Wie wordt bereikt via het Europees Sociaal Fonds?



Vergelijkbare documenten
Jongeren met een tijdelijk contract in 2009 en 2010

Aan het werk met re-integratieondersteuning

Uitstroom uit de WW binnen twee jaar na instroom

Arbeidsparticipatie icipatie Almere 2006

Wie wordt bereikt via het Europees Sociaal Fonds? Kenmerken van deelnemers

Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden

SRG-uitstroom Conclusie

Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden

Nulmeting 60%-doelstelling Uitstroom naar ar werk (voorlopige cijfers)06

Vluchtelingen in Nederland Stromen op de arbeidsmarkt Linda Muller, Jeroen van den Tillaart en Caroline van Weert

Wie worden bereikt via het Europees Sociaal Fonds?

Voorpublicatie Diversiteit in cijfers 2005

Aan het werk met re-integratieondersteuning

Wie worden bereikt via het Europees Sociaal Fonds?

Aan het werk met re-integratieondersteuning

Voortijdig schoolverlaten 0c het voortgezet et onderwijs in

werkwillendheid eid van ouderen (50-64 jaar) in 2007

Uitstroom uit het mbo schooljaar 2006/ 07

ESF monitor deelnemerskenmerken 2008

ESF-monitor deelnemerskenmerken 2009

Aan het werk met re-integratieondersteuning

re-integratieondersteuning

Tweemeting Uitstroomdoelstelling re-integratieondersteuning Voorlopige cijfers 2006 en eerste halfjaar 2007

Aan het werk met of zonder re-integratieondersteuning

Geheel of gedeeltelijk eltelijk uit de uitkering naar werk

Aan het werk met re-integratie ondersteuning

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2014

Instromers in de WW in 2007 en hun arbeidsverleden

Wie worden bereikt via het Europees Sociaal Fonds?

Aan het werk met re-integratie ondersteuning

Locatie van banen, opleiding van niet werkend werkzoekenden, in- en uitstroom van uitkeringen

Aan het werk met re-integratie ondersteuning

Statistisch Bulletin. Jaargang

Aan het werk met re-integratieondersteuning

Migratieachtergrond van werkzoekenden naar regio, beroep en opleidingsniveau, 2017 pilot Barometer culturele diversiteit

Kenmerken van wanbetalers zorgverzekeringswet

Kinderopvang per wijk in Den Bosch, Nicol Sluiter en Anouk de Rijk

Werkloosheid Redenen om niet actief te

Redenen van in- en uitstroom WWB

De arbeidsmarkt- en inkomenspositie van moeders met jonge kinderen in Karin Hagoort, Maaike Hersevoort en Mariëtte Goedhuys

Arbeidsparticipatie van jarigen

Ouderen zonder baan, één jaar later

Werkt begeleiding naar werk?

Jaarcijfers Sluitende aanpak 2008

Voortijdig schoolverlaters 0c van misdrijf in Nederland, naar woongemeente ente (G4) en schoolsoort

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

27 september Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

Pensioenfondsen ndsen en hun deelnemers,

Met re-integratieondersteuning 0g op weg naar werk

Jongeren buiten beeld 2013

Statistisch Bulletin. Jaargang

Toelichting bij _Arbeidsmarktaanbod_studierichting_onderwijssoort_regio.csv

10. Veel ouderen in de bijstand

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015

Persbericht. Niet-westerse allochtonen tweemaal zo vaak een uitkering. Centraal Bureau voor de Statistiek

Kenmerken van wanbetalers zorgverzekeringswet

Geen stagnatie in participatie

Titel Belemmerd bij het verkrijgen van werk

Aan het werk met of zonder reintegratieondersteuning.

Statistisch Bulletin. Jaargang

VUT-fondsen kalven af

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Verwachte baanvindduren werkloze 45-plussers

aanpak 2007: instroom in het eerste halfjaar aar ar van 2006

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners

Dynamiek in de WW. Uitkomsten en toelichting. Centrum voor Beleidsstatistiek. Mathilda Coppinga Marleen Geerdinck Linda Muller Alderina Dill

Voorlopige uitkomsten Sluitende Aanpak 2003

Aan het werk met re-integratieondersteuning

Statistisch Bulletin. Jaargang

Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies

Allochtonen bij de overheid, 2003 en 2005

Factsheet Jongeren buiten beeld 2013

Landelijke Jeugdmonitor. Rapportage 2e kwartaal 2007

Aan het werk met of zonder re-integratieondersteuning

binnen Rotterdam

maatschappelijke afdeling Beleidsonderzoek en Geo Informatie

Migratieachtergrond van werknemers in Nederland naar bedrijfstak en uurloon, 2017 pilot Barometer culturele diversiteit

BUS-H Samenloop werk en bijstand

Statistisch Bulletin. Jaargang

Met begeleiding naar werk

Arbeidsparticipatie 20 tot en met 64-jarigen

Kinderopvang per wijk in Den Bosch, Nicol Sluiter en Sander Dalm

Samenloop van zorg en inkomen 2009

Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2017

Einde in zicht voor de VUT

Onderzoek Sluitende aanpak 2006

Labour Market Policy database

Centrum voor Beleidsstatistiek en Microdata Services. Documentatierapport Hackaton bestand

Met re-integratieondersteuning op weg naar werk

Jeugdwerkloosheid. achtergronddocument

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid verder toegenomen. Anderhalf jaar stijgende lijn werkloosheid

Statistisch Bulletin. Jaargang

Participatiepotentieel aandachtswijken 2006 Maatwerktabellen Raad voor Werk en Inkomen Centrum voor Beleidsstatistiek

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Kleine daling werkloosheid. Vooral toename jonge werkzoekenden. Forse stijging nieuwe WW-uitkeringen

Eindrapport Sluitende aanpak 2006 (gemeentedomein) Uitstroom en begeleiding naar werk van bijstandsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden

Statistisch Bulletin. Jaargang

LAAGGELETTERDHEID IN LAAK

Transcriptie:

Wie wordt bereikt via het Europees Sociaal Fonds? Kenmerken van deelnemers 2007 2011 nader bekeken 12 1 Tirza König Chantal Wagner Erik Hoogbruin Jeroen van den Tillaart Centraal Bureau voor de Statistiek

Verklaring van tekens. gegevens ontbreken * voorlopig cijfer ** nader voorlopig cijfer x geheim nihil (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met 0 (0,0) het getal is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid niets (blank) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen 2011 2012 2011 tot en met 2012 2011/2012 het gemiddelde over de jaren 2011 tot en met 2012 2011/ 12 oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz., beginnend in 2011 en eindigend in 2012 2009/ 10 2011/ 12 oogstjaar, boekjaar enz., 2009/ 10 tot en met 2011/ 12 In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen. Colofon Uitgever Centraal Bureau voor de Statistiek Henri Faasdreef 312 2492 JP Den Haag Prepress Centraal Bureau voor de Statistiek Grafimedia Omslag Teldesign, Rotterdam Inlichtingen Tel. (088) 570 70 70 Fax (070) 337 59 94 Via contactformulier: www.cbs.nl/infoservice Bestellingen E-mail: verkoop@cbs.nl Fax (045) 570 62 68 Internet www.cbs.nl ISSN: 1877-3028 Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen, 2012. Verveelvoudiging is toegestaan, mits het CBS als bron wordt vermeld. 60185201212 X-42

