Rapport Visserijkundig Onderzoek. Gemeentewateren te Scherpenzeel

Vergelijkbare documenten
Rapport Visserijkundig Onderzoek. Gemeentewateren te Woudenberg

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Vijvers park Oudegein te Nieuwegein

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Wateren Rondweg te Houten

Heusden Gracht 1 te Heusden

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Vestinggracht 2 en 3. te Heusden

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Stadsvijvers. te Castricum

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Vijvers Baden Powellplantsoen te Gouda

Stadssingels en Wieltje Collee

Peizerdiep, Eelderdiep en Gouw te Groningen

Grote Gat en Konijnenputten

Rapport Visserijkundig Onderzoek. De Meuwel vijver te Nistelrode

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Dobbeplas. te Nootdorp

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Visvijver. te Balk. HSV de Bears

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Vijver Kruiwerk. te Klazienaveen

Sierwateren Almere-Haven Te Almere

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Park Transwijk, Nijeveldsingel & singels Egginklaan (Utrecht)

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Grote Gracht Te Montfoort

Industrieterrein De Isselt Uraniumweg 1e gat te Amersfoort

Rapport Visserijkundig Onderzoek. De Waa. Te Hattem

Rapport Visserijkundig Onderzoek. De Rietput te Nieuwegein

Hsv heksenberg te Heerlen

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Bellingeweer te Dalfsen

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Mookerplas te Mook

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Kooikersplas te Houten

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Bijvijver De Stok te Roosendaal

Baden Powellplantsoen

Vijver Hoge Neerstraat te Etten-Leur

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Oude IJssel te Terborg

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Bergingsvijver te Heeten

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Breedweervijver te Heemskerk

Weltervijver te Heerlen

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Leijsenven. te Boxtel

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Weltervijver. te Heerlen

Rapport Visserijkundig Onderzoek. De gracht rond Fort Jutphaas te Nieuwegein

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Inundatiekanaal te Tull en 't Waal

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Wythmenerplas te Zwolle

Visplan. Viswateren in Twenterand 2016

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Roode Weel te Steenbergen

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Kijfhoekvijver. te Zwijndrecht

ORGANISATIE TER VERBETERING VAN DE BINNENVISSERIJ

Marten van Rossumgracht

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Het Rutbeek te Enschede

Knelpunten in de ontwikkeling van de visstand zijn onder meer:

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Hilversums Kanaal te Hilversum

Rapport Visserijkundig Onderzoek. 't Spiek te Beilen

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Vijver Arboretum te Heesch

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Goudse Hout te Gouda

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Lage Bergse Bos. te Bergschenhoek

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Stadswateren. in Amersfoort, 2018

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Plas Alteveer. te Pekela

Visplas Wollinghuizen

"HET BIESVEN" aan de Biesvendreef in Duizel te Duizel

Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Vijver Stadspark. te Veenendaal

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Visplas Mondenweg. te Drouwenermond

Teggerse Plas te Ohe en Laak

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Plas de Biezenvelden. te Houten

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Bellingeweer. in Dalfsen 2017

Rapportnummer: /rap02 Status rapport: Definitief Datum rapport:

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Plas Veldhuizen. te De Meern

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Broekvijver. te Hengelo

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Vorsenpoel. in Boxtel

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Christinalustvijver. in Enschede

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Wijk Schothorst. in Amersfoort, 2018

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Het Rondeel/De Veste. te Houten

Halsche Vliet te Etten-Leur

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Put van Balk. te Utrecht

Vijvers Baalder te Hardenberg

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Biesven. te Duizel

Onderzoek naar het visbestand in de Scheldemeanders Kriephoek, Nedername en de Mesureput, najaar 2013.

