Rapport. Quickscan flora en fauna Veldmaterstraat 23 te Haaksbergen. Quickscan flora en fauna, Veldmaterstraat 23 te Haaksbergen R-AVM/222

Vergelijkbare documenten
Rapport. Quickscan flora en fauna Demmersdwarsweg 8 te Mariaparochie. Quickscan flora en fauna, Demmersdwarsweg 8 te Mariaparochie R-AVM/221

Globaal rapport verspreiding beschermde en bedreigde soorten

6 FLORA EN FAUNA. 6.1 Wettelijk kader. Soortenbescherming

Quick scan flora en fauna Nieuwbouw twee woningen Toom Budel

Rapport. Quickscan flora en fauna "Velve-Lindenhof" te Enschede. Quickscan flora en fauna, "Velve-Lindenhof" te Enschede R-AVM/224.

Rapport. Quickscan flora en fauna Kloostertuin, Oostwal te Ootmarsum. Quickscan flora en fauna, Kloostertuin, Oostwal te Ootmarsum R-AVM/232

Rapport. Quickscan flora en fauna Verbindingsweg 3 te Lemelerveld. Quickscan flora en fauna, Verbindingsweg 3 te Lemelerveld R-AVM/282

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen

Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie

Luiting Heerde bouwen woning di, 29/05/ :54 OHNL

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons)

Aveco de Bondt ONTVANGEN. Rapport - 6 MEI ingenieursbedrij f. Quickscan flora en fauna Kloostermanswij k WZ 84 te Klazienaveen

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA

Quickscan. Een. Projectnummer 018. Opdrachtgever. Opdrachtnemer. Scholtenhagenweg 10

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA. ACHTMORGENSTRAAT naast nr. 2 TE BUREN

Rapport. Quickscan flora en fauna Broensweg 1-3 te Holten. Quickscan flora en fauna, Broensweg 1-3 te Holten R-AVM/225. Gemeente Rijssen-Holten

Rapport. Aanvullend flora- en faunaonderzoek Voormalig Intermeco-terrein, C. Missetstraat 25 te Doetinchem

Bijlage 1 Natuurtoets

Deze wet beschermt van ongeveer 500 van de dier- en plantensoorten die in Nederland

Beverwijkerstraatweg 44 - Castricum

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA

Bijlage 1 Wettelijk kader

Onderzoek flora en fauna

Quickscan samenvatting natuurtoets Sint Nicolaasdijk 153, Kampen

verwachting zullen de aanwijzingsbesluiten vóór oktober 2010 definitief worden. Voorlopig wordt daarom getoetst aan de bestaande gebiedsdocumenten.

BIJLAGE 1. Quickscan ecologie

- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw,

Werkzaamheden gemaal Emilia en gemaal Westland Quickscan flora- en faunawet

Samenvatting quickscan natuurtoets

Quick scan Ecologie Tunnel Leijenseweg Gemeente De Bilt

QUICK SCAN FLORA EN FAUNA. Heilleweg 21 te Sluis

Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins. Quickscan. Spankerenseweg 20 Dieren

Ruimtelijke onderbouwing Flora en fauna De Monarch I, II, III en IV

NATUURWAARDENONDERZOEK HOEF, DUIZEL. D.d. 19 mei 200S. Rapportnummer 2S-DHo-nw-vl. Rapport door: ir. W.A. van Aerle. CEerland. 111.

Nieuwe bedrijfslocaties

Verkennend natuuronderzoek locatie Smitterijhof te Haaksbergen

Toets flora en fauna Herinrichting locatie Spreeuwenstraat 11 te Nijmegen

notitie drs. M.J. Schilt 1. ONDERDEEL ECOLOGIE

Briefrapport. aanleiding en methode. SAB Arnhem B.V. datum: 30 januari betreft: Quick scan Flora en Fauna, Bloksteegweg 1

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg

: Quickscan Flora en Fauna, Dijkstraat 23 te Gendt

Aanvullend natuuronderzoek locatie Nieuweweg / Parklaan te Hattem

Soortenbescherming. Buitenevenementen

Quick scan natuurtoets KuiperCompagnons d.d. 30 november Soortenbescherming

Quickscan Flora- en Faunawet Nieuwbouw Doorninkweg 6. Verkennend onderzoek naar beschermde natuurwaarden ten behoeve van ruimtelijke ontwikkelingen

Quickscan samenvatting Flora- en faunawet Van Zuylenlaan 9, Hoevelaken

Aanleiding van het onderzoek Wat is een quickscan

Quickscan natuuronderzoek Dwarsdijk

Project Status Datum. Sloop en nieuwbouw locatie Emmaschool concept 14 januari Auteur Veldonderzoek Projectcode

Quick scan ecologie. Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel

Natuurtoets 't Zand Toetsing aan de wet- en regelgeving voor natuur Definitief Grontmij Nederland B.V. Alkmaar, 17 november , revisie --

Onderzoek flora en fauna

Saksen Weimar fase 5 en verder Ecologische check

Notitie Quickscan flora en fauna

QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM

WVK-groep/Ruimtelijke onderbouwing bijlage 1 MD-MV

Quickscan samenvatting Stephensonstraat Harderwijk

Vleermuisonderzoek De Waterwijzer Lelystad

6 Flora- en fauna quickscan

Bijlage 1 Ecologisch onderzoek

Quickscan samenvatting twee percelen Staphorst

Toets flora en fauna Molenstraat 59c te Gemert

RAPPORT: QUICKSCAN FLORA EN FAUNA BEERSEWEG 2/TURKAAWEG DIESSEN. PROJECT: versie 2 OPDRACHTGEVER:

Resultaten Quickscan, vissen en vleermuisonderzoek met betrekking tot de Flora- en Faunawet.

: QuickScan Flora & Fauna Meijelseweg 60a te Beringe, gemeente Peel en Maas

Notitie. Quickscan natuuronderzoek. Parallelweg 9 in Neede. In het kader van de Flora- en faunawet. oktober rapportnr: 13477

Bijlage 1 Onderzoek ecologie

Quickscan samenvatting Flora- en faunawet Nigtevechtseweg 64, Vreeland

Notitie Flora- en faunaonderzoek Apeldoorn

Notitie verkennend Flora- en faunaonderzoek Lettele

ACTUALISEREND ONDERZOEK FLORA- EN FAUNAWET KREKENBUURT TE ELST

Quickscan flora en fauna. Kilderseweg 2a te Zeddam

Huidige situatie Het plangebied bestaat uit bebouwing, verharding, opgaande beplanting en watergangen.

DBI1410.P103/projectnummer Milieuadvies Bodem en Ecologie Buys Ballotweg in De Bilt

Verkennend natuuronderzoek Parklaan / Nieuweweg te Hattem

Onderzoek flora en fauna

Toets flora en fauna Kolping te Nijmegen

Quickscan flora en fauna. Woonhuis Wijststraat 3 te Heesch

Notitie quickscan Flora en fauna

Memo: Datum: 13 april Quickscan ecologische waarden (Flora en faunawet en EHS) sloop BMV Hoensbroek

Rapport. Natuurtoets De Gaarde 345 te Doetinchem. Natuurtoets, De Gaarde 345 te Doetinchem R-AVM/389. Bruggink Projectontwikkeling bv.

