Montagehandleiding voor de vakman VIESMANN Vitomax 200-HS type M73A Hogedrukstoomketel op olie of gas met of zonder economiser nominale stoomcapaciteit 0,5 tot 4,0 t/h VITOMAX 200-HS 9/2011
Veiligheidsinstructies Volg deze veiligheidsvoorschriften nauwkeurig op ter voorkoming van lichamelijk letsel en materiële schade. Toelichting bij veiligheidsvoorschriften Gevaar Dit teken waarschuwt voor persoonlijk letsel. Gegevens met het woord "" bevatten aanvullende informatie. Doelgroep Werkzaamheden aan de installatie Installatie spanningsvrij schakelen (bijvoorbeeld met de afzonderlijke zekering of een hoofdschakelaar) en op aanwezige spanning controleren. Installatie tegen opnieuw inschakelen beveiligen. Bij gas als brandstof de gasafsluitkraan sluiten en beveiligen tegen abusievelijk openen. Deze handleiding is uitsluitend bedoeld voor erkende installateurs. Werkzaamheden aan gasinstallaties mogen alleen door erkende installateurs worden uitgevoerd. Elektrische werkzaamheden mogen alleen door elektromonteurs worden uitgevoerd. Voorschriften Respecteer bij de werkzaamheden de ARBO voorschriften en veiligheidsvoorschriften, de wettelijke milieuvoorschriften, EN, NEN, VEWIN voorschriften, het bouwbesluit en eventuele lokale voorschriften. 2
Inhoudsopgave Opslag van Vitomax-ketels vóór opstelling in de installatie... 4 Montagevoorbereiding Ketel transporteren... 5 Afstandsmaten... 6 Montageverloop Ketel opstellen en uitlijnen... 7 Aansluiting stoomzijde... 7 Meet- en regelinrichtingen monteren... 11 Armaturenstang monteren... 12 Elektroden voor waterniveaubegrenzing en waterniveauregeling monteren... 13 Rookgaszijde aansluiten... 15 Rookgaskap op de economiser monteren (bij gescheiden levering)... 15 Rookgasbuis monteren... 15 Kijkglas aanbrengen... 16 Brander monteren... 16 Brander instellen... 17 Inbedrijfstelling en afstelling... 20 3
Opslag van Vitomax-ketels vóór opstelling in de installatie Let op: Deze aanwijzingen zijn van toepassing op de opslag vóór de opstelling in de installatie. 1. Vitomax-ketels moeten in gesloten ruimten, vrij van weersinvloeden en droog worden opgeslagen. 2. De ruimtetemperatuur mag niet lager zijn dan 0 C en niet hoger dan +50 C. 3. Bij levering is de waterzijde van de ketel standaard beschermd tegen het binnendringen van vreemde voorwerpen door middel van blinde flenzen of kappen. 4. Verwijder de transportverpakking om de vorming van condenswater te voorkomen. Controleer de werking van het droogmiddel regelmatig. Zie gegevens van de fabrikant m.b.t. het droogmiddel. Let erop dat het droogmiddel niet in aanraking komt met het ketelmateriaal (bijv. door hangende bevestiging). Conserveer de droge rookgaszijde met behulp van een dunne laag grafiet of vernis. Als alternatief voor de vochtonttrekking aan de rookgaszijde met behulp van droogmiddelen kunt u ook een droger met luchtcirculatie aansluiten. Neem de volgende informatie in acht om bij een opslagtijd van meer dan vier weken corrosievorming in drukloze toestand te vermijden: Bescherm de binnenruimte van de ketel aan de rookgas- en waterzijde tegen vocht door middel van een droogmiddel zoals silicagel. De hoeveelheid droogmiddel hangt af van het ketelvolume. 4