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Vijvers Baalder te Hardenberg

Visplan. Viswateren in Deventer

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Bijkersplas. te Vinkenbuurt

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Visvijver Harplaan. te Oldenzaal

Recreatieplassen Gelderland 2009

Onderzoek naar het visbestand in de stilstaande wateren De Volharding en Mellevijver 2014

Aalskreek te Klundert

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Sierwateren. te Almere Buiten Centrum. HSV Ons Genoegen - Almere

Onderzoek naar het visbestand in de Leiemeanders Wevelgem, Bavikhove en de oude Leiearm Ooigem- Desselgem, najaar 2013.

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Visvijver te Zwartemeer

De visstand in vaarten en kanalen

Onderzoek naar het visbestand in stilstaande viswateren, Scheldemeander Nederename, Eine de Ster-Noord & Zuid, Heurne den Heuvel en Spettekraai 2018.

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Selissenwal. in Boxtel, 2017

Rapport Visserijkundig Onderzoek. De Zandvang Te Diepenheim

Onderzoek naar het visbestand in enkele meervormige viswateren in provincie Antwerpen, najaar 2013.

Viswater De Steeg te Grubbenvorst

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Stobbeplas te Lutten

Onderzoek naar het visbestand in de kleine en stilstaande wateren Schoendalebocht, Oude Leiearm te St-Baafsvijve en het Waggelwater, 2012

Onderzoek visbestand in het kanaal Dessel-Turnhout-Schoten. Najaar 2010

RAPPORT VISSERIJKUNDIG ONDERZOEK. Veersche Kreek. Op 1 en 2 december 2004 uitgevoerd in opdracht van de Hengelsportvereniging Middelburg 2L PB

De Roeivijver te Drunen

Recreatieplas Krieghuusbelten

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Plas Strijkviertel. in Utrecht 2016

Inventarisatie beschermde vissoorten Vreeland

Onderzoek naar de visdichtheid in de Twentekanalen m.b.v. sonar

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Roeivijver. te Drunen

Recreatieplassen Gelderland 2009

Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest. Leiemeanders Oost-Vlaanderen

Transcriptie:

Rapport Visserijkundig Onderzoek Gemeentewateren te Scherpenzeel

Rapport Visserijkundig Onderzoek Gemeentewateren te Scherpenzeel Op 10 en 11 december 2013 uitgevoerd in opdracht van Hengelsportvereniging Ons Genoegen Woudenberg Door: P.A.D.M. Wijmans

Statuspagina Titel Visserijkundig Onderzoek Gemeentewateren te Scherpenzeel Samenstelling Sportvisserij Nederland Postbus 162 3720 AD BILTHOVEN Telefoon 030-605 84 00 Telefax 030-603 98 74 E-mail info@sportvisserijnederland.nl Homepage www.sportvisserijnederland.nl Opdrachtgever Homepage Hengelsportvereniging Ons Genoegen Woudenberg www.hsvwoudenberg.nl Auteur P.A.D.M. Wijmans E-mailadres wijmans@sportvisserijnederland.nl, Aantal pagina s 66 Foto s Sportvisserij Nederland Trefwoorden stadswater, visserijkundig onderzoek, Scherpenzeel Versie Definitief Projectnummer AVK2013026 Registratienummer 2deL1374/13 Datum December 2013 Bibliografische referentie: P.A.D.M. Wijmans, 2013. Rapport Visserijkundig Onderzoek Gemeentewateren te Scherpenzeel. Sportvisserij Nederland, Bilthoven in opdracht van Hengelsportvereniging Ons Genoegen, Woudenberg. Sportvisserij Nederland, Bilthoven Niets uit dit rapport mag worden vermenigvuldigd door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de copyrighthouder en de Hengelsportvereniging Ons Genoegen, Woudenberg. Sportvisserij Nederland is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede schade welke voortvloeit uit toepassing van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van Sportvisserij Nederland.