Inhoud Samenvatting 2 1. Inleiding 3 1.1 Aanleiding en doel van het onderzoek 3 1.2 Opzet van het onderzoek 4 1.3 Indeling van het rapport 4 1.4 Inhoud van de tabellenset 4 2. Wie zijn ESF-deelnemer? 5 2.1 Deelnemers, project, acties en doelgroepen 5 2.2 Totaalbeeld 5 2.3 Actie A: Langdurig werklozen aan het werk 7 2.4 Actie B: Gedetineerden en TBS-gestelden voorbereiden op werk 10 2.5 Actie C: Leerlingen naar werk of vervolgopleiding 12 2.6 Actie D: Scholing werknemers met een lage opleiding 13 2.7 Actie J: Bestrijden en voorkomen jeugdwerkloosheid 13 3. Beschrijving van het onderzoek 16 3.1 Populatie 16 3.2 Onderzoeksmethode 16 3.3 Bronnen 18 3.4 Operationalisaties 19 3.5 Ophogen opleidingsniveaugegevens 20 3.6 Kwaliteit van de uitkomsten 21 3.7 Opmerkingen bij de tabellen 21 4. Begrippen en afkortingen 22 4.1 Begrippen 22 4.2 Afkortingen 24 Tabellenset 25 Centrum voor Beleidsstatistiek 62 1

Samenvatting Het Europees Sociaal Fonds (ESF) is opgericht om personen te helpen hun vooruitzichten op werk te verbeteren. In opdracht van het Agentschap SZW heeft het Centrum voor Beleidsstatistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS-CvB) gegevens samengesteld over kenmerken van de deelnemers aan de diverse ESF-projecten. Sinds 2007 nemen het aantal deelnemers en het aantal projecten ieder jaar toe. In 2011 namen 354 duizend personen deel aan een ESF-gesubsidieerd project, dit zijn ruim 4 keer zoveel deelnemers als in 2007. Ook het aantal projecten is in de afgelopen jaren flink gestegen. In 2011 namen ruim 40 duizend personen deel aan een project in actie A. Actie A heeft als doel om werklozen naar de arbeidsmarkt te begeleiden, waarbij drie doelgroepen worden onderscheiden: niet-uitkeringsontvangers, 55 plussers met een uitkering en gedeeltelijk arbeidsgeschikten met een uitkering. Het aantal deelnemers in deze actie is voor het eerst gedaald ten opzichte van het voorgaande jaar. Er zaten 6 duizend personen in actie B, een lichte stijging ten opzichte van 2010. De doelstelling van actie B is om gedetineerden, TBS-gestelden en jongeren in een jeugdinstelling of -inrichting voor te bereiden op een startkwalificatie of op een baan na afloop van hun detentie. De deelnemers van actie B zijn vooral jonge, laagopgeleide mannen, net als voorgaande jaren. Na afloop van het project heeft 13 procent van de deelnemers een baan en 6 maanden na afloop van het project loopt dat percentage op naar 18 procent. Ruim 22 duizend leerlingen deden in 2011 mee aan een project in actie C. In de projecten in actie C worden leerlingen voorbereid op een functie op de arbeidsmarkt of naar een vervolgopleiding op MBO niveau. Het aantal deelnemers is met 6 duizend afgenomen ten opzichte van 2010. Desondanks telt actie C in 2011 bijna drie keer zoveel deelnemers als in 2007. De leerlingen in actie C nemen vaak meerdere schooljaren deel aan projecten. Hierdoor veranderen de kenmerken van de deelnemers aan deze actie bijna niet. Na afloop van een project stromen de meeste leerlingen door in het onderwijs of ze gaan aan het werk. Actie D biedt subsidie aan werkgevers om de arbeidsmarktpositie van hun werknemers te verbeteren met behulp van scholing. Dit is de grootste actie en sinds 2007 is het aantal deelnemers meer dan drie keer zo groot geworden. In 2011 namen ruim 229 duizend personen deel aan actie D. Dit zijn voor het grootste gedeelte werkzame, middelbaar opgeleide mannen. Vanwege de doelgroep van deze actie is het logisch dat het overgrote deel van de deelnemers een baan heeft bij start van het project en ook na afloop van het project. Het percentage ex-deelnemers met een baan is vanaf 2007 steeds hoger dan 90 procent. Actie J ten slotte is gericht op het bestrijden en voorkomen van jeugdwerkloosheid. 56 duizend, veelal laagopgeleide, jongeren namen deel aan een project in deze actie. Dat is bijna twee keer zoveel als in 2010 toen deze actie voor het eerst meedeed. Zowel gemeenten als O&O-fondsen konden subsidies aanvragen voor projecten in actie J. In de projecten waarvoor gemeenten subsidie hebben aangevraagd, zitten veel jongeren zonder baan, terwijl in projecten waarvoor O&O-fondsen subsidie hebben gevraagd veel jongeren onderwijs volgen. Na afloop van een project is bijna tweederde van alle ex-deelnemers werkzaam. Het ESF programma loopt van 2007 tot en met 2013. Deze rapportage beschrijft de resultaten tot en met verslagjaar 2011. 2