Notitie flora en fauna

Quickscan winkelcentrum Meijhorst te Nijmegen

Rapport. Natuurtoets perceel Rhenen A 836, Cuneraweg te Veenendaal. Natuurtoets, perceel Rhenen A 836, Cuneraweg te Veenendaal R-AVM/418

Notitie quickscan flora en fauna Wilgenweg 10, Groot- Ammers

Project Status Datum. Rood voor Rood Duivendansweg 10 definitief 24 maart Auteur Veldonderzoek Projectcode

Verkennend natuuronderzoek herinrichting Venlo-Noord

Quickscan flora en fauna. Deltaweg te Helmond

Verkennend natuuronderzoek locatie Woonpark Zeist

Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode

Verkennend natuurwaardenonderzoek

Quickscan Flora- en Faunawet. t.b.v. sloop Opstallen. Oude Maasstraat 18 gemeente Uden

Sloop van schuren aan de Slootgaardweg 6 in Waarland

QUICKSCAN FLORA- EN FAUNAWET EN NATUURWETGEVING VOOR HET PROJECT NIEUWBOUW MORTIERE MIDDELBURG, FASE 4c3 QUICKSCAN

Quickscan Flora- en Faunawet Hoopman

Verkennend natuuronderzoek locatie Loostraat 55a/57 Huissen

Bijlage 1 Reactie waterschap Zeeuws-Vlaanderen

Verkennend natuuronderzoek locatie Abbing terrein Zeist

Bureauonderzoek Flora en fauna

Transcriptie:

Rapport Quickscan flora en fauna Veldmaterstraat 23 te Haaksbergen Aveco de Bondt bezoekadres Reggesingel 2 postbus 202 postcode 7460 AE Rijssen telefoon (+31) (0)548 51 52 00 telefax (+31) (0)548 51 85 65 e-mail info@avecodebondt.nl internet www.avecodebondt.nl projectnaam projectnummer 091107 kenmerk Quickscan flora en fauna, Veldmaterstraat 23 te Haaksbergen R-AVM/222 opdrachtgever Gemeente Haaksbergen postadres Postbus 102 7480 AC Haaksbergen contactpersoon de heer G. van der Wens status versie 01 Definitief datum 2 oktober 2009 auteur A. van de Maat paraaf gecontroleerd R.M.A. Ridder

INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING 2 2 BESCHRIJVING VAN DE ONDERZOEKSLOCATIE 3 3 UITGANGSPUNTEN 4 3.1 Wettelijk kader 4 3.2 Geraadpleegde bronnen en werkwijze 6 3.3 Beschermde natuurgebieden in de omgeving 6 3.4 Gegevens uit geraadpleegde bronnen 8 3.5 Gegevens veldinventarisatie 8 4 INTERPRETATIE GEÏNVENTARISEERDE DATA 10 4.1 Relaties tot beschermde gebieden in de omgeving 10 4.2 Gegevens geraadpleegde bronnen 10 4.3 Veldinventarisatie 10 4.3.1 Vaatplanten 10 4.3.2 Korstmossen 11 4.3.3 Broedvogels 11 4.3.4 Zoogdieren 11 4.3.5 Overige soorten 11 5 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 12 5.1 Onderzoeksresultaten 12 5.2 Maatregelen en ontheffing 13 5.3 Zorgplicht 13 Bijlagen bijlage 1: Topografische ligging onderzoekslocatie bijlage 2: Globaal rapport beschermde en bedreigde soorten bijlage 3: Foto s locatiebezoek bijlage 4: Tekening met onderzoekslocatie datum 2 oktober 2009 referentie R-AVM/222 091107 pagina 1 van 13

1 INLEIDING In opdracht van de Gemeente Haaksbergen is een quickscan flora en fauna uitgevoerd op de locatie gelegen aan de Veldmaterstraat 23 te Haaksbergen. Het voornemen bestaat om de huidige woning met schuren te slopen en 3 nieuwe woningen te bouwen. Deze ontwikkeling is niet in overeenstemming met de voorschriften van het vigerende bestemmingsplan. Voor de benodigde herziening van het bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat het plan vanuit ruimtelijk oogpunt verantwoord is. Deze verantwoording vindt plaats door middel van een ruimtelijke onderbouwing. De quickscan flora en fauna is in het kader van de ruimtelijke onderbouwing uitgevoerd. De nationale natuurbeschermingswetten beogen een waarborg te scheppen voor een zorgvuldige afweging tussen het belang van natuurbescherming en andere belangen in het geheel van ruimtelijk beleid. De regelgeving in dit verband is vastgelegd in de Flora- en faunawet (bescherming van soorten) en de Natuurbeschermingswet (bescherming van gebieden). In deze wetten zijn eveneens de E.G. Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen verankerd. In het geval van nadelige effecten zal een ontheffing ingevolge artikel 75 van de Flora- en faunawet of een vergunning zoals bedoeld in artikel 16 of 19d van de Natuurbeschermingswet benodigd zijn, waardoor veelal compenserende en mitigerende maatregelen moeten worden getroffen. In de volgende hoofdstukken is verslag gedaan van het uitgevoerde onderzoek. datum 2 oktober 2009 referentie R-AVM/222 091107 pagina 2 van 13

2 BESCHRIJVING VAN DE ONDERZOEKSLOCATIE De onderzoekslocatie ligt aan de Veldmaterstraat 23, binnen de bebouwde kom van Haaksbergen. De globale coördinaten (volgens het Rijksdriehoeksstelsel) van de onderzoekslocatie zijn: X = 248,05 en Y = 465,20. Het onderzochte perceel staat kadastraal bekend als gemeente Haaksbergen, sectie C, nummer 3252. Op de locatie bevinden zich een vrijstaande woning en twee geschakelde schuren. De niet bebouwde terreindelen bestaan uit gazon, tuin, boomgaard en erfverharding. In de omgeving van de onderzoekslocatie bevinden zich woningen en openbare wegen. De topografische ligging is weergegeven in bijlage 1. Voor een overzicht van de locatie wordt verwezen naar de foto s in bijlage 3 en de tekeningen in bijlage 4. datum 2 oktober 2009 referentie R-AVM/222 091107 pagina 3 van 13

