de praktijk ontvangt de gemeente signalen dat de uitvoering wat de wettelijke regels rondom dit pgb niet voor ieder gezin goed uitpakt. De gemeente is van oordeel dat de beste oplossing centraal moet staan en dat ook hier binnen de breedte van het sociaal domein gekeken moet worden (eveneens 3D). 4. Het ambitieniveau van het MJP is hoog. De gemeente wil binnen de financiële kaders blijven, daarom is het van belang de ontwikkelingen goed te blijven monitoren en bij te sturen wanneer dit nodig is. Het verzoek is in 2018 de rapportages nieuwe stijl tijdig beschikbaar te stellen zodat (indien nodig) nog kan worden bijgestuurd. 5. Er is ondanks de investeringen nog steeds sprake van wachtlijsten. Zoals in de eerdere zienswijzen is aangegeven, verwacht de gemeente ten aanzien van de wachtlijsten van de SOJ: - Dat de SOJ een stevige rol vervult; - Een proactieve rol samen met de jeugdhulpaanbieders bij de bestrijding hiervan; - Dat de SOJ toeziet op goede informatievoorziening richting ouders wanneer er sprake is van een cliëntenstop en/of wachtlijst bij een aanbieder; - Goede en voortijdige informatievoorziening richting colleges en raden. 6. Het is een gezamenlijke opgave om invulling te geven aan het MJP. De gemeente is bereid bij te dragen aan de geformuleerde interventies ten aanzien van de voorkant, toegang en toeleiding. De gemeente is lokaal aan zet bij het voorkomen van instroom, preventie, het mogelijk maken van uitstroom, samenwerking 3D en samenwerking met onderwijs. Daarom heeft de gemeente een stevig preventief veld gerealiseerd met hun partners. In aanvulling daarop gaat de gemeente in gesprek met ouders hoe zij de zorg en ondersteuning ervaren. Hoe de gemeente lokaal werkt, wordt vastgelegd in een plan van 4. Er is sprake van een spanningsveld tussen de juiste zorg voor kinderen en gezinnen en binnen de financiële kaders blijven. Zoals in het MJP is aangegeven, rapporteren we vanaf 2018 op 2 momenten, gelijk met de 1 e en 2 e Bestuursrapportage. Ook wordt het MJP jaarlijks herijkt om de resultaten te monitoren en zo nodig bij het opstellen van de begroting de taakstelling aan te passen. 20

Gemeente Inbreng Reactie aanpak. Hierbij is goede afstemming en samenwerking van groot belang. Ook is het van belang ruimte te creëren voor nieuwe initiatieven en vernieuwing waar nodig en mogelijk met de SOJ en Stichting Jeugdteams van groot belang. 21

Dordrecht, Onderwerp: Vaststellen begrotingswijziging Serviceorganisatie 2018 en reactie Meerjarenperspectief Agendapunt: 9b Geachte leden van het Algemeen Bestuur, Het Dagelijks Bestuur stelt u het volgende voor: Ontwerpbesluit 1. De begrotingswijziging zoals opgenomen in bijlage 2 van de Serviceorganisatie Jeugd Zuid-Holland Zuid vast te stellen. Deze begrotingswijziging betekent een extra bijdrage van 5,4 mln voor de gemeenten. 2. De gemeentelijke bijdragen, zoals opgenomen in bijlage 2, bij de begrotingswijziging 2018 vast te stellen. 3. Het meerjarenperspectief jaarlijks te herijken op het gebied van inhoud, kwaliteit en financiën. Kern van de zaak Op 14 december 2017 is door het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid (DG&J) besloten een voorgenomen begrotingswijziging 2018 voor zienswijze voor te leggen aan de deelnemende raden en de nota "Duurzaam investeren in onze jeugd, meerjarenperspectief jeugdhulp Zuid- Holland Zuid" (verder Meerjarenperspectief) ter vaststelling aan te bieden aan deze raden. De voorgenomen begrotingswijziging heeft betrekking op de SOJ (verwerking meerjarenperspectief). De algehele strekking van de ingebrachte zienswijzen is dat de deelnemende raden kunnen instemmen met de begrotingswijziging. Er zijn een aantal aandachtspunten benoemd waarvan een groot deel betrekking heeft op het meerjarenperspectief. Het voorstel is om, met inachtneming van deze aandachtspunten, dan ook in te stemmen met de begrotingswijziging. In alle deelnemende gemeenteraden (behalve in Dordrecht) is het meerjarenperspectief inmiddels aangenomen of lijkt te worden aangenomen (zie overzicht bijlage 1). Reeds genomen besluiten Op 14 december 2017 is door het algemeen bestuur het meerjarenperspectief vastgesteld en is het meerjarenperspectief ter vaststelling aangeboden aan de 17 colleges/gemeenteraden. Daarnaast is ook op deze datum besloten om een voorgenomen begrotingswijziging voor zienswijze voor te leggen aan de deelnemende gemeenteraden. Argumenten Meerjarenperspectief Na vaststelling in het algemeen bestuur van 14 december 2017 is het meerjarenperspectief aangeboden aan de deelnemende colleges en gemeenteraden met het verzoek om deze nota als regionaal beleidskader voor de komende jaren vast te stellen. Inmiddels heeft het merendeel van de gemeenten het meerjarenperspectief vastgesteld. Zie bijlage 1 voor de meest actuele stand van zaken.

Nog 2 gemeenten moeten (op het moment van schrijven van dit advies) het meerjarenperspectief vaststellen. De gemeente Dordrecht heeft het meerjarenperspectief aangehouden en de nota zal waarschijnlijk weer ter besluitvorming worden voorgelegd aan een nieuw college. De raad en het college heeft zich echter wel gecommitteerd aan de uitvoering van deze nota en van de gemeenteraad de ruimte gekregen om hier ook uitvoering te geven. Het meerjarenperspectief is vastgesteld door 16 gemeenten en is hiermee het regionaal beleidskader voor de komende jaren. Gemeenten hebben naast de reactie op de voorgenomen begrotingswijziging ook een reactie gegeven op het meerjarenperspectief. Zie bijlage 3 voor de beantwoording van de zienswijzen van gemeenten. Het meerjarenperspectief wordt jaarlijks aan de hand van de ervaringen lokaal en regionaal, herijkt op het gebied van inhoud, kwaliteit van de jeugdhulp en financiën. Zie onderstaand een paar andere hoofdpunten die in verschillende zienswijzen ten aanzien van het MJP naar voren komen: - Spanning tussen doelstelling rijksbijdrage geen kind tussen wal en schip - Constructief-kritisch ten aanzien van kostendaling/ambities. - Op zoek naar mogelijkheden ontschotting 3D (relatie tot financiële solidariteit) - De beweging naar de voorkant wordt breed gedeeld. - Geld naar voren (zoektocht naar hoeveel, naar wie en welke risico s zijn acceptabel?) - Relatie regio en lokaal en hoe geef je dit goed vorm? - Hoe betrekken en communiceren we als AB + SOJ + individuele gemeenten naar de raden en vice versa. Alle gemeenteraden steunen de richting (transformatie door te bewegen naar voren) van het meerjarenperspectief, maar er wordt verschillend gedacht over de weg hiernaartoe en wat dit financieel en in verhouding tot elkaar betekent. Begrotingswijziging 2018 In algemene zin is de begrotingswijziging akkoord, met daarbij een aantal aandachtspunten. Meer specifiek worden er in diverse zienswijzen aandachtspunten benoemd c.q. wordt stelling genomen over een tweetal posten, die niet eenduidig zijn. 1. Ten tijde van de indiening van de AB-stukken t.b.v. de vergadering van 14 december 2017 was het niet duidelijk hoe en of de kosten van de kindertelefoon en het vertrouwenswerk ( 300.000) binnen het vierkant van het budget jeugd werden gecompenseerd. Dat bleek uiteindelijk niet zo te zijn, waarmee de facto niet 5,4 miljoen, maar 5,7 extra moet worden opgehaald. Hierover is echter niet expliciet besloten. In de reacties wordt niet expliciet duidelijk welke gemeenten een besluit hebben genomen over de 300.000,- aan extra middelen voor de kindertelefoon en het vertrouwenswerk. Voorstel: gegeven de onduidelijkheid over de besluitvorming in de vergadering van het algemeen bestuur van december 2017 over de extra 300.000 voor de kindertelefoon en het vertrouwenswerk is het voorstel om nu een bedrag op te halen van 5,4 miljoen. Bij de eerste bestuursrapportage zullen we hierop terugkomen. Gemeenten die het beschikbaar stellen van dit bedrag al hebben besloten, willen we verzoeken om dit bedrag voor 2018 voor dit doel te reserveren. 2. De uitwerking van het MJP en de ondersteuning daarbij van de gemeenten kost de SOJ extra werk ten bedrage van 200.000. Ook dit deel van het besluit is niet expliciet besproken. De gemeenten Alblasserdam en Papenrecht hebben gevraagd om verduidelijking op dit punt en de gemeente Sliedrecht heeft aangegeven niet