1. Inleiding 1.1 Aanleiding en doel van het onderzoek Wat houdt het Europees Sociaal Fonds (ESF) in? Het Europees Sociaal Fonds (ESF) is opgericht om personen te helpen hun vooruitzichten op werk te verbeteren. Het ESF past hiermee in één van de doelstellingen van de Europese Unie (EU) die zich richt op het stimuleren en verbeteren van de werkgelegenheid in Europa. In overleg met de Europese lidstaten zijn zevenjarige programma s opgesteld, die geïmplementeerd worden via een groot aantal private en publieke organisaties. In 2007 is een nieuwe periode van zeven jaar ingegaan. Voor de periode 2007 2013 heeft Nederland ervoor gekozen niet alleen te investeren in mensen die lastig zelfstandig een baan kunnen vinden (zoals ouderen, laagopgeleiden of gehandicapten), maar ook werkgevers via brancheorganisaties te laten investeren in laaggeschoolde werknemers waardoor zowel de werknemers als de werkgevers zich makkelijker kunnen aanpassen aan de veranderingen op de arbeidsmarkt. In Nederland is er voor de huidige periode 830 miljoen euro aan subsidie beschikbaar voor de financiering van ESF-projecten. De uitvoering van het ESF in Nederland Het Agentschap Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) voert de subsidieregeling uit in Nederland. Zij is verantwoordelijk voor de beoordeling van subsidieaanvragen, het afgeven van beschikkingen, de controle van projecten en de betaling van het subsidiebedrag. De subsidies worden uitgekeerd aan projecten. Deze projecten zijn in te delen naar acties waarbij een actie een specifieke doelgroep vertegenwoordigt. Voorbeelden van deze doelgroepen zijn langdurig werklozen, lager opgeleide werknemers, gedetineerden en scholieren. De verschillende acties worden toegelicht in hoofdstuk twee. Het Agentschap SZW is ook verantwoordelijk voor de evaluatie, het advies en het verstrekken van informatie richting de Europese Commissie (EC) en het ministerie van SZW. Om het Agentschap SZW van gegevens te voorzien, stelt het Centrum voor Beleidsstatistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS-CvB) sinds 2007 een jaarlijkse rapportage op over de kenmerken van deelnemers aan ESF-projecten. Sinds vorig jaar worden er door CBS-CvB ook cijfers voor tussentijdse evaluaties samengesteld. Opdracht Het CBS-CvB stelt in opdracht van het Agentschap SZW gegevens samen over kenmerken van deelnemers aan ESF-projecten. Het gaat om kenmerken als leeftijd, geslacht, herkomstgroepering en -generatie, arbeidsmarktpositie en opleidingsniveau. In deze jaargang van het onderzoek heeft het CBS-CvB cijfers berekend over meerdere perioden, namelijk voorlopige cijfers over 2011, definitieve cijfers over 2008 en impactindicatoren over de periode 2008 2011. De cijfers voor 2011 hebben een voorlopig karakter omdat ten tijde van het berekenen van de gegevens nog niet alle benodigde bronnen over heel 2011 beschikbaar waren. Dit gaat vooral om kenmerken die veel aan verandering onderhevig zijn, zoals de arbeidsmarktpositie. Ook zijn in het voorjaar van 2012 de eindcontroles door het Agentschap SZW over 2011 nog niet afgerond. De voorlopige uitkomsten voor 2011 zijn berekend met de meest recent beschikbare informatie. Op deze manier zijn in 2009 ook voorlopige cijfers berekend voor 2008. Die cijfers over 2008 zijn in het huidige onderzoek definitief gemaakt. De benodigde bronnen over 2008 zijn compleet en het Agentschap SZW heeft al haar einddeclaraties en controles uitgevoerd. Impactindicatoren kijken naar de invloed van de projecten. In dit onderzoek gaat het om de invloed van een project op de duurzaamheid van de arbeidsmarktpositie: hebben de deelnemers na afloop van een project een baan, hebben ze na zes respectievelijk twaalf maanden nog steeds een baan? 3

1.2 Opzet van het onderzoek Het onderzoek bestaat uit drie delen: 1. Het samenstellen van voorlopige uitkomsten over deelnemerskenmerken aan ESFprojecten in 2011. 2. Het samenstellen van definitieve uitkomsten over deelnemerskenmerken aan ESFprojecten in 2008. 3. Evaluatie van het ESF-programma. Hebben ESF-deelnemers na afloop van een project een duurzame arbeidsrelatie? Gekeken is naar de periode 2008 2011. Per deelonderzoek heeft het CBS informatie over deelnemers en hun projecten ontvangen van het Agentschap SZW. Deze informatie wordt gecombineerd met bronnen die binnen het CBS beschikbaar zijn en eigenschappen over deze deelnemers bevatten. Vervolgens zijn per deelonderzoek tabellen samengesteld. Meer informatie over de opzet van het onderzoek wordt beschreven in hoofdstuk 3. 1.3 Indeling van het rapport In hoofdstuk 2 worden de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek beschreven. Per actie wordt beschreven wat het doel van de actie is, wie tot de doelgroep behoort, hoeveel deelnemers er in 2011 zijn, wat de kenmerken van deze deelnemers zijn, hoe de actie zich heeft ontwikkeld sinds 2007 en of deelnemers na afloop van een project een baan hebben. Vervolgens leggen we in hoofdstuk 3 uit hoe het onderzoek is uitgevoerd en welke bestanden hiervoor gebruikt zijn. De variabelen worden uitgelegd in de paragraaf operationalisaties in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 worden de gebruikte begrippen en afkortingen toegelicht. Aan het eind van het rapport is de volledige tabellenset opgenomen. 1.4 Inhoud van de tabellenset De tabellenset bestaat uit 30 tabellen. Per deelonderzoek staat hieronder weergegeven om welke tabellen het gaat. Deelnemerskenmerken 2011 voorlopig De tabellen 1 tot en met 6 geven een overzicht van de ESF-deelnemers in de verschillende acties en subacties, naar achtergrondkenmerken. Tabel 7 geeft een overzicht van de ESFdeelnemers in de verschillende acties en subacties naar landsdeel. Tabel 8 richt zich specifiek op de ESF-deelnemers in actie D en geeft de economische activiteit van projecten per landsdeel weer. De tabellen 9 tot en met 14 bevatten cijfers over de instroom, doorstroom en uitstroom van ESF-deelnemers in 2010 en 2011 per actie naar achtergrondkenmerken. Deelnemerskenmerken 2008 definitief De tabellen 15 tot en met 18 geven een overzicht van de ESF-deelnemers in de verschillende acties en subacties, naar achtergrondkenmerken. Tabel 19 geeft een overzicht van de ESF-deelnemers in de verschillende acties en subacties naar landsdeel. Tabel 20 richt zich specifiek op de ESF-deelnemers in actie D en geeft de economische activiteit van projecten per landsdeel weer. De tabellen 21 tot en met 24 bevatten cijfers over de instroom, doorstroom en uitstroom van ESF-deelnemers in 2007 en 2008 per actie naar achtergrondkenmerken. Evaluatie impactindicatoren 2008 2011 De tabellen 25 tot en met 30 geven een overzicht van ESF-deelnemers in de verschillende acties en subacties. Deze tabellen zijn uitgesplitst naar de arbeidsmarktpositie van de deelnemers op de einddatum van het project in 2008 2011, alsook zes en twaalf maanden na de einddatum van het project. 4