3 UITGANGSPUNTEN 3.1 Wettelijk kader Soortenbescherming De nationale regelgeving voor de bescherming van planten- en diersoorten is sinds 1 april 2002 geregeld in de Flora- en faunawet (Staatsblad 2001 656). De Flora- en faunawet vervangt enkele oude wetten zoals de Vogelwet uit 1936, de Jachtwet en hoofdstuk V van de Natuurbeschermingswet. In de Flora- en faunawet zijn tevens de bepalingen aangaande de soortenbescherming uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn opgenomen. De belangrijkste verbodsbepalingen zijn geïmplementeerd in de artikelen 8 tot en met 12. Het gaat hierbij wat betreft diersoorten om verboden tot het doden, verwonden, vangen, opzettelijk verontrusten, beschadigen van voortplantings-, rust- en verblijfsplaatsen en het zoeken, rapen en beschadigen van eieren. Ten aanzien van planten zijn bepalingen opgenomen die het plukken, uitsteken, vernielen en beschadigen verbieden. Daarnaast is een zorgplicht opgenomen (artikel 2), die een ieder gebied om voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren (ongeacht of deze beschermt of vrijgesteld zijn, ook als een ontheffing is verleend). De zorgplicht doelt op het achterwege laten van handelingen met nadelige gevolgen en op het nemen van maatregelen om nadelige gevolgen te beperken of voorkomen. De lijsten met beschermde soorten zijn niet in de wet zelf maar in diverse regelingen en besluiten opgenomen. Op de aangewezen beschermde soorten is een onderverdeling van toepassing, waarmee de mate van bescherming wordt bepaald. Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Hierbij wordt het nee, tenzij -principe gehanteerd. Dit betekent dat alle handelingen die schadelijke effecten kunnen hebben op beschermde soorten verboden zijn. Onder bepaalde voorwaarden kunnen op de verbodsbepalingen vrijstellingen gelden of kan een ontheffing worden verleend. Op 23 februari 2005 is de het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en Faunawet in werking getreden. Het doel hiervan is om de mogelijkheden tot het verlenen van vrijstellingen en ontheffingen op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet te verruimen. Gebiedsbescherming De Europese Unie (EU) heeft een zeer gevarieerde en rijke natuur, die van grote biologische, esthetische en economische waarde is. Om deze natuur te behouden heeft de EU het initiatief genomen voor Natura 2000. Dit is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie. Dit netwerk vormt de hoeksteen van het EU-beleid voor behoud en herstel van biodiversiteit. datum 2 oktober 2009 referentie R-AVM/222 091107 pagina 4 van 13

Natura-2000 omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de volgende EU-richtlijnen: Vogelrichtlijn (1979); Habitatrichtlijn (1992). De nationale regelgeving voor gebiedsbescherming is geregeld in de Natuurbeschermingswet. De wet biedt de juridische basis voor het Natuurbeleidsplan, de aanwijzing van te beschermen gebieden en landschapsgezichten, vergunningverlening, schadevergoeding, toezicht en beroep. Naast de internationale verplichtingen uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, zijn ook verdragen zoals bijvoorbeeld het Verdrag van Ramsar (Wetlands) zijn in de Natuurbeschermingswet verankerd. Ecologische hoofdstructuur Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft in 1990 de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) geïntroduceerd door middel van het Natuurbeleidsplan. De EHS bestaat uit een netwerk van natuurgebieden. Het doel van de EHS is de instandhouding en ontwikkeling van deze natuurgebieden, om daarmee een grote aantal soorten en ecosystemen te laten voortbestaan. De EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. De EHS kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. De EHS bestaat uit: bestaande natuurgebieden, reservaten, natuurontwikkelingsgebieden en zogenaamde robuuste verbindingen; landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer (beheergebieden); grote wateren (zoals de kustzone van de Noordzee, het IJsselmeer en de Waddenzee). In de EHS geldt het 'nee, tenzij' principe. Dit houdt in dat ruimtelijke ingrepen niet zijn toegestaan, tenzij er geen alternatieven zijn en er sprake is van een groot openbaar belang. De effecten van een ingreep moeten bovendien worden gecompenseerd. datum 2 oktober 2009 referentie R-AVM/222 091107 pagina 5 van 13

3.2 Geraadpleegde bronnen en werkwijze Voor het uitvoeren van het flora- en faunaonderzoek zijn de volgende bronnen geraadpleegd: Gebiedendatabase ministerie van LNV; Natuurloket; Het Nederlands soortenregister (Naturalis). Aan de hand van de gebiedendatabase van het ministerie van LNV is bepaald of de onderzoekslocatie in of in de directe omgeving van een beschermd gebied ligt. Hiermee wordt bepaald of de Natuurbeschermingswet van toepassing is op de voorgenomen werkzaamheden. Aan de hand van de kaart Ecologische Hoofdstructuur is bepaald of de locatie op of nabij gebieden ligt die zijn aangemerkt als ecologische hoofdstructuur. Om een indicatie te krijgen van eventueel aanwezige beschermde flora en fauna is bij het Natuurloket een globaal rapport verspreiding beschermde en bedreigde soorten opgevraagd voor het kilometerhok 248-465. Deze rapportage geeft (per soortgroep) een overzicht van de aantallen beschermde soorten die bij voorgaande inventarisaties zijn aangetroffen. Om een algemene indruk van de locatie te verkrijgen en de informatie van het natuurloket te verifiëren is een veldinventarisatie uitgevoerd. Tijdens het locatiebezoek is door middel van zicht- en hoorwaarnemingen vastgesteld of verblijfsplaatsen van planten- of diersoorten aanwezig zijn. Hierbij is tevens gelet op kenmerken van de aanwezigheid van verblijfsplaatsen, zoals sporen, uitwerpselen en nesten uit voorgaande broedseizoenen. De veldinventarisatie betreft een seizoensgebonden momentopname en geeft een beeld van de actuele situatie. De situatie kan eventueel op een later moment afwijken. Aan de hand van het Nederlands Soortenregister is bepaald of de op locatie aangetroffen planten en diersoorten een beschermde status hebben of voorkomen op Rode Lijsten. 3.3 Beschermde natuurgebieden in de omgeving Uit het raadplegen van de gebiedendatabase van het ministerie van LNV is gebleken dat de locatie niet is aangewezen als een speciale beschermingszone, zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet. Wel bevindt zich op circa 2,0 kilometer ten zuidoosten van de locatie het gebied Buurserzand en Haaksbergerveen (Habitatrichtlijn). datum 2 oktober 2009 referentie R-AVM/222 091107 pagina 6 van 13

Het gebied Buurserzand en Haaksbergerveen bestaat uit twee deelgebieden. Het Haaksbergerveen in het zuiden is een veenputtencomplex met goed ontwikkelde gradiënten naar het omliggende zand- en (basenrijk) leemlandschap. Door vernattingsmaatregelen in het verleden zijn de nog aanwezige, met hoogveenvegetatie begroeide veenpakketten veranderd in drijftillen, die qua vegetatie sterk lijken op moerasheiden. Er is een afwisseling van veenputten en dijkjes. Het Buurserzand in het noorden is een heidegebied op voormalig stuifzand. Er komen hier op uitgebreide schaal natte heidebegroeiingen voor met her en der zwakgebufferde vennen, afgewisseld met droge heide met jeneverbesstruweel. Het onderzochte perceel ligt buiten de Ecologische Hoofdstructuur EHS. Wel bevinden zich op circa 1,5 km ten zuidoosten en op circa 2,0 km ten noorden van de locatie gebieden die zijn aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur. In de onderstaande afbeelding zijn de speciale beschermingszones (geel) en ecologische hoofdstructuur (groen) aangegeven. De onderzoekslocatie ligt in het midden van de oranje cirkel met een straal van 3,0 kilometer. datum 2 oktober 2009 referentie R-AVM/222 091107 pagina 7 van 13