akkoord te zijn. De SOJ haalt deze middelen op bij gemeenten (onderdeel van de 5,4 miljoen). Bij de eerste bestuursrapportage zullen we hierop terugkomen. Kanttekeningen en risico s N.v.t. Kosten, baten en dekking De begrotingswijziging, zoals opgenomen in bijlage 2, wordt verwerkt in de gemeentelijke bijdragen en opgehaald bij de deelnemende gemeenten. Communicatie Na vaststelling van de reactie op de zienswijzen zullen deze worden gestuurd aan de 17 colleges en gemeenteraden. Juridische of personele consequenties N.v.t. Vervolgprocedure Er wordt door de SOJ en de 17 gemeenten uitvoering gegeven aan het meerjarenperspectief. De 17 colleges zullen het programmaplan en de projectplannen ontvangen met het verzoek om deze te delen met de betreffende gemeenteraden. Evaluatie en verantwoording Het meerjarenperspectief wordt jaarlijks aan de hand van de actualiteit herijkt. Portefeuillehouder: J. de Witte Informatie: D. Gerits Telefoonnummer: 06-83646902 E-mail: d.gerits@jeugdzhz.nl Bijlagen: 1. Stand van zaken besluitvorming MJP 2. Begrotingswijziging jeugdhulp 2018 3. Beantwoording zienswijzen begroting en MJP

Bijlage 1: ONTVANGEN REACTIES MP Vastgesteld Alblasserdam Ontvangen Vastgesteld Binnenmaas Ontvangen Vastgesteld Cromstrijen Besluit 27 maart Dordrecht Besluit 20 februari Niet vastgesteld, aangehouden tot nader orde Giessenlanden ontvangen Vastgesteld Gorinchem ontvangen Vastgesteld Hardinxveld-Giessendam Ontvangen Vastgesteld Hendrik-Ido-Ambacht ontvangen Vastgesteld Korendijk ontvangen Vastgesteld Leerdam Ontvangen Vastgesteld Molenwaard ontvangen Vastgesteld Oud-Beijerland Nog niet ontvangen Vastgesteld Papendrecht Ontvangen Vastgesteld Sliedrecht Ontvangen Vastgesteld Strijen Besluit 27 maart Zederik Ontvangen Vastgesteld Zwijndrecht Ontvangen Vastgesteld 1 www.jeugdzhz.nl

Bijlage 2: Begrotingswijziging jeugdhulp 2018 bedragen x 1.000 Begroting 2018 Extra middelen Septembercirculaire JPT Begroting na wijziging Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Geraamd totaal 98.835 98.835 0 5.400 5.400 0-93 -93 0 316 316 0 104.458 104.458 0 Baten en lasten Mutaties reserve 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Geraamd totaal 98.835 98.835 0 5.400 5.400 0-93 -93 0 316 316 0 104.458 104.458 0 Resultaat In deze begrotingswijziging is uitgegaan van de Septembercirculaire 2017. De septembercirculaire biedt 0,1 minder middelen ten opzichte van de primaire begroting 2018 (gebaseerd op septembercirculaire 2016). Ten opzichte van 2017 daalt de rijksbijdrage in 2018 overigens met 1,0 mln. In overeenstemming met het meerjarenperspectief wordt 5,4 mln. aan extra middelen opgehaald. Verder verloopt de subsidieverstrekking van het Jeugdpreventieteam (JPT) geheel via de Serviceorganisatie. Als gevolg hiervan wordt 0,3 mln. gefactureerd aan de DG&J. Gemeentelijke bijdragen 2018: 1. Stg Jeugdteams 2. Zorginkoop Extra middelen ZI Zorginkoop inclusief begrotingswijziging 3. Zorginkoop LTA 4. PGB 5. Gecertificeer de instellingen 6. Gesloten Jeugdhulp 7. Uitvoeringsk osten SOJ Basis begroting exclusief extra middelen Veilig Thuis en CIT Alblasserdam 4,3% 582.150 2.477.212 234.759 2.711.971 217.369 282.580 482.559 91.295 159.505 4.527.428 Binnenmaas 3,7% 496.659 2.113.424 200.283 2.313.708 185.448 241.082 411.694 77.888 136.081 3.862.559 Cromstrijen 1,6% 217.760 926.632 87.814 1.014.447 81.310 105.702 180.507 34.150 59.665 1.693.541 Dordrecht 30,2% 4.038.005 17.182.854 1.628.372 18.811.226 1.507.751 1.960.077 3.347.208 633.256 1.106.388 31.403.911 Giessenlanden 2,0% 268.009 1.140.453 108.078 1.248.531 100.072 130.093 222.160 42.030 73.433 2.084.327 Gorinchem 8,0% 1.077.122 4.583.461 434.362 5.017.823 402.187 522.843 892.855 168.919 295.125 8.376.874 Hardinxveld-Giessendam 3,2% 429.182 1.826.292 173.073 1.999.365 160.252 208.328 355.760 67.306 117.593 3.337.788 Hendrik-Ido-Ambacht 5,0% 665.726 2.832.855 268.462 3.101.317 248.576 323.148 551.838 104.402 182.405 5.177.412 Korendijk 1,7% 224.945 957.206 90.712 1.047.918 83.992 109.190 186.463 35.277 61.634 1.749.420 Leerdam 5,2% 700.511 2.980.874 282.489 3.263.363 261.564 340.033 580.672 109.857 191.936 5.447.936 Molenwaard 5,6% 749.492 3.189.299 302.241 3.491.540 279.853 363.809 621.273 117.538 205.356 5.828.860 Oud-Beijerland 4,1% 552.096 2.349.324 222.639 2.571.962 206.147 267.991 457.647 86.582 151.271 4.293.696 Papendrecht 5,9% 795.089 3.383.328 320.629 3.703.957 296.878 385.942 659.070 124.689 217.849 6.183.474 Sliedrecht 5,8% 781.635 3.326.077 315.203 3.641.280 291.855 379.411 647.917 122.579 214.163 6.078.840 Strijen 1,7% 222.072 944.978 89.553 1.034.531 82.919 107.795 184.081 34.826 60.846 1.727.072 Zederik 2,1% 275.318 1.171.555 111.025 1.282.580 102.801 133.641 228.218 43.176 75.435 2.141.170 Zwijndrecht 9,8% 1.315.047 5.595.897 530.308 6.126.204 491.026 638.333 1.090.077 206.231 360.315 10.227.232 Totaal 100% 13.390.817 56.981.722 5.400.000 62.381.722 5.000.000 6.500.000 11.100.000 2.100.000 3.669.000 104.141.539 1 www.jeugdzhz.nl

