puzzel van een boeier

Vergelijkbare documenten
Lelievlet. Een Elfrink Bouwplaat, Wageningen. Aangeboden door: Elfrink-Bouwplaten.

Dit boekje is van: ...

GEWICHTSBEREKENING STANDAARD SCHIP. Commissie Evaluatie Zeilformule

Instructiemateriaal voor het diploma CWO Roeiboot 1/2 Met bijbehorend insigne roeien Wilhelminagroep Zeeverkenners

Hybride voortstuwing sloep met ballen

Hoe stel ik mijn mm boot af vooral de zeilen dat is het belangrijkste en waar zeil ik mee

Dit boekje is van: ...

Beschrljvinq van vier

Zeilen met een punter

Scheepstypen. Achtereen volgens worden behandeld: Botter Hoogaars Klipper; Lemster Aak Tjalk (Skûtsje) Schokker Schouw Staverse Jol Vollenhovense Bol

10 (wedstrijd) TIPS VOOR PATINZEILERS

Halzen. met. Clipper Stad Amsterdam

HOE IK EEN BALG MAAK

Het Stadskanaal, bevaren door houten en ijzeren schepen

Dit examen bestaat uit 35 multiple choice vragen. Je bent geslaagd als je: 25 van de 35 vragen goed hebt

Cursus KeyCreator. Oefening: tekenen van een dakkapel

De Waterlandse melkschuit

CWO 1 Instructiemateriaal

BIJLAGE afkortingen AFKORTINGEN EN DEFINITIES AFKORTINGEN MET BETREKKING TOT DE ROMP

ja nee n.v.t g. Is er een sticker in de boot ja nee n.v.t Is het balastblok gewogen ja nee n.v.t Plaats van de meetsticker.

De bouwonderdelen bij dit nummer

EEN NIEUW ONDERDAK VOOR JE KIPPEN

Vereniging Westlander Schippers Collectief commissie schepen en scheepsuitrusting. Reglement Schepen en scheepsuitrusting.

MODELLEN EN BOUWTEKENINGEN

Introductie. Havens als belangrijk knooppunt

linde2de Tekst: Wim de Bruijn Foto's: Theo Kampa

De bouwonderdelen bij dit nummer

INSTRUCTIEBOEKJE LICHTMATROOS ZV CANISIUS NIJMEGEN INHOUD

Maatbepaling voor het gat in het blad waar de spoelbak onder komt

Cursus KeyCreator. Oefening 3D: éénvleugelraam

Bij meer wind en hogere golven, mast meer naar achteren zetten. Bij weinig wind en geen golven meer naar voren (maximaal rechtop.)

Beschrljvinq van vier

De Waterlandse melkschuit

tekening van het Amsterdamse model tot stand kwam, wordt verderop verteld.

Verslag beurtfeart Eernewoude-Oude Veenen-Wartena-Eernewoude op 26 september 2015.

Restauratieplan Hijsinstallatie Motorboot Terra Nova

Commando's & Manoeuvres

Krachten. Hoe en waarom zeilt een zeilboot? Bert Stals, 1 februari 2019

CWO II Theorie. 1. Schiemanswerk. 2. Zeiltermen. Op deze pagina vind je de theorie van CWO II KB. Het is een aanvulling op de theorie CWO I.

Mijn verhaal over de foto van een beurtsomp

Trimmen van een Platbodem

Instructieboekje Roei-insigne

Cursus KeyCreator. Oefening 16: briefstaander

Antwoorden Vorm en Ruimte herhaling. Verhoudingen

Checklist toestellen Commissie Agility, Raad van Beheer 1

Patroon aanpassen/ veranderen

Altijd SAIL. kom aan boord. van onze vriendenvloot!

