Tussendoelen en leerlijnen Taal. Overzicht en registratie tussendoelen en leerlijnen Taal

Vergelijkbare documenten
OVERZICHT TUSSENDOELEN GEVORDERDE GELETTERDHEID. 1. Lees- en schrijfmotivatie

Tussendoelen Gevorderde Geletterdheid. 1. Tussendoelen lees- en schrijfmotivatie. 2. Tussendoelen technisch lezen

leerlijnen Nederlands

Voorwoord. Wij wensen u veel plezier en inzicht in het gebruik van de leerlijnen! Team Mondomijn. Bedankt!

Voorwoord. Graag bedanken we iedereen die een bijdrage heeft geleverd aan dit document:

Uitwerking kerndoel 4 Nederlandse taal

SLO-kerndoelanalyse Alles-in-1/Alles apart. Uitgeverij Alles-in-1

SLO-kerndoelanalyse Alles-in-1/Alles apart. Uitgeverij Alles-in-1

Taal in beeld Spelling in beeld

Taal in beeld/ Spelling in beeld (tweede versie) Kerndoelanalyse SLO

2011 SLO (nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling), Enschede

Zin in taal/ Zin in spelling tweede editie

DATplus. Kerndoelanalyse SLO

Staal. Kerndoelanalyse SLO

Ko observatielijst/ Kern(tussen)doelen TULE SLO Van November 2006

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo

Uitwerking kerndoel 3 Nederlandse taal

Uitwerking kerndoel 1 Nederlandse taal

TULE inhouden & activiteiten Nederlands. Kerndoel 4. Toelichting en verantwoording

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo, vmbo

Nederlands. Mondeling onderwijs

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Registratieblad aanbod doelen SLO groep 1 en 2

Visuele Leerlijn Taal

Uitwerking kerndoel 6 Nederlandse taal

N a t u u r e n t a a l

Slo, Uitwerking kerndoelen. 13 De leerlingen leren informatie te verwerven uit eenvoudige gesproken en geschreven Engelse teksten.

Leerlijn Spreken & luisteren groep 5

Nederlands ( 2F bb kb/gl/tl )

Uitwerking kerndoel 12 Nederlandse taal

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

MODERNE VREEMDE TALEN - ASO DUITS Het voorliggende pakket eindtermen beantwoordt aan de decretale situatie waarbij in de basisvorming in de derde

Uitwerking kerndoel 5 Nederlandse taal

Programma van Inhoud en Toetsing

Uitwerking kerndoel 7 Nederlandse taal

Programma van Inhoud en Toetsing

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Onderdeel: Spelling Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Beoordelingsinstrument Digitale Leermiddelen Taalonderwijs

Voorbeelden van basiscompetenties TAAL/mondelinge taalontwikkeling zijn: Groeiboek Groeiboe

Eindtermen Nederlands algemeen secundair onderwijs (derde graad)

Nederlands ( 2F havo vwo )

Basisarrangement. Groep: AGL fase 1 Leerjaar 1 Vak: Nederlandse taal. 5x per week 45 minuten werken aan de basisdoelen

CONCEPT. Tussendoelen Engels onderbouw vo havo/vwo

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Tussendoelen Engels onderbouw vo havo/vwo

Luister- en kijkvaardigheid in de lessen Nederlands

Doorlopende leerlijnen Nederlands (PO - havo/vwo) 2011

Taaljournaal Leerlijnenoverzicht - Lezen

Kinderen leren schrijven.

Toelichting M-nummers in relatie tot referentieniveaus Meijerink (1F)

Uitwerking kerndoel 11 Nederlandse taal

Leerlijnen peuters en jonge kind (MET extra doelen) versie juli Naam leerling. Taal Beginnende geletterdheid

Doorlopende leerlijnen Nederlands (PO - vmbo) 2011

Speelkaarten.indd :14:06

Onderdeel: Spelling Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Onderdeel: Spelling - ANV Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

TULE inhouden & activiteiten Nederlands. Kerndoel 1. Toelichting en verantwoording

TULE inhouden & activiteiten Friese taal KERNDOEL 18. Toelichting en verantwoording

TULE inhouden & activiteiten Nederlands - Technisch lezen. Kerndoel 4 - Technisch lezen. Toelichting en verantwoording

Onderdeel: Spelling - ANV Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

TULE inhouden & activiteiten Nederlands. Kerndoel 8. Toelichting en verantwoording

Eindtermen Nederlands lager onderwijs

CONCEPT. Tussendoelen Engels onderbouw vo vmbo

Naam leerlingen. Groep BBL 1 Nederlands. Verdiepend arrangement. Basisarrange ment. Leertijd; 5 keer per week 45 minuten werken aan de basisdoelen.

Taaldomein vmbo. 4 Een mondelinge presentatie Hulpmiddelen: PowerPointpresentatie. k4 3 De spreekbeurt Soorten spreekbeurten De boekpresentatie

TAALDREMPELS OPLEIDINGSVLOER INFORMATICA

Onderdeel: Vakvaardigheden EBR Nieuwsbegrip: Leesvaardigheid en woordenschat Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Voor alle leraren Nederlands. 'Vergelijkend schema', eindtermen vaardigheden van de 3 graden: tekstsoorten, procedures/strategieën en attitudes.

A. LEER EN TOETSPLAN

Leerroute 1: Schrijven

Vak: Nederlands EBR Klas: IG 2 mh/hv Onderdeel: Leesvaardigheid Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Referentieniveaus. Conclusies

Uitwerking kerndoel 9 Nederlandse taal

Stappenplan. Stap 1: Kies per periode uit aan welke doelen je wilt gaan werken.

SLO-analyse Zin in taal - Zwijsen

Programma van Inhoud en Toetsing

Peuters Groep 1 Groep 2 Groep 3 BP MP EP M1 E1 M2 E2 M3

Tussendoelen Engels onderbouw vo vmbo

Handleiding leerkrachten. Eigen strip maken. Kerndoelen: Taal en ict 1x per week 4 tot 5 weken

TULE inhouden & activiteiten Engels. Kerndoel 14. Toelichting en verantwoording

Tussendoelen ontwikkeling van de geletterdheid

Maatschappelijk Formeel (FORM)- B1

ROUTE 2F, Nederlands voor niveau 2F

Taaltaken, verwerkingsniveaus, tekstsoorten, tekstkenmerken en strategieën

Overzicht bereikte eindtermen eerste graad met aanvullende leermethode Taalboost 1

Toelichting M-nummers in relatie tot referentieniveaus Meijerink (3F)

Taaltaken, verwerkingsniveaus, tekstsoorten, tekstkenmerken en strategieën

PTA Nederlands BBL & KBL Kijkduin, Statenkwartier (Vakcollege Techniek) cohort

A1 A2 B1 B2 C1. betrekking op concrete betrekking op abstracte, complexe, onbekende vertrouwde

Kan-beschrijvingen ERK A2

TULE inhouden & activiteiten Engels. Kerndoel 13. Toelichting en verantwoording

Zakelijk Professioneel (PROF) - B2

Educatief Professioneel (EDUP) - C1

Educatief Professioneel (EDUP) - C1

Leerlijnenpakket Passende Perspectieven (taal)

Onderdeel: Grammatica zinsdelen Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

De bovenkamer. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands. colofon

Transcriptie:

Tussendoelen en leerlijnen Taal Overzicht en registratie tussendoelen en leerlijnen Taal

2

Inhoudsopgave Mondeling onderwijs...5 Schriftelijk onderwijs...14 Taalbeschouwing, waaronder strategieën...28 3