2. Wie zijn ESF-deelnemer? 2.1 Deelnemers, projecten, acties en doelgroepen Als we over het ESF praten, gaat het over acties, projecten, doelgroepen en deelnemers. Een deelnemer is iemand die meedoet aan een ESF-project om zijn of haar positie op de arbeidsmarkt te verbeteren. Dit kan door bijvoorbeeld een opleiding of een training te volgen of door werkervaring op te doen. Een project is ingedeeld binnen een bepaalde actie. De indeling naar een actie is niet relevant voor de deelnemer zelf, maar is uitsluitend bedoeld voor het verdelen van de subsidies en de organisatie van de projecten. De verschillende acties zijn bedoeld voor verschillende doelgroepen, zoals werklozen, gedetineerden of scholieren. Samengevat komt het op het volgende neer. Een deelnemer doet mee aan een ESFproject. Dit project behoort tot een specifieke actie en een actie richt zich op het ontwikkelen van vaardigheden voor een specifieke doelgroep. In de volgende paragraaf geven we eerst een algemeen overzicht van de ESF-deel nemers over de jaren 2007 tot en met 2011. Vervolgens presenteren we de belangrijkste resultaten per actie. We beantwoorden vragen als: wat zijn de kenmerken van de deelnemers in 2011? Verschillen deze kenmerken in vergelijking met eerdere jaren (2007 tot en met 2010)? Hebben de deelnemers een baan na afloop van het project en zijn ze ook langere tijd na afloop van hun project nog werkzaam? 2.2 Totaalbeeld Actie A: begeleiden van werklozen naar de arbeidsmarkt. Actie B: voorbereiden van gedetineerden, TBS-gestelden en jongeren in een jeugdinstelling of jeugdinrichting op een startkwalificatie of op een baan na afloop van hun detentie. Actie C: biedt subsidie aan scholen voor praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs om leerlingen voor te bereiden op een functie op de arbeidsmarkt of naar een vervolgopleiding op mbo niveau. Actie D: biedt subsidie aan werkgevers om de arbeidsmarktpositie van hun werknemers te verbeteren met behulp van scholing. Actie J: bestrijden en voorkomen van jeugdwerkloosheid. Steeds meer deelnemers Vanaf 2007 neemt zowel het aantal deelnemers als het aantal projecten toe. In 2007 is gestart met 269 projecten en 82 duizend deelnemers. Deze aantallen zijn in 2011 gestegen naar 895 projecten en 354 duizend deelnemers. De acties A tot en met D bestaan vanaf 2007 en in 2010 zijn actie J1 en J2 erbij gekomen (zie staat 2.2.. Staat 2.2.1 ESF-deelnemers naar actie en projecten, 2007 2011 Actie Projecten 2007 2008 2009 2010 2011 2007 2008 2009 2010 2011 x 1 000 x 1 Totaal 82 144 221 321 354 269 534 780 816 895 Actie A 4 10 16 51 41 5 25 64 65 72 Actie B 2 8 5 5 6 1 2 1 1 1 Actie C 8 19 28 29 22 111 302 419 361 270 Actie D 68 108 172 206 229 152 205 297 357 484 Actie J1... 23 40... 24 47 Actie J2... 7 16... 8 21 5

2.2.2 ESF-deelnemers naar actie, 2007 2011 100 % 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 2007 2008 2009 2010 2011 Actie A Actie B Actie C Actie D Actie J1 Actie J2 2.2.3 Aantal ESF-deelnemers per landsdeel, naar actie, in 2011 Noord: 36 620 deelnemers Oost: 74 870 deelnemers Zuid: 97 790 deelnemers West: 142 940 deelnemers Actie A Actie B Actie C Actie D Actie J1 Actie J2 6

Actie A neemt na een piekjaar in 2010 weer af in 2011 en actie B verandert weinig in alle jaren. Hoe de verdeling van deelnemers is over de verschillende acties, is ook te zien in figuur 2.2.2. Actie D is in alle jaren de actie met de meeste deelnemers. Vanaf 2010 zijn actie J1 en J2 toegevoegd en deze acties hebben in 2011 een aandeel van 16 procent. In de komende paragrafen beschrijven we de afzonderlijke acties in meer detail. Vooral veel deelnemers in West-Nederland De meeste deelnemers wonen in West-Nederland. Dit ligt wellicht voor de hand aangezien het aantal inwoners in West-Nederland ook het hoogst is. In Noord-Nederland wonen de minste deelnemers. De kaart van Nederland (figuur 2.2.3) laat zien waar de deelnemers aan de verschillende acties wonen. 2.3 Actie A: langdurig werklozen aan het werk Actie A heeft als doel het begeleiden van werklozen naar de arbeidsmarkt. In projecten wordt gewerkt aan het toerusten en het bemiddelen van mensen die een achterstand hebben op of tot de arbeidsmarkt. Dit kan bijvoorbeeld in een re-integratietraject waarbij scholing, training en begeleiding centraal staan. Binnen de actie wordt dit doel uitgewerkt in drie subacties die ieder een specifieke groep mensen willen bereiken, namelijk: Niet-uitkeringsontvangers (subactie A) 55 plussers met een uitkering (subactie B) Gedeeltelijk arbeidsgeschikten met een uitkering (subactie C). Subsidies kunnen worden aangevraagd door gemeenten, het UWV WERKbedrijf en door de minister als aanvrager van erkende opleidings- en ontwikkelingsfondsen (O&Ofondsen). In 2011 voor het eerst een daling van het aantal deelnemers in actie A In 2011 nemen ruim 40 duizend personen deel aan een project in actie A. Dit betekent dat het aantal deelnemers voor het eerst daalt ten opzichte van voorgaand jaar (zie figuur 2.3.. De daling geldt vooral voor subactie A en C. Subactie B, die zich richt op 55 plussers met een uitkering, blijft vrijwel op het niveau van voorgaand jaar. 2.3.1 ESF-deelnemers in actie A naar subactie, 2007 2011 60 x 1 000 50 40 30 20 10 0 Actie A Subactie A Subactie B Subactie C 2007 2008 2009 2010 2011 7

De deelnemers in 2011 zijn voor ruim de helft nieuwe deelnemers. Deze nieuwe deelnemers volgden in 2010 nog geen project in actie A. Van de mensen die in 2010 deelnamen aan een project in actie A, volgt ongeveer veertig procent in 2011 nog steeds een project in deze actie. In de volgende subparagrafen beschrijven we de kenmerken van deelnemers apart voor elke subactie. 2.3.1 Subactie A: niet-uitkeringsontvangers Steeds minder vrouwen in subactie A Subactie A bestaat in 2011 uit bijna 14 duizend deelnemers. Hoewel ruim de helft van alle deelnemers in subactie A vrouw is, neemt het aandeel vrouwen wel af, van driekwart in 2007 naar ruim de helft in 2011. Ruim een derde van de deelnemers is in 2011 jonger dan 25 jaar. Figuur 2.3.1.1 laat zien dat dit vergelijkbaar is met 2010. 2.3.1.1 ESF-deelnemers in subactie A naar leeftijd, 2007 2011 100 % 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 2007 2008 2009 2010 2011 Jonger dan 25 jaar 25 54 jaar 55 jaar en ouder Bij de start van een project in subactie A zien we voornamelijk inactieve deelnemers. Inactief wil zeggen dat deelnemers geen baan en geen WW- of bijstandsuitkering hebben. 2.3.1.2 ESF-deelnemers in subactie A naar arbeidsmarktpositie bij start project, 2007 2011 100 % 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 2007 2008 2009 2010 2011 Werknemer of zelfstandige Uitkeringsgerechtigd Niet- werkzoekend Inactief 8