BESLUIT ALGEMEEN BESTUUR d.d. 29 maart 2018 HET ALGEMEEN BESTUUR Gezien het voorstel van het Dagelijks bestuur van 19 maart 2018; Gelet op artikel 5 van de Gemeenschappelijke Regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid- Holland Zuid; BESLUIT Ontwerpbesluit 1. De begrotingswijziging zoals opgenomen in bijlage 2 van de Serviceorganisatie Jeugd Zuid-Holland Zuid vast te stellen. Deze begrotingswijziging betekent een extra bijdrage van 5,4 mln. voor de gemeenten. 2. De gemeentelijke bijdragen, zoals opgenomen in bijlage 2, bij de begrotingswijziging 2018 vast te stellen. 3. Het meerjarenperspectief jaarlijks te herijken op het gebied van inhoud, kwaliteit en financiën. Aldus besloten in de openbare vergadering van 29 maart 2018. de secretaris, de voorzitter, K.J. van Hengel C.M.L. Lambrechts

Bijlage 2: Begrotingswijziging jeugdhulp 2018 bedragen x 1.000 Begroting 2018 Extra middelen Septembercirculaire JPT Begroting na wijziging Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Lasten Baten Saldo Geraamd totaal Baten en lasten 98.835 98.835 0 5.400 5.400 0-93 -93 0 316 316 0 104.458 104.458 0 Mutaties reserve 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Geraamd totaal Resultaat 98.835 98.835 0 5.400 5.400 0-93 -93 0 316 316 0 104.458 104.458 0 Gemeentelijke bijdragen 2018: 1. Stg Jeugdteams 2. Zorginkoop Extra middelen ZI Zorginkoop inclusief begrotingswijziging 3. Zorginkoop LTA 4. PGB 5. Gecertificeer de instellingen 6. Gesloten Jeugdhulp 7. Uitvoeringsk osten SOJ Basis begroting exclusief extra middelen Veilig Thuis en CIT Alblasserdam 4,3% 582.150 2.477.212 234.759 2.711.971 217.369 282.580 482.559 91.295 159.505 4.527.428 Binnenmaas 3,7% 496.659 2.113.424 200.283 2.313.708 185.448 241.082 411.694 77.888 136.081 3.862.559 Cromstrijen 1,6% 217.760 926.632 87.814 1.014.447 81.310 105.702 180.507 34.150 59.665 1.693.541 Dordrecht 30,2% 4.038.005 17.182.854 1.628.372 18.811.226 1.507.751 1.960.077 3.347.208 633.256 1.106.388 31.403.911 Giessenlanden 2,0% 268.009 1.140.453 108.078 1.248.531 100.072 130.093 222.160 42.030 73.433 2.084.327 Gorinchem 8,0% 1.077.122 4.583.461 434.362 5.017.823 402.187 522.843 892.855 168.919 295.125 8.376.874 Hardinxveld-Giessendam 3,2% 429.182 1.826.292 173.073 1.999.365 160.252 208.328 355.760 67.306 117.593 3.337.788 Hendrik-Ido-Ambacht 5,0% 665.726 2.832.855 268.462 3.101.317 248.576 323.148 551.838 104.402 182.405 5.177.412 Korendijk 1,7% 224.945 957.206 90.712 1.047.918 83.992 109.190 186.463 35.277 61.634 1.749.420 Leerdam 5,2% 700.511 2.980.874 282.489 3.263.363 261.564 340.033 580.672 109.857 191.936 5.447.936 Molenwaard 5,6% 749.492 3.189.299 302.241 3.491.540 279.853 363.809 621.273 117.538 205.356 5.828.860 Oud-Beijerland 4,1% 552.096 2.349.324 222.639 2.571.962 206.147 267.991 457.647 86.582 151.271 4.293.696 Papendrecht 5,9% 795.089 3.383.328 320.629 3.703.957 296.878 385.942 659.070 124.689 217.849 6.183.474 Sliedrecht 5,8% 781.635 3.326.077 315.203 3.641.280 291.855 379.411 647.917 122.579 214.163 6.078.840 Strijen 1,7% 222.072 944.978 89.553 1.034.531 82.919 107.795 184.081 34.826 60.846 1.727.072 Zederik 2,1% 275.318 1.171.555 111.025 1.282.580 102.801 133.641 228.218 43.176 75.435 2.141.170 Zwijndrecht 9,8% 1.315.047 5.595.897 530.308 6.126.204 491.026 638.333 1.090.077 206.231 360.315 10.227.232 Totaal 100% 13.390.817 56.981.722 5.400.000 62.381.722 5.000.000 6.500.000 11.100.000 2.100.000 3.669.000 104.141.539

CONCEPT d.d. 22 november 2017 ES/at 66523 Coöperatie ambulancezorg Zuid-Holland Zuid U.A. Deelnemersvereenkomst met DG&J Zuid-Holland Zuid De ondergetekenden: 1. de coöperatie: Coöperatie ambulancezorg Zuid-Holland Zuid U.A., statutair gevestigd te Dordrecht, met adres ***, *** Dordrecht, ingeschreven in het handelsregister onder nummer ***, hierna ook te noemen: de "coöperatie"; 2. het openbaar lichaam op basis van artikel 8 lid 1 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen: DIENST GEZONDHEID & JEUGD ZUID-HOLLAND ZUID, gevestigd te Dordrecht, met adres Karel Lotsyweg 40, 3318 AL Dordrecht, ingeschreven in het handelsregister onder nummer 54038111, hierna ook te noemen: "de DG&J ZHZ"; verklaren: INLEIDING 1. De coöperatie is opgericht op * door de DG&J ZHZ, het Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam en de Stichting Albert Schweitzer Ziekenhuis. De DG&J ZHZ is bij oprichting lid van de coöperatie geworden. 2. De coöperatie oefent het hierna vermelde bedrijf uit ten behoeve van de stoffelijke behoeften van haar leden of doet dit bedrijf uitoefenen. Met dit bedrijf worden de volgende activiteiten verricht: a. het verrichten van ambulancezorg en daaraan gerelateerde zorg en het in stand houden van een of meer meldkamers voor ambulancezorg als vergunning houdende ambulancevoorziening of daarmee vergelijkbare instelling, onder wet- en regelgeving voor ambulancezorg en daaraan gerelateerde zorg. b. het bij aanwijzing, aanbesteding of gunning verkrijgen van vergunningen als ambulancevoorziening of vergelijkbare instelling onder van kracht zijnde wet- en regelgeving voor ambulancezorg en daaraan gerelateerde zorg. c. het (doen) opstellen en (doen) uitvoeren van een regionaal ambulanceplan;