4

Mondeling onderwijs KERNDOEL 1 De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken taal. Ze leren tevens die informatie, mondeling of schriftelijk, gestructureerd weer te geven. Fase 1 Fase 2 GEBRUIK - taalaanbod o Fase 3 Fase 4 bouw Taalaanbod is afkomstig van de leraren, van klasgenoten, van mensen buiten de school en van audiovisuele informatiebronnen zoals cd, cd-rom, (school)radio en tv en internet Als fase 1 Als fase 2 Als fase 3 eenvoudige, korte monologen, (interactief) voorgelezen teksten dialogen gesprekken in kleine groep en grote groep (met leraar) verhalende en informatieve teksten korte instructieve teksten komen ook voor, in de vorm van (gedrags) aanwijzingen bijvoorbeeld GEBRUIK - monologen korte monologen, Als fase 2 + (interactief) voorgelezen langere monologen, teksten (interactief) voorgelezen dialogen teksten gesprekken in kleine groep zonder leraar (leer)gesprekken in kleine en grote groep met leraar GEBRUIK - teksten Als fase 1 + Als fase 2 + de instructieve teksten zijn vooral informatieve, vooral (gedrags) verhalende en instructieve aanwijzingen en instructies teksten (bij het leren lezen en ook betogende teksten rekenen bv.) Als fase 3 + complexere monologen waarbij lengte er niet toe doet, interactief voorgelezen teksten Als fase 3 + luisteren naar verhalende en instructieve teksten komt ook voor 5

luisterdoelen hebben betrekking op zich ontspannen/amuseren, op het verwerven van informatie of op erachter komen hoe iets te doen of te maken (geïnstrueerd worden) De taaluitingen in de luisterteksten doen een beroep op het begrijpen van zowel eenvoudige als complexe cognitieve taalfuncties; ze zijn contextafhankelijk: hier en nu Informatie verwerken en presenteren gebeurt: o mondeling: bijvoorbeeld verslag uitbrengen, demonstratie met mondelinge toelichting, dramatiseren, toelichting bij een filmpje/dia s/foto s, vertelkast o schriftelijk: bijvoorbeeld tekening, stripverhaal, informatieposter, boekje GEBRUIK - luisteren Als fase 1 Als fase 2 + Zich op de hoogte stellen van mening (en) / zich een mening vormen en op overtuigd of overgehaald worden GEBRUIK - taaluitingen Als fase 1 + Als fase 2 + Ze zijn redelijk Ze zijn niet altijd contextafhankelijk: hier en contextafhankelijk: ze nu, nabije omgeving en kunnen ook betrekking nabije toekomst/verleden hebben op omgeving, verleden en toekomst die minder nabij is GEBRUIK informatie verwerken en presenteren Als fase 1 + Als fase 2 + schriftelijk: bijvoorbeeld een schriftelijk: bijvoorbeeld een informatieposter, verslag of werkstuk of muurkrant maken boekje van de belangrijkste van de belangrijkste informatie informatie Als fase 3 Als fase 3 + Ze zijn niet contextafhankelijk: ze kunnen ook betrekking hebben op omgeving, verleden en toekomst die ver is Als fase 3 6

VORM alle teksten hebben/krijgen veel visuele en auditieve ondersteuning (d.m.v. platen, voorwerpen, gebaren, mimiek, stemgebruik, intonatie) als fase 1 + geldt voor de meeste teksten bij abstracte onderwerpen visuele ondersteuning als fase 3 de langere teksten hebben een eenvoudige structuur; ze zijn voornamelijk chronologisch opgebouwd en bevatten herhalingen de langere teksten hebben zowel eenvoudige als complexe structuren, bijvoorbeeld chronologische en vraagantwoordstructuren de teksten hebben zowel eenvoudige als complexe structuren, bijvoorbeeld chronologische en vraagantwoordstructuren, vergelijkings-tegenstellingsen voorbeeldstructuren en oorzaak-gevolg- en middeldoelrelaties Als fase 3 + Ook redengevende, voorwaardelijke en concessieve tekststructuren en probleemoplossingsrelaties zinnen zijn kort en eenvoudig zinnen zijn niet te lang, eenvoudig, meestal enkelvoudig zinnen zijn langer; samengestelde zinnen komen ook voor zinslengte doet er niet toe de onderwerpen van de teksten zijn dichtbij, ze gaan over het hier en nu, zijn contextgebonden en concreet, vooral rond concrete voorwerpen of handelingen: de afstand tussen onderwerp en luisteraar is klein INHOUD de onderwerpen van de de onderwerpen worden teksten zijn dichtbij, ze gaan minder contextgebonden: ze over het hier en nu of over hebben ook betrekking op nabije omgeving, nabije verleden en toekomst en op toekomst/verleden: de omgeving die minder nabij is: verschijnselen en concepten er komen steeds meer worden al wat complexer en complexe en abstracte abstracter: de afstand tussen onderwerpen voor (bv. Bij de onderwerpen en luisteraar zaakvakken of tijdens wordt groter reflectiemomenten): de afstand tussen onderwerpen en luisteraar wordt groter de onderwerpen zijn lang niet altijd contextgebonden: het gaat vaak om abstracte onderwerpen: de afstand tussen luisteraar en onderwerp breidt zich verder uit 7

onder aansturing van de leraar luisterstrategieën inzetten voorspellen is vooral op macro- en mesoniveau. Voorspellingen op microniveau zijn ook mogelijk in geval van bijvoorbeeld zinnen, uitspraken die steeds terugkeren in een verhaal AANPAK met hulp van de leraar luisterstrategieën inzetten luisterstrategieën inzetten voorspellen is vooral op voorspellen is vooral op macro- en mesoniveau. Op macro- en mesoniveau. Op mesoniveau gaat het vooral macroniveau gaat het om om het benutten van relaties voorspellingen over de in een tekst bij het tekstsoort en het onderwerp. voorspellen die vrij expliciet Op mesoniveau gaat het om gemaakt worden (vraagantwoord, het benutten van inzicht in tegenstelling, tekststructuren bij het middel-doel, oorzaakgevolg). voorspellen, met name de Voorspelingen op chronologische volgorde. microniveau zijn ook Voorspellingen op mogelijk, bijvoorbeeld microniveau zijn ook mogelijk wanneer kinderen in geval van bijvoorbeeld onduidelijk uitgesproken zinnen, uitspraken die steeds woorden, woord- of terugkeren in een verhaal zinsdelen zelf aanvullen luisterstrategieën inzetten voorspellen is vooral op meso- en microniveau. Bij voorspellen op mesniveau gaat het om het benutten van inzicht in relaties in een tekst (redengevende, concessieve en voorwaardelijke structuren, probleem-oplossing) die al dan niet expliciet gemaakt worden. Voorspellingen op microniveau zijn ook mogelijk, bijvoorbeeld wanneer kinderen onduidelijk uitgesproken woorden, woord- of zinsdelen zelf aanvullen 8