In 2011 zijn er minder deelnemers met een baan bij de start van het project dan in voorgaande jaren. De groep en is bijna geheel verdwenen (zie figuur 2.3.1.2). Meer mensen met een baan na afloop project Na afloop van het project in 2011 heeft 29 procent een baan. Mannen hebben vaker een baan bij het einde van het project dan vrouwen, ruim één op de drie mannen tegenover één op de vier vrouwen. Van de deelnemers in subactie A had 19 procent een baan bij de start van het project. Het aandeel deelnemers met een baan is na afloop van het project dus groter dan bij de start van het project. We kijken hier alleen naar de deelnemers aan een project dat uiterlijk juli 2011 is beëindigd, omdat recentere informatie over banen nu nog niet beschikbaar is. 2.3.2 Subactie B: 55 plussers met een uitkering Steeds meer mannen in subactie B In 2011 nemen bijna 12 duizend ouderen deel aan een project in subactie B. Dit is 15 keer zoveel als in 2007, toen subactie B achthonderd deelnemers telde. Het aandeel mannen is gegroeid, van 46 procent in 2007 naar 61 procent in 2011. Ook niet-uitkeringsontvangers In subactie B, met als doelgroep 55 plussers met een uitkering, hebben toch steeds meer deelnemers geen uitkering of zijn inactief. In 2007 en 2008 had nog vrijwel iedereen een WW- of bijstandsuitkering. In 2010 was het aandeel en 58 procent, in 2011 is dit nog maar 25 procent en is het aandeel inactieven opeens erg groot geworden. Dat komt onder meer doordat het vanaf 2010 mogelijk is om in één project de verschillende doelgroepen van actie A te bedienen. Zo is het mogelijk om in bijvoorbeeld een project in subactie B ook niet-uitkeringsontvangers of inactieven (de doelgroep van subactie A) te betrekken. Deze vermenging van subacties is duidelijk zichtbaar vanaf 2010 (zie figuur 2.3.2.. 2.3.2.1 ESF-deelnemers in subactie B naar arbeidsmarktpositie bij start project, 2007 2011 100 % 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 2007 2008 2009 2010 2011 Werknemer of zelfstandige Uitkeringsgerechtigd Niet- werkzoekend Inactief 9 procent heeft een baan direct na einde project Van de deelnemers in 2011 heeft 6 procent een baan bij de start van het project. Bij het einde van het project heeft slechts 9 procent een baan. De 55 plussers hebben dus iets vaker een baan direct na afloop van het project. 9

2.3.3 Subactie C: gedeeltelijk arbeidsgeschikten met een uitkering Minder vrouwen dan mannen in subactie C Subactie C bestaat in 2011 uit bijna 15 duizend deelnemers, dat zijn 6 duizend deelnemers minder dan in 2010. In eerdere jaren namen vooral vrouwen deel aan projecten in subactie C (55 procent in alle jaren), maar vanaf 2010 is het aandeel vrouwen gedaald naar 42 procent. Ruim een derde van de deelnemers is jonger dan 25 jaar. Dit is een enorme toename ten opzichte van eerdere jaren, toen hoogstens 4 procent van de deelnemers jonger was dan 25 jaar. Weinig deelnemers met een AO-uitkering In 2011 zien we weinig deelnemers (3 procent) met een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Daarmee is het vergelijkbaar met de jaren 2007 2009. Het jaar 2010 is een opvallende uitschieter: 41 procent van de deelnemers heeft dan een AO-uitkering. Veel deelnemers zijn inactief In 2011 heeft 3 procent van de deelnemers een baan bij de start van een project. Dit beeld zien we ook terug in de eerdere jaren tot 2010 (zie figuur 2.3.3.. In 2010 had ruim een derde van de deelnemers een baan bij de start van het project. In 2011 is 56 procent inactief bij de start van het project, tegenover 18 procent in 2010. Deze deelnemers hebben dus geen baan, WW- of bijstandsuitkering en staan niet als werkzoekend geregistreerd. 2.3.3.1 ESF-deelnemers in subactie C naar arbeidsmarktpositie bij start project, 2007 2011 100 % 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 2007 2008 2009 2010 2011 Werknemer of zelfstandige Uitkeringsgerechtigd Niet- werkzoekend Inactief Meer werkenden na einde project De deelnemers van subactie C hebben vaker dan de deelnemers aan subactie B een baan na afloop van het project. In 2011 is 15 procent van de deelnemers aan subactie C werkzaam bij het einde van een project, mannen iets vaker dan vrouwen. Bij subactie B is 9 procent van de deelnemers werkzaam bij het einde van het project en bij subactie A is dat 29 procent. 2.4 Actie B: Gedetineerden en TBS-gestelden voorbereiden op werk De doelstelling van actie B is het voorbereiden van gedetineerden, TBS-gestelden en jongeren in een jeugdinstelling of jeugdinrichting op een startkwalificatie of op een baan na afloop van hun detentie. Alleen het ministerie van Veiligheid en Justitie (in samenwerking met het Centrum voor Jeugd en Gezin) kan subsidie voor actie B aanvragen. 10

Deelnemers vooral mannen jonger dan 25 jaar In 2011 zijn er ruim 6 duizend deelnemers in deze actie. Dit zijn er iets meer dan in 2009 en 2010. De deelnemers zijn overwegend jonge mannen. Vier op de tien deelnemers is man én jonger dan 25 jaar. Ditzelfde beeld zagen we ook in de eerdere jaren. Opvallend is dat het bij de vrouwelijke deelnemers in negen van de tien gevallen gaat om jongeren onder de 25 jaar. Hoewel vrouwen dus beduidend minder vaak deelnemen, zijn het overwegend jonge vrouwen die we terugzien in actie B (zie figuur 2.4.. 2.4.1 ESF-deelnemers in actie B naar geslacht en leeftijd, 2011 Vrouwen Mannen 0 20 40 60 80 100 % Jonger dan 15 jaar 15 24 jaar 25 jaar en ouder Deelnemers laag opgeleid Binnen actie B volgen jonge vrouwen onder de 25 jaar vaker onderwijs dan mannen in dezelfde leeftijdscategorie (68 procent versus 52 procent, zie figuur 2.4.2). Bij de 25 plussers zien we echter bijna geen verschil meer tussen het percentage mannen en vrouwen die onderwijs volgen. De overgrote meerderheid van de deelnemers (zowel mannen als vrouwen) heeft een laag opleidingsniveau. Dit is logisch aangezien een groot deel van de deelnemers uit jongeren bestaat en het daarnaast een belangrijke doelstelling van deze actie is om deelnemers te helpen aan een startkwalificatie. 2.4.2 ESF-deelnemers in actie B naar geslacht, leeftijd en al dan niet onderwijsvolgend, 2011 100 % 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 15 24 jaar Mannen 25 64 jaar 15 24 jaar Vrouwen 25 64 jaar Volg onderwijs Volgt geen onderwijs 11