Altijd SAIL. in Het Scheepvaartmuseum. Bewaarexemplaar: Leer meer over de schepen

JZVB 2015: CWO 1 & 2 JZVB 2015

Diploma eisen Jeugdzeilen CWO I, II en III Pagina 1 van 5

Handleiding Viggi tablet- en laptophoes maken

Haak- en breispullenorganizer

De boeier door de eeuwen heen

SCHEEPS1YPIILlllilEËN

WSB CLUBAVOND LEER GIJPEN OP NIVEAU

R W B Gl Gr. Dit examen bestaat uit 40 multiple choice vragen. Je bent geslaagd als je: 28 van de 40 vragen goed hebt

PADDY. Alternatief. Jan van Leeuwen

Kielboot zeilen - Basistheorie Overstag Manoeuvre

VN/ECE Reglement nr. 73 zijafscherming

Houten klos tegen buitenkant boeisel, ter bescherming van het zwaard. Verticale balk tegen boeisel van voorschip, meestal voorzien van snijwerk.

I Voor kunststof en houten draaikiepramen

Checklist toestellen 2016 Commissie Agility, Raad van Beheer 1


HET LANDLEVEN-KIPPENHOK

Nieuwsbrief November Tussenverslag Hellingbeurt Urk

Zelf een kinderbed maken - HORNBACH

Lichte inhaak arm (type CL) Geboute arm (type CB) Zware inhaak arm (type CH) Geklemde arm (type CP)

Ga op de rug liggen. Buig de knieën en zet de voeten plat op de grond. Klap beide knieën naar één kant.

VAARDIGHEDEN: SJORREN EN KNOPEN

Tutorial jongensblazer

Deel 1: het maken van een werktekening voor een aanrechtblad met een aan de voorkant uitstekende massieve bak.

Patroon Een bijzonder mooie tas

Binnenvaartregeling bijlagen Bijlagen hoofdstuk 4;

Trim je mast in vijf stappen

H5 Commando s & Manoeuvres

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 19 november 2011

Pagina 1 van 4 KNK CYNOPHILIA

Peperkoekhuisje. Stap 1

Materialen 481 m getwijnd of gevlochten katoenen touw, ø 4 mm Houten staaf van 1,2 m, dik en stevig genoeg om het gewicht van je gordijn te dragen

Cursus KeyCreator. Oefening 3D: Spiltrap

FHN Reglementen. Behendigheid Toestellen

Eindexamen wiskunde B havo II

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 22 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Roeicommando s Gig. Bakboord. Voor-schip. Pilot. Stuur. Mid. Achter-schip Stuurboord Stuurboord. oktober 2010

Nek en Pilaar. Figuur 12. Tabel 1

Patroon Stoere, Chique, Fluffy Tas

Omschrijving Scheepsuitrusting (O.S.) IEPEN FRYSKE KAMPIOENSKIPPEN SKÛTSJESILEN. (I.F.K.S.)

Restauratieplan HK59. Opdrachtgever: Peter en Dries van den Berg

Zeil insigne kielboot 1. Termen Zeil standen Overstag Gijpen Stormrondje... 5 BPR Regels Goed zeemanschap...

Stap 1. M o n t a g e h a n d l e i d i n g S p e e l p e r c e e l

Bewerkingen met krachten

Ahoy! Mijn naam is Moos Matroos. Aan boord steek ik graag mijn handen uit de mouwen én maak ik veel plezier. Wil je ook aan de slag als matroos?

Basisbegrippen der lichtvoering

DE IVECO M250.45W 6 X 6 8 TONS TRUCK:

Het bouwen van het flyball apparaat 7 maart 2010

Hoe moeten de roeiers instappen?

Het huis van vertrouwen

Commando's & Manoeuvres

Oefenprogramma revalidatie rechterzijde

VOORSCHRIFTEN LIGPLAATSEN WOONSCHEPEN, BEHOREND BIJ DE LIGPLAATSENKAART ZWOLLE ( ARTIKEL 3 LID 3 VAN DE LIGPLAATSVERORDENING)