Mondeling onderwijs KERNDOEL 2 De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het discussiëren. Fase 1 Fase 2 GEBRUIK o Fase 3 Fase 4 bouw spreekdoelen hebben vooral betrekking op ontspanning/amuseren en ook op informeren en instrueren, in informele situaties spreekdoelen hebben vooral betrekking op ontspanning/amuseren, informeren en instrueren, vooral in informele situaties en soms in vertrouwde formelere situaties spreekdoelen hebben vooral betrekking op informeren en instrueren en ook nog wel op ontspanning/amuseren; spreekdoelen kunnen ook betrekking hebben op overtuigen en overhalen; in informele en formele situaties spreekdoelen hebben vooral betrekking op informeren, instrueren, overtuigen en overhalen; in informele en formelere situaties bij het spreken worden zowel eenvoudige als complexe cognitieve taalfuncties gebruikt; ze zijn contextafhankelijk: hier en nu bij het spreken worden zowel eenvoudige als complexe cognitieve taalfuncties gebruikt; ze zijn redelijk contextafhankelijk: hier en nu, nabije omgeving en nabije toekomst/verleden bij het spreken worden zowel eenvoudige als complexe cognitieve taalfuncties gebruikt; ze zijn niet altijd contextafhankelijk: ze kunnen ook betrekking hebben op omgeving, verleden en toekomst die minder nabij is bij het spreken worden zowel eenvoudige als complexe cognitieve taalfuncties gebruikt; ze zijn niet contextafhankelijk: ze kunnen ook betrekking hebben op omgeving, verleden en toekomst die ver is gespreksregels hebben vooral betrekking op niet voor de beurt spreken als fase 1+ bij het onderwerp blijven niet door elkaar praten als fase 2 + ingaan op bijdragen van anderen aandacht vasthouden VORM als fase 3 + beurtverdeling voortgang bewaken monologen: vooral het vertellen van een persoonlijk verhaal gesprekken: als fase 1 + gesprekken: deelnemen aan klassikale leergesprekken, gesprekken met als fase 2 + langere monologen: persoonlijke verhalen, presentaties als fase 3 + een groepsgesprek en discussie leiden 9

o dialogen: korte dialoogjes tussen twee leerlingen en tussen leerling en leraar, gesimuleerde telefoongesprekken o polylogen: in kleine groep met of zonder leraar erbij en in grote groep vooral expressief: korte, verhalende teksten; korte instructieve teksten komen voor (aan elkaar uitleggen van spelletjes bijvoorbeeld); korte informatieve teksten komen ook voor (onder andere in de vorm van uitwisselingsgesprekken) zinnen zijn kort, meestal enkelvoudig, grammaticaal eenvoudig, kunnen vorm- en structuur fouten bevatten spreektechniek heeft vooral betrekking op verstaanbare uitspraak de onderwerpen van de teksten zijn dichtbij, ze gaan over het hier en nu, zijn contextgebonden en concreet, vooral rond concrete voorwerpen of handelingen; de afstand onbekenden en nietgesimuleerde telefoongesprekken gesprekken: discussies, gesprekken met openbare instanties verhalend (persoonlijke vooral informatief verhalen bijvoorbeeld), (presentaties, mondelinge informatief en instructief verslagen en vragen om informatie bijvoorbeeld) en instructief; verhalend en betogend komt ook voor zinnen worden langer, naast zinnen kunnen lang zijn, enkelvoudige ook naast enkelvoudige ook samengestelde zinnen, qua samengestelde zinnen, qua structuur complexer, kunnen structuur complexer vorm- en structuurfouten bevatten als fase 1 + als fase 2 + intonatie dictie en articulatie INHOUD de onderwerpen van de de onderwerpen worden teksten zijn dichtbij, ze gaan minder contextgebonden; over het hier en nu of over ze hebben ook betrekking nabije omgeving, nabije op verleden en toekomst en toekomst/verleden; de op omgeving die minder verschijnselen en concepten nabij is; er komen steeds worden al wat complexer en meer complexe en vooral informatief, instructief en betogend (bijvoorbeeld een boekpresentatie waarbij een onderbouwde waardering gegeven wordt, of bij discussies) als fase 3 als fase 3 + klankkleur relatie spreektechniek en situatie de onderwerpen zijn lang niet altijd contextgebonden; het gaat vaak om abstracte onderwerpen; de afstand tussen spreker en onderwerp breidt zich verder uit 10

tussen onderwerp en spreker is klein het inzetten van spreekstrategieën wordt geïnitieerd en sterk begeleid door de leraar. Accent ligt op verzamelen van informatie, bepalen van de inhoud en globaal structuur aanbrengen in de tekst abstracter; de afstand tussen onderwerp en spreker wordt groter het inzetten van spreekstrategieën wordt begeleid door de leraar. Accent ligt op oriënteren op inhoud en doel, plannen (informatie verzamelen, selecteren en ordenen), reflecteren (vooral op inhoud en functie) abstracte onderwerpen voor (bijvoorbeeld bij de zaakvakken of tijdens reflectiemomenten): de afstand tussen onderwerp en spreker wordt groter AANPAK het inzetten van spreekstrategieën wordt aangemoedigd door de leraar en waar nodig door hem begeleid. Accent ligt op het oriënteren op inhoud, doel en publiek; plannen (informatie verzamelen, selecteren en ordenen), reflecteren (vooral op doel, functie en inhoud) als fase 3 + accent ligt op oriënteren op inhoud, doel en publiek, plannen en reflecteren (op doel, inhoud, functie en vorm) 11

Mondeling onderwijs KERNDOEL 3 De leerlingen leren informatie te beoordelen in discussies en in een gesprek dat informatief of opiniërend van karakter is en leren met argumenten te reageren. Fase 1 Fase 2 INHOUD o Fase 3 Fase 4 bouw verschillende gesprekssituaties met een gevarieerd aanbod aan onderwerpen die uitnodigen om op te reageren, dagen kinderen uit te zeggen wat ze ergens van vinden; ze proberen ook aan te geven waarom ze dat vinden als fase 1 + als fase 2 + als fase 3 + bepalen welke informatie wel/niet belangrijk is, in relatie tot eigen kennis proberen aan te geven waarom die informatie belangrijk is (koppelen aan doel) deze opvatting verduidelijken of illustreren Kritisch luisteren naar informatie naar andermans commentaar vragen kritische houding ten aanzien van informatie in mondelinge teksten Informatie beoordelen en een reactie geven argumenten ter ondersteuning van de eigen mening geven informatie op waarde schatten, ondermeer in relatie tot de bron Kritisch luisteren naar meningen en opvattingen meningen herkennen (vooral meningen die expliciet zo worden aangeduid, bijvoorbeeld met behulp van signaalwoorden als ik vind ) open staan voor de mening en argumentatie van anderen naar andermans commentaar vragen onderscheid tussen feiten en meningen herkennen meningen herkennen die implicieter in een mondelinge tekst voorkomen (dus niet met behulp van duidelijke signaalwoorden) andermans standpunt in eigen woorden samenvatten tegenover elkaar staande gezichtspunten in eigen woorden formuleren als discussieleider optreden groepsleden vragen om verduidelijking van een standpunt veel voorkomende trucs in reclame herkennen 12

Meningen beoordelen en een reactie geven mening(en) van de spreker(s) vergelijke met eigen mening proberen te vertellen of je het wel of niet eens bent met gehoorde mening(en) meningen globaal becommentariëren vanuit de eigen mening argumenten ter ondersteuning van de eigen mening geven onderscheid tussen feiten en meningen zelf aanbrengen standpunt vasthouden tot een afweging van argumenten in een discussie komen evalueren van meningen en argumentaties 13

Schriftelijk onderwijs KERNDOEL 4 De leerlingen leren informatie te achterhalen in informatieve en instructieve teksten, waaronder schema s, tabellen en digitale bronnen. Fase 1 Fase 2 o Fase 3 GEBRUIK aanbod van teksten Fase 4 bouw informatieve prentenboeken informatief beeldmateriaal zoals (bouw)tekeningen, schema s, foto s, video s, cdroms instructieve teksten met illustraties/foto s, bv. in de vorm van (kinder)kookboeken, knutselboeken pictogrammen, opschriften, labels naslagwerken, waaronder in ieder geval een telefoonboek (voor gebruik in de huishoek) informatieve en instructieve teksten in tijdschriften, folders, kranten, schoolkrant; brieven, zelfgemaakte boeken en teksten van kinderen informatieve boekjes, korte informatieve teksten in tijdschriften, kranten informatieve en instructieve teksten uit de lees- en taalmethode (en uit methode voor de zaakvakken) moeilijkere informatieve boeken en naslagwerken met duidelijke illustraties, foto s beeldmateriaal en achtergrondinformatie op cd-roms, dvd of internet instructieve teksten, bijvoorbeeld recepten, gebruiksaanwijzigingen, uitleg bij opdrachten naslagwerken, waaronder in ieder geval een woordenboek, telefoonboek, kinderatlas informatieve en instructieve (en betogende) teksten in boeken, tijdschriften, kranten, folders en op internet informatieve en instructieve teksten uit de lees- en taalmethode, uit methodes voor de zaakvakken, uit de rekenmethode naslagwerken, waaronder in ieder geval een woordenboek, encyclopedie, telefoonboek, internet informatieve, instructieve en betogende teksten in boeken, tijdschriften, folders en op internet naslagwerken, waaronder in ieder geval woordenboeken, encyclopedieën, reisgidsen, atlassen, internet 14