3.4 Gegevens uit geraadpleegde bronnen Om een indicatie te krijgen van eventueel aanwezige beschermde flora en fauna is bij het Natuurloket een globaal rapport verspreiding beschermde en bedreigde soorten opgevraagd voor het kilometerhok 248-465 (zie bijlage 2). In de onderstaande tabel zijn de gegevens weergegeven die beschikbaar zijn bij het Natuurloket. In acht moet worden genomen dat de gegevens afkomstig zijn uit onderzoeken die niet altijd vlakdekkend zijn uitgevoerd of gericht zijn op het verkrijgen van een volledig overzicht van soorten. tabel 1: Aantal beschermde soorten per soortgroep, geïnventariseerd in kilometerhok 248-465. Soortgroepen Habitat-/ Flora- en Rode lijst Volledigheid onderzoek Vogelrichtlijn faunawet Vaatplanten 1 1 Slecht Mossen Slecht Korstmossen Niet onderzocht Paddestoelen Niet onderzocht Zoogdieren 2 3 Slecht Broedvogels Niet onderzocht Watervogels Niet onderzocht Reptielen Niet onderzocht Amfibieën Niet onderzocht Vissen Niet onderzocht Dagvlinders Redelijk Nachtvlinders Niet onderzocht Libellen Niet onderzocht Sprinkhanen Niet onderzocht Overige ongewervelden Niet onderzocht Opmerking: De grijze vlakken geven aan dat de Habitat/Vogelrichtlijn, de Flora- en faunawet of de rode lijsten niet van toepassing zijn voor de betreffende soortgroep. 3.5 Gegevens veldinventarisatie Ten behoeve van de quickscan is een veldinventarisatie uitgevoerd op 4 september 2009. De veldinventarisatie is uitgevoerd om een algemene indruk van de locatie te verkrijgen, waarbij de gegevens van het bronnenonderzoek zijn geverifieerd. Tijdens het locatiebezoek zijn enkele foto s gemaakt. Deze foto s zijn opgenomen in bijlage 3. Op de onderzoekslocatie komen enkele wilde plantensoorten voor. De volgende soorten zijn geïnventariseerd: Duizendblad, Canadese fijnstraal, Schapezuring, Ridderzuring, Klein kruiskruid, Witte klaver, Vogelmuur, Grote weegbree, Paarse dovenetel, Kleine ooievaarsbek, Gewone raket, Grote brandnetel, Harig knopkruid, Zevenblad, Stijve klaverzuring, Moerasdroogbloem, Perzikkruid, Zwarte nachtschade en grassen. Op de schors van bomen en struiken en op muren en bestratingen zijn enkele korstmossensoorten waargenomen. Het betreft de volgende soorten: Muurschotelkorst, Gewone citroenkorst, Groot dooiermos, Heksenvingermos en Gewoon schildmos. datum 2 oktober 2009 referentie R-AVM/222 091107 pagina 8 van 13

Op de locatie bevinden zich bomen, hagen en dichte struiken, die door vogels gebruikt worden als broedplaats. Hierin zijn nesten uit voorgaande broedseizoenen aangetroffen. Ook in de schuren zijn nesten aangetroffen. De broedvogels hebben toegang tot de schuren door de diverse openingen in de gevels. De aangetroffen nesten zijn van de volgende soorten: Merel, Houtduif en Zanglijster. In de woning zijn geen nesten aangetroffen. Ten aanzien van het onderzoek naar de aanwezigheid van zoogdieren is met name gelet op kenmerken van vaste verblijfsplaatsen, zoals graaf- en loopsporen, holen, prooiresten en uitwerpselen. Dergelijke kenmerken zijn niet aangetroffen. Verder is gekeken naar mogelijke vaste verblijfsplaatsen van vleermuizen. Beoordeeld is of objecten aanwezig zijn die geschikt kunnen zijn als vaste verblijfsplaats. De volgende objecten moeten aanwezig om te kunnen spreken van mogelijke vaste verblijfsplaatsen: bomen (met holen, scheuren/spleten of losse bast) bebouwing (met gevelbekleding/betimmering, spouwmuren, zolders, luiken, kelders, zolders en kruipruimtes) grotten, groeven, kelders en andere objecten Op de onderzoekslocatie komen geen geschikte bomen voor. Wel is sprake van bebouwing. Van de aanwezige bebouwing is beoordeeld of hierin geschikte verblijfsplaatsen aanwezig kunnen zijn. Uit de beoordeling is naar voren gekomen dat de aanwezige betimmeringen zodanig zijn dat ze ongeschikt zijn als verblijfsplaats voor vleermuizen. Ook zijn spouwmuren ontoegankelijk door het ontbreken van ventilatiesleuven. De open zolders zijn geïnspecteerd op kenmerken van verblijfsplaatsen, maar deze zijn niet aangetroffen. Geschikte verblijfsplaatsen van vleermuizen zijn daarom niet aanwezig. Bijzonderheden of kernmerken van verblijfsplaatsen van de overige soortgroepen die in tabel 1 zijn vermeld zijn niet opgemerkt. Overige beschermde of bedreigde soorten worden derhalve niet verwacht. datum 2 oktober 2009 referentie R-AVM/222 091107 pagina 9 van 13

4 INTERPRETATIE GEÏNVENTARISEERDE DATA 4.1 Relaties tot beschermde gebieden in de omgeving Het onderzochte perceel is niet aangewezen als een speciale beschermingszone, zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet. Wel bevindt zich op circa 2,0 kilometer ten zuidoosten van de locatie het Natura 2000-gebied Buurserzand en Haaksbergerveen (Habitatrichtlijn). Ten gevolge van de voorgenomen ontwikkeling treden echter geen negatieve effecten op (zoals verzuring, verdroging, vermesting, versnippering, afname in oppervlakte). De Natuurbeschermingswet is hierdoor niet aan de orde en een vergunning, zoals bedoeld in artikel 16 (beschermde natuurmonumenten) of 19d (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden) is niet benodigd. Het perceel ligt buiten de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Maatregelen of beperkingen in dit kader zijn hierdoor niet aan de orde. 4.2 Gegevens geraadpleegde bronnen Uit inventarisaties naar de aanwezige dier- en plantensoorten ter plaatse van het kilometerhok 248-465 is naar voren gekomen dat soorten aanwezig kunnen zijn die voorkomen op Rode Lijsten en/of een beschermde status hebben in het kader van de Flora- en Faunawet. Het gaat hierbij om soorten uit de soortgroepen vaatplanten en zoogdieren. Deze gegevens zijn tijdens de veldinventarisatie geverifieerd. Het voorkomen van soorten uit de betreffende soortgroepen is met de veldinventarisatie ten dele bevestigd. Kenmerken van verblijfsplaatsen van zoogdieren zijn niet aangetroffen. Wel is de aanwezigheid van vaatplanten vastgesteld. 4.3 Veldinventarisatie Op basis van de gegevens van de geraadpleegde bronnen en de uitgevoerde veldinventarisatie zijn een aantal soortgroepen van belang voor de onderzochte locatie. Onderstaand zijn de betreffende soortgroepen toegelicht. 4.3.1 Vaatplanten Tijdens de veldinventarisatie is het voorkomen van wilde inheemse plantensoorten vastgesteld. De waargenomen plantensoorten betreffen algemene soorten die niet vermeld staan op de rode lijst en niet beschermd zijn. Ten aanzien van vaatplanten zijn de voorgenomen ruimtelijke ingrepen niet in strijd met de bepalingen in de Flora- en faunawet en zijn geen specifieke maatregelen of een ontheffing benodigd. datum 2 oktober 2009 referentie R-AVM/222 091107 pagina 10 van 13