Samenvatting Op 10 en 11 december 2013 is op verzoek van de Hengelsportvereniging Ons Genoegen Woudenberg door Sportvisserij Nederland een visserijkundig onderzoek uitgevoerd in de gemeentewateren te Scherpenzeel. De onderzochte gemeentewateren zijn 5 vijvers, gelegen aan het Eekhoornnest, de Industrielaan, de Frans Halslaan, de Parklaan en de Omloop. De HSV heeft dit onderzoek aangevraagd omdat de vereniging per 1 januari 2013 van de gemeente het visrecht heeft gehuurd. Voorwaarde hierbij was dat de HSV een visplan op zou stellen. Tijdens het onderzoek zijn de soortensamenstelling, de lengte-opbouw van de verschillende vissoorten en de conditie van de gevangen vis vastgelegd. De visstandbemonstering werd uitgevoerd met behulp van zegen- en elektrovisserij. Tijdens de bemonstering van de gemeentewateren zijn in totaal 12 vissoorten gevangen. De vangst bestond qua aantallen vooral uit blankvoorn, ruisvoorn, vetje en baars. Qua gewicht bestond de vangst vooral uit karper, zeelt en giebel. De wateren zijn vrij troebel met een doorzicht van 40 tot 60 centimeter in de zomerperiode. De vijvers aan het Eekhoornnest en de Industrielaan kunnen het best worden getypeerd als het ruisvoorn-snoek ondiep viswatertype. De vijvers aan de Parklaan, de Frans Halslaan en de Omloop kunnen het best worden getypeerd als het snoekbaars-brasem ondiep viswatertype. In de gemeentevijvers van Scherpenzeel wordt regelmatig gevist, voornamelijk op witvis, karper en in minder mate op snoek. De bereikbaarheid van de wateren is goed. De bevisbaarheid van de wateren is redelijk. In de zomerperiode is de bevisbaarheid van enkele vijvers door de vele waterplanten slecht. In het rapport worden aanbevelingen gedaan voor het toekomstig beheer van gemeentewateren van Scherpenzeel. Aanbevolen wordt onder andere om vis uit te zetten, de bevisbaarheid te verbeteren, meer schuilgelegenheid te creëren, overwinteringsplaatsen aan te leggen en de baggerlaag te verminderen.

Inhoudsopgave 1 Inleiding... 9 2 Algemene gegevens... 11 2.1 Gebiedsbeschrijving... 11 2.2 Visrecht en bevissing... 12 2.3 Gevoerd beheer... 12 3 Viswatertypering en draagkracht... 13 3.1 Typering van het water... 13 3.2 Draagkracht van het water... 16 4 Uitvoering van het visserijkundig onderzoek... 18 4.1 Visstandbemonstering... 18 4.2 Visonderzoek en gegevensverwerking... 19 5 Resultaten visserijkundig onderzoek Vijver Eekhoornnest... 21 5.1 Soortensamenstelling... 21 5.2 Lengte-frequentie en conditie... 22 5.3 Bespreking... 25 6 Resultaten visserijkundig onderzoek Vijver Industrielaan... 26 6.1 Soortensamenstelling... 26 6.2 Lengte-frequentie en conditie... 27 6.3 Bespreking... 29 7 Resultaten visserijkundig onderzoek Vijver Frans Halslaan... 30 7.1 Soortensamenstelling... 30 7.2 Lengte-frequentie en conditie... 31 7.3 Bespreking... 32 8 Resultaten visserijkundig onderzoek Vijver Parklaan... 34 8.1 Soortensamenstelling... 34 8.2 Lengte-frequentie en conditie... 35 8.3 Bespreking... 37 9 Resultaten visserijkundig onderzoek Vijver de Omloop... 38 9.1 Soortensamenstelling... 38 9.2 Lengte-frequentie en conditie... 39 9.3 Bespreking... 41 10 Knelpunten en aanbevelingen... 42 10.1 Knelpunten... 42 10.2 Aanbevelingen... 43 10.3 Evaluatieonderzoek en subsidie... 48 Literatuur... 51 Bijlagen... 53