leesdoelen hebben betrekking op informatie verwerven en geïnstrueerd worden, voor de leesdoelen ontspanning/amuseren (die in deze groepen een centrale rol spelen) zie kerndoel 9 functies van geschreven taal ervaren: o geschreven teksten zoals briefjes, brieven, boeken en tijdschriften hebben een communicatief doel o symbolen zoals logo s en pictogrammen verwijzen naar taalhandelingen o geschreven taal heeft een permanent karakter o tekenen en tekens produceren bieden mogelijkheden tot communicatie o onderscheid tussen lezen en schrijven de onderwerpen van de teksten zijn dichtbij, ze gaan over het hier en nu, zijn contextgebonden en meestal concreet GEBRUIK leesdoelen als fase 1 leesdoelen hebben betrekking op informatie verwerven en geïnstrueerd worden; voor de leesdoelen ontspanning/amuseren (die in deze groepen ook een rol spelen) zie kerndoel 9; voor de leesdoelen zich op de hoogte stellen van meningen/zich een mening vormen en overtuigd worden (die in deze groepen vaker voor gaan komen) zie kerndoelen 6 en 7 INHOUD de onderwerpen van de de onderwerpen van de teksten zijn dichtbij, ze gaan teksten worden minder over het hier en nu of over contextgebonden; ze nabije omgeving, nabije hebben ook betrekking op toekomst/verleden; de verleden en toekomst en op onderwerpen zijn concreet, de omgeving die minder maar soms ook abstract nabij is; er komen regelmatig abstracte onderwerpen voor als fase 3 de onderwerpen van de teksten zijn niet altijd contextgebonden; het gaat vaak om abstracte onderwerpen 15

de teksten bevatten veel visuele ondersteuning, ze hebben een heldere structuur zinnen zijn kort en eenvoudig op initiatief en onder aansturing van de leraar luisterstrategieën inzetten boekoriëntatie (samenhang illustraties en tekst, leesrichting, opbouw van het boek) VORM de teksten bevatten visuele als fase 2 + ondersteuning, ze hebben vergelijkings-, tegenstellingseen eenvoudige structuur en/of voorbeeldstructuren (bijvoorbeeld een en/of middeldoel- en chronologische opbouw oorzaak-gevolgrelaties en/of bevatten vraagantwoordopeenvolgingen) de teksten worden langer zinnen zijn niet te lang, zinnen zijn langer; eenvoudig (grammaticaal samengestelde en niet complex), meestal grammaticaal complexer enkelvoudig zinnen komen ook voor AANPAK onder begeleiding van de inzetten van leesstrategieën leraar inzetten van wordt aangemoedigd door leesstrategieën de leraar en waar nodig onder begeleiding van de door hem begeleid leraar kennismaken met onder begeleiding van de mogelijkheden voor leraar inzetten van informatieverwerving; technieken en strategieën alfabetische volgorde, voor informatieverwerving functie en opzet van bij informatieverwerving verschillende aandacht voor; op een informatiebronnen zoals efficiënte wijze een boek of woordenboeken (op cd-rom ander materiaal zoeken in of in boekvorm), een documentatiecentrum encyclopedieën (op cd-rom of schoolbibliotheek met of in boekvorm), behulp van een telefoonboeken (op internet trefwoordenlijst of of in boekvorm), computer, de gewenste jeugdtijdschriften, informatie opzoeken in schoolkranten en internet, verschillende opzet en inrichting informatiebronnen met documentatiecentrum of behulp van inhoudsopgave schoolbibliotheek en/of (alfabetisch als fase 3 + redengevende, voorwaardelijke (als. dan) structuren en/of probleemoplossingsrelaties langere, samengestelde en grammaticaal complexer zinnen komen regelmatig voor als fase 3 + inzetten van technieken en strategieën voor informatieverwerving, waar nodig onder begeleiding van de leraar bij informatieverwerving ook aandacht voor; betekenis en functie van verschillende informatiebronnen zoals grote woordenboeken, encyclopedieën, week- en dagbladen, tijdschriften, reisgidsen, atlassen en internet 16

geordende) index (voor het ordenen en schematiseren van informatie; zie kerndoel 6) voorspellen is vooral op macro- en mesoniveau bij het opbouwen van verwachtingen gaat het vooral om verwachtingen op macro- en mesoniveau. Bij verwachtingen op mesoniveau gaat het vooral om het benutten van inzicht in de chronologische volgorde in een tekst. Verwachtingen op macroniveau hebben vooral betrekking op het thema en de tekstsoort bij het opbouwen van verwachtingen gaat het om verwachtingen op macroniveau en vooral om verwachtingen op mesoniveau. Bij verwachtingen op mesoniveau gaat het vooral om het benutten van inzicht in relaties in een tekst (tegenstelling, vraagantwoord, middel-doel, oorzaak-gevolg) die vrij expliciet gemaakt worden. Verwachtingen op microniveau zijn ook mogelijk, in geval van frequent gebruikte of bekende en volgens herkenbare patronen opgebouwde woorden, woordgroepen, zinnen, uitspraken bij het opbouwen van verwachtingen gaat het om verwachtingen op macroniveau en vooral om verwachtingen op mesoniveau. Bij verwachtingen op mesoniveau gaat het vooral om het benutten van inzicht in relaties in een tekst (zie fase 3 + redengevende en voorwaardelijke structuren, probleem-oplossing) die al dan niet expliciet gemaakt worden. Verwachtingen op microniveau zijn ook mogelijk, in geval van frequent gebruikte of bekende en volgens hekenbare patronen opgebouwde woorden, woordgroepen, zinnen, uitspraken 17

Schriftelijk onderwijs KERNDOEL 5 De leerlingen leren naar inhoud en vorm teksten te schrijven met verschillende functies, zoals; informeren, instrueren, overtuigen of plezier verschaffen. Fase 1 Fase 2 GEBRUIK soorten teksten o Fase 3 Fase 4 bouw verhalende teksten, vooral expressief (bij tekeningen bijvoorbeeld, briefjes en kaarten voor anderen, verhalen/boekjes) (zie kerndoel 9) af en toe informatieve teksten (bijvoorbeeld berichtjes met eigen nieuws voor op het nieuwsprikbord) af en toe instructieve teksten (recepten bijvoorbeeld) en verder; teksten die functioneel zijn voor eigen (spel)activiteiten; lijstjes (bijvoorbeeld een boodschappenlijstje voor de winkelhoek of een bestellijst voor de bakker ), menukaarten, uithangborden, reclameborden verhalende teksten (persoonlijke) verhalen, gedichtjes, briefjes en kaarten voor anderen) (zie kerndoel 9) eenvoudige informatieve teksten (berichtjes bijvoorbeeld, of antwoorden op vragen) af en toe ook instructieve teksten (recepten of korte gebruiks- of gedragsaanwijzingen bijvoorbeeld) verhalende teksten (bijvoorbeeld verhalen, gedichten, brieven, e-mails) (zie kerndoel 9) informatieve teksten (bijvoorbeeld verslagen, eenvoudige werkstukken, observaties van bijvoorbeeld diergedrag en proefjes) instructieve teksten (recepten, een speurtocht, een routebeschrijving, gebruiks- of gedragsaanwijzingen) betogende teksten (bijvoorbeeld een GEBRUIK - schrijfdoelen boekverslag) (zie kerndoel 9) naast verhalende (zie kerndoel 9) informatieve en instructieve teksten (bijvoorbeeld een handleiding, een draaiboek) ook betogende teksten (bijvoorbeeld een boekbespreking, een recensie over een tvprogramma, een ingezonden brief, een oproep, een leus op een spandoek, reclame) (zie kerndoel 8) schrijfdoelen hebben vooral betrekking op plezier verschaffen en op informeren schrijfdoelen hebben vooral betrekking op informeren en plezier verschaffen; ook op instrueren schrijfdoelen hebben betrekking op informeren, instrueren, overtuigen of plezier verschaffen als fase 3 18