4.3.2 Korstmossen De aangetroffen soorten komen algemeen voor en staan niet vermeld op de rode lijsten. Ten aanzien van mossen en korstmossen zijn daarom geen maatregelen benodigd. 4.3.3 Broedvogels De hagen, dichte struiken, bomen en de schuren vormen een geschikte broedplaats voor vogels. Hierin kunnen in het broedseizoen broedgevallen worden verwacht. Er zijn geen jaarrond beschermde broed- of verblijfsplaatsen aangetroffen. Omdat alle vogelsoorten een beschermde status hebben op grond van de Flora- en faunawet zullen bij ruimtelijke ingrepen maatregelen aan de orde zijn. Met de voorgenomen ruimtelijke ingrepen kan artikel 11 (verstoren van vaste rust- en verblijfsplaatsen) van de Flora- en faunawet overtreden worden. Met de voorgenomen ruimtelijke ingrepen is het opzettelijk verontrusten van vogels (artikel 10) niet aan de orde. Voor het verstoren of verontrusten van broedende vogels (artikel 11) kan geen ontheffing verkregen worden. Het verwijderen van de dichte hagen, struiken en bomen en de sloop van de schuren moet daarom buiten het broedseizoen worden uitgevoerd. Als broedseizoen wordt over het algemeen de periode van half maart tot half juli aangehouden, echter in de Flora- en faunawet wordt deze periode niet genoemd. Broedende vogels buiten deze periode vallen ook onder de bescherming van artikel 11. Op het moment dat geen broedende vogels aanwezig zijn kunnen de werkzaamheden zonder een ontheffing of verdere maatregelen worden uitgevoerd. Ten aanzien van de broedgevallen in de schuren wordt geadviseerd deze broedplaatsen buiten het broedseizoen ongeschikt te maken. De openingen kunnen worden afgedicht (bijvoorbeeld met een stevige folie of een betimmering). Hierdoor wordt voorkomen dat tijdens de werkzaamheden broedgevallen aanwezig zijn. Het ongeschikt/ontoegankelijk maken van een mogelijke broedplaats kan buiten het broedseizoen zonder ontheffing worden uitgevoerd. 4.3.4 Zoogdieren Er zijn geen kenmerken aangetroffen van (vaste verblijfsplaatsen van) zoogdieren, waaronder vleermuizen. 4.3.5 Overige soorten Sporen of kenmerken van overige beschermde of rode lijstsoorten uit de overige soortgroepen van tabel 1 zijn niet waargenomen. Specifieke maatregelen ten aanzien van overige soorten zijn daarom niet aan de orde. datum 2 oktober 2009 referentie R-AVM/222 091107 pagina 11 van 13

5 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 5.1 Onderzoeksresultaten Op basis van de uitgevoerde quickscan flora en fauna wordt geconcludeerd dat er beschermde soorten voorkomen op de onderzochte locatie. Hiervoor dienen maatregelen te worden getroffen, zodat niet in strijd wordt gehandeld met de bepalingen in de Flora- en faunawet. Omdat geen significant nadelige effecten op speciale beschermingszones te verwachten zijn is de Natuurbeschermingswet niet van toepassing. Ook ligt de locatie ligt niet binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), waardoor beperkingen of maatregelen in dit kader niet aan de orde zijn. De volgende soortgroepen zijn voor de onderzoekslocatie van belang: Vaatplanten De locatie heeft een betekenis voor een aantal algemene wilde plantensoorten. De aanwezige soorten zijn niet beschermd en staan niet vermeld op de Rode Lijst. Broedvogels De dichte begroeiingen, hagen, bomen en de te slopen schuren vormen een geschikte broedplaats voor vogels. Hierin kunnen in het broedseizoen broedgevallen worden verwacht. Er is geen sprake van jaarrond beschermde broed- of verblijfsplaatsen. Vogels zijn volgens de Flora- en faunawet beschermd, waardoor de voorgenomen werkzaamheden kunnen leiden tot het overtreden van artikel 11 (verstoren van vaste rust- en verblijfsplaatsen). Met de voorgenomen ruimtelijke ingrepen is het opzettelijk verontrusten van vogels (artikel 10) niet aan de orde. Zoogdieren Er zijn geen kenmerken aangetroffen van (vaste verblijfsplaatsen van) zoogdieren, waaronder vleermuizen. Overige soorten Sporen of kenmerken van andere beschermde of rode-lijstsoorten zijn niet waargenomen en worden niet verwacht op de locatie. datum 2 oktober 2009 referentie R-AVM/222 091107 pagina 12 van 13

5.2 Maatregelen en ontheffing Broedvogels Het verstoren van broedende vogels is op grond van artikel 11 verboden. Hiervoor kan geen ontheffing worden verkregen. Het verwijderen van dichte struiken, hagen, bomen en de sloop van de schuren moet buiten het broedseizoen worden uitgevoerd. Als broedseizoen wordt over het algemeen de periode van half maart tot half juli aangehouden, echter in de Flora- en faunawet wordt deze periode niet genoemd. Broedende vogels buiten deze periode vallen ook onder de bescherming van artikel 11. Op het moment dat geen broedende vogels aanwezig zijn kunnen de werkzaamheden zonder een ontheffing of verdere maatregelen worden uitgevoerd. Ten aanzien van de broedgevallen in de schuren wordt geadviseerd deze broedplaatsen buiten het broedseizoen ongeschikt te maken. De openingen kunnen worden afgedicht (bijvoorbeeld met een stevige folie of een betimmering). Hierdoor wordt voorkomen dat tijdens de werkzaamheden broedgevallen aanwezig zijn. Het ongeschikt/ontoegankelijk maken van een mogelijke broedplaats kan buiten het broedseizoen zonder ontheffing worden uitgevoerd. Overige soorten Ten aanzien van vaatplanten, zoogdieren en korstmossen zijn de voorgenomen ruimtelijke ingrepen niet in strijd met de bepalingen in de Flora- en faunawet en zijn geen specifieke maatregelen of een ontheffing benodigd. Overige beschermde of bedreigde soorten, of vaste verblijfsplaatsen, zijn niet aangetroffen. Ten aanzien van overige soorten zijn geen specifieke maatregelen of een ontheffing benodigd. 5.3 Zorgplicht Op alle in het wild voorkomende planten- en diersoorten, ongeacht of deze beschermd of vrijgesteld zijn of als een ontheffing is verkregen, is de zorgplicht van toepassing. De zorgplicht gebied een ieder om voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. Handelingen met nadelige gevolgen moeten zoveel mogelijk achterwege gelaten worden of er moeten maatregelen worden getroffen om nadelige gevolgen te voorkomen of beperken. datum 2 oktober 2009 referentie R-AVM/222 091107 pagina 13 van 13