- Inleiding - 1 Inleiding Op verzoek van de Hengelsportvereniging (HSV) Ons Genoegen Woudenberg is op 10 en 11 december 2013 door Sportvisserij Nederland een visserijkundig onderzoek uitgevoerd in de gemeentewateren te Scherpenzeel. De HSV heeft dit onderzoek aangevraagd omdat de vereniging per 1 januari 2013 van de gemeente het visrecht heeft gehuurd. Voorwaarde hierbij was dat de HSV een visplan op zou stellen. Er zijn weinig gegevens over de huidige visstand van de wateren en men graag wil weten hoe het visbestand eruit ziet. Tevens wil de HSV een inrichtingsadvies om op basis daarvan de vijvers de komende jaren te beheren. De Vijver Eekhoornnest te Scherpenzeel. In hoofdstuk 2 worden de wateren, de bevissing en het gevoerd beheer beschreven. In hoofdstuk 3 wordt een uitleg gegeven over de visstandtypering van de Nederlandse ondiepe en stilstaande wateren en er wordt een uitleg gegeven over de draagkracht van een water. In hoofdstuk 4 wordt een beschrijving gegeven van het uitgevoerde onderzoek naar de visstand en de gegevensverwerking. 9

- Gemeentewateren te Scherpenzeel - In hoofdstuk 5 t/m 9 worden de resultaten van de visstandbemonstering beschreven aan de hand van de soortsamenstelling, de lengtefrequentieverdeling, de conditie en een korte bespreking van de aangetroffen visstand. Vanuit de bespreking worden knelpunten geformuleerd in hoofdstuk 10. Tevens worden in dit hoofdstuk op basis van de gesignaleerde knelpunten aanbevelingen gedaan op het gebied van Visstandbeheer en/of Inrichtingsmaatregelen. Het rapport wordt afgesloten met bijlagen en profielen van de aangetroffen vissoorten. Topografische ondergrond: Topografische Dienst, Emmen Figuur 1.1 Ligging gemeentewateren Scherpenzeel. 10

- Algemene gegevens - 2 Algemene gegevens 2.1 Gebiedsbeschrijving De onderzochte gemeentewateren zijn 5 vijvers gelegen in de gemeente Scherpenzeel. Dit zijn de vijvers aan het Eekhoornnest, de Industrielaan, de Frans Halslaan, de Parklaan en de Omloop. Tabel 2.1 Dimensies van de vijvers. Naam vijver Oppervlak Oeverlengte Lengte Breedte Gem. diepte Max. diepte Eekhoornnest 0,43 ha 495 m 218 m 12-37 m 0,8-1 m 1 m Industrielaan 0,13 ha 260 m 114 m 9-17 m 0,6-0,7 m 0,7 m Frans Halslaan 0,14 ha 220 m 91 m 12-16 m 0,6-0,8 m 0,8 m Parklaan 0,18 ha 255 m 103 m 15-27 m 0,8-1 1 m Omloop 0,27 ha 660 m 320 m 6-18 m 0,7-0,8 m 1 m De vijvers staan in verbinding met andere wateren door middel van diverse duikers. Deze duikers zijn echter erg lang en hebben een vrij geringe diameter (ca. 40 cm), waardoor de passeerbaarheid voor vis (zeker grotere exemplaren) twijfelachtig is. Het water van de vijvers is vrij troebel, met een doorzicht van 0,6 meter in de zomerperiode. In de Vijver Parklaan is het water vaak troebeler, met een doorzicht van max. 0,4 meter. De taludhelling is meestal steil. De oevers van de vijvers zijn vastgelegd met een houten beschoeiing. Langs de oevers van de vijvers wordt vrij weinig oevervegetatie aangetroffen, plaatselijk ligt een kleine rietkraag. In de vijvers Eekhoornnest en Omloop is meer oevervegetatie in de vorm van riet aanwezig. Grote delen van de oevers van de vijvers zijn begroeid met gras (gazon), en plaatselijk met bomen en struiken. In de vijvers Frans Halslaan en Parklaan is plaatselijk drijfbladvegetatie aanwezig, zoals gele plomp en waterlelie, maar geen grote hoeveelheden. Onderwatervegetatie is in de vijvers vrijwel niet aanwezig. Uitzondering hierop is de vijver aan de Industrielaan waar juist wel veel onderwatervegetatie aanwezig is, voornamelijk hoornblad. De vijvers worden voornamelijk gevoed door regenwater. In de vijvers is geen of nauwelijks stroming. De bodem van de vijvers bestaat vooral uit zand. Op de bodem bevindt zich een baggerlaag met een dikte variërend van 10 tot plaatselijk 30 centimeter. Plaatselijk is ook veel blad aanwezig, zoals in de Vijver Frans Halslaan. Door sportvissers worden regelmatig aalscholvers in de gemeentewateren van Scherpenzeel gesignaleerd. Ook tijdens het visserijkundig onderzoek en de veldinventarisaties in de zomer zijn in diverse wateren aalscholvers gezien. 11