(losse) woorden (labels, lijstjes of bij een tekening bijvoorbeeld) zinnen (bij een tekening bijvoorbeeld, of op een kaart of briefje) schrijven is vooral; o schrijven via tekenen o schrijven via krabbelen o schrijven via letterachtige vormen o schrijven via letter- /tekenreeksen o schrijven via spontane spelling schrijven is ook naschrijven en nastempelen, en typen op de computer verzorgen is gericht op: o tekening kleuren o woorden versieren de onderwerpen zijn dichtbij, ze gaan over het hier en nu, zijn contextgebonden en concreet VORM korte teksten met meestal langere teksten met diverse één inhoudselement, vaak inhoudselementen en met een chronologische meerdere (+ complexere) opbouw tekststructuren zinnen zijn kort, meestal zinnen worden langer, naast enkelvoudig, grammaticaal enkelvoudige ook eenvoudig, kunnen samengestelde zinnen, spelfouten en grammaticale grammaticaal complexer, fouten bevatten kunnen spelfouten en grammaticale fouten bevatten verzorgen is gericht op: als fase 2 + o verdeling bladspiegel aandacht voor spelling en interpunctie o illustraties bij tekst alinea s, titels en kopjes INHOUD de onderwerpen zijn dichtbij, de onderwerpen worden ze gaan over het hier en nu minder contextgebonden. of over nabije omgeving, Ze hebben ook betrekking nabije toekomst/verleden. op verleden en toekomst en De onderwerpen zijn op omgeving die minder concreet nabij is. Er komen ook abstracte onderwerpen voor (bijvoorbeeld bij de zaakvakken) langere teksten met diverse inhoudselementen en meerdere (+ complexere) tekststructuren zinnen worden langer, naast enkelvoudige ook samengestelde zinnen, grammaticaal complexer; bevatten weinig spelfouten en grammaticale fouten als fase 3 + tekstconventies werken met tekstverwerkingsprogramma s de onderwerpen zijn niet altijd contextgebonden. Het kan ook om abstracte onderwerpen gaan 19

het inzetten van schrijfstrategieën wordt begeleid door de leraar en richt zich vooral op het verkennen van het onderwerp en het verzamelen van informatie AANPAK het inzetten van het inzetten van schrijfstrategieën wordt schrijfstrategieën wordt begeleid door de leraar en aangemoedigd door de richt zich vooral op het leraar waar nodig door hem oriënteren op het begeleid. Bij het oriënteren onderwerp, het verzamelen, komt meer aandacht voor selecteren en ordenen van het doel en publiek. Bij het informatie en op het plannen maken de reflecteren (vooral op de leerlingen ook een opzet inhoud en in mindere mate voor hun tekst. Het op de vorm). Bij het reflecteren en reviseren verzorgen van de tekst gaat heeft betrekking op inhoud het vooral om de lay-out (doel, publiek, opbouw van tekst) en vorm (opbouw van zinnen, spelling) als fase 3 20

Schriftelijk onderwijs KERNDOEL 6 De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het lezen van school- en studieteksten en andere instructieve teksten, en bij systematisch geordende bronnen, waaronder digitale bronnen. Fase 1 Fase 2 o Fase 3 Fase 4 INHOUD bouw rubriceerspelletjes de volgorde van een tekst weergeven tekst herlezen informatie uit de tekst schematiseren: bijvoorbeeld woordspin/woordweb, tijdbalk, vraagantwoordschema onderstrepen als fase 2 + schema s als vendiagram om overeenkomsten in beeld te brengen, pijldiagram voor oorzaakgevolgsrelaties, boomdiagram, middeldoelschema s, <-> voor tegenstellingen aantekeningen maken uittreksel maken als fase 3 + schema s als tabellen, cirkeldiagrammen samenvatting maken signaalwoorden en tekens bij tekststructuren benutten bij het schematiseren, bijvoorbeeld: o chronologische volgorde: woorden als eerst, daarna, vroeger, nu, later, morgen, volgende week o vraag-antwoord: vraagtekens en vraagwoorden als wie, waar, wanneer, waarom, hoe, waardoor, waarmee als fase 2 + bijvoorbeeld: o voorbeelden: dubbele punt, voorbeelden in opsommingen weergegeven met opsommingstekens, woorden als (bij)voorbeeld, zoals o tegenstellingen: woorden als maar, daarentegen, daartegenover o oorzaak-gevolgrelaties: woorden als daarvoor, doordat, hoe komt het dat als fase 3 + bijvoorbeeld: o redengevende structuren: woorden als want, omdat o voorwaardelijke structuren: woorden als als dan 21

o middel-doelrelaties: woorden als met behulp van, om te, door te 22

Schriftelijk onderwijs KERNDOEL 7 De leerlingen leren informatie en meningen te vergelijken en te beoordelen in verschillende teksten. Fase 1 Fase 2 o Fase 3 INHOUD aanbod van teksten Fase 4 bouw informatieve prentenboeken, krantenknipsels (vooral foto s met onderschrift) informatieve teksten informatieve en betogende teksten INHOUD lezen en beoordelen informatieve en betogende teksten informatie uit verschillende teksten (globaal) met elkaar vergelijken als fase 1 als fase 2 als fase 3 bepalen welke informatie wel/niet belangrijk is, in relatie tot eigen kennis Kritisch lezen van informatie informatie uit verschillende bronnen met elkaar vergelijken proberen aan te geven waarom die informatie belangrijk is (koppelen aan studerend leesdoel) Informatie beoordelen het waarheidsgehalte van berichten proberen te bepalen informatie op waarde schatten, ondermeer in relatie tot de bron informatie op internet kritisch selecteren, mede met het oog op betrouwbare en minder betrouwbare bronnen oordelen of een website al dan niet geschikt en betrouwbaar is als bron 23

Kritisch lezen van meningen en opvattingen meningen herkennen (vooral meningen die expliciet zo worden aangeduid, bijvoorbeeld met behulp van signaalwoorden als ik vind en later ook meningen die implicieter in een mondelinge tekst voorkomen (dus niet met behulp van duidelijke signaalwoorden) onderscheid tussen feiten en meningen herkennen meningen uit verschillende bronnen met elkaar vergelijken Meningen beoordelen mening(en) uit de tekst vergelijken met eigen mening aangeven of je het wel of niet eens bent met de mening(en) uit de tekst argumenten ter ondersteuning van de eigen mening geven onderscheid tussen feiten en meningen zelf aanbrengen argumenten voor een mening analyseren en vergelijken met de eigen mening technieken om te overreden in reclameteksten herkennen als fase 3 24