Meer instroom nieuwe deelnemers ten opzichte van 2010 We zien in 2011 meer nieuwe deelnemers instromen dan in 2010 (55 procent in 2011 tegenover 49 procent in 2010). Tegelijkertijd zien we ook minder deelnemers uitstromen dan in 2010 (44 procent in 2011 tegenover 54 procent in 2010). Van alle deelnemers in 2011 is veertig procent doorgestroomd vanuit een eerder project in actie B in 2010. Klein aantal deelnemers werkzaam na afloop van het project Deelnemers in actie B behoren bij de start van het project bij de arbeidsmarktpositie inactieven, dit zijn personen zonder baan, zonder een WW- of bijstandsuitkering en zonder inschrijving bij het UWV WERKbedrijf. Het kan voorkomen dat deelnemers in actie B een baan hebben of een uitkering ontvangen bij de start van het project doordat zij bijvoorbeeld later in het project instromen, maar er is voor gekozen om alle deelnemers het label inactief te geven om de arbeidsmarktpositie zoveel mogelijk overeen te laten komen met de doelgroep van de actie. Na afloop van ieder project is opnieuw bekeken of deelnemers wel of niet werkzaam zijn. In 2011 zijn er nog geen projecten in actie B beëindigd, in 2010 wel. In 2010 zijn er ruim vijfduizend personen die hebben deelgenomen aan een eindigend project in actie B. Van deze personen heeft 13 procent een baan aan het einde van het project. Een half jaar na beëindiging van het project is dit opgelopen tot 18 procent. Vrouwen hebben iets vaker een baan dan mannen aan het einde van het project en zes maanden later. Hetzelfde beeld zien we ook in eerdere jaren. Over alle jaren zien we dat het aandeel inactieven hoog blijft (rond 85 procent). 2.5 Actie C: Leerlingen naar werk of vervolgopleiding Deze actie biedt subsidie aan scholen voor praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs. In projecten worden leerlingen voorbereid op een functie op de arbeidsmarkt of naar een vervolgopleiding op mbo-niveau. De doelgroep bestaat uit leerlingen met tekortkomingen in leervermogen en/of met een lichamelijke beperking. Deze leerlingen kwalificeren zich vaak niet voor een vervolgopleiding en halen vaak geen startkwalificatie. Een eenvoudige baan behoort wel tot de mogelijkheden. Het gaat om leerlingen van 15 jaar en ouder. Minder deelnemers, veelal bekende leerlingen Ruim 22 duizend leerlingen doen in 2011 mee aan een project in Actie C. Het aantal deelnemers is met 6 duizend deelnemers afgenomen ten opzichte van 2010. Desondanks zijn het bijna drie keer zoveel deelnemers als in 2007, toen er 8 duizend leerlingen deelnamen aan projecten in deze actie. De deelnemers zijn vooral laag opgeleide jongeren (tot 25 jaar) en bijna één op de drie van hen is vrouw. Deze verhouding is vanaf 2007 niet veranderd. In 2011 zien we dat bij de start van een project ruim 60 procent van de jongeren in actie C naar school gaat. Van de overige 40 procent is bijna de helft aan het werk. Deze verhoudingen zijn ook nauwelijks veranderd vanaf 2007. De kenmerken van de deelnemers veranderen nauwelijks. Dit komt doordat veel deelnemers doorstromen binnen de actie. Van de deelnemers in 2011 heeft bijna twee derde ook in 2010 een project in actie C gevolgd. Bijna een derde van de deelnemers in 2011 is nieuw. De rest stroomt door vanuit eerdere schooljaren. Ook in eerdere jaren zien we veel deelnemers doorstromen. Eén derde deel van de ex-deelnemers werkzaam Na afloop van een project stromen de meeste leerlingen door in het onderwijs of ze gaan aan het werk. Vanaf 2008 gaat jaarlijks ongeveer een derde na afloop van een project aan het werk. 12

2.6 Actie D: Scholing werknemers met een lage opleiding Actie D biedt subsidie aan werkgevers (via hun Opleidings- en Ontwikkelingsfonds (O&O-fonds)) om de arbeidsmarktpositie van hun werknemers te verbeteren met behulp van scholing. De doelgroep bestaat uit werknemers met maximaal een opleiding op mbo niveau 4. Deelnemers zijn vooral werkzame, middelbaar opgeleide mannen Actie D is de grootste actie en sinds 2007 is het aantal deelnemers meer dan drie keer zo groot geworden. In 2011 nemen ruim 229 duizend personen deel aan deze actie. Dit zijn voor het grootste gedeelte werkzame, middelbaar opgeleide mannen. Figuur 2.6.1 laat zien dat sinds 2007 het aandeel mannen in actie D toeneemt en dat voor iedereen geldt dat het overgrote deel werkzaam is. 2.6.1 ESF-deelnemers in actie D naar geslacht en arbeidsmarktpositie, 2007-2011 80 % 70 60 50 40 30 20 10 0 M V M V M V M V M V 2007 2008 2009 2010 2011 Werkzaam Niet werkzaam Na afloop van het project nog steeds werkzaam Deelnemers in actie D hebben veelal een baan bij de start van een project. Dit is logisch, aangezien de aanvraag voor projecten in actie D via het O&O fonds van de werkgever verloopt. Ook na afloop van een project hebben ex-deelnemers veelal (nog steeds) een baan. We kunnen echter niet zien of na afloop van een project de arbeidsmarktpositie van deze personen verbeterd is. 2.7 Actie J: Bestrijden en voorkomen jeugdwerkloosheid Vaak worden jongeren in tijden van economische crisis als eerste ontslagen, of wordt hun contract niet verlengd. De verwachting bestond dat de jeugdwerkloosheid door de huidige crisis zou oplopen tot 150 duizend jongeren. Om dit te voorkomen heeft de overheid in 2009 het Actieplan Jeugdwerkloosheid geïntroduceerd en tal van andere maatregelen genomen. Onderdeel van dit Actieplan Jeugdwerkloosheid is dat er ESFsubsidie is vrijgemaakt voor projecten die gericht zijn op het bestrijden en voorkomen van jeugdwerkloosheid. In dit kader zijn de acties J(eugd)1 en J2 in het leven geroepen. In dit verband gaat het om een opleiding op maximaal mbo niveau 4. Dit wil zeggen een middenkaderfunctionaris of een gespecialiseerde beroepsbeoefenaar. Dit niveau geeft toegang tot het hbo. 13