- Gemeentewateren te Scherpenzeel - 2.2 Visrecht en bevissing Eigenaar van het water en het visrecht is de Gemeente Scherpenzeel. Het volledige visrecht wordt door gehuurd. Er is geen beroepsvisser actief op het water. Hengelsportvereniging Ons Genoegen heeft ongeveer 1650 leden en is aangesloten bij Sportvisserij MidWest Nederland. De gemeentewateren Scherpenzeel zijn niet opgenomen in de Landelijke of Federatieve Lijst van Viswateren. Het water mag alleen bevist worden door sportvissers die lid zijn van. Voor het water worden jaarlijks ca. 15 dag/week/maandvergunningen uitgegeven. Voor het water gelden de voorwaarden zoals opgenomen in de Landelijke Lijst van Viswateren en de Federatieve Lijst van Viswateren. Door de HSV zijn voor de gemeentewateren de volgende aanvullende voorwaarden opgesteld: - Nachtvissen verboden; - Wedstrijden op zondag verboden. In de gemeentewateren van Scherpenzeel wordt regelmatig gevist. Er wordt voornamelijk gevist op witvis, karper en in mindere mate op snoek. De wateren worden bij mooi weer gemiddeld door ca. 10 sportvissers per dag bezocht. De bereikbaarheid van de wateren is over het algemeen goed. De viswateren liggen allen binnen de bebouwde kom en zijn met de auto goed te bereiken. Tevens zijn in de direct omgeving voldoende parkeermogelijkheden voorhanden. De wateren zijn ook te voet of met de fiets eenvoudig te bereiken. De bevisbaarheid van de gemeentewateren is over het algemeen prima. In de vijver aan de Omloop is zelfs een visplaats geschikt voor mindervaliden aanwezig. Uitzondering hierop vormt de Vijver Eekhoornnest, omdat de enige bevisbare oever erg steil is. Daarnaast zijn in de vijver aan de Industrielaan veel waterplanten (hoornblad) aanwezig, waardoor de bevisbaarheid in de zomerperiode slechter wordt. Daarnaast vormt hondenpoep langs enkele wateren een probleem voor de bevisbaarheid, omdat sommige oevers zijn aangemerkt als hondenuitlaatplaats, zoals bij de vijver aan de Industrielaan. 2.3 Gevoerd beheer Het waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheer is in handen van Waterschap Vallei en Veluwe. De gemeente Scherpenzeel is verantwoordelijk voor het beheer van de oevers. 12