bijlage 1: Topografische ligging onderzoekslocatie 091107 - R-AVM/222

Topografische ligging onderzoekslocatie Schaal: 1 : 12.500

bijlage 2: Globaal rapport beschermde en bedreigde soorten 091107 - R-AVM/222

Globaal rapport verspreiding beschermde en bedreigde soorten Samenstelling: 3 september 2009 In onderstaande tabel staat het aantal beschermde en bedreigde soorten per kilometerhok. Databanken worden regelmatig geactualiseerd. Het kan dus zijn dat er meer gegevens beschikbaar zijn dan in dit overzicht vermeld staat. Als in een kilometerhok geen beschermde soorten zijn aangetroffen, terwijl het hok niet goed is onderzocht, dan is het veelal nodig om aanvullend veldonderzoek uit te voeren. Als een kilometerhok goed is onderzocht, hoeft u voor de desbetreffende soortgroep geen aanvullend onderzoek te doen. Toelichting op volledigheid en actualiteit van het onderzoek De gegevens die Het Natuurloket levert zijn afkomstig van de Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO's), die zijn verenigd in de Stichting VeldOnderzoek Flora & Fauna (VOFF). Kijk voor meer informatie op de website van de VOFF of stuur een mailtje naar voff@voff.nl. De databank van Het Natuurloket niet compleet is; naar schatting bevat de databank 90% van alle beschikbare waarnemingen. Vooral op lokaal/regionaal niveau, bijvoorbeeld in Limburg, kunnen gegevens ontbreken. Er wordt voortdurend gewerkt om de databank van Het Natuurloket verder uit te breiden. 1

Vaatplanten (FLORON) Per regio is het gemiddelde aantal aangetroffen plantensoorten per kilometerhok gegeven. Dit aantal is afhankelijk van o.a. bodemtype, waterhuishouding, schaal van het landschap en bodemgebruik. Daarom is de indeling van Nederland in 38 ecodistricten gebruikt als regio-indeling. Voor de mate van volledigheid zijn vier klassen onderscheiden: Niet onderzocht: er zijn geen waarnemingen gedaan. Slecht onderzocht: het aantal soorten per kilometerhok is kleiner dan 26, of als het aantal soorten kleiner is dan het gemiddelde van het ecodistrict min twee maal de standaarddeviatie. Goed geïnventariseerd: het aantal soorten is groter dan het gemiddelde van het ecodistrict minus de standaarddeviatie. Matig onderzocht: alle andere gevallen. Het gemiddeld aantal aangetroffen soorten per kilometerhok loopt van 127 (grote, recente polders) tot 306 (kalkrijke duinen). Mossen (BLWG) Gegevens van mossen zijn veelal afkomstig van natuurgebieden en stedelijk gebied. De meeste bedreigde soorten mossen komen vooral voor op vochtige plaatsen en in bossen. Mossen kunnen in alle seizoenen worden gevonden. Matig onderzocht: 1-10 soorten Redelijk onderzocht: 11-30 soorten Goed onderzocht: meer dan 30 soorten Korstmossen (BLWG) Gegevens van korstmossen zijn voornamelijk afkomstig van bos, heide en stuifzand, laanbomen en muren van oude gebouwen. Korstmossen kunnen in alle seizoenen worden gevonden. De meeste bedreigde soorten zijn slechte verspreiders en langzame groeiers en sterk gebonden aan het type substraat waarop ze groeien. Compensatie van verloren gegaan substraat of het ontzien van groeiplaatsen is in veel gevallen wenselijk. Matig onderzocht: 1-10 soorten Redelijk onderzocht: 11-20 soorten Goed onderzocht: meer dan 20 soorten Paddestoelen (NMV) Paddestoelen komen in elk biotoop voor, maar de soortenrijkdom kan sterk verschillen. In sommige biotopen kunnen ze tot de soortenrijkste groepen organismen behoren. In Nederland zijn bijna 5000 soorten bekend. Veel soorten reageren vaak snel op veranderingen in milieuomstandigheden en vormen daarom belangrijke indicatoren (zie: P.J. Keizer, Paddestoelvriendelijk natuurbeheer, KNNV Uitgeverij, Utrecht 2003). Verspreidingsonderzoek wordt bemoeilijkt door de specifieke levenswijze van paddestoelen. Het groeiende organisme (een schimmel) is voor het blote oog onzichtbaar en vormt meestal kortlevende waarneembare vruchtlichamen (de paddestoelen), op moeilijk voorspelbare momenten en plaatsen. De meeste soorten worden gevonden in de herfst, maar er zijn bijvoorbeeld ook specifieke voorjaarspaddestoelen. Gegevens worden over het algemeen verzameld door vrijwilligers, deels bij gerichte inventarisaties en deels als losse waarnemingen, zodat de inventarisatiedichtheid erg variabel is. Het ontbreken van meldingen van bepaalde soorten kan dan ook nooit een garantie zijn dat deze soorten niet aanwezig zijn, ook niet in hokken die als goed onderzocht worden aangemerkt. 2