Transcriptie:

puzzel van een boeier Foto A: De Melkmarkt van Amsterdam. Deze was gelegen op de westpunt van de Prins Hendrikkade tegenover het Centraal Station waar het Singel uitmondt. Tekst en illnstraties: Gerrit Schntten Tweede artikel in Spiegel der Zeilvaart van de hand van Gerit Schutten uit de serie 'Verdwenen houten binnenschepen.' In het vorige nummer kwam de Warmondse snik uitvoerig aan bod. In dit nummer staat de Zaanlandse/Waterlandse boeier centraal. Met deze schepen, ook wel melkschuiten genoemd, werden in de l7e en l8e eeuw beurtdiensten onderhouden vanuit dorpen in Zaanland en Waterland op Amsterdam. Bij de naam "boeier" wordt steevast gedacht aan pleziervaartuigen: bijvoorbeeld de prachtige, ronde, gladboordige Friese boeiers. Er waren ooit Dordtse en Zaanse boeiers, ook mooie en ronde pleziervaartuigen maar met overnaadse zijden. Er hebben echter meer typen boeiers bestaan. In de 17e eeuw waren er zeegaande boeiers die o.a. naar Rouaan voeren. In de tweede helft van de vorige eeuw kon men in Zwolle, Zwartsluis, enz., turfboeiers of boeierpramen aantreffen: paviljoenpramen van ca. 20 x 3,8 meter bij ca. 70 ton. In Overijssel werden opgeboeide zompen gebruikt; hun boeisel waren boven het berghout met oplangers vast aan het schip bevestigd.' Verder kennen we boeieraken en wel als Zeeuws vissersschip maar ook als vrachtscheepje van 25 ton en groter gebruikt door de schippers uit de dorpen rondom de Biesbos. Boeien is opboeien. Boeien is het verhogen van het schip met een vast boord, het boeisel, zodat er in het schip meer kon worden geladen of om het beter geschikt te maken de golven buiten boord te houden. De boeier waar het hier over gaat, had bovenop de overnaadse, schuinstaande zijden een verticaal boeisel.vandaar de naam. Gegevens In de jaren zestig werd ik op het bestaan van deze boeier geattendeerd door J van Zijtveld te Amsterdam. Toen hij merkte dat ik mij bezig hield met verdwenen houten binnenschepen, vertelde hij mij over de jollen en spiegelpramen van Watergang, zijn geboortedorp. Ook vertelde hij over de melkboeren uit de dorpen ten noorden van het IJ die elke dag naar Amsterdam roeiden met volle melkbussen of met "bommen" vol met melk: dichte tonnetjes die van onderen breder waren dan boven. Onderaan was een gat in de bom met daarin een houten kraan. Aangekomen bij de Melkmarkt tegenover het Centraal Station werden deze bommen op de kade in handkarren geplaatst. De melk werd door deze melkboeren uitgevent door Amsterdam. Ze hadden twee soorten melk: volle en halve. De halve melk was aangelengd met water; deze was goedkoper. Er waren vele Amsterdammers die de volle melk niet konden betalen. Het verhaal van Van Foto B: Vier boeiers op een rij. Op het voordek van elke boeier ligt een smal zijzwaard.