Ketel transporteren Geldende voorschriften ter voorkoming van ongevallen in acht nemen. Uitsluitend de gemarkeerde bevestigingspunten gebruiken. 1. Ketel optillen Hefogen A of krachtoverbrengingsbereik D op de ketelstoel gebruiken. A F1/2 2. Ketel verplaatsen Hiervoor pantserrollen onder de voetrail C aanbrengen. 3. Hijsmiddel aan de trekogen B vastmaken. F1/2 90 45 45 F1/2 D C B F1/2 D Hefogen A: 7 80 Trekogen B bij IPB 120: 7 60 Ketel weergegeven met optionele, geïntegreerde economiser. 5
Afstandsmaten 1000 800 LG C A B BG 500 500 500 300 BG Voorbeeldweergave A Ketel B Brander Voor een eenvoudige montage en gemakkelijk onderhoud de aangegeven maten aanhouden. C Besturings- en schakelinstallatie Afhankelijk van de uitrusting (accessoires) moeten de minimumafstanden worden gecontroleerd aan de hand van de voorschriften. Minimumafstanden hebben betrekking op de ketel. Ketelgrootte 1 2 3 4 5 6 7 8 9 zonder economiser LG mm 2550 2700 2910 3110 3330 3545 3755 4110 4445 BG mm 1575 1655 1730 1800 1890 1975 2060 2190 2300 met economiser LG mm 3010 3160 3370 3595 3815 4175 4385 4740 5075 BG mm 1575 1655 1730 1800 1890 1975 2060 2190 2300 6
Ketel opstellen en uitlijnen Ketel horizontaal uitlijnen. Wij adviseren de ketel op geluidsabsorberende trillingsdempers te plaatsen. Verdeel de trillingsdempers hiervoor gelijkmatig langs en in het midden van de voetrails en neem de meegeleverde aanwijzingen in acht. Aansluiting stoomzijde Gevaar Het openen van ketelaansluitingen en -openingen onder druk kan de gezondheid ernstig schaden. Water- en stoomaansluitingen evenals inspectieopeningen uitsluitend openen als de ketel drukloos is. Alle leidingen moeten zonder belasting en spanning worden aangesloten. 2. Leidingen aansluiten. 3. Voedingswaterleiding tussen de uitlaataansluiting op de economiser en de voedingswateraansluiting op de ketel monteren. *1. 4. Voedingswaterleiding met het meegeleverde isolatiemateriaal isoleren *1. 5. Thermometer op sok en aftapklep op aansluiting monteren *1. 1. Installatie grondig spoelen (vooral bij aansluiting van de ketel op een bestaande installatie). *1 Indien de ketel is uitgerust met een optionele, geïntegreerde economiser. 7
Aansluiting stoomzijde (vervolg) qw qeqpqwqqqrwq ww wp 3 wi rp qt wu wo eq 4 rt 6 rz 2 wt wz rrrw rq rerr 1 we wr 5 Voorbeeldweergave. Orderspecifieke afwijkingen van de levering zijn mogelijk. 8
Aansluiting stoomzijde (vervolg) Weergave van de armaturenstang is voor de modulerende werking. Voor de getrapte werking dienen nog twee drukregelaars te worden aangebracht; de drukmeetomvormer komt bij de branderregeling te vervallen. 1 Bordes 2 Schakelkast Zie aparte documentatie 3 Geïntegreerde economiser 4 Verbindingsleiding economiserketel 5 Voedingswaterpomp (module) 6 Brander qp Niveau-elektrode (WR waterniveauregelaar) qq Niveau-elektrode (HW hoogste waterniveau) qw Niveau-elektrode (NW laagste waterniveau) qe Accessoire flensverbinding DN 100 qr Accessoire flensverbinding DN 100 qt Geleidbaarheidselektrode wp Veiligheidsklep wq Afsluitklep ontluchting ww Afsluitklep stoom we Afsluitklep voedingswater wr Terugslagklep voedingswater wt Afsluitklep spui wz Spuikraan wu Afsluitklep ontzouting wi Ontzoutingsregelklep wo Contraflens DN 20 eq Ontluchtingsklep voor economiser rp Waterniveauindicator rq Manometer rw Maximumdrukbegrenzer re Drukmeetomvormer rr Doorgangsafsluitklep met kap (optioneel) rt Naaldthermometer rz Koeler voor monstername 9