Om de volledigheid van een inventarisatie te definiëren zouden voor elk km-hok naast de aantallen waarnemingen en soorten ook specifieke biotoopkenmerken moeten worden meegewogen. Voor paddestoelen is een dergelijke weging nog niet op landelijke schaal mogelijk. Vooralsnog wordt uitgegaan van het globale (niet statistisch onderbouwde) ervaringsfeit dat een "serieus" onderzoek in een hok in een goede tijd minstens een bepaald aantal verschillende soorten moet opleveren, met een eveneens globale correctie voor het feit dat dit aantal in een "goed" hok met minder waarnemingen wordt bereikt dan in een "slecht" hok. De hier gehanteerde definitie luidt: Goed onderzocht: 250 of meer soorten, of 1000 of meer waarnemingen. Slecht onderzocht: minder dan 50 soorten, of minder dan 100 waarnemingen. Redelijk onderzocht: alle overige combinaties van aantallen soorten en waarnemingen. Niet onderzocht: geen enkele waarneming beschikbaar (ontbreken van soorten wordt niet geregistreerd; een hok met enkele losse meldingen zou ook als "niet onderzocht" moeten worden betiteld, maar omdat dit moeilijk is af te bakenen wordt dan toch consequent de term "slecht onderzocht" gebruikt). Standaard worden gegevens geleverd uit het databestand vanaf 1990 (ca. 65% van de bij de NMV beschikbare gegevens op km-hok niveau). Op locaties die weinig uiterlijke veranderingen hebben ondergaan kunnen ook oudere waarnemingen nog waardevolle bijdragen leveren aan de beoordeling van de (potentiële) waarde van het terrein. Zoogdieren (VZZ) Van zoogdieren bestaat geen landsdekkende informatie over het voorkomen van soorten op kilometerhokniveau. De soortenlijst van dit kilometerhok geeft dus niet de werkelijke situatie weer. Voor een betrouwbaar beeld dient ter plaatse een inventarisatie uitgevoerd te worden. Broedvogels (SOVON) In de jaren 1998-2000 is er in het kader van het Atlasproject van de Nederlandse Broedvogels in geheel Nederland gewerkt aan het vergaren van broedvogeldata op het niveau van kilometerhokken. In besloten tot halfopen landschappen wordt 70-80% van de werkelijk in een kilometerhok aanwezige soorten vastgesteld. In open landschappen wordt uitgegaan van minimaal 80-100%. Een kilometerhok waar atlaswerk heeft plaatsgevonden wordt als redelijk onderzocht gekwalificeerd. Het Landelijk Soortenonderzoek Broedvogels (LSB) is in zijn huidige opzet in 1996 van start gegaan. Het richt zich op het jaarlijks verzamelen van de aantallen broedgevallen van in kolonies broedende soorten en de aantallen broedgevallen van zeldzame soorten. Van een selectie van zeldzame broedvogelsoorten wordt hierbij ook de verspreiding jaarlijks in kaart gebracht. Van de kolonievogelsoorten mag uitgegaan worden van een vrijwel landdekkende inventarisatie. Een kilometerhok is goed onderzocht als er na 1993 drie of meer keren een kolonie- en/of zeldzame soort is gemeld. Het Broedvogel Monitoring Project (BMP) is in 1984 van start gegaan en heeft tot doel de aantalveranderingen van min of meer algemene vogelsoorten te volgen. In vaste proefvlakken van 15 tot 500 hectare groot verspreid over Nederland wordt jaarlijks een vaste selectie aan soorten onderzocht. De selectie van soorten kan bestaan uit alle soorten of uit een set van bijzondere soorten, bijvoorbeeld alleen weidevogels (BMP-W). Als een proefvlak meerdere kilometerhokken snijdt zijn de aanwezige soorten in het proefvlak naar elk betrokken kilometerhok gekopieerd. Een kilometerhok is goed onderzocht als er na 1995 twee keer een proefvlak is onderzocht. Als er een BMP-W proefvlak is onderzocht is het kilometerhok redelijk onderzocht. 3

Wintervogels (SOVON) Watervogels Vanaf seizoen 1992/93 is de coördinatie van de watervogeltellingen ondergebracht bij SOVON. Het gaat daarbij om de maandelijkse ganzen- en zwanentellingen, maandelijkse tellingen van de Zoete Rijkswateren, de midwintertelling in januari en tellingen in de Waddenzee. Bij een evaluatie van deze verscheidenheid aan watervogelprojecten, bleek de genoemde opzet niet geheel te voldoen. Door de projectgewijze aanpak bleef de informatie over het voorkomen van watervogels versnipperd. Met ingang van het winterhalfjaar 2000/01 is het netwerk aan telgebieden uitgebreid, wordt het merendeel van de belangrijke watervogelgebieden in het winterhalfjaar maandelijks geteld en worden alle projectresultaten in een gezamenlijk rapport opgenomen. Onderzoekskwaliteit: Een kilometerhok is goed onderzocht als er >25 maanden geteld is in de laatste 5 jaar. Als er >10 en <25 maanden is geteld in de laatste 5 jaar is het hok redelijk onderzocht. >5 en <10 maanden geteld is matig onderzocht. Punt Transect Tellingen (PTT): het Punt Transect Tellingen project (PTT) is het oudste monitoringproject van SOVON en werd in 1978 in het leven geroepen omdat van veel, vooral algemeen voorkomende, wintervogels vrijwel niets bekend was over de aantalsontwikkelingen binnen Nederland. De doelstellingen van het door SOVON en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) opgezette project waren (a) het volgen van de aantalsontwikkelingen van zoveel mogelijk soorten winter- en trekvogels door de jaren heen, zo mogelijk in relatie tot de achterliggende oorzaken en (b) het volgen van de veranderingen in de verspreiding van winter- en trekvogels. De uitvoering van het project is op alle punten gestandaardiseerd en houdt in dat waarnemers puntsgewijs op een vaste route gedurende een vaste tijd alle vogels tellen. Onderzoekskwaliteit: Als er minimaal 2 punten meerjarig zijn onderzocht is het kilometerhok matig onderzocht. In alle andere gevallen is het kilometerhok slecht onderzocht. Reptielen en Amfibieën (RAVON) De onderzoeksintensiteit voor reptielen en amfibieën is hoofdzakelijk gebaseerd op het aantal waarnemingen van de betreffende soortgroep (amfibieën of reptielen) per kilometerhok. Daarnaast is in de beoordeling meegewogen of de waarnemingen voldoende goed verspreid zijn over de seizoenen en over de aangetroffen soorten. De methodiek is toegelicht in een artikel in het RAVON tijdschrift (R. Creemers & J. van Delft, 2001, Dataverzameling en inventarisatie-activiteit in Nederland. RAVON 12, blz. 46-53.) Vissen (RAVON) De inventarisatieactiviteit voor vissen is hoofdzakelijk gebaseerd op het aantal aangetroffen soorten en het aantal bezoeken per kilometerhok. De methodiek dient nog nader verfijnd te worden. In de goed onderzochte hokken wordt een goed beeld verwacht van de kwalitatieve samenstelling van de visfauna in de genoemde onderzoeksjaren. Aanvullingen op deze soortenlijst kunnen voornamelijk nog verwacht worden bij toepassing van andere vismethodieken en/of veranderende milieu-omstandigheden of uitbreiding van verspreidingsgebieden van individuele soorten. Van de redelijk onderzochte hokken wordt geen volledig beeld verwacht van de kwalitatieve samenstelling van de visfauna. Aanvullingen kunnen verwacht worden door meer veldwerk, toepassing van andere vismethodieken en/of veranderende milieu-omstandigheden of uitbreiding van verspreidingsgebieden van individuele soorten. Slecht of niet onderzocht zijn alle kilometerhokken die niet in een van beide bovengenoemde categorieën vallen. In deze kilometerhokken is aanvullend onderzoek noodzakelijk. 4