Schriftelijk onderwijs KERNDOEL 8 De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het schrijven van een brief, een verslag, een formulier of een werkstuk. Zij besteden daarbij aandacht aan zinsbouw, correcte spelling, een leesbaar handschrift, bladspiegel, eventueel beeldende elementen en kleur. Fase 1 Fase 2 o Fase 3 INHOUD soorten teksten Fase 4 bouw informatief boekje of informatieposter als fase 1 + verslagen als fase 2 + eenvoudige formulieren verslagen, bij taalonderwijs en bij andere vakken als fase 3 + zakelijke brieven formulieren werkstukken, bij andere vakken (oriëntatie op jezelf en de wereld) INHOUD - schrijfdoelen schrijfdoelen hebben vooral betrekking op informeren schrijfdoelen hebben vooral betrekking op informeren schrijfdoelen hebben betrekking op informeren en overtuigen/overreden schrijfdoelen hebben betrekking op informeren en overtuigen/overreden INHOUD - schrijfaanpak het inzetten van schrijfstrategieën wordt begeleid door de leraar en richt zich vooral op het verkennen van het onderwerp en het verzamelen van informatie het inzetten van schrijfstrategieën wordt begeleid door de leraar en richt zich vooral op het oriënteren op het onderwerp, het verzamelen, selecteren en ordenen van informatie en op het reflecteren (vooral op de inhoud en in minder mate op de vorm). Bij het verzorgen van de tekst gaat het vooral om de lay-out het inzetten van schrijfstrategieën wordt aangemoedigd door de leraar waar nodig door hem begeleid. Bij het oriënteren komt meer aandacht voor het doel en publiek. Bij het plannen maken de leerlingen ook een opzet voor hun tekst. Het reflecteren en reviseren heeft betrekking op inhoud (doel, publiek, opbouw van tekst) en vorm (opbouw van zinnen, spelling) als fase 3 25

INHOUD vorm en verzorging van de teksten leesbaar handschrift als fase 2 + enkelvoudige zinnen grammaticale en weinig spelfouten samengestelde zinnen correcte verzorgde weinig fouten in aanduiding vormgeving en lay-out van zinsgrenzen en (eventueel beeldende hoofdletters elementen en kleur) weinig spelfouten als fase 3 + weinig tot geen fouten in aanduiding van zinsgrenzen en hoofdletters weinig tot geen spelfouten duidelijke structuur, weergegeven door de bladspiegel 26

Schriftelijk onderwijs KERNDOEL 9 De leerlingen krijgen plezier in het lezen en schrijven van voor hen bestemde verhalen, gedichten en informatieve teksten. Fase 1 Fase 2 o Fase 3 INHOUD aanbod van teksten Fase 4 bouw verhalende prentenboeken, voorleesboeken, boeken met rijmpjes, versjes, dichtbundels, informatieve prentenboeken genres; avonturenverhalen, realistische verhalen, detectiveverhalen, griezelverhalen, dierenverhalen als fase 1 + informatieve boeken, serieboeken, stripboeken, verhalende boeken om zelf te lezen genres; ook historische verhalen, sprookjes als fase 2 + passend bij deze leeftijd humoristische verhalen, verhalen over andere culturen INHOUD plezier in lezen als fase 3 + passend bij leeftijd science fiction plezier in voorgelezen worden zelf (digitale) boeken bekijken en lezen praten over boeken zelf voorlezen (knuffel of klasgenoot bijvoorbeeld) geschreven taal zien als communicatie- en expressiemiddel waarmee je dagelijks omgaat stempelen, schrijven plezier in voorgelezen worden, zelf lezen en zelf voorlezen belangstelling voor verhalende (waaronder poëzie) en informatieve teksten gemotiveerd om zelf te kunnen lezen geschreven taal zien als communicatie- en expressiemiddel waarmee je dagelijks omgaat lezen en bespreken van jeugdliteratuur zelf schrijven als fase 2 + ontwikkelen van eigen literaire smaak als fase 3 27

Taalbeschouwing, waaronder strategieën KERNDOEL 10 De leerlingen leren bij de doelen onder mondelinge taalonderwijs en schriftelijk taalonderwijs strategieën te herkennen, te verwoorden, te gebruiken te beoordelen. Fase 1 Fase 2 GEBRUIK - strategieën o Fase 3 Fase 4 bouw reflecteren op eigen werk als fase 1 + plannen, sturen, bewaken en controleren van eigen spreek-, luister-, lees- of schrijfgedrag (onder begeleiding) reflecteren op uitgevoerde als fase 2 + plannen, sturen, bewaken en controleren van eigen spreek-, luister-, lees- of schrijfgedrag (zonder begeleiding) strategieën en hun resultaten GEBRUIK reflectie op mondelinge communicatie als fase 3 + zichzelf vragen stellen en beantwoorden tijdens het luisteren, lezen, spreken of schrijven bewust zijn van hoe je gesprekken voert (taalgebruiksbewustzijn) reflectie op patronen en rollen (processen) in gesprekken: communicatieve houding, onderwerp van gesprek, manier van praten, beurtwisseling en rolverdeling (bijvoorbeeld zelf een beurt nemen, in de rede vallen, een vraag stellen, duidelijk praten, vragen om uitleg, zelf kiezen waarover je praat) als fase 1 + eigen taalgebruik aanpassen aan de context als fase 2 als fase 3 28

GEBRUIK reflectie op geschreven taal reflecteren op doel, inhoud reflecteren op doel, inhoud en structuur van geschreven en structuur van geschreven taal taal, op verschillende niveaus: teksten, zinnen, woorden, schriftcode als fase 3 29

Taalbeschouwing, waaronder strategieën KERNDOEL 11 De leerlingen leren een aantal taalkundige principes en regels. Zij kunnen in een zin het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en delen van dat gezegde onderscheiden. De leerlingen kennen: regels voor het spellen van werkwoorden; regels voor het spellen van andere woorden dan werkwoorden; regels voor het gebruik van leestekens. Fase 1 Fase 2 o Fase 3 Fase 4 bouw TAALBEWUSTZIJN ontwikkelen van taalbewustzijn en van het ontdekken van alfabetisch principe ontwikkeling fonologisch bewustzijn (groep 1 en 2): o opdelen van zinnen in woorden o opdelen van samengestelde woorden in afzonderlijke componenten o opdelen van woorden in klankgroepen o verbinden van klankgroepen tot woorden o opzeggen van rijmpjes samen met iemand anders o individueel opzeggen van rijmpjes o herkennen van eindrijn o toepassen van eindrijm: zelf ontdekken van rijm, produceren van rijm REFLECTIE op systeem van taal 30

ontwikkeling fonemisch bewustzijn (groep 2 en 3): o herkennen van beginrijm in langgerekte woorden o herkennen van beginrijm in gewoon uitgesproken woorden o toepassen van beginrijm o klinker in een woord isoleren o auditieve analyse op klankniveau o auditieve synthese op klankniveau o letters kunnen benoemen als fase 1 syntactisch bewustzijn: o bewustzijn van de structuur van woorden en van zinnen o inzicht in basale grammaticale principes, zoals het afleiden van de persoonsvorm en het onderwerp o de grondvorm van werkwoorden bepalen SPELLING als fase 3 spellen van klankzuivere woorden op basis van de elementaire spelhandeling spelling van woorden met specifieke spellingpatronen, zoals woorden eindigend op nk, -uw, -eeuw, -ieuw, -aai, - ooi, -oei spelling van clusters van medeklinkers (bijvoorbeeld schr-, -mst, -cht) spelling van woorden met homofonen (ei,ij, au-ou, c-k, g-ch) spelling van woorden met de stomme e spelling van woorden met open en gesloten lettergrepen als fase 2 + gelijkvormigheidsregel (hond-honden, kast-kastje) analogieregel (hij zoekt, hij vindt) spelling van lange, gelede woorden en woordsamenstellingen (geleidelijk, ademhaling, voetbalwedstrijd) regels van de werkwoordspelling (hij verwachtte, de verwachte brief) complexe interpunctie: komma, puntkomma, dubbele punt, aanhalingstekens, haakjes zelfstandig onderkennen en als fase 3 + spelling van leenwoorden (politie, liter, computer) spelling van woorden met apostrof (komma s, thema s) spelling van woorden met deelteken (trema) en koppelteken (ideeën, Noord- Brabant) attitude voor correct schriftelijk taalgebruik gebruik van hulpmiddelen bij het spellen zoals een woordenboek, spellingchecker of controleschema s 31

eenvoudige interpunctie: gebruik hoofdletters, punt, vraagteken en uitroepteken onderkennen en corrigeren van spelling- en interpunctiefouten corrigeren van spelling- en interpunctiefouten gebruik van hulpmiddelen bij het spellen zoals spellingskaarten, controleschema s 32

