ALGEMEEN 1. De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan. A 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa.

Vergelijkbare documenten
aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS.

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

HEREXAMEN EIND MULO tevens IIe ZITTING STAATSEXAMEN EIND MULO 2009

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

UNIFORM EINDEXAMEN MULO tevens TOELATINGSEXAMEN VWO/HAVO/NATIN 2009

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012 lood 11,2 0, ,0 4,2 100

VAK : NATUURKUNDE DATUM : VRIJDAG 04 JULI 2008 TIJD : UUR (Mulo III kandidaten) UUR (Mulo IV kandidaten)

VAK : NATUURKUNDE DATUM : VRIJDAG 04 JULI 2008 TIJD : UUR (Mulo III kandidaten) UUR (Mulo IV kandidaten)

Maandag 15 juni, uur

Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5

Q l = 23ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 23ste Vlaamse Fysica Olympiade 1

TOELATINGSEXAMEN NATIN 2009

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1985 MAVO-C NATUURKUNDE. Donderdag 13 juni, uur. MAVO-C Il

jaar: 1989 nummer: 25

Opgave 5 Een verwarmingselement heeft een weerstand van 14,0 Ω en is opgenomen in de schakeling van figuur 3.

Vlaamse Fysica Olympiade 27 ste editie Eerste ronde

koper hout water Als de bovenkant van het blokje hout zich net aan het wateroppervlak bevindt, is de massa van het blokje koper gelijk aan:

Woensdag 24 mei, uur

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4 NATUUR- EN SCHEIKUNDE I. Zie ommezijde. Vrijdag 19 augustus,

In een U-vormige buis bevinden zich drie verschillende, niet mengbare vloeistoffen met dichtheden ρ1, ρ2 en ρ3. De hoogte h1 = 10 cm en h3 = 15 cm.

Examen mechanica: oefeningen

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

NATUURKUNDE. Donderdag 5 juni, uur. MAVO-C Il EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN C - niveau

Exact periode Youdenplot Krachten Druk

Dit examen bestaat uit 11 opgaven Bijlage: 1 antwoordblad


TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2013 TOETS APRIL :00 12:45 uur

HOGESCHOOL ROTTERDAM:

TENTAMEN NATUURKUNDE

2 Van 1 liter vloeistof wordt door koken 1000 liter damp gemaakt.

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM EXAMEN HAVO 2015

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

Eindexamen havo natuurkunde pilot II

Opgave 1 Afdaling. Opgave 2 Fietser

Opgave 1. Voor de grootte van de magnetische veldsterkte in de spoel geldt: = l

MAVO-D II. Donderdag 13 junj, uur. Dit examen bestaat uit elf opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2019 TOETS APRIL 2019 Tijdsduur: 1h45

Augustus blauw Fysica Vraag 1

Augustus geel Fysica Vraag 1

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2018 TOETS 1

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM HEREXAMEN HAVO 2015

Nationale Natuurkunde Olympiade. Eerste ronde januari Beschikbare tijd: 2 klokuren

1ste ronde van de 19de Vlaamse Fysica Olympiade 1. = kx. = mgh. E k F A. l A. ρ water = 1, kg/m 3 ( θ = 4 C ) c water = 4, J/(kg.

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2000-II

Fysica. Een voorwerp wordt op de hoofdas van een dunne bolle lens geplaatst op 30 cm van de lens. De brandpuntsafstand f van de lens is 10 cm.

Eindexamen havo natuurkunde II

Naam: examennummer:.

Woensdag 11 mei, uur

En wat nu als je voorwerpen hebt die niet even groot zijn?

4900 snelheid = = 50 m/s Grootheden en eenheden. Havo 4 Hoofdstuk 1 Uitwerkingen

Fysica. Een lichtstraal gaat van middenstof A via middenstof B naar middenstof C. De stralengang van de lichtstraal is aangegeven in de figuur.

Samenvatting Natuurkunde Kracht

Examen HAVO. Natuurkunde 1 (nieuwe stijl)

Bereken de luchtdruk in bar op 3000 m hoogte in de Franse Alpen. De soortelijke massa van lucht is 1,2 kg/m³. De druk op zeeniveau bedraagt 1 bar.