- Viswatertypering en draagkracht - 3 Viswatertypering en draagkracht 3.1 Typering van het water De inrichting van een water bepaalt in sterke mate welke visstand zich uiteindelijk kan ontwikkelen. De aanwezigheid van waterplanten is hierbij een belangrijke sturende factor. Waterplanten vervullen in meerdere opzichten een belangrijke functie voor de aanwezige visstand. De volgende typen waterplanten kunnen worden onderscheiden: bovenwaterplanten (emerse waterplanten, o.a. riet, lisdodde) onderwaterplanten (submerse waterplanten, o.a. waterpest, hoornblad) drijfbladplanten (o.a. gele plomp, waterlelie) Veel vissoorten gebruiken in het voorjaar (de resten van) waterplanten om de eieren op af te zetten. Het zijn vooral de boven- en onderwaterplanten die hiervoor het meest worden benut. De planten bieden de vis daarnaast bescherming tegen predatoren (roofvis, visetende vogels) en beschutting tegen stroming. Vooral voor jonge vis is deze beschutting erg belangrijk. Op en tussen de planten bevinden zich bovendien tal van organismen die een belangrijke voedselbron vormen voor vis. In een natuurlijke situatie is een geleidelijke overgang van land naar water te zien, waarbij oevervegetatie overgaat in bovenwaterplanten, gevolgd door drijfbladplanten en vervolgens onderwaterplanten. De taludhelling en het doorzicht van het water bepalen hierbij de groeimogelijkheden. Omdat waterplanten voor hun groei zonlicht nodig hebben, zijn de groeimogelijkheden in ondiep en helder water beduidend beter dan in diep en/of troebel water. Onderwaterplanten zijn in de regel indicatief voor helder water. Een water met een rijk waterplantenbestand kan ruimte bieden aan veel verschillende vissoorten, waaronder plantenminnende vissoorten als ruisvoorn en zeelt. In een troebel, plantenarm water zal zich over het algemeen een soortenarme visstand ophouden, met de brasem waarschijnlijk als meest voorkomende vissoort. De verschillende typen wateren, variërend van helder en begroeid tot troebel en onbegroeid, zijn door Sportvisserij Nederland onderverdeeld in vijf viswatertypen (zie ook figuur 1.2): het baars-blankvoorntype, het ruisvoorn-snoektype, het snoek-blankvoorntype, het blankvoorn-brasemtype, en het brasem-snoekbaarstype. 13

- Gemeentewateren te Scherpenzeel - Figuur 1.2 De viswatertypen van het ondiepe, stilstaande water. Baarsblankvoorn viswatertype Ruisvoornsnoek viswatertype Snoekblankvoorn viswatertype Blankvoornbrasem viswatertype Brasemsnoekbaars viswatertype 14

- Viswatertypering en draagkracht - De waterkwaliteit in de vijver aan de Parklaan is redelijk. Het water is vrij troebel met een doorzicht in de zomerperiode van circa 40 centimeter. Op de bodem bevindt zich een baggerlaag met een dikte variërend van 10 tot 30 centimeter. Langs de oevers wordt weinig oevervegetatie aangetroffen. In de vijver zijn geen drijfblad- en onderwaterplanten aangetroffen. Door de vrij dikke baggerlaag kunnen schommelingen in het zuurstofgehalte optreden. De vijver wordt qua milieukenmerken getypeerd als het zogenaamde brasem-snoekbaars ondiep viswatertype. Dit viswatertype wordt gekenmerkt door het niet of nauwelijks voorkomen van waterplanten (bedekking van minder dan 10%) en een gemiddeld doorzicht in de zomer van ca. 40 centimeter en soms nog minder. Tevens kan in de zomer groenalgenbloei optreden. Kenmerkende vissoorten zijn brasem en snoekbaars. Begeleidende vissoorten zijn o.a. blankvoorn, pos, vetje en karper. De huidige situatie van de vijver Parklaan in Scherpenzeel: het brasemsnoekbaars viswatertype De waterkwaliteit in de vijvers aan de Frans Halslaan en de Omloop is redelijk. Het water is vrij troebel met een doorzicht in de zomerperiode van circa 40 tot 60 centimeter. Op de bodem bevindt zich een baggerlaag met een dikte variërend van 10 tot 30 centimeter. Langs de oevers wordt oevervegetatie in de vorm van vooral riet aangetroffen. In de vijvers is een kleine hoeveelheid drijfbladvegetatie en onderwatervegetatie aangetroffen. Door de soms dikke baggerlaag kunnen schommelingen in het zuurstofgehalte optreden. De vijvers worden qua milieukenmerken getypeerd als het zogenaamde blankvoorn-brasem ondiep viswatertype. Dit viswatertype wordt gekenmerkt door een geringe hoeveelheid waterplanten (bedekking van 10 tot 20%) en een gemiddeld doorzicht in de zomer van 40 tot 60 centimeter. Tevens kan in de zomerperiode groenalgenbloei optreden. Kenmerkende vissoorten zijn blankvoorn en brasem. Begeleidende vissoorten zijn o.a. baars, snoek en karper. 15