Taalbeschouwing, waaronder strategieën KERNDOEL 12 De leerlingen verwreven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder woordenschat vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken. Fase 1 Fase 2 INHOUD - woordenschat o Fase 3 Fase 4 bouw beheersen van een basiswoordenschat conceptuele netwerken ervaringsgericht uitbreiden nieuwe woordbetekenissen uit verhalen afleiden woorden actief leren gebruiken onderscheid tussen vorm- en betekenisaspecten van woorden reflectie op woordbetekenissen als fase 1 + eigen woordenschat opbouwen doelgericht in en buiten de klas nieuwe woorden afleiden toepassen van strategieën voor het afleiden van woorden betekenisrelaties die woorden kunnen hebben, zoals onderschikking, bovenschikking, tegenstelling, synoniem uitbreiden van conceptuele netwerken, zodat diepe woordbetekenissen ontstaan interpreteren van eenvoudig figuurlijk taalgebruik strategieën toepassen voor het afleiden van de betekenis van woorden uit de tekst als fase 2 + onderscheiden van woordsoorten figuurlijk taalgebruik interpreteren de principes van verbuiging en vervoeging van woorden signaleren van onbekende woorden strategieën toepassen voor het afleiden van de betekenis van woorden uit de tekst weten dat woorden onderschikkende en bovenschikkende betekenisrelaties kunnen hebben, zoals tegenstelling en synoniem woorden opzoeken in naslagwerken (woordenboek, encyclopedie) als fase 3 + zelfstandig uitbreiden van woordenschat zelf betekenisrelaties tussen woorden leggen woorden buiten de context definiëren toepassen van figuratief taalgebruik zelf figuurlijk taalgebruik toepassen zelfstandig nieuwe woordbetekenissen afleiden en onthouden positieve houding ten aanzien van het leren van woorden 33

betekenis van begrippen voor beginnende geletterdheid: voor, achter, boven, onder, beneden, links, rechts, begin, midden, eind, letter, klank, woord, verhaal, lezen, schrijven Deze begrippen moeten in relatie gezien worden met de voorgaande kerndoelen en in een juiste context aangeboden worden aan leerlingen. We behandelen ze daarom niet als doel op zichzelf in dit kerndoel over woordenschat. INHOUD (meer)talige begrippen Als fase 1 + Als fase 2 + Lettergreep, punt, komma, Dubbele punt, lettertypen, uitroepteken, vraagteken, trema, accenten, alinea, aanhalingsteken, bladzijde, kopjes, spelling, enkelvoud, woord, zin, hoofdletter, meervoud, tegenwoordige uitspraak, titel, tekst, tijd, verleden tijd, hele hoofdstuk, regel werkwoord (infinitief), (voltooid) deelwoord, Deze begrippen moeten in standpunt, argument, feit, relatie gezien worden met de mening, tekstsoort, voorgaande kerndoelen en in aanduidingen voor een juiste context tekstsoorten en genres, aangeboden worden aan aanduidingen voor leerlingen. We behandelen ze gespreksvormen betekenis, daarom niet als doel op symbool, signaal, synoniem, zichzelf in dit kerndoel over context, woordvorm, woordenschat. woorddeel, samengesteld, voorvoegsel, achtervoegsel, woordsoort, letterlijk en figuurlijk taalgebruik, uitdrukking, spreekwoord, gezegde Als fase 3 + Puntkomma, paragraaf, articulatie, klemtoon, intonatie, spreekpauze, homoniem, vakjargon, moedertaal, tweede taal, vreemde taal, standaardtaal, dialect, meertalig, formeel en informeel taalgebruik Deze begrippen moeten in relatie gezien worden met de voorgaande kerndoelen en in een juiste context aangeboden worden aan leerlingen. We behandelen ze daarom niet als doel op zichzelf in dit kerndoel over woordenschat Deze begrippen moeten in relatie gezien worden met de voorgaande kerndoelen en in een juiste context aangeboden worden aan leerlingen. We behandelen ze daarom niet als doel op zichzelf in dit kerndoel over woordenschat 34

INHOUD uitbreiding woordenschat de woordenschat van de kinderen breidt zich uit (kwantiteit) en de woordkennis wordt dieper (kwaliteit), ook van woorden die ze al eerder verworven hadden. Kinderen leren steeds meer betekenisaspecten van een woord kennen, kennen betekenisverschillen van woorden die op elkaar lijken, begrijpen én gebruiken woorden in nieuwe situaties. Als fase 2 Als fase 3 + Het accent verschuift naar het leren leren van woorden. 35

KERNDOEL 13 De leerlingen leren informatie te verwerven uit eenvoudige gesproken en geschreven Engelse teksten. Fase 1 Fase 2 o Fase 3 Fase 4 bouw DOEL De leerlingen ontwikkelen een positieve houding t.o.v. het leren van Engels Geen lessen Engels maar enkele uren per week activiteiten in het Engels, vanuit de ontwikkelingsfase van de leerlingen Consolidering van luistervaardigheid Engels zoals opgebouwd in groep 1 en 2 en uitbreiding daarvan Geen lessen Engels maar activiteiten of lesonderdelen die in het Engels worden uitgevoerd, vanuit de ontwikkelingsfase van de leerlingen UITGANGSPUNTEN Vooraf bepaalde thema s en/of onderwerpen komen aan bod Engels bij voorkeur gegeven door een native speaker Luistervaardigheid is gekoppeld aan kijkvaardigheid Leesvaardigheid speelt nog geen rol Consolidering van thema s en onderwerpen uit groep ½ en uitbreiding met nieuwe thema s en onderwerpen Luistervaardigheid is gekoppeld aan kijkvaardigheid Zorgvuldigheid t.a.v. geschreven Engels om verwarring met de spelling van het Nederlands te voorkomen MATERIALEN diverse voor kleuters geschikte materialen zoals Engelstalige prentenboeken, video s en cd s, handpoppen, kijkplaten en diverse voor de leeftijdsgroep geschikte materialen zoals Engelstalige prentenboeken, video s en cd s etc. 36

andere visuele materialen er kan een methode gebruikt worden als deze geen tekst bevat voor de kinderen BIJ CLIL DOEL de leerlingen raken verder luister- en leesvaardigheid vertrouwd met worden uitgebouwd met luistervaardigheid Engels nieuwe of bekende er wordt een start gemaakt onderwerpen en vakken met leesvaardigheid (de leerlingen worden bewust gemaakt van het woordbeeld/de schrijfwijze van woorden en uitdrukkingen in het engels) UITGANGSPUNTEN het aantal onderwerpen de keuze voor de wordt uitgebreid onderwerpen en vakken is sommige vakken of afgestemd op de leeftijd, het onderdelen van vakken niveau, de belevingswereld worden in het Engels en op beschikbare bronnen gegeven (bijvoorbeeld in het Engels gymnastiek, lezen krijgt hier meer nadruk handvaardigheid) dan in groep 5 en 6 de leerlingen worden zich leesvaardigheid wordt bewust van de rol die Engels opgebouwd door een speelt in hun directe gebalanceerd aanbod aan omgeving en als wereldtaal eenvoudige leesteksten luister-/leesvaardigheid is leesboekjes onderdeel van de aan het eind van groep 8 doorlopende lijn voor Engels kunnen de leerlingen uit in de school en bereidt de teksten specifieke leerlingen voor op luister- voorspelbare informatie /leesvaardigheid Engels in halen groep 7 en 8 de aandacht voor lees- en 37