I ~=============C"l=CJ =Cl ===========~ 1m _1_ Reconstructie Zaanlandse/Waterlandse boeier Zijtveld was voor mij voldoende om naar de Amstel te gaan, naar het Gemeentearchief. In die schitterende schatkamer van de Atlas trof ik de foto's aan, die hierbij zijn afgedrukt. Deze melkschuiten zijn nooit beschreven. Wel heeft D.H. Goede in zijn boekje over de geschiedenis van Landsmeer enige bladzijden gewijd over deze schuitevaart.' In de 17e en 18e eeuw werden met deze melkschuiten beurtdiensten onderhouden vanuit de dorpen in Zaanland en Waterland op Amsterdam. Aan boord bevonden zich meestal handelaren met hun waar: vis, paling, eieren, kippen en natuurlijk melk. Goede heeft in zijn jeugd deze melkschuiten nog gezien en er misschien nog mee gevaren. Hij geeft hen de naam boeier. De reconstructie Het eerste wat bij een reconstructie nodig is, zijn de afmetingen. In foto F kan men in de boeier kijken; hierin zijn twaalf korven te tellen. De afstand tussen de korven hart op hart is in een Zaanlands plat 62 cm, evenals bij een Assendelver praam. In een Waterlandse praam, gebouwd door Willem Schot, is deze minder, nl. 57 cm, maar Monnickendam ligt ook verder weg. Dus het ruim was lang 13 x 62-14 cm = 792 cm. Voor de totale lengte is ook nog de lengte van het achterdek en het voordek nodig. In foto D kan de lengte van het achterdekje worden afgeleid; deze was 13 à 14% van de totale lengte. De lengte van het voordek kan niet goed uit deze foto worden afgeleid. Zie daarvoor de tekening. In foto C krijgen we een indruk van de breedte van het vaartuig. De noeste roeiers zijn in de schouders ca. 50 cm breed. Ze zitten op enige afstand van elkaar (ca. 40 cm) en ook op enige afstand van de buitenkant (ca. 40 à 50 cm). Dit geeft een totale breedte van 220 à 240 cm. De breedte van een plat was 260 cm. Als een boeier over de Oostzaanse Overtoom was gehaald, kon hij door dezelfde bruggetjes en vonders varen als de platten. Er is nog een methode om de breedte te schatten, namelijk met behulp van de bommen. Door de afmetingen van de bommen te vergelijken met die van mensen kan worden afgeleid, dat de bommen onder 55 cm breed zijn en boven 45 cm; hun hoogte is 45 cm. Een volle bom weegt ca. 90 kg, net zwaar genoeg voor twee man. Op foto F is goed te zien, hoe in de zijde aan de binnenkant over de korven een lat is aangebracht. Bij het laden werden in de ruimte tussen twee paar korven twee bommen naast elkaar neergezet. Daarop werden in de breedte drie bommen geplaatst, waarbij de beide buitenste met een kant op de lat stonden, zodat ze in principe tot aan de binnenkant van de boorden kwamen. Dit geeft een minimale breedte van drie maal 55 cm tussen de zijden. De bommen werden voor en achter geladen; daar had de schuit niet de grootste breedte. De minimum breedte waar bommen geladen werden, was dus 165 + 20 + reserve = 200 cm. Die 20 cm is voor de dikte van de boeisels. Gekozen werd een grootste breedte van 220 cm. Sommige foto's geven de

indruk dat deze schuiten nogal slank waren, dus zullen ze niet breder zijn geweest. Volgens de foto's werden voorin twee rijen en achter twee rijen bommen geplaatst. Elke rij telde onder twee bommen en boven drie. Deze grote gewichten geven plaatselijk een grote druk op het vlak. Om het vlak daartegen te beschermen wordt een stevige buikdenning verondersteld. Deze bommen zijn ook goed bruikbaar om de hoogte te schatten. Uit de foto's valt af te leiden dat de bovenste rij bommen mooi horizontaal staat. Dat wil zeggen, dat de verticale afstand tussen buikdenning en bovenkant lat 45 cm is. Met nog tien cm daarboven wordt de minimum verticale hoogte tussen buikdenning en bovenkant boord 55 cm. Een plat steekt ongeladen ca. 14 cm diep De boeier was net als het plat geheel open; zijn diepgang ongeladen zal dus niet zoveel groter zijn geweest: ca. 18 cm. Foto D geeft een zijaanzicht van een boeier, wat voorl ijker dan dwars. Op de volledige foto is te zien dat deze boeier van de Melkmarkt vandaan vaart; hij is dus leeg. Uit de hoogte midscheeps ( = 55 cm) kunnen de hoogten voor en achter worden afgeleid. Het boord voor is 85 à 90 cm boven water en achter 65 à 70 cm. De hoeken tussen steven en wateroppervlak zijn voor 480 en achter 550. In foto B kan de breedte van de achterkant van het voordekje worden afgeleid; deze is binnenin (33/50)(220-20) cm = 133 cm. De breedte daar is dus 155 à 160 cm. De dikte van de boeisels was 10 cm, namelijk een boord van anderhalf duim, een dubbeling aan de binnenkant van anderhalf duim en een schuurlat aan de buitenkant van één duim, tezamen vier duim. Met die gegevens wordt een schets van de buitenlijn van het bovenaanzicht mogelijk. Hierbij moet worden gestreefd naar dezelfde rondingen als bij het Zaanlands plat of de Waterlandse praam, want ze werden door dezelfde scheepmakers gebouwd. In het bovenaanzicht kan nu de lengte worden vastgesteld door in het voorschip te trachten de juiste ronding aan te brengen door de punten aan de achterkant van het voordekje. De totale lengte blijkt 10,3 meter te zijn. Uit de foto D kan het verloop van de onderkant van het boeisel worden herleid. In de dwarsdoorsnee wordt voor de hoek tussen zijde en wateroppervlak Reconstructie zeiltuig Zaanlandse/Waterlandse boe ier Foto C: Een volledig geladen boeier op het water bij het Centraal Station. Foto D: Een boeier van opzij, schuin van voren. Het origineel bevindt zich op een 13x18 cm glasplaat en is daarop niet groter dan 2,5 cm. FotoE: Foto van een boeier, afkomstig van een hoekje van een prentbriefkaart.