- 2 - d. het oprichten, verkrijgen en vervreemden van vennootschappen en ondernemingen, het verkrijgen en vervreemden van belangen daarin en het beheren of doen beheren, en het voeren of doen voeren van bestuur over vennootschappen en ondernemingen en het financieren of doen financieren daarvan; e. het verkrijgen, beheren en exploiteren van rechten van intellectuele en industriële eigendom; f. het verkrijgen, beheren en vervreemden van registergoederen en roerende zaken, effecten en andere waardepapieren; g. het ter leen opnemen van gelden al dan niet ter verwerving van deelnemingen, het ter leen verstrekken van gelden en het stellen van zekerheid ook voor schulden van derden; alsmede al hetgeen met het vorenstaande verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, in de meest ruime zin van het woord. 3. De coöperatie sluit overeenkomsten met haar leden in dit bedrijf dat de coöperatie uitoefent als bedoeld in artikel 2:53 Burgerlijk Wetboek. De stoffelijke behoeften waarin de coöperatie beoogt te voorzien, betreffen onder meer, doch niet uitsluitend: a. de verbetering, integratie en coördinatie van werkzaamheden verband houdende met ambulancezorg, ten einde verantwoorde ambulancezorg te kunnen verlenen; b. het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van ambulancezorg; c. het voldoen aan de verplichtingen uit hoofde van de wettelijke regelingen met betrekking tot de ambulancezorg en het voldoen aan de verplichtingen uit hoofde van de vergunning op grond van de Twaz respectievelijk de daarvoor in de plaats komende vergunning; d. het bevorderen van de samenwerking tussen de leden; e. de regionale verzorging van opleidingen, scholing en nascholing van met name doch niet uitsluitend voor ambulancepersoneel, dan wel de verzorging van opleidingen gericht op de verlening van gezondheidszorg, alsmede al hetgeen met het vorenstaande verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, om zo in de stoffelijke behoeften van haar leden te voorzien krachtens overeenkomsten tussen haar en de leden gesloten in voormeld bedrijf dat de coöperatie zelf uitoefent of doet uitoefenen. 4. Met deze overeenkomst willen partijen vastleggen wat zij in dat kader samen zijn overeengekomen. OVERWEGINGEN a. De DG&J ZHZ houdt de Regionale Ambulancevoorziening in de Regio Zuid- Holland Zuid in stand en de DG&J ZHZ is aangewezen als Regionale Ambulancevoorziening als bedoeld in artikel 4 van de Twaz (hierna ook: de "vergunninghouder"). De DG&J ZHZ wenst dat haar Regionale

- 3 - Ambulancevoorziening opnieuw in aanmerking komt voor een nieuwe vergunning na afloop van de Twaz. b. Het algemeen bestuur van de DG&J ZHZ heeft daarom in tweeduizend zestien besloten te onderzoeken hoe de Regionale Ambulancevoorziening zich dient te positioneren om wederom voor vergunningverlening in aanmerking te komen om de bedrijfsvoering te kunnen continueren. c. Uitkomsten van het onderzoek zijn: handhaving van het publiek belang; voldoen aan de criteria voor zorginstellingen als geformuleerd in de Wet Toelating Zorginstellingen; kunnen voldoen aan de laatste ontwikkelingen en innovaties op het gebied van acute zorg en ambulancezorg in het bijzonder. d. Een goede logistiek tussen zorginstellingen is van belang om aan de zorgvraag te blijven voldoen. De vraag naar zorg neemt toe, maar het aanbod wordt beperkt door zorgplafonds. Door concentratie en spreiding voor specialisatie kunnen patiënten niet meer voor al hun zorg bij eenzelfde zorgaanbieder terecht. Zorginstellingen zijn voor mobiliteit afhankelijk van zorgvervoer, zodat het voordelen heeft om mobiliteit vanuit een gemeenschappelijk en integraal zorgperspectief te organiseren. e. Organisatie vanuit een integraal zorgperspectief kent ook kwalitatieve voordelen. Door samenwerking in de keten, waarbij de ziekenhuiszorg in de ambulance begint, en werkwijzen op elkaar worden afgestemd, kunnen de schakels versterkt worden. Dit vraagt om verregaande integratie van processen in de organisaties, alsmede van uitwisseling van kennis, protocollen en personeel. Naast het versterken van de overdrachten biedt de integrale keten ruimte voor innovaties, bijvoorbeeld op het snijvlak van laagen hoogcomplexe ambulancezorg. f. Organisatie vanuit integraal zorgperspectief biedt bovendien betere kansen voor het aantrekken van voldoende en gekwalificeerd personeel voor spoedzorg. Het gezamenlijk opleiden van personeel en het bieden van de mogelijkheid van job rotation, biedt een aantrekkelijke functie door de combinatie van werken in het ziekenhuis en in de ambulance. Dergelijke functie geeft medewerkers meer mogelijkheden, en vergemakkelijkt een groter personeelsbestand de totale personeelsplanning. Hierin hebben partijen een belang, zodat zij hebben besloten tot samenwerking. g. Partijen zijn overgegaan tot het oprichten van een vereniging in coöperatief verband met uitgesloten aansprakelijkheid ("de coöperatie") ter bevordering van het verlenen of doen verlenen van ambulancezorg en de instandhouding van de meldkamer voor ambulancezorg, als bedoeld in de Twaz in de regio Zuid-Holland Zuid; h. De DG&J ZHZ zal haar organisatieonderdeel Regionale Ambulancevoorziening Zuid-Holland Zuid (op termijn) volledig onderbrengen in het bedrijf van de coöperatie, mede ter continuering van de bedrijfsactiviteiten na intrekking van de Twaz.

- 4 - i. Gedurende de werkingsduur van de Twaz is de DG&J ZHZ formeel aangewezen als vergunninghouder. De vergunninghouder regelt met het bestuur van de coöperatie in een uitvoeringsovereenkomst, dat de coöperatie voor de DG&J ZHZ alle feitelijke en formele werkzaamheden uitvoert die op grond van de Twaz nodig zijn. Het bestuur van de DG&J ZHZ kan organen van de coöperatie machtigen voor de uitvoerende taken of bevoegdheden waartoe de vergunninghouder gehouden is. OVEREENKOMST Artikel 1. Inbreng, diensten, vergunning, kosten en winsten 1. De DG&J ZHZ zal bij separate (notariële) akten (juridisch en economisch) inbrengen het gehele bedrijf van de Regionale Ambulancevoorziening Zuid- Holland Zuid, met - onverminderd het bepaalde in artikel 1 lid 2 - alle tot dat bedrijf behorende activa en passiva zulks overeenkomstig de aan deze overeenkomst gehechte inbrengbeschrijving alsmede met alle daaraan gerelateerde diensten en de daartoe behorende organisatie en administratie. 2. Alle tot dat bedrijf van de Regionale Ambulancevoorziening Zuid-Holland Zuid te rekenen personeelsleden blijven voor rekening en risico van en in dienst bij de DG&J ZHZ. 3. De DG&J ZHZ zal bij separate exploitatie/beheersovereenkomst al haar taken en bevoegdheden op grond van de vergunning toegekend op basis van de Twaz in de regio Zuid-Holland Zuid aan de coöperatie overdragen en zal een volledige volmacht en machtiging aan de coöperatie verlenen om alle aan de vergunning gekoppelde bevoegdheden en rechten uit te oefenen. Deze exploitatie/beheersovereenkomst bevat de afspraken over de wijze waarop de coöperatie de taken en bevoegdheden uitvoert, de wijze waarop de DG&J ZHZ haar controle daarop uitoefent en de eventuele sancties op niet nakoming van de verplichtingen door de coöperatie. 4. De DG&J ZHZ is niet verplicht een geldbedrag ter beschikking te stellen aan de coöperatie. 5. De inbreng door de DG&J ZHZ zal worden geboekt op de algemene reserve van de coöperatie overeenkomstig artikel 26 van de statuten van de coöperatie. 6. De coöperatie verricht de volgende diensten voor de DG&J ZHZ: a. het daadwerkelijk (doen) verlenen van ambulancezorg in het algemeen en in de regio Zuid-Holland Zuid in het bijzonder; b. het verkrijgen van een aanwijzing volgens de Wet ambulancezorg, die de Twaz opvolgt, voor het (doen) verrichten van ambulancezorg op basis van de daarmee samenhangende ministeriele regeling(en); c. het fungeren als Regionale Ambulancevoorziening als bedoeld in de Twaz; d. het ter uitvoering van de Twaz in stand (doen) houden van een