Exact Periode 7 Radioactiviteit Druk

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM EXAMEN VWO 2015

2 VWO 2 HAVO Oefenstof dichtheid.

Q l = 24ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 24ste Vlaamse Fysica Olympiade 1

Vlaamse Fysica Olympiade 26 ste editie Eerste ronde

TENTAMEN NATUURKUNDE

Uitwerkingen VWO deel 1 H2 (t/m par. 2.5)

Massa Volume en Dichtheid. Over Betuwe College 2011 Pagina 1

AAN DE SLAG Arbeid verricht door de wrijvingskracht (thema 1)

NATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE. Eerste ronde theorie toets. 17 januari beschikbare tijd: 2 uur

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1984 MAVO-C NATUURKUNDE. Dinsdag 8 mei, uur

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2014 TOETS APRIL uur

MAV04. NATUUR- EN SCHEIKUNDE I (Natuurkunde) EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Woensdag 30 augustus,

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4

SaLVO! 8 Formules en evenredigheden WISKUNDE KLAS 3 HAVO/VWO NAAM: KLAS: I (ma) I R=c. R ( ) boter (gra m) massa massa=2 volume.

Vraag Antwoord Scores. Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 scorepunt toegekend.

Dit examen bestaat uit twaalf opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

Juli blauw Vraag 1. Fysica

Vraag 1. Fysica 01/2a. Vraag 1 : <A> <B> <C> <D> <D>

-as Examen LBO-MAVO-C ::, ~ ::, ::,

Studievoorbereiding. Vak: Natuurkunde voorbeeldexamen. Toegestane hulpmiddelen: Rekenmachine. Het examen bestaat uit: 32 meerkeuzevragen

VAK: natuurkunde KLAS: Havo 4 DATUM: 20 juni TIJD: uur TOETS: T1 STOF: Hfd 1 t/m 4. Opmerkingen voor surveillant XXXXXXXXXXXXXXXXXXX

Exact periode Gepaarde t-test. Krachten. Druk

Uitwerkingen van 3 klas NOVA natuurkunde hoofdstuk 6 arbeid en zo

Oefenopgaven havo 5 et-4: Warmte en Magnetisme Doorgestreepte vraagnummers (Bijvoorbeeld opgave 2 vraag 7) zijn niet van toepassing.

voorbeeld van een berekening: Uit de definitie volgt dat de ontvangen stralingsdosis gelijk is aan E m,

Dit examen bestaat uit 12 opgaven Bijlage: 1 antwoordpapier

... - Examen LEAO-LHNO-LLO-MAV0-0

Opgave 2 Een kracht heeft een grootte, een richting en een aangrijpingspunt.

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2014 theorietoets deel 1

Toelatingstoets havoniveau natuurkunde max. 42 p, vold 24 p

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1976

Samenvatting snelheden en

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2003-II

Examentraining HAVO5 Oriëntatietoets 1

Uitwerking examen Natuurkunde1 VWO 2006 (1 e tijdvak)

Kracht en beweging (Mechanics Baseline Test)

Lees dit voorblad goed! Trek op alle blaadjes kantlijnen

Uitwerking examen e tijdvak

Samenvatting Natuurkunde Syllabus domein C: beweging en energie

Transcriptie:

LGEMEEN 1 De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa. 5 Van een bi-metaal maakt men een thermometer door het aan de ene kant vast te klemmen en aan de andere kant een schaal verdeling te plaatsen. (zie tekening). De bovenkant van het bi-metaal is van ijzer en de onderkant is van koper. 2 Een voorbeeld van een kunstmatige lichtbron is de zon. B een ster. C de bliksem. D een gloeilamp. 3 Naar welke kant wijst de punt van het bi-metaal van de thermometer als de temperatuur met 20 o C toeneemt? naar I B naar II C Het blijft op één stand. D Dit is niet te bepalen. 6 Twee halve cirkels met elk een straal van 10 cm worden tegen elkaar geplaatst (zie figuur). De oppervlakte van het gearceerde deel van deze figuur is 100 25. B 200 50. C 400 25. D 400 100. Een lichtjaar is de afstand die het licht aflegt in 1 jaar. De snelheid van licht is 300.000 km/s. De afstand van één lichtjaar is km. 365 300.000 B 365 24 300.000 C 365 24 60 300 D 365 24 3600 300.000 4 Twee spiraalveren P en Q worden uitgerekt. In de grafiek is het verband aangegeven tussen de uitrekking (u) en de kracht (F). Ga de juistheid van de volgende beweringen na. I Veer Q is stugger dan veer P. II De veerconstante van veer Q is groter dan de veerconstante van veer P.