- Gemeentewateren te Scherpenzeel - De huidige situatie van de vijvers Frans Halslaan en Omloop in Scherpenzeel: het blankvoorn-brasems viswatertype De waterkwaliteit in de vijvers aan het Eekhoornnest en de Industrielaan is vrij goed. Het water is vrij troebel met een doorzicht in de zomerperiode van circa 60 centimeter. Op de bodem bevindt zich een baggerlaag met een dikte variërend van 10 tot 20 centimeter. Langs de oevers wordt vrij veel oevervegetatie aangetroffen, vooral riet. In de vijvers wordt weinig tot geen drijfbladvegetatie aangetroffen. Er zijn veel onderwaterplanten aanwezig, vooral liesgras en sterrekroos in de vijver aan het Eekhoornnest en vooral hoornblad in de vijver aan de Industrielaan. Door de vele waterplanten en vrij dikke baggerlaag kunnen schommelingen in het zuurstofgehalte optreden. De vijvers worden qua milieukenmerken getypeerd als het zogenaamde ruisvoorn-snoek ondiep viswatertype. Dit viswatertype wordt gekenmerkt door een veelvuldige groei van waterplanten (bedekking van 60% of meer) en een hoog doorzicht in de zomer (minimaal 70 centimeter, maar doorgaans meer). Kenmerkende vissoorten zijn ruisvoorn, snoek en zeelt. Begeleidende vissoorten zijn o.a. blankvoorn, baars, vetje en karper. De huidige situatie van vijvers Eekhoornnest en Industrielaan in Scherpenzeel: het ruisvoornsnoek viswatertype 3.2 Draagkracht van het water Onder de draagkracht van een watertype wordt verstaan de maximale hoeveelheid vis (uitgedrukt in kilogrammen per hectare) die afhankelijk van de heersende milieuomstandigheden (bodemsamenstelling, voedselrijkdom, zichtdiepte, diepteverloop, waterplanten) bij een goede conditie van de kenmerkende vissoorten in dat watertype kan voorkomen. 16

- Viswatertypering en draagkracht - In een water van het brasem-snoekbaars ondiep viswatertype is de draagkracht ongeveer 450 tot 800 kilogram vis per hectare, waarbij de spreiding in draagkracht afhankelijk is van de voedselrijkdom en inrichting van het water. In de vijver aan de Parklaan is de voedselrijkdom naar verwachting gemiddeld op basis van de (voedselarme) zandbodem en de vrij dikke (voedselrijke) baggerlaag. Op grond van de heersende milieuomstandigheden zal de draagkracht van de visvijver 500 tot 600 kilogram vis per hectare bedragen. In een water van het blankvoorn-brasem ondiep viswatertype is de draagkracht ongeveer 350 tot 600 kilogram vis per hectare. In de vijvers aan de Frans Halslaan en de Omloop is de voedselrijkdom naar verwachting gemiddeld op basis van de (voedselarme) zandbodem en de vrij dikke (voedselrijke) baggerlaag en zal de draagkracht ongeveer 400 tot 500 kilogram vis per hectare bedragen. In een water van het ruisvoorn-snoek ondiep viswatertype is de draagkracht ongeveer 100 tot 350 kilogram vis per hectare. In de vijvers aan het Eekhoornnest en de Industrielaan is de voedselrijkdom naar verwachting gemiddeld op basis van de (voedselarme) zandbodem en de vrij dikke (voedselrijke) baggerlaag en zal de draagkracht ongeveer 200 tot 300 kilogram vis per hectare bedragen. 17