- 5 - meldkamer ambulancezorg; e. het (doen) opstellen en (doen) uitvoeren van een regionaal ambulanceplan; f. het inrichten en ontplooien van gemeenschappelijke activiteiten; g. (het stimuleren van) samenwerking met zorginstellingen; h. het behartigen van de gezamenlijke belangen van aanbieders van ambulancezorg en het afstemmen op de ambulancezorg in naburige regio's; i. het (doen) treffen van personele, materiële en organisatorische voorzieningen die noodzakelijk zijn voor het op verantwoorde wijze verrichten van ambulancezorg; j. het (doen) coördineren bij en het (doen) voorzien in de standplaatsen voor ambulances; k. het (doen) uitvoeren van taken in het kader van de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen; l. het in overleg treden en het (doen) maken van afspraken met zorgverzekeraars; m. het initiëren en bevorderen van initiatieven op het gebied van ambulancezorg en/of gezondheidszorg, dan wel initiatieven die daarmee verband houden; n. alsmede alle overige wettige middelen die ter bevordering van de doelstelling van de coöperatie dienstig kunnen zijn. o. het bijhouden van ontwikkelingen, activiteiten en financiële positie van de coöperatie en de deelnemingen van de coöperatie; p. het ontwikkelen van een visie en een strategie voor de coöperatie en de deelnemingen van de coöperatie; q. het minimaal * per kwartaal/*per maand rapporteren over de hiervoor vermelde ontwikkelingen, activiteiten en financiële positie en het rapporteren over wijzigingen in visie en/of strategie; r. het verkrijgen, beheren en exploiteren van rechten van intellectuele en industriële eigendom; s. het verkrijgen, beheren en vervreemden van registergoederen en roerende zaken, effecten en andere waardepapieren; en verder alle diensten die daarmee verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn. 7. Als uit de winst- en verliesrekening van de coöperatie blijkt dat de coöperatie winst heeft gemaakt, wordt deze winst toegevoegd aan de winstreserve van de coöperatie. 8. De coöperatie is steeds bevoegd verplichtingen tot betaling aan de DG&J ZHZ te verrekenen met vorderingen op de DG&J ZHZ uit hoofde van zijn lidmaatschap, zoals een jaarlijkse bijdrage.

- 6-9. In geval van beëindiging van het lidmaatschap van DG&J ZHZ, om welke reden ook, is DG&J ZHZ gehouden met de coöperatie een regeling te treffen voor de financiële gevolgen. Dit kan inhouden dat DG&J ZHZ de coöperatie dient te compenseren voor de eventuele nadelige financiële gevolgen die optreden voor de coöperatie en/of DG&J ZHZ als gevolg van de beëindiging van haar lidmaatschap (uittredingsregeling). De vaststelling van de omvang en vorm van de uittredingsregeling geschiedt met inachtneming van het daarover bepaalde in deze deelnemersovereenkomst en de stauten van de coöperatie, namens de coöperatie door het bestuur, na goedkeuring van de algemene vergadering (met uitzondering van de stem van DG&J ZHZ) en met inachtneming van de redelijke belangen van alle betrokkenen. De regeling kan geen uitkering aan het lid betreffen als bedoeld in artikel 26 van de statuten van de coöperatie. Artikel 2. Vaststelling evenredig deel 1. Alle leden van de coöperatie hebben op grond van de overeenkomsten die met ieder van de leden zijn gesloten ieder voor een gelijk deel recht op de algemene reserve bij liquidatie van de coöperatie zulks overeenkomstig het bepaalde in artikel 29 van de statuten van de coöperatie. 2. Bij aanvang van het lidmaatschap kan ieder lid van de coöperatie een waarde inbrengen die wordt toegevoegd aan de algemene reserve van de coöperatie. 3. Partijen stellen vast dat de waarde van de inbreng als omschreven in artikel 1 lid 1 gelijk is aan de waarde als omschreven in de inbrengbeschrijving als vermeld in artikel 1 lid 1. Artikel 3. Begin, wijziging en einde van de overeenkomst 1. Deze overeenkomst is vanaf vandaag van kracht. 2. Deze overeenkomst blijft gedurende het lidmaatschap van de DG&J ZHZ bestaan en kan tussentijds niet eenzijdig worden beëindigd. 3. Partijen kunnen deze overeenkomst gezamenlijk aanpassen of een nieuwe overeenkomst sluiten, waarbij zij verklaren dat deze overeenkomst eindigt en wordt vervangen door de nieuwe overeenkomst. 4. Deze overeenkomst kan door partijen uitsluitend schriftelijk worden gewijzigd. 5. Deze overeenkomst eindigt bij het einde van het lidmaatschap van de DG&J ZHZ. In tegenstelling tot het bepaalde in de vorige zin blijven de bepalingen in artikel 2 leden 4 en 5 en artikel 4 en 5 echter onverkort gelden tussen partijen na het einde van het lidmaatschap van de DG&J ZHZ. 6. De coöperatie kan eenzijdig de volgende wijzigingen aanbrengen in deze overeenkomst, zonder uitdrukkelijke instemming of medewerking van de DG&J ZHZ: - * - *

- 7 - Dit betreft wijzigingen als bedoeld in artikel 7 lid 2 van de statuten van de coöperatie. Artikel 4. Geschillen Alle geschillen die ontstaan naar aanleiding van deze overeenkomst worden beslecht door de bevoegde rechter te Rotterdam, tenzij partijen anders overeenkomen. Partijen blijven bevoegd om zich in spoedeisende gevallen te wenden tot de rechter in kort geding. Artikel 5. Rechtskeuze en forumkeuze Op deze overeenkomst is uitsluitend Nederlands recht van toepassing. Voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van deze overeenkomst zijn of zullen ontstaan, is uitsluitend de rechter bevoegd van de plaats waar de coöperatie gevestigd is. In tweevoud ondertekend te op 2017. Namens de coöperatie door: titel: Namens de DG&J ZHZ door: titel:

Dordrecht, 19 maart 2018 Onderwerp: Oprichting van en deelneming in de Coöperatie Ambulancezorg Zuid-Holland Zuid U.A. Agendapunt: 12a Geachte leden van het algemeen bestuur, Het dagelijks bestuur stelt u het volgende voor: Ontwerpbesluit: I. Het besluit te nemen: 1. Het dienstonderdeel Regionale Ambulancevoorziening Zuid-Holland Zuid te verzelfstandigen. 2. Hiertoe een Coöperatie Ambulancezorg Zuid-Holland Zuid U.A. op te richten, gezamenlijk met de stichting Albert Schweitzer Ziekenhuis en het Erasmus Medisch Centrum. 3. In te stemmen met de concept- oprichtingsakte van de Coöperatie Regionale Ambulancevoorziening Zuid-Holland Zuid U.A. waarin o.a. opgenomen de statutaire doelen, de governancestructuur en de zeggenschapsverhoudingen. 4. In te stemmen met de concept- Ledenovereenkomst tussen de Dienst Gezondheid & Jeugd en de coöperatie. II. Aan het besluit de volgende voorwaarden te verbinden: a. Goedkeurende ruling Belastingdienst voor wat betreft de fiscale strategie; b. Goedkeuring Nza/ACM; met inachtneming van het feit dat de Nza/ACM en de Belastingdienst pas dan een goedkeuring c.q. ruling afgeven als het besluit van het algemeen bestuur tot oprichting van voornoemde Coöperatie is genomen. Kern van de zaak Op 14 december 2017 heeft uw algemeen bestuur het bovenstaande voorgenomen besluit genomen tot het verzelfstandigen van het dienstonderdeel Regionale Ambulancevoorziening Zuid-Holland Zuid, door het oprichten van en deelnemen aan een coöperatie Ambulancezorg Zuid-Holland Zuid U.A.(verder: de coöperatie). Uw voorgenomen besluit werd vervolgens voor het geven van zienswijzen voorgelegd aan de gemeenteraden. Van 13 raden hebben wij een positieve zienswijze ontvangen. In 4 raden is de zienswijze nog niet behandeld. De aangereikte aandachtspunten hebben wij in deze adviesnota van een toelichting voorzien. Reeds genomen besluiten Het algemeen bestuur heeft op 14 december 2017 een voorgenomen besluit genomen tot oprichting van en deelneming aan een coöperatie Ambulancezorg Zuid-Holland Zuid U.A. 1

Het dagelijks bestuur heeft besloten: de positionering van de RAV ZHZ te onderzoeken (juli 2015); de onderzoeksopdracht vast te stellen (oktober 2015); het inkoopdocument voor onderhandse aanbesteding vast te stellen (december 2015); de onderzoeksopdracht aan adviesbureau 'De Praktijk' te gunnen (januari 2016). Het algemeen bestuur heeft op 27 oktober 2016 besloten: o In te stemmen met de voorgestelde startpositie genoemd in de eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid van 'De Praktijk'; o opdracht te geven tot het formeren van een projectgroep die het advies van oprichting tot een coöperatie uitwerkt en alle voorwaarden en consequenties (fiscaal, juridisch, financieel, governance, etc.) in kaart brengt en voorbereidt voor besluitvorming; o het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid te vragen om een zienswijze op de eindrapportage en deze te betrekken bij de uitwerking door de projectgroep; o de adviezen die in de beraadslaging zijn gegeven mee te nemen in de verdere procedure. Het dagelijks bestuur heeft op 15 juni 2017 besloten tot een bestuurdersakkoord (intentieverklaring en projectplan) met de beoogde deelnemers in de coöperatie, waarover het algemeen bestuur in de vergadering van 6 juli 2017 werd geïnformeerd. Argumenten Onderzoeksopdracht De RAV heeft onderzoek laten uitvoeren naar de meest optimale duurzame positionering door onderzoekbureau De Praktijk. De conclusie van De Praktijk was dat het noodzakelijk is voor de RAV om een privaatrechtelijke rechtspersoon op te richten om in aanmerking te komen voor een nieuwe (ver)gunning na 2021. De Praktijk heeft geadviseerd te kiezen voor een coöperatie, waarin het samenwerkingsverband DG&J (de 'GR') medeoprichter en -deelnemer is. Het Albert Schweitzerziekenhuis en het Erasmus Universitair Medisch Centrum hebben hun belangstelling getoond voor deze samenwerking, en ook de intentie uitgesproken in de coöperatie te willen deelnemen. De oprichtende leden hebben de ambitie om gezamenlijk de kwaliteit van de acute zorgketen in de regio Zuid-Holland Zuid te verbeteren door structurele samenwerking in de coöperatie. Deze ambitie is vastgelegd in een bestuurdersakkoord (juni 2017) van de deelnemende partijen. Voor de uitwerking van de opdracht werd vanuit de betrokken partijen een stuurgroep en een projectgroep ingericht. De stuurgroep heeft het projectteam opdracht gegeven om het programma van eisen (de oplossingsruimte) nader te preciseren en de voorbereidingen te treffen voor de daadwerkelijke oprichting. De oorspronkelijke eisen die gesteld zijn aan de oplossing waren immers: Geen gehele of gedeeltelijke bedrijfsoverdracht van publiekrechtelijke naar privaatrechtelijke rechtspersoon, tenzij.. Geen transitie- of frictiekosten, tenzij.. Fiscale neutraliteit, tenzij.. Compliance van inrichting en functioneren van bestuur en governance met zowel bestaande wet- en regelgeving als zich expliciet ontwikkelend regeringsbeleid, tenzij.. De stuurgroep heeft op 13 november 2017 besloten de programmafase af te ronden, omdat de inrichting van de coöperatie voldoende in het advies van de projectgroep is afgebakend. 2

Voorgenomen inrichting coöperatie in grote lijnen De coöperatie UA wordt opgericht met de leden DG&J, ASz en Erasmus MC. Alle leden hebben één stem in de algemene ledenvergadering (ALV) en hebben gelijke rechten en plichten. De activa & passiva van de RAV wordt door DG&J ingebracht in de coöperatie als collectief eigen vermogen van de coöperatie. Er wordt een onafhankelijk Raad van Commissarissen (RvC) van tenminste drie personen benoemd door de ALV op voordracht van de RvC 1 Er wordt één directeur-bestuurder benoemd door de ALV op voordracht van de RvC. De coöperatie wordt opgericht in het kader van verzelfstandiging van een dienstonderdeel van DG&J. Voor wat betreft ondersteunende diensten: Het lopende contract met het Servicecentrum Drechtsteden wordt voor de periode 2018-2019 gecontinueerd. Per 1 januari 2010 wordt het contract met het SCD opgezegd. In 2018 zal de strategie voor levering van ondersteunende diensten bij de coöperatie vastgesteld worden. Diensten kunnen worden geleverd door de leden Erasmus MC en ASz of door derden. Voor wat betreft het werkgeverschap: Het huidige personeel dat nu in dienst is bij de DG&J (onder de Cao Ambulancezorg) en deelneemt aan het ABP-pensioenfonds, blijft gedurende de periode dat DG&J vergunninghouder is (tot en met 2020) in dienst bij DG&J. DG&J detacheert het personeel bij de coöperatie. Nieuw aan te nemen personeel komt vanaf de datum oprichting van de coöperatie in dienst van de coöperatie (onder Cao Ambulancezorg), deelnemend aan pensioenfonds PFZW. In 2018-2019 wordt de strategie vastgesteld voor het dienstverband van het dan nog in dienst bij DG&J zijnde personeel van de RAV ZHZ voor de periode 2021-2022. Afhankelijk van BTW- vrijstelling voor vervolgdetachering vanuit DG&J, wordt beoordeeld of het personeel dat in dienst is bij DG&J, in dienst kan worden genomen door Erasmus MC (onder de Cao Ambulancezorg en deelnemend aan het ABPpensioenfonds). Erasmus MC zal het personeel dan detacheren bij de coöperatie. Dit onder de voorwaarden dat het Erasmus MC de Cao Ambulancezorg mag hanteren naast de eigen Cao Academische ziekenhuizen en dat deze detachering niet betekent dat het Erasmus MC door deze dienstverlening geen aanspraak meer kan maken op hun huidige vrijstelling voor de VPB. Voor detachering vanuit DG&J en in de toekomst wellicht vanuit Erasmus MC, geldt dat de risico's van de werkgever worden ondergebracht bij de inlenende partij door de financiële aansprakelijkheid van het werkgeverschap en de overige met het werkgeverschap samenhangende kosten, te rekenen onder de brutoloonkosten. (De Belastingdienst dient hierover nog ruling af te geven). Het advies van de projectgroep, waarbij alle onderdelen in samenhang zijn gewogen op juridische, financiële en fiscale aspecten, voldoet aan de gestelde eisen: Op basis van de verzelfstandiging van de RAV is geen overdrachtsbelasting of schenkbelasting verschuldigd, over de inbreng van de activa en passiva van de RAV in de coöperatie, door DG&J. Ook leidt deze inbreng niet tot vennootschapsbelasting. De coöperatie is op grond van zorgwerkzaamheden (medische- en ambulancediensten) vrijgesteld van omzetbelasting. 1 De voordracht van de RvC voor het benoemen van nieuwe leden van de RvC geldt vanzelfsprekend nog niet bij de oprichting. 3