Het verschil tussen J1 en J2 is de organisatie die de subsidie mag aanvragen. Voor J1 kunnen dertig coördinerende gemeenten subsidie aanvragen en voor J2 zijn dit O&Ofondsen. O&O-fondsen dragen financieel bij aan de scholing van werknemers in een bepaalde branche. Werkgevers kunnen gebruik maken van de middelen en diensten van een O&O-fonds. In 2011 nemen bijna 56 duizend jongeren deel aan een project in actie J. Meer dan 70 procent van de jongeren doet dit in één van de 47 projecten waarvoor door een gemeente subsidie is aangevraagd (actie J. De rest van de jongeren neemt deel aan één van de 21 projecten binnen een project waarvoor door een O&O-fonds subsidie is aangevraagd (actie J2). Hoewel beide acties gericht zijn op jongeren, zien we naast het verschil in aantal deelnemers eveneens een aantal verschillen in deelnemerskenmerken tussen beide acties. In actie J2 meer mannen dan in actie J1 De deelnemers binnen actie J2 bestaan voor 86 procent uit jongere mannen. Jongere vrouwen maken slechts 5 procent uit van de deelnemers binnen deze actie. Een kleine groep deelnemers (8 procent) is 25 jaar of ouder. Hoewel aan projecten in actie J1 ook meer mannen dan vrouwen deelnemen, is het aandeel vrouwen in actie J1 beduidend groter dan in actie J2. Bovendien zien we dat 17 procent van de deelnemers 25 jaar of ouder is (zie figuur 2.7.. 2.7.1 ESF-deelnemers in actie J1 en J2 naar geslacht en leeftijd, 2011 Actie J2 Actie J1 0 20 40 60 80 100 % Mannen jonger dan 25 jaar Vrouwen jonger dan 25 jaar Mannen 25 jaar en ouder Vrouwen 25 jaar en ouder In actie J1 meer niet-westerse allochtone deelnemers dan in actie J2 In actie J1 zijn er meer deelnemers met een niet-westerse allochtone achtergrond dan in J2 (27 versus 9 procent). Binnen de niet-westerse allochtone deelnemers is het aandeel mannen in actie J1 lager dan in actie J2 (59 versus 79 procent). Deelnemers actie J1 vaker niet werkzaam of inactief Jongeren in actie J1 en J2 zijn ongeveer even vaak werkzaam (zie figuur 2.7.2). De groep niet- werkzame deelnemers en en niet-e werkzoekenden is in actie J1 echter veel groter dan in actie J2. Deze verschillen hangen samen met wie de aanvrager van de subsidie is. In actie J2 vragen de O&O-fondsen subsidie aan (net als bij actie D), in actie J1 gebeurt dit via de gemeente. 14

2.7.2 ESF-deelnemers in actie J1 en J2 naar arbeidsmarktpositie, 2011 Actie J2 Actie J1 0 20 40 60 80 100 % Werkzaam Niet werkzaam Inactief O&O-fondsen zijn brancheorganisaties en alleen deelnemers met een baan kunnen via hun werkgever meedoen aan een project. Van de inactieve jongeren in actie J1 volgen bijna vier op de tien onderwijs. In actie J2 daarentegen volgt 90 procent van de inactieven onderwijs op de peildatum. 15

3. Beschrijving van het onderzoek 3.1 Populatie Het onderzoek is uitgevoerd in drie delen, met steeds een andere populatie. Ten eerste zijn definitieve cijfers berekend voor deelnemers aan ESF-projecten die starten of lopend zijn in 2008. Daarnaast zijn voor 2011 de voorlopige cijfers berekend voor deelnemers aan ESF-projecten die starten of lopend zijn in 2011. Tot slot hebben we met impactindicatoren een evaluatie van het ESF-programma 2008-2011 uitgevoerd. De populatie van dit laatste deelproject bestaat uit deelnemers van wie in de periode 2008 2011 een project is beëindigd. 2007 hebben we dit jaar voor de impactindicatoren niet meegenomen omdat projecten pas in 2007 gestart zijn en minimaal 12 maanden duren. Zodoende zijn er geen afgeronde projecten in 2007. 3.1.1 Deelnemerskenmerken Deelnemerskenmerken 2008 definitief De onderzoekspopulatie bestaat uit alle personen die in 2008 deelnemen aan ESF-projecten, dit zijn ruim 144 duizend personen. Deelnemerskenmerken 2011 voorlopig De onderzoekspopulatie bestaat uit alle personen die in 2011 deelnemen aan ESF-projecten, dit zijn ruim 354 duizend personen. Evaluatie impactindicatoren 2008 2011 De onderzoekspopulatie bestaat uit deelnemers die in 2008, 2009, 2010 of 2011 een ESF-project hebben beëindigd, dit zijn in totaal 715 duizend personen. De einddata over de deelnemers in 2011 zijn bekend tot en met 29 november 2011. 16 3.2 Onderzoeksmethode Deelnemerskenmerken 2011 voorlopig en 2008 definitief Voor het vaststellen van de voorlopige deelnemerskenmerken 2011 en de definitieve deelnemerskenmerken 2008 heeft het Agentschap SZW bestanden aangeleverd waarmee deelnemers in projecten herkenbaar zijn. Deze bestanden bevatten de volgende informatie over deelnemers en projecten: 1. De deelnemers aan een ESF-project in 2011 en 2008. Per deelnemer is het burgerservicenummer en een projectnummer bekend. 2. De projecten die in 2011 dan wel 2008 starten of lopen. Per project weten we het projectnummer, de start- en einddatum van het project, de actie, de subactie en het aantal deelnemers. 3. Projecten in actie D met per project het projectnummer, de start- en einddatum van het project, het aantal deelnemers en de economische activiteit. De economische activiteit wordt door het Agentschap SZW aangeleverd en is gebaseerd op de verordening van de Europese Commissie. 4. Het opleidingsniveau van deelnemers in actie B. Het CBS-CvB heeft de door het Agentschap SZW aangeleverde bestanden verrijkt met diverse kenmerken, afgeleid uit verschillende bronnen. Zo komen de demografische achtergrondkenmerken uit de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA), informatie over banen komt uit de Polisadministratie en uitkeringsgegevens komen uit de uitkerings-