Aansluiting stoomzijde (vervolg) Aansluitingen ketel Ketelgrootte 1 2 3 4 5 Stoomaansluiting voor toeg. werkdruk 6 bar PN 16 DN 65 65 80 100 100 8 bar PN 16 DN 50 65 65 80 100 10 bar PN 16 DN 50 65 65 80 PN 40 DN 40 13 bar PN 40 DN 32 40 50 65 65 16 bar PN 40 DN 32 40 50 50 65 18 bar PN 40 DN 32 32 50 50 65 20 bar PN 40 DN 32 32 40 50 50 22 bar PN 40 DN 32 32 40 50 50 25 bar PN 40 DN 32 32 32 40 50 Aansluiting veiligheidsklep voor toeg. werkdruk 6 bar PN 40 DN 20 20 25 32 32 8 bar PN 40 DN 20 20 25 25 32 10 bar PN 40 DN 20 20 20 25 25 13 bar PN 40 DN 20 20 20 20 25 16 bar PN 40 DN 20 20 20 20 20 18 bar PN 40 DN 20 20 20 20 20 20 bar PN 40 DN 20 20 20 20 20 22 bar PN 40 DN 20 20 20 20 20 25 bar PN 40 DN 20 20 20 20 20 Voedingswateraansluiting voor toeg. werkdruk 6-25 bar PN 40 DN 25 25 25 32 32 10
Aansluiting stoomzijde (vervolg) Aansluitingen ketel (vervolg) Ketelgrootte 6 7 8 9 Stoomaansluiting voor toeg. werkdruk 6 bar PN 16 DN 125 125 150 150 8 bar PN 16 DN 100 100 125 150 10 bar PN 16 DN 80 100 125 125 PN 40 DN 13 bar PN 40 DN 80 80 100 100 16 bar PN 40 DN 65 80 80 100 18 bar PN 40 DN 65 65 80 100 20 bar PN 40 DN 65 65 80 80 22 bar PN 40 DN 65 65 65 80 25 bar PN 40 DN 50 65 65 80 Aansluiting veiligheidsklep voor toeg. werkdruk 6 bar PN 40 DN 40 40 50 50 8 bar PN 40 DN 32 40 40 50 10 bar PN 40 DN 32 32 40 40 13 bar PN 40 DN 25 32 32 40 16 bar PN 40 DN 25 25 32 32 18 bar PN 40 DN 20 25 32 32 20 bar PN 40 DN 20 25 25 32 22 bar PN 40 DN 20 25 25 32 25 bar PN 40 DN 20 20 25 25 Voedingswateraansluiting voor toeg. werkdruk 6-25 bar PN 40 DN 32 32 32 32 Meet- en regelinrichtingen monteren Meet- en regelinrichtingen overeenkomstig de werkdruk van de ketel en afhankelijk van de modus (werking met of zonder permanent toezicht) monteren. De details met de bevoegde vergunningsinstantie bespreken en laten goedkeuren. Montage uitvoeren volgens de meegeleverde handleiding van de toestellen. Voor de elektrische aansluiting, zie meegeleverde aansluit- en bedradingsschema's. 11
Meet- en regelinrichtingen monteren (vervolg) Armaturenstang monteren Weergave van de armaturenstang is voor de getrapte werking. Voor de modulerende werking worden twee drukregelaars vervangen door een drukmeetomvormer. U-buis van de armaturenstang E met water vullen en aan de ketelfront monteren. De armaturenstang heeft de volgende aansluitingen: 1 of 2 drukregelaars A (optioneel met kapventiel), 1 maximumdrukbegrenzer C (optioneel met kapventiel), 1 manometer B met testklep en 1 afblaasklep, 1 extra aansluiting D. 12
Meet- en regelinrichtingen monteren (vervolg) Elektroden voor waterniveaubegrenzing en waterniveauregeling monteren Aansluiting voor waterniveaubegrenzing Aansluiting voor waterniveauregeling en -begrenzing a d a b c d A HW-begrenzingselektrode B NW-begrenzingselektrode C Laagste waterniveau (NW) B NW-begrenzingselektrode C Laagste waterniveau (NW) D Waterniveauregelingselektrode Voorbeeldweergave van de elektrodekoppen. Elektroden voor de waterniveauregeling en voor de waterniveaubegrenzing monteren: Montagehandleidingen van de elektroden 13