De waarnemingen in het databestand van RAVON hebben hoofdzakelijk betrekking op vangsten met een steeknet. Elk vangstmiddel is echter selectief: het steeknet levert vooral veel jonge vis op en kleinere vissoorten. Juist veel van deze kleinere soorten vallen onder de Flora- en faunawet of de Habitatrichtlijn. Het schepnet is met name geschikt voor kwalitatieve bemonstering van kleinere watertypen als beken, sloten, weteringen en poelen. Voor meer kwantitatieve bemonsteringen worden doorgaans andere methodieken toegepast. Dagvlinders (De Vlinderstichting) Dagvlinders vliegen niet gedurende het gehele jaar. Sommige soorten vliegen in een generatie, die vaak niet meer dan vier tot zes weken als vlinder aanwezig is. De waarnemingen zijn gebaseerd op de waarnemingen van vlinders en slechts incidenteel op die van eitjes, rupsen of poppen. De momenten in een jaar dat in een kilometerhok naar vlinders is gekeken bepaalt dus de kans dat de aanwezige soorten allemaal gezien zijn. Voor de bepaling van de volledigheid van het onderzoek is dan ook gekeken naar de hoeveelheid waarnemingen in een kilometerhok en het aantal maanden dat er waarnemingen zijn gedaan. Matig onderzocht: minder dan 10 waarnemingen uit maximaal een maand Redelijk onderzocht: minder dan 10 waarnemingen uit 2 of 3 maanden, minder dan 26 waarnemingen uit 1 maand Goed onderzocht: waarnemingen uit meer dan 3 maanden, meer dan 10 waarnemingen uit 2 of 3 maanden of meer dan 25 waarnemingen uit minimaal 1 maand Nachtvlinders (De Vlinderstichting en de Werkgroep Vlinderfaunistiek van EIS-Nederland) De macronachtvlinders worden in Nederland op landelijk niveau onderzocht door De Vlinderstichting en de Werkgroep Vlinderfaunistiek van EIS-Nederland. De databanken die zij beheren worden gevuld door incidentele waarnemingen en gebiedsinventarisaties door actieve leden. De gegevens die thans via Het Natuurloket worden gepresenteerd zijn op dit moment alleen nog gebaseerd op de waarnemingen van De Vlinderstichting. Binnen afzienbare tijd zullen de waarnemingen van de Werkgroep Vlinderfaunistiek worden betrokken bij deze dataset. Dit kan betekenen dat hokken, welke thans nog niet zijn onderzocht, wellicht wel onderzocht zijn door de Werkgroep Vlinderfaunistiek, en tevens dat beschermde soorten een bredere verspreiding kennen dan via de website weergegeven. De classificatie van de toelichting op de volledigheid van het onderzoek is gelijk getrokken met die van de dagvlinders. Een toelichting hierop is bij de teksten over dagvlinders te vinden. Libellen (EIS Nederland) Libellen vliegen niet gedurende het gehele jaar. De meeste soorten vliegen in een generatie, die vaak niet meer dan zes tot acht weken als libel aanwezig is. De waarnemingen zijn gebaseerd op de waarnemingen van libellen en slechts incidenteel op die van larven of larvenhuidjes. De momenten in een jaar dat in een kilometerhok naar libellen is gekeken bepaalt dus de kans dat de aanwezige soorten allemaal gezien zijn. Voor de bepaling van de volledigheid van het onderzoek is dan ook gekeken naar de hoeveelheid waarnemingen in een kilometerhok en het aantal maanden dat er waarnemingen zijn gedaan. Matig onderzocht: minder dan 10 waarnemingen uit maximaal een maand. Redelijk onderzocht: minder dan 10 waarnemingen uit 2 of 3 maanden, minder dan 26 waarnemingen uit 1 maand. Goed onderzocht: waarnemingen uit meer dan 3 maanden, meer dan 10 waarnemingen uit 2 of 3 maanden of meer dan 25 waarnemingen uit minimaal 1 maand. 5

Sprinkhanen (EIS Nederland) Bijna alle soorten sprinkhanen zijn in de nazomer aan te treffen. Het is daardoor mogelijk om tijdens twee bezoeken de sprinkhaanfauna van een gebied goed in kaart te brengen (onderzoeksintensiteit = goed). Als er slechts 1 bezoek aan een gebied is afgelegd kunnen er nog soorten zijn gemist (onderzoeksintensiteit = matig). Overige ongewervelden (EIS Nederland) Deze groep is een samenvatting van zes verschillende groepen met beleidsrelevante soorten (de Habitatrichtlijn, de Flora- en faunawet en de Rode Lijst). De groepen die hierin verwerkt zijn: bijen, kevers, mieren, medicinale bloedzuiger, mollusken en rivierkreeften van de Habitatrichtlijn. Omdat het groepen betreft met een ver uiteenlopende biologie en ecologie zijn de methoden en perioden van waarnemen en gegevens verzamelen niet eenduidig. Bovendien betreft het hier gepresenteerde bestand een opsomming van deze verschillende groepen. Daardoor kan een indicatie voor de bepaling van de volledigheid niet gegeven worden. Deze indicatie zal wel per groep uitgesplitst gegeven worden in de offerte van EIS. 6

bijlage 3: Foto s locatiebezoek 091107 - R-AVM/222

Foto 1: Overzichtsfoto van de onderzoekslocatie. Foto 2: Overzichtsfoto van de te slopen woning. 8 september 2009 R-AVM/222 091107 1 van 12

Foto 3: Overzichtsfoto van de te slopen schuren. Foto 4: Zolder van de schuur. 8 september 2009 R-AVM/222 091107 2 van 12

Foto 5: De openingen aan de gevels van de schuren worden door vogels gebruikt. Foto 6: Opening in de zijgevel. 8 september 2009 R-AVM/222 091107 3 van 12

Foto 7: Opening in de zijgevel. Foto 8: Een nest van een Zanglijster in één van de openingen in de zijgevel van de schuur. 8 september 2009 R-AVM/222 091107 4 van 12

Foto 9: Een nest van een Merel in één van de openingen in de zijgevel van de schuur. Foto 10: Moerasdroogbloem. 8 september 2009 R-AVM/222 091107 5 van 12

Foto 11: Stijve klaverzuring. Foto 12: Zwarte nachtschade. 8 september 2009 R-AVM/222 091107 6 van 12

Foto 13: De betimmeringen aan de woning zijn naadloos en bieden geen toegangsmogelijkheden voor vleermuizen. Foto 14: Ook de betimmeringen aan de zijgevel zijn naadloos. 8 september 2009 R-AVM/222 091107 7 van 12

Foto 15: De betimmering aan de voorgevel bevat geen openingen waardoor vleermuizen geen toegang hebben. Foto 16: Hagen vormen een geschikte broedplaats voor vogels. 8 september 2009 R-AVM/222 091107 8 van 12

Foto 17: De dichte struiken en bomen vormen een geschikte broedplaats voor vogels. Foto 18: Een nest van een Merel uit een voorgaand broedseizoen. 8 september 2009 R-AVM/222 091107 9 van 12

Foto 19: Een nest van een Merel uit een voorgaand broedseizoen. Foto 20: Een nest van een houtduif. 8 september 2009 R-AVM/222 091107 10 van 12

Foto 21: Gewone citroenkorst. Foto 22: Muurschotelkorst. 8 september 2009 R-AVM/222 091107 11 van 12

Foto 23: Gewoon schildmos. Foto 24: Groot dooiermos. 8 september 2009 R-AVM/222 091107 12 van 12

bijlage 4: Tekening met onderzoekslocatie 091107 - R-AVM/222