Foto G: Bateau à lait oj melkschuit. Ingekleurde litho van R. de Vries, uitgegeven door Frans Buva en zonen te Amsterdam. Collectie Ned. Hist. Scheepvaartmuseum te inv.nr. A-632. 600 gekozen. Met deze gegevens kan de tekening worden gemaakt. Zo simpel als het hier staat, zo ingewikkeld is het in werkelijkheid. Steeds wordt er getwijfeld; hier enkele cm's meer en daar een paar cm minder. Er moeten problemen worden opgelost en voor opdoemende vragen een antwoord gevonden. Er moeten argumenten worden verworpen en nieuwe ontwikkeld. Een hoek tussen wateroppervlak en zijde van 550 levert een te smal vlak. Het blijft steeds proberen. Er wordt meer gegumd dan getekend. De tekening die hier is afgedrukt, is de vierde in successie. Reconstructie van de zeiltekening Uit plaat G is te zien, dat deze boeier een dubbel torentuig voerde. Uit foto B is de tweede mastkoker aan de achterkant van het voordek te zien. De voorste mast staat halverwege de voorsteven. In principe is nu de configuratie van de zeiltekening bepaald op de plaats van de achterste mast na. Dit punt is bij de reconstructie van dit zeiltuig het hoofdprobleem. Uit foto F valt af te leiden dat er in het ruim dertien "spannen" waren; een span is de Giethoornse benaming voor de ruimte tussen twee paren korven. Voor was er tussen de voorplecht en de bommen een ruimte nodig, die groot genoeg moest zijn om met de fokkemast te kunnen manoeuvreren. Achter was er tussen huisje en bommen een ruimte nodig, die groot genoeg moest zijn om het helmhout en de schoot te bedienen. Een span van 60 cm is daarvoor te weinig, dus er waren voor en achter elk twee spannen nodig. Verder zijn er voor en achter elk twee spannen nodig voor de lading. In het midden blijven dus vijf spannen over: ca. 3 meter. Op foto C is te zien dat daar drie banken roeiers achter elkaar zitten. In gestreken toestand lag de grote mast achter op een staander die tegen het achterhuisje stond, en was hij voor onder de voorste roeibank geschoven, zie foto E. Het lijkt me nodig, dat de mast in gestreken toestand goed lag vastgeklemd; anders kon hij rollen en schuiven. Lag hij onder een losse roeibank, dan kon de mast de bank opwippen e.d. In die positie kan de mast bij het onder zeil gaan gemakkelijk naar achteren worden getrokken en met zijn voet in de koker gezet. Dus de voorste roeibank is de mastdoft. Nu moet de plaats van de voorste roeibank worden bepaald. Bij het roeien maakt de roeier voor- en achterwaartse bewegingen met zijn bovenlichaam. Hij buigt achterover tot 60 à 70 cm vanaf de achterkant van de roeibank; bij de roeier is dit de voorkant. Hij buigt naar voren tot 60 à 70 cm achter die achterkant van de roeibank. Er is dus een afstand vereist tussen achterkant van de voorste stapel bommen en de achterkant van de voorste roeibank van 70 cm. Dan komt de achterkant van de voorste roeibank gelijk met de achterkant van de vijfde korf. Dit impliceert dat de doft werd gedragen door maar een paar korven en een korte oplanger en niet door twee paren korven. In enkele foto's is af te leiden dat de grote mast in gestreken toestand nog achter het roer reikt. Dit geeft een lengte van 9 à 10 meter. Hier is gekozen voor 9 meter; die lange ongestaagde mast in een laag kokertje is al gevaarlijk genoeg. Uit de litho is af te leiden dat de schoothoek tot iets voor de achtersteven reikt. Met deze gegevens kan nu het grootzeil worden getekend. Nu moet het probleem van de grootte van het voorzei Iworden opgelost. De enige sleutel die zich hier aanbiedt, is het zeilpunt. In Huitema's Ronde en platbodemjachten 2 is in de zeiltekeningen van schokker en de bons het zeilpunt te vinden op 47% van de waterlijn. Dit zal op deze boeier ook zo zijn geweest. Door proberen wordt het voor-