luistervaardigheid is een stap in de doorlopende leerlijn voor Engels van basisschool naar voortgezet onderwijs de instap in het voortgezet onderwijs wordt voor alle leerlingen op deze onderdelen voorbereid MATERIALEN voor de leeftijdsgroep het audio- en leesmateriaal geschikte Engelstalige is op de leeftijd en het prentenboeken, video s of niveau van de leerlingen cd s, etc afgestemd, zowel voor CLIL bij gebruik van een als voor (versterkt) Engels lespakket: dit is afgestemd op de leeftijdsgroep BIJ (VERVROEGD) EIBO DOEL de leerlingen maken een de leerlingen kunnen start met bewust luisteren vertrouwde woorden en naar Engels (ze leren basiszinnen uit leesaanbod informatie te halen uit korte, en luisteraanbod halen voor hen relevante teksten er wordt ver gewerkt met de zoals berichten, liedjes en Eibo-thema s gesprekjes) er wordt een voorzichtige start gemaakt met het lezen van Engels (ze kunnen enkele eenvoudige woorden en een of meer zinnen binnen de thema s herkennen, bijvoorbeeld welk dier wordt beschreven of hoe de kinderen heten in het gesprekje) 38

er wordt een start gemaakt met de Eibo-thema s UITGANGSPUNTEN de teksten hebben als fase 3 + betrekking op eenvoudige lezen krijgt hier meer nadruk en vertrouwde onderwerpen dan in groep 5 en 6 uit het dagelijks leven leesvaardigheid wordt de leerlingen worden zich opgebouwd door een bewust van de rol die Engels gebalanceerd aanbod aan speelt in hun directe eenvoudige leesteksten en omgeving en als wereldtaal leesboekjes luister-/leesvaardigheid is aan het eind van groep 8 onderdeel van de kunnen de leerlingen uit doorlopende lijn voor Engels teksten specifieke in de school en bereidt de voorspelbare informatie leerlingen voor op luister- halen /leesvaardigheid Engels in de aandacht voor lees- en groep 7 en 8 luistervaardigheid is een stap in de doorlopende leerlijn voor Engels van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs de instap in het voortgezet onderwijs wordt voor alle leerlingen op deze onderdelen voorbereid MATERIALEN diverse voor de het audio- en leesmateriaal leeftijdsgroep geschikte is op de leeftijd en het materialen zoals Engelstalige niveau van de leerlingen prentenboeken, video s, afgestemd, zowel voor CLIL cd s, etc. als voor (versterkt) Engels bij gebruik van een lespakket: dit is afgestemd op de leeftijdsgroep 39

KERNDOEL 14 De leerlingen leren in het Engels informatie te vragen of geven over eenvoudige onderwerpen en zij ontwikkelen een attitude waarbij ze zich durven uit te drukken in die taal. Fase 1 Fase 2 o Fase 3 Fase 4 bouw DOEL de leerlingen ontwikkelen een positieve houding t.a.v. het spreken van Engels consolideren van de spreekvaardigheid en het bevorderen van taalproductie of speech emergence UITGANGSPUNTEN geen lessen Engels maar activiteiten in het Engels vanuit de ontwikkelingsfase van de kinderen Engels wordt enkele uren per week aangeboden Luisteren en (na)spreken zijn de belangrijkste vaardigheden in deze groepen In de onderbouw wordt Engels bij voorkeur gegeven door een native speaker Spreken en luisteren zijn (nog steeds) de belangrijkste vaardigheden (de kinderen starten in groep 3 met het lezen en schrijven van het Nederlands. Er moet worden voorkomen dat ze de spelling van Nederlandse en Engelse woorden verwarren) De leerlingen gaan zich steeds meer vertrouwd voelen bij het spreken van Engels Ze reageren spontaan in het Engels zonder stil te staan bij verschillen tussen Nederlands en Engels MATERIALEN Diverse voor kleuters geschikte materialen t..b.v. spreekvaardigheid zoals Engelstalige prentenboeken, video s en cd s, Diverse voor de leeftijdsgroep geschikte materialen t.b.v. spreekvaardigheid zoals Engelstalige prentenboeken, 40

handpoppen, kijkplaten en andere visuele materialen video s, cd s, etc. Er kan een methode gebruikt worden als deze geen tekst bevat voor de kinderen BIJ CLIL DOEL doorbouwen op spreekvaardigheid wordt spreekvaardigheid uit de verder uitgebouwd vorige leerjaren de woordenschat uitbreiden betreffende een aantal onderwerpen en vakgebieden UITGANGSPUNTEN bij CLIL spreken de kinderen de leerlingen spreken Engels Engels bij bepaalde vakken in vaklessen of bij of lesactiviteiten onderwerpen die voor CLIL de kinderen zijn in staat om zijn variatie in spreekvaardigheid het spreektempo is redelijk aan te brengen hoog ze zijn in staat bij diverse de woordenschat is activiteiten in het Engels te uitgebreid tot woorden communiceren behorend bij de specifieke ze leren kernwoorden en onderwerpen en zinnen te gebruiken bij de vakgebieden, afgestemd op vakken die in het Engels de leeftijd en het niveau van worden aangeboden de leerlingen door de speelse een aan de situatie aangepaste werkwijze worden alle kinderen gestimuleerd om te laten zien wat ze weten kunnen zeggen 41

MATERIALEN lesmateriaal voor bepaalde als fase 3 vakken, aansluitend bij de belevingswereld en het taalniveau van de leerlingen BIJ (VERVROEGDE) EIBO DOEL de kinderen beginnen met Engels spreken in alledaagse het spreken van Engels situaties UITGANGSPUNTEN De kinderen ontwikkelen een Zelfredzaamheid buiten de positieve houding ten school in situaties met opzichte van het spreken personen die zich van het van een vreemde taal Engels bedienen De onderwerpen waar zij Het ontwikkelen van een over spreken, zijn zeer positieve houding t.a.v. het eenvoudig en alledaags spreken van Engels (bijvoorbeeld: jezelf Het spreektempo is laag, (de voorstellen, zeggen/vragen gesprekspartner is bereid om hoe oud je bent, in een langzamer zeggen/vragen of je van spreektempo bepaalde een bepaalde leur houdt of zaken te herhalen of raden welke kleur of dier opnieuw te formuleren en te wordt bedoeld) helpen bij het formuleren van Het gaat voornamelijk om wat de spreker probeert te (uit het hoof geleerde) zeggen. standaardzinnen en - De gesprekspartner spant gesprekjes die in allerlei zich extra in om de interactie situaties kunnen worden niet te doen stranden) gebruikt (bijvoorbeeld: Do De grammaticale you like (icecream)? Is it correctheid en beperkt zich (red) of (blue)? It s a tot een beperkt aantal (giraffe). eenvoudige constructies en Door de speelse werkwijze uit het hoofd geleerde 42

worden alle kinderen gestimuleerd om te laten zien wat ze weten en kunnen zeggen uitdrukkingen (het maken van fouten door de leerling is geen probleem mits de gesprekspartner buiten school gewend is om te spreken met mensen met een andere taalachtergrond en kan begrijpen wat wordt bedoeld) De leerlingen maken zo nodig ook gebruik van nonverbale communicatie (bijvoorbeeld: door iets aan te wijzen waarvan ze het Engelse woord nog niet kennen) De woordenschat is beperkt (het gaat om een klein repertoire van woorden en eenvoudige uitdrukkingen, over persoonlijke details en bepaalde concrete situaties) 43