7 10 In een maatglas zit 200 ml water. Wat zal het maatglas aanwijzen, als hierin een massieve glazen blok met een massa van 50 g ondergedompeld wordt? 200 ml B 220 ml C 250 ml D 325 ml VLOEISTOFFEN 8 In een buizensysteem zijn drie vloeistoffen gescheiden door twee vrij beweegbare zuigers (zie tekening). Deze drie vloeistoffen zijn olie, water en kwik. Waar bevinden de vloeistoffen zich? B C D ruimte I ruimte II ruimte III olie water kwik water kwik olie olie kwik water kwik water olie Een glazen buis bevat kwik met daarboven een kolom met olie. De hoogte van de kwikkolom is 25 cm. De totale vloeistofdruk op de bodem van de buis is 4,3 N/cm 2. Wat is de hoogte van de olie kolom? 75 cm B 77 cm C 100 cm D 125 cm Een blok wanahout met een lengte van 20 cm, een breedte van 10 cm en een hoogte van 10 cm drijft in water. Op dit blok wordt een stuk glas geplaatst. Het blokje wanahout met het stuk glas erop zakt nu 4 cm dieper in het water. De massa van dit stuk glas is 9 11 Een maatglas bevat 100 ml water. In het maatglas met water wordt een voorwerp van 160 g geplaatst, waardoor de waterspiegel tot 140 ml stijgt. Het voorwerp bevindt zich geheel onder water. De dichtheid van het voorwerp is g/cm 3. B g/cm 3. C g/cm 3. D g/cm 3. 400 g. B 800 g. C 1200 g. D 2000 g.

GSSEN 14 12 Een hoeveelheid lucht wordt door een zuiger Z afgesloten. De zuiger is met klemmen vastgemaakt (zie tekening). De druk onder de zuiger wordt geleidelijk opgevoerd door een pomp van p1 tot p2. Welke grafiek is een weergave van dit proces? In een cilinder is een hoeveelheid gas afgesloten door een vrij beweegbare zuiger. De buitenluchtdruk op dag I is 10 N/cm 2. Het gewicht van de zuiger is 3 N en de oppervlakte is 30 cm 2. Op dag II wordt de cilinder horizontaal geplaatst en de buitenluchtdruk is 10,2 N/cm 2. Ga de juistheid van de volgende beweringen na: I De lengte (l 1 ) van de gaskolom op dag I is groter dan l 2 op dag II. II De druk van het afgesloten gas op dag I is kleiner dan de druk op dag II. 15 13 In een afgesloten gastank met een volume van 400 dm 3 bevindt zich een gas met een druk van 30 N/cm 2 en een temperatuur van 27 C. ls het gas verwarmd wordt tot 37 C is de druk B C D 30 37 27 30 27 37 30 310 300 30 300 310 N/cm 2. N/cm 2. N/cm 2. N/cm 2. In een cilinder bevindt zich een hoeveelheid lucht. De temperatuur van het geheel is 27 C en de lengte van de luchtkolom is 30 cm. De lucht is afgesloten door een vrij beweegbare zuiger Z. De temperatuur wordt verhoogd tot 87 C. De lengte van de luchtkolom wordt B C D 30 27 87 30 87 27 30 300 360 30 360 300 cm. cm. cm. cm.

WRMTE 18 16 Middels een verwarmingselement wordt een voorwerp met een warmtecapaciteit van 2,45 kj/ C van 20 C tot 55 C verwarmd. Van de totaal geleverde warmte wordt 14,25 kj door de omgeving opgenomen. De berekening van het rendement is B C D 17 In de grafiek is de verbranding Q in megajoule (MJ) van een stof met een massa (m) in kg uitgezet. De verbrandingswarmte van deze stof is 16 J/kg. B 16.10 3 J/kg. C 16.10 3 kj/kg. D 16.10 6 kj/kg. 19 an een bepaalde hoeveelheid vaste stof wordt steeds warmte toegevoerd. In het diagram is het verband aangegeven tussen de temperatuur (T) van de stof en de toegevoerde warmte (Q). Wat is NIET juist? De opgenomen warmte in de vloeibare toestand is 200 kj. B De opgenomen warmte van het smeltproces is 300 kj. C De opgenomen warmte in vaste toestand is 100 kj. D Tijdens het gehele proces is de toegevoerde warmte 500 kj. De verbrandingswarmte van een houtsoort is 16 MJ/kg. Met behulp van dit houtsoort wordt 8 liter water van 20 C verwarmd tot 90 C waarbij het rendement 40% is. De massa van het hout dat bij dit proces verbrand is 245 g. B 367,5 g. C 2352 g. D 5880 g. ELECTRICITEIT 20 Een verwarmingsapparaat van 120 V/1200 W wordt op een spanning van 60 V aangesloten. Hoeveel is het geleverde vermogen door dit apparaat? 300 W B 600 W C 1200 W D 2400 W