~---===27, I Waterlandse praam lm ~~~~~~~~ --~~W Zaan/ands plat ~----;'m Assendelftse praam lm I I I I I I I I I I I ~ ~leje1hej~

zeil ingetekend. Het achterlijk dient evenwijdig te lopen met het achterlijk van het grootzeil. Een andere vorm is niet mooi. Door variatie kan die armeting worden gevonden waarbij het gezamenlijke zeilpunt op 47% van de waterlijn ligt. Dit is wat gepuzzel waarbij ik vrij zeker ben van het grootzeil, maar enig voorbehoud moet maken bij het voorzeil. or de keuze van dat zeilpunt een goede keuze is geweest, zal in de praktijk moeten blijken. op loto B kan men heel duidelijk bij al die schuiten een zijzwaard op de voorplecht zien liggen. Men kan hieruit afleiden, dat ze er maar een hadden. De lengte wordt bepaald door te vergelijken: ca. 185 cm. Het is een smal zwaard dat hooguit 60 cm breed zal zijn. In de zeiltekeningen van bons en schokker bevindt het midden van dat deel van het zwaard dat in gestoken positie onder water zit, zich op 52% van de waterlijn. Wordt het bij de boeier gevonden zijzwaard ingetekend, dat komt de kop van het zwaard uit bij de tweede korf achter de mastdoft. In foto F is duidelijk de LOuwlus te zien waaraan mogelijk het zwaard werd opgehangen. Zo is er is een verrassend tuig ontstaan. Het lijkt veel op dat van de zogenaamde "speeljachten" uit de 17 e eeuw. Mogelijk is het eraan ontleend. Op tekeningen van die speeljachten valt op dat de grote mast vrij voorlijk staat. Het grote voordeel van dit tuig is dat men hiermee deze lange schuit vrij snel kan laten draaien. Voorschoot los en hij draait in de wind op. Achterschoot laten vieren en hij valt onmiddellijk weg. Zo'n grote manoeuvreerbaarheid is ook wel nodig, als men op het IJ tussen de grote schepen door moest laveren en daarbij allerlei valwinden en wervels moest opvangen of onmiddellijk uitwijken voor een naderende sloep met scheepsvolk. Verder kan dit tuig heel snel worden gezet. l.5c1iutten, G.j., 1981: Varen waar geen water is, Hengelo. 2.Goede, D.H., 1976: landsll1eer in dagen valt weleer, Landsmeer. 3.Huitema, T., 1962: Ronde en platbodemjachten, Amsterdam. Twee boeiers aan de kade tegenover het Centraal Station.