De coöperatie is op grond van medische dienstverlening, en het feit dat zij geen winst uitkeert aan de leden, vrijgesteld van vennootschapsbelasting. Doordat het bestaande DG&J-personeel kan blijven deelnemen aan het ABPpensioenfonds worden frictiekosten van ruim 1,7 miljoen euro voorkomen. Nieuw personeel komt vanaf de start van de coöperatie in dienst van de coöperatie. De bestuurs- en governancestructuur voldoet aan de eisen van de Wet toelating zorginstellingen en de Governancecode Zorg 2017. Kanttekeningen en risico s De Tijdelijke Wet ambulancezorg (Twaz) is op 30 mei jl. door de Tweede Kamer verlengd tot en met 31 december 2020. Per 1 januari 2021 wordt een nieuwe Wet ambulancezorg van kracht. Voor die tijd zullen nieuwe (ver)gunningen verleend worden. De coöperatie zal zich kandideren voor een dergelijke nieuwe (ver)gunning voor de regio Zuid-Holland Zuid. Met de geborgde structurele samenwerking binnen de coöperatie is de kans dat zij de vergunning verkrijgt maximaal. Mocht de coöperatie niet de vergunning na 2021 verkrijgen dan wordt de onderneming overgedragen aan de nieuwe vergunninghouder en de coöperatie geliquideerd. Dit traject zal de gemeenten niet financieel dan wel anderszins raken. Mocht de RAV ZHZ niet in een privaatrechtelijke organisatie worden ondergebracht dan voldoet zij niet aan de wettelijke eisen die gesteld worden aan een zorginstelling, en is het aannemelijk dat de kandidatuur niet ontvankelijk wordt verklaard. Kosten, baten en dekking Er is een projectorganisatie opgericht waarin stafmedewerkers vanuit DG&J, RAV, het Erasmus MC en het Albert Schweitzer Ziekenhuis gezamenlijk de inrichting en oprichting van de coöperatie voorbereiden, in opdracht van de stuurgroep. Kosten voor projectleiding en externe expertise (met name juridisch en fiscaal) worden gedeeld door de beoogde leden volgens de verdeelsleutel 50% DG&J/RAV, 25% Erasmus MC en 25% ASz. Het deel DG&J/RAV komt ten laste van de begroting RAV vanuit de geoormerkte 'vrije-marge' gelden. Er komen geen koste ten laste van de deelnemende gemeenten van de GR DG&J. De exploitatie van de RAV ZHZ wordt gefinancierd door de zorgverzekeraars. Juridische of personele consequenties De DG&J moet, zolang ze vergunninghouder is, een overeenkomst met de coöperatie sluiten waarin de uitvoering van de rechten en plichten op grond van de Twaz worden vastgelegd. De coöperatie wordt immers uitvoerder van ambulancezorg in opdracht van de DG&J als vergunninghouder. In de overeenkomst wordt ook opgenomen hoe de coöperatie zich dient te verantwoorden naar het algemeen bestuur van de DG&J met betrekking tot de uitvoering van ambulancezorg in opdracht van DG&J alsmede over welke sanctiemogelijkheden DG&J als vergunninghouder beschikt. In aanloop naar de nieuwe vergunning wordt de strategie rond het werkgeverschap definitief vastgesteld op basis van de uitgangspunten zoals hiervoor verwoord onder 'argumenten' en in de bijgevoegde uitgebreide adviesnota. Zienswijzeprocedure Op 19 december 2017 is het verzoek om zienswijze aan de colleges van burgemeester en Wethouders verzonden. In de aanloop naar behandeling door de gemeenteraden zijn verschillende vragen van griffies beantwoord. Ook werden op uw verzoek twee informatiebijeenkomsten voor raadsleden belegd, die helaas teleurstellend werden bezocht. Daarnaast zijn enkele raadsleden individueel geïnformeerd en werd toelichting gegeven in vergaderingen van de raad(scommissie). 4

Op 21 maart 2019 hadden de volgende gemeenten een zienswijze ingediend. 1. Alblasserdam 2. Giessenlanden 3. Gorinchem 4. Hardinxveld-Giessendam 5. Leerdam 6. Molenwaard 7. Leerdam 8. Oud-Beijerland 9. Papendrecht 10. Sliedrecht 11. Strijen 12. Zederik 13. Zwijndrecht Gecompileerde vragen en verzoeken uit de zienswijzen 1. Verzoek om zekerheid dat verzelfstandiging van de RAV ZHZ geen financiële implicaties heeft voor gemeenten (6x genoemd). Dat de gemeenten geen financieel risico lopen is opgenomen in de paragrafen 'kanttekeningen & risico's' en 'kosten, baten en dekking' als ook in de toelichting in de paragraaf 'financiën coöperatie' die een toelichting geeft op de oprichtingsakte waar in artikel 7 de uitgesproken aansprakelijkheid van de leden is weergegeven en in artikel 26 de bepalingen rond winst, eigen vermogen en reserves. 2. Verzoek voor behoud gelijkwaardige arbeidsvoorwaarden en pensioen bij verzelfstandiging in het kader van goed werkgeverschap (2x genoemd). Om dit te garanderen zijn meerdere scenario's op voorhand uitgewerkt. Deze zijn benoemd in de paragraaf 'voorgenomen inrichting coöperatie in grote lijnen' onder 'werkgeverschap' en uitgebreid toegelicht in de paragraaf 'personeel RAV ZHZ' van de toelichting. 3. Verzoekt om helderheid over rollen, taken en verantwoordelijkheden van DG&J binnen en van de diverse organen van de coöperatie (3x genoemd). De taken, bevoegdheden, rechten en plichten, wijze van benoeming en besluitvorming van de Algemene Ledenvergadering, de Raad van Bestuur en de Raad van Commissarissen zijn vastgelegd in de oprichtingsakte in de artikelen 8-25. In de toelichting worden deze kort samengevat en toegelicht in paragraaf 2.a 'governancestructuur'. Hier wordt ook de rol van DG&J in de onderscheidende fases toegelicht. 4. Verzoekt om helderheid over de wijze waarop financiële verantwoording van de coöperatie aan DG&J als vergunninghouder wordt vormgegeven (2x). Dit wordt vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst die DG&J zal sluiten met de coöperatie. Deze overeenkomst wordt nog opgesteld. Hierin wordt specifiek benoemd op welke wijze de coöperatie verantwoording aflegt aan de vergunninghouder en op welke wijze de vergunninghouder toezicht houdt en welke sanctiemiddelen zij hierbij tot haar beschikking heeft. In deze overeenkomst komt ook de financiële verantwoording aan bod. 5