Meet- en regelinrichtingen monteren (vervolg) Elektroden conform het in de tabel genoemde schakelpunt aanpassen resp. instellen. De meegeleverde elektroden zijn af fabriek aan de desbetreffende ketel aangepast. In elke aansluiting mag telkens maar één elektrode voor de waterniveaubegrenzing worden gemonteerd. Waterniveauregeling en waterniveaubegrenzing mogen worden gecombineerd. Bij installaties met meerdere ketels de elektroden niet verwisselen. Ketelgrootte Toeg. werkdruk tot 13 bar Ref.-elektrode tot NW Pomp aan Pomp uit Hoogste waterpeil HW Afmeting a Afmeting b Afmeting c Afmeting d mm mm mm mm 1 502 462 422 357 2 527 487 447 382 3 540 500 460 395 4 551 511 471 406 5 585 545 505 440 6 608 568 528 463 7 618 578 538 473 8 622 582 542 477 9 625 585 545 480 Ketelgrootte Toeg. werkdruk vanaf 16 bar Ref.-elektrode tot NW Pomp aan Pomp uit Hoogste waterpeil HW Afmeting a Afmeting b Afmeting c Afmeting d mm mm mm mm 1 492 452 412 357 2 517 477 437 382 3 530 490 450 395 4 541 501 461 406 5 575 535 495 440 6 598 558 518 463 7 608 568 528 473 8 612 572 532 477 9 615 575 535 480 14
Rookgaszijde aansluiten Rookgaskap op de economiser monteren (bij gescheiden levering) A Rookgasbuis monteren 2-3 x D Ø10 B D 1. Rookgaskap A op economiser B plaatsen en in het midden uitrichten. 2. Rookgaskap gasdicht lassen (lasnaad a 5 mm). 3. Vrije ruimte tussen de isolatie van de kap en de economiser met isolatiematten dichtstoppen. 4. Isolatieplaten monteren. Isolatiematten en -platen behoren tot de leveringsomvang. 1. Rookgasaansluiting langs de kortste weg en iets oplopend door rookgasbuizen met de rookgasinstallatie verbinden. Vermijd scherpe knikken. 2. Meetopening (ca. 10 mm 7) op een afstand van twee- tot driemaal de doorsnede van de rookgasbuis achter de rookgasaansluiting maken. 3. Rookgasbuis isoleren. A Optioneel: rookgasflens met contraflens. 15
Rookgaszijde aansluiten (vervolg) Ketelgrootte 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Rookgasaansluiting Binnen-7 mm 152 192 216 242 272 307 346 392 442 Gevaar Vergiftigingsgevaar door uittredende rookgassen. De aftapaansluitingen voor het condensaat A moeten worden afgesloten als ze niet worden gebruikt. Zij zijn bestemd voor de aftapping van het water uit de rookgaskast dat ontstaat als de economiser wordt gereinigd resp. voor de aftapping van het condensaat dat in de starttoestand ontstaat. Kijkglas aanbrengen Kijkglas (in de vlambuis) op de reinigingsdeur aan de achterzijde van de ketel monteren. Brander monteren Afzonderlijke branderdocumentatie. *2 Binnendiameter, voor buitendiameter +8 mm. 16
Brander monteren (vervolg) Wanneer de afzonderlijk meegeleverde branderplaat niet in de fabriek is voorbereid, de branderbevestigingsgaten in de branderplaat boren en de opening voor de vlambeker uitbranden. Max. vlambekerdiameter, zie tabel op pagina 19. 1. Branderplaat voor branderaansluiting op de ketelflens schroeven. 2. Brander op de branderplaat schroeven. Ø f 315 3. Bij afwijkende afmetingen de opening van de isolatie volgens de diameter van de vlambeker uitsnijden. 4. Na de montage van de brander de ringspleet tussen de vlambeker en het isolatieblok afdichten met het hittebestendige isolatiemateriaal (in de vlambuis meegeleverd). 5. Turbulatoren (indien aanwezig) tot de aanslag erin schuiven. 6. Keteldeuren en reinigingsopening aan de achterzijde van de ketel sluiten. Brander instellen Voor het afstellen van de brander, zie de afzonderlijke documentatie van de brander. 17