21 23 Op een gloeilamp staat 110 V/40 W. Op een ledlamp staat 110 V/10 W. Beide lampen branden in een maand 300 uren en zijn op de juiste spanning aangesloten. 1 kwh kost SRD 0,30. Hoeveel SRD is het energieverbruik van de ledlamp goedkoper dan van de gloeilamp? SRD 0,90 B SRD 2,70 C SRD 3,60 D SRD 4,50 Dit schema stelt een schakeling voor van drie lampen (L 1, L 2 en L 3 ) en een weerstand R. De lampen branden normaal. L 1 = 12 V/24 W ; L 2 = L 3 = 6 V/3 W. De weerstandswaarde van R en de spanning van de batterij zijn respectievelijk: 22 De schema s hieronder stellen schakelingen voor van vier lampen. De bron levert een constante spanning van 12 V. L 1 en L 2 zijn elk 12 V/3 W en L 3 en L 4 zijn elk 6 V/3 W. In welke schematische voorstelling zullen de lampen normaal branden? 8 en 18 V B 8 en 24 V C 18 en 18 V D 18 en 24 V 24 De bron levert een constante spanning van 30 V. De lampen branden normaal. Het vermogen dat L 1 opneemt is 30 W. De warmteontwikkeling in de weerstand is 4320 J per minuut. De ontwikkelde warmte die L 2 per minuut levert is 1800 J. B 2880 J. C 4320 J. D 5400 J.

25 Dit schema stelt een schakeling voor van drie weerstanden (R 1, R 2 en R 3 ). De stroomsterkte door R 2 is. OPTIC 27 Bij een bolle lens staat het voorwerp tussen het brandpunt en de lens. Het beeld dat gevormd wordt, is virtueel vergroot. B virtueel verkleind. C reëel vergroot. D reëel verkleind. 28 De spanning die de batterij levert is 22 V. B 24 V. C 30 V. D 36 V. 26 Op een driehoekige glazenplaat valt een lichtstraal in. Welke gebroken lichtstraal is juist getekend? lichtstraal I B lichtstraal II C lichtstraal III D lichtstraal IV 29 In de tekening hierboven zijn 4 metalen draden van hetzelfde materiaal en dezelfde lengte. De doorsnede van de draden is achtereenvolgens van 1 naar 4 steeds 2 zo groot. Ga de juistheid van de volgende beweringen na: I De draden hebben dezelfde soortelijke weerstand. II Draad 1 heeft de grootste weerstand. Welke twee lichtstralen (zie tekening) worden niet door de lens gebroken. I en III B I en IV C II en IV D III en IV

VERVOLG MULO IV KNDIDTEN MECHNIC MECHNIC 32 30 Een blok met een massa van 4 kg bevindt zich op een horizontaal vlak in rust. Door een constante trekkracht (F t ) op het blok legt dit blok in 5 seconden een afstand van 25 m af. De wrijvingskracht is te verwaarlozen. De in 5 seconden verrichte arbeid door deze trekkracht is J. Een homogene balk heeft een lengte van 5 m en een gewicht van 320 N. Op de balk werken er vier krachten F 1, F 2, F 3 en de zwaartekracht F z. (S is het steunpunt van de balk). Hoe groot moet de kracht F 3 zijn om de balk in evenwicht te houden? 700 N B 770 N C 860 N D 980 N 2 B 8 C 100 D 200 33 OPTIC 31 Een voorwerp bevindt zich op 6 cm afstand voor een positieve lens met een sterkte van + 50 dioptrieën. De lineaire vergroting van het beeld is maal het origineel. 1 2 B 2 C 3 D 6 Van een bewegend voorwerp is het v-t diagram getekend. Ga de juistheid van de volgende beweringen na: I De totale afgelegde weg van t = 0 s tot en met t = 15 s is 100 m. II De beweging is op t = 10 s tot t = 15 s éénparig vertraagd.

34 GELUID 36 Hieronder zie je de grafiek van 2 geluidstrillingen (P en Q). Op een hellendvlak ( 30 ) bevindt zich een lichaam met een massa van 2 kg. Op dit lichaam werkt er een kracht van 15 N evenwijdig langs de helling omhoog. Door deze kracht krijgt het lichaam een versnelling van 0,5 m/s 2 langs de helling omhoog. De maximale wrijvingskracht van dit vlak is 1 N. B 4 N. C 5 N. D 10 N. 35 Ga de juistheid van de volgende beweringen na: I De geluidssterkte van de geluidstrilling van P is groter dan van Q. Een voorwerp met een massa van 2 kg wordt vanuit een bepaalde hoogte (h) boven de grond verticaal omlaag geworpen met een snelheid van 10 m/s. Op een hoogte van 30 m boven de grond heeft het voorwerp een snelheid van 40 m/s. De totale mechanische energie van het lichaam is J. 600 B 1000 C 1600 D 2200 II De frequentie van de geluidstrilling van P is kleiner dan van Q.