5. Hoe worden de financiële stromen tussen de zorgverzekeraars, DG&J en de coöperatie vormgegeven (1x genoemd)? Ook dit zal onderdeel zijn van de uitvoeringsovereenkomst tussen DG&J als vergunninghouder en de coöperatie. Op dit moment is er een overeenkomst tussen DG&J en de RAV ZHZ op basis waarvan de zorgverzekeraars direct met de RAV ZHZ afspraken maken over financiering en prestaties. Deze WMG overeenkomst wordt ondertekend door de directeur RAV ZHZ. Deze overeenkomst kan de basis zijn voor een gelijksoortige afspraak met de coöperatie. 6. Verzoekt helderheid over de rollen/taken van DG&J en directeur RAV ZHZ ten opzicht van het achterblijvende personeel (1x genoemd). Er wordt een detacheringovereenkomst gesloten tussen DG&J en de coöperatie. Hierin worden afspraken gemaakt over de kosten (conform de voorwaarden gesteld in deze besluitnota paragraaf 'voorgenomen inrichting in grote lijnen' onderdeel 'werkgeverschap' en de paragraaf 'Personeel RAV ZHZ' in de toelichting onderdeel 'werkgeverschap'. Hierin zullen ook afspraken worden opgenomen over hoe de hiërarchische verhouding en aansturing vorm worden gegeven. Voor wat betreft de directeur RAV ZHZ: die functie bestaat straks niet meer. De Algemene Ledenvergadering zal een directeur-bestuurder benoemen (eenhoofdige raad van bestuur). 7. Voorstel om mogelijkheid te benutten om directeur-bestuurder van buiten de leden te benoemen en een bestuurder te benoemen die geen connectie heeft met één van de leden van de algemene ledenvergadering (1x genoemd). In artikel 8.2 staan de vereisten genoemd waar een bestuurder aan moet voldoen, onder andere dat de bestuurder geen commissaris van de coöperatie is (of is geweest in drie voorgaande jaren) en geen lid is van enig ander orgaan van de coöperatie. 8. Stelt dat DG&J als zij per 2021 geen vergunninghouder meer is zo min mogelijk bemoeienis zou moeten hebben met de coöperatie en verzoekt het DB/AB zich hier tijdig over te beraden (1x genoemd). Het algemeen bestuur zal zich op een zeker moment na 2021 moeten beraden op haar positie als lid van de coöperatie. Pas dan kan de afweging worden gemaakt of het zinvol is om een publieke invloed te behouden in de coöperatie. Theoretisch is het zeker mogelijk dat de DG&J zich tegen die tijd als lid terugtrekt. 9. Stelt dat het niet kies is om te spreken over de waarschijnlijkheid dat functie Directeur Publieke Gezondheid de waarschijnlijke afvaardiging namens DG&J in ALV coöperatie is en stelt dat AB DG&J hierover zelfstandig besluit neemt (1x genoemd). Over de samenstelling van de algemene ledenvergadering wordt inderdaad nu geen besluit genomen. Het algemeen bestuur ontvangt hierover een voorstel als het aan de orde is. 10. Heeft op basis van de uitgewerkte scenario's, en het feit dat de medezeggenschapsorganen positief hebben geadviseerd, er vertrouwen in dat de rechten van personeelsleden van de RAV ZHZ goed geborgd zijn. Vraagt daarnaast aandacht voor zorgvuldige communicatie richting personeelsleden met ook aandacht voor de gevoelsmatige kant van de verzelfstandiging (1x genoemd). De RAV ZHZ informeert haar personeel regelmatig en gaat op werkoverleggen van de posten persoonlijk in gesprek. 6

Vervolgprocedure Oprichting coöperatie. Benoeming voorzitter Raad van Commissarissen. Benoeming directeur-bestuurder. Inbreng activa & passiva RAV ZH door DG&J. De oprichting van de rechtspersoon is niet per definitie hetzelfde moment als het starten van het bedrijf RAV in de coöperatie (aanstellen personeel, overdracht activa & passiva). Na ontvangst van een goedkeurende ruling van de Belastingdienst en NZA/ACM zal door de oprichtende partners - i.c. voor de DG&J door het dagelijks bestuur - binnen de kaders van het voorliggende besluit van het algemeen bestuur, worden besloten wanneer de rechtspersoon daadwerkelijk kan worden opgericht. Inmiddels kan worden vermeld dat de Ondernemingsraad van de RAV Zuid-Holland Zuid, alsmede het cliëntenpanel Zorgbelang, elk een positief advies heeft uitgebracht over het voorgenomen besluit. Bovendien hebben ook de Raden van Bestuur van het Erasmus Medisch Centrum en het Albert Schweitzer Ziekenhuis met instemming van hun Raden van Toezicht, Ondernemingsraden en cliëntenraden besloten tot oprichting van en deelneming in de Coöperatie Ambulancezorg Zuid-Holland Zuid U.A. Evaluatie en verantwoording Geen. Bijlagen: I Uitgebreide argumentatie adviesnota II Concept Oprichtingsakte (statuten) III- Concept Ledenovereenkomst DG&J en Coöperatie Ambulancezorg UA ZHZ 7

Het algemeen bestuur van de Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid; Gelet op: Artikel 31a van de Wet gemeenschappelijke regelingen en met inachtneming van de door de gemeenteraden ingediende zienswijzen. B e s l u i t : I. Het besluit te nemen: 1. Het dienstonderdeel Regionale Ambulancevoorziening Zuid-Holland Zuid te verzelfstandigen. 2. Hiertoe een Coöperatie Ambulancezorg Zuid-Holland Zuid U.A. op te richten, gezamenlijk met de stichting Albert Schweitzer Ziekenhuis en het Erasmus Medisch Centrum. 3. In te stemmen met de concept- oprichtingsakte van de Coöperatie Regionale Ambulancevoorziening Zuid-Holland Zuid U.A. waarin o.a. opgenomen de statutaire doelen, de governancestructuur en de zeggenschapsverhoudingen. 4. In te stemmen met de concept- Ledenovereenkomst tussen de Dienst Gezondheid & Jeugd en de coöperatie. II. Aan het besluit de volgende voorwaarden te verbinden: a. Goedkeurende ruling Belastingdienst voor wat betreft de fiscale strategie; b. Goedkeuring Nza/ACM; met inachtneming van het feit dat de Nza/ACM en de Belastingdienst pas dan een goedkeuring c.q. ruling afgeven als het besluit van het algemeen bestuur tot oprichting van voornoemde Coöperatie is genomen. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 29 maart 2018, de secretaris, de voorzitter, K.J. van Hengel mw. C.M.L. Lambrechts 8