Brander instellen (vervolg) a b Ø c 315 f Ø d Ø e Ketelgrootte 1 2 3 4 5 Stoomcapaciteit *3 t/h 0,5 0,7 1,0 1,3 1,65 (bij 102 C voedingswatertemperatuur) Max. toegestaan stookvermogen MW 0,380 0,530 0,760 0,985 1,250 Aardgas max. rookgasweerstand zonder mbar 4,2 4,7 6,4 7,9 10,4 ECO max. rookgasweerstand met ECO mbar 4,6 5,3 7,2 8,9 11,4 100 max. rookgasweerstand met ECO mbar 4,8 5,5 7,9 9,9 11,9 200 Stookolie EL max. rookgasweerstand zonder mbar 3,8 4,2 5,8 7,1 9,3 ECO max. rookgasweerstand met ECO mbar 4,2 4,8 6,6 8,1 10,3 100 max. rookgasweerstand met ECO mbar 4,4 5,0 7,3 9,1 10,8 200 Afmetingen vuurhaard Lengte vlambuis maat a mm 1350 1500 1710 1910 2130 keerkamer maat b mm 250 250 250 250 250 *3 De toegestane stoomcapaciteit varieert al naar gelang de vereiste emissiewaarden. 18
Brander instellen (vervolg) Ketelgrootte 1 2 3 4 5 Diameter gladde buis binnen min. maat c mm 468 508 549 582 620 gladde buis binnen max. maat c mm 486 524 569 602 642 ribbelbuis, middelgroot maat d mm ribbelbuis, binnen maat e mm Afmetingen branderaansluiting min. vlambekerlengte mm 315 315 315 315 315 max. vlambekerdiameter maat f mm 240 240 290 290 320 Volume verbrandingskamer (gemiddeld) vlambuis m 3 0,24 0,31 0,42 0,53 0,67 vlambuis en keerkamerdiepte m 3 0,29 0,37 0,48 0,59 0,74 Ketelgrootte 6 7 8 9 Stoomcapaciteit *3 t/h 2,0 2,5 3,2 4,0 (bij 102 C voedingswatertemperatuur) Max. toegestaan stookvermogen MW 1,510 1,890 2,415 3,020 Aardgas max. rookgasweerstand zonder ECO mbar 10,5 10,9 10,9 12,5 max. rookgasweerstand met ECO 100 mbar 11,5 12,4 12,4 14,0 max. rookgasweerstand met ECO 200 mbar 12,0 13,4 13,4 15,5 Stookolie EL max. rookgasweerstand zonder ECO mbar 9,4 9,8 9,9 11,1 max. rookgasweerstand met ECO 100 mbar 10,4 11,3 11,4 12,6 max. rookgasweerstand met ECO 200 mbar 10,9 12,3 12,4 14,1 Afmetingen vuurhaard Lengte vlambuis maat a mm 2325 2535 2850 3185 keerkamer maat b mm 250 250 250 250 Diameter gladde buis binnen min. maat c mm 653 696 746 791 gladde buis binnen max. maat c mm 675 720 768 813 ribbelbuis, middelgroot maat d mm 790 835 ribbelbuis, binnen maat e mm 740 785 Afmetingen branderaansluiting min. vlambekerlengte mm 315 315 315 315 max. vlambekerdiameter maat f mm 320 370 420 420 Volume verbrandingskamer (gemiddeld) vlambuis m 3 0,81 1,00 1,28 1,61 vlambuis en keerkamerdiepte m 3 0,89 1,10 1,40 1,74 *3 De toegestane stoomcapaciteit varieert al naar gelang de vereiste emissiewaarden. 19
Brander instellen (vervolg) De gegevens voor de diameter hebben betrekking op de grootste golfdiepte en de kleinste binnendiameter. Het vuurhaardtype hangt af van het gebruikte drukniveau. Productiegerelateerde toleranties zijn mogelijk. Inbedrijfstelling en afstelling Servicehandleiding voor ketel en ketelcircuitregeling evenals aparte branderdocumentatie. Gedrukt op milieuvriendelijk, chloorvrij gebleekt papier 20 Viessmann Nederland B.V. Postbus 322 2900 AH Capelle a/d IJssel Tel. : 010-458 44 44 Fax : 010-458 70 72 e-mail : info-nl@viessmann.com www.viessmann.com Technische wijzigingen voorbehouden.