registraties van het UWV WERKbedrijf. Voor het opleidingsniveau gebruiken we het opleidingsniveaubestand. Met het bestand Gebieden in Nederland (GIN) is bepaald in welk landsdeel een deelnemer woont. Aan alle CBS-bestanden over personen is een niet-identificeerbaar nummer, het zogenaamde RIN-nummer, toegevoegd dat het identificeerbare burgerservicenummer (BSN) vervangt. Elke deelnemer aan een ESF-project heeft een RIN-nummer. De verschillende bronnen kunnen worden gecombineerd met behulp van dit RIN-nummer (zie figuur 3.2.. Het resultaat is een onderzoeksbestand per deelproject. Met deze onderzoeksbestanden stellen we de tabellen op en worden kenmerken als bijvoorbeeld arbeidsmarktpositie berekend. 3.2.1 Koppeling onderzoeksbestand Deelnemersbestand Deelnemer 1 2 Rinnummer B D Projectnummer X Z Actie A C GBA SSB Rinnummer A B C D Geslacht Man Vrouw Vrouw Man Rinnummer A B D G Baan Nee Nee Ja Ja Uiteindelijk onderzoeksbestand Deelnemer 1 2 Rinnummer B D Projectnummer X Z Actie A C Geslacht Vrouw Man Baan Nee Ja De kenmerken van een deelnemer zijn vastgesteld op de begindatum van het eerste startende project per actie. Als een deelnemer aan meerdere projecten deelneemt binnen één actie en deze projecten beginnen op verschillende momenten, dan nemen we van deze deelnemer alleen het project mee dat als eerste start. Mocht een deelnemer aan meerdere projecten meedoen in verschillende acties dan is dit geen probleem, een deelnemer komt dan ook meerdere keren voor in de tabellen. Evaluatie impactindicatoren 2008 2011 Ook voor het samenstellen van de impactindicatoren 2008 2011 heeft het Agentschap SZW bestanden aangeleverd: 1. Einddeclaraties van projecten uit de periode 2008 2011. Dit bestand bevat de projectnummers van alle eindigende projecten in 2008 2011, de actie en de einddatum. 2. Deelnemers aan projecten uit de periode 2008 2011. Dit bestand bevat het projectnummer van alle projecten lopend in 2008 2011, de acties en de burgerservicenummers van alle deelnemers aan deze projecten. Door het bestand met de einddeclaraties 2008-2011 via het projectnummer te koppelen met het deelnemersbestand, is bepaald welke mensen hebben deelgenomen aan deze beëindigde projecten. Het zo verkregen onderzoeksbestand hebben we verrijkt met informatie over geslacht en banen. Als een deelnemer aan meerdere projecten deelneemt binnen een actie of subactie, dan zijn de baangegevens bepaald bij het einde van het meest recent beëindigde project. Van deelnemers die een project beëindigen gaan we na of zij na afloop van het project een baan hebben en of ze zes en twaalf maanden na afloop van het project ook nog werkzaam zijn. Van de deelnemers die in 2011 een project beëindigen, kunnen we echter nog niet twaalf maanden verder kijken. Deze baangegevens ontbreken op dit moment nog. Voor de deel- 17

nemers die in 2011 een project beëindigen, is alleen de baansituatie bepaald na afloop van het project. Een baan betekent in dit geval een baan in loondienst. We kunnen niet bepalen wie werkzaam was als zelfstandige, omdat we van zelfstandigen uitsluitend kunnen zien óf iemand in een bepaald jaar aangifte heeft gedaan als zelfstandige. Het is niet mogelijk om op maandniveau vast te stellen of een deelnemer op een bepaald moment, bijvoorbeeld zes maanden na beëindiging van een project, werkt als zelfstandige. Nu volgt eerst een beschrijving van de afzonderlijke bronnen en vervolgens worden de gebruikte begrippen geoperationaliseerd. 3.3 Bronnen Bronbestanden Agentschap SZW 1. Deelnemerskenmerken 2011 voorlopig en Deelnemerskenmerken 2008 definitief Deze bestanden bevatten per project het projectnummer, de bijbehorende start- en einddatum en de burgerservicenummers van alle deelnemers aan het project. Voor projecten in actie B die starten of lopen is ook het hoogst behaalde opleidingsniveau toegevoegd. Voor projecten in actie D is per project de economische activiteit opgenomen. 2. Einddeclaraties ESF-projecten 2008-2011 Dit bestand bevat het projectnummer, de actie waaronder het project valt en de einddatum van het project. Hiermee wordt bepaald welke projecten in actie A, B, C, D of J zijn beëindigd in 2008-2011. Bronbestanden CBS 1. Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) De GBA is een geautomatiseerd persoonsregistratiesysteem van de gemeenten en in werking sinds 1 oktober 1994. In principe staan alle inwoners van een gemeente in de basisadministratie ingeschreven. Gegevens als geboortedatum, geslacht, herkomst, woonplaats, maar ook huishoudenssamenstelling en immigratie/emigratie worden in de GBA geregistreerd. We gebruiken voor dit onderzoek de stand van 1 december 2011. 2. Sociaal Statistisch Bestand (SSB) Het SSB is een stelsel van registers en enquêtes, die op persoonsniveau aan elkaar zijn gekoppeld. Per jaargang worden meer dan 50 registers gebruikt. Deze registers hebben betrekking op verschillende sociaaleconomische onderwerpen, zoals banen, uitkeringen, woningen en onderwijs. Het SSB bevat voorlopige en definitieve gegevens. Bij definitieve gegevens zijn registers en enquêtes onderling op elkaar afgestemd en consistent gemaakt. De doelpopulatie van het SSB bestaat uit alle personen die in Nederland wonen, en personen die niet in Nederland wonen maar in Nederland werken of een uitkering dan wel pensioen vanuit Nederland ontvangen. Voor dit onderzoek gebruiken we SSB-informatie over uitkeringen, banen, zelfstandigen, inschrijvingen bij het UWV WERKbedrijf, opleidingen en het opleidingsniveau. Deze informatie is afkomstig uit de volgende registraties: Uitkeringen: bijstandsuitkeringen, WW- en AO-uitkeringen. Deze gegevens zijn gebaseerd op bronbestanden afkomstig van het UWV WERKbedrijf en gemeenten. Gegevens zijn beschikbaar tot juli 2011. Banen: gegevens zijn beschikbaar tot 2011. De gegevens over banen vanaf 2009 zijn voorlopig, wat betekent dat ze nog niet consistent zijn gemaakt met andere gegevens in het SSB. Voor eerdere jaren is dit wel gedaan. Gegevens zijn beschikbaar tot juli 2011. Zelfstandigen: informatie over zelfstandigen is afkomstig van de Belastingdienst. Ongeveer tweederde van dit register is gebaseerd op het aangiftebestand van het betreffende jaar. Ongeveer zes procent van de informatie wordt per verslagjaar bijgeschat. Gegevens zijn beschikbaar tot 2009. Inschrijvingen bij het UWV WERKbedrijf: deze gegevens komen uit bestanden over de geregistreerde werkloosheid en worden aan het CBS verstrekt door het UWV WERKbedrijf. Deze informatie is bekend tot juli 2011. 18