- Gemeentewateren te Scherpenzeel - 4 Uitvoering van het visserijkundig onderzoek 4.1 Visstandbemonstering Tijdens de visstandbemonstering zijn de wateren in Scherpenzeel met een zegen van 75 meter lengte bevist. Met de zegen zijn in totaal 3 trekken uitgevoerd. Tevens zijn met een elektro-visapparaat met een vermogen van vijf kw, de oevers afgevist. De gevangen vis is direct met beugels overgebracht in teilen en naar de verwerkingsplaats gebracht. Met de zegen is in de ongeveer 0,22 hectare water bevist. Met het elektrovisapparaat is alle vijvers (vrijwel) de gehele oeverlengte bevist. Hiermee is voldaan aan de richtlijnen van het STOWA (STOWA, 2002) voor visstandbemonsteringen. Topografische ondergrond: Topografische Dienst, Emmen Figuur 1.3 Overzichtskaarten met de uitgevoerde elektro- (rood) en zegen- (ruit) visserijen. 18

- Uitvoering van het visserijkundig onderzoek - 4.2 Visonderzoek en gegevensverwerking Alle gevangen vis is kort voor de soortbepaling en het meten en wegen in een speciale verdovingsvloeistof licht verdoofd. Hierdoor kon de vis gemakkelijk gemeten en gewogen worden zonder al te veel kans op beschadiging en stressverschijnselen. De gegevens zijn ingevoerd in het computerprogramma Piscaria. Piscaria is de landelijke databank van de STOWA en Sportvisserij Nederland, waarin diverse onderzoeksbureaus, waterbeheerders en hengelsportorganisaties visserijgegevens invoeren. De databank wordt beheerd door Sportvisserij Nederland en is gekoppeld aan internationale netwerken. Voor meer informatie zie: www.piscaria.nl. Het programma Piscaria berekent vervolgens tabellen, aandeelgrafieken, lengtefrequentieverdelingen en conditiegrafieken volgens de door STOWA vastgestelde standaarden, welke aansluiten bij de Kaderrichtlijn water. Tabellen In tabel 5.1 wordt per vissoort de gevangen aantallen en de biomassa (gewicht) vermeld. De biomassa is bepaald aan de hand van een voor Nederland algemeen geldende lengte-gewichtsrelatie (Klein Breteler & de Laak, 2003). Van iedere vissoort is ook het berekende minimum en maximum gewicht vermeld. Voor de hengelsport belangrijke vissoorten (brasem, karper, snoek en zeelt) zijn de gewogen (in het veld bepaalde) maximum gewichten vermeld. In de tabel zijn ook de minimum- en maximum lengtes van de gevangen vissen vermeld en ook het totaal aantal gevangen vissen en het berekende vangstgewicht. Het binnenhalen van de zegen in de Vijver Eekhoornnest. 19

- Gemeentewateren te Scherpenzeel - Aandeelgrafieken Het aandeel van de vissoort in de aantallen en in gewicht is in twee grafieken weergegeven. In de aantalsaandeelgrafiek wordt het aantal gevangen vissen op 100% gesteld en wordt het aandeel op aantalbasis van elke vissoort berekend. In de vangstaandeelsgrafiek wordt het vangstgewicht op 100% gesteld en wordt het aandeel op gewichtsbasis van elke vissoort hierin vermeld. Lengte-frequentiegrafiek Van de meest belangrijke vissoorten zijn lengte-frequentiegrafieken weergegeven in Hoofdstuk 5. Per centimeterklasse (X-as) worden de gevangen aantallen (Y-as) weergegeven. Conditie Van de belangrijkste gevangen vissoorten zijn de lengte en het individuele gewicht bepaald, zodat de conditie van een vis kan worden berekend. Als maat voor de conditie van de vis wordt genomen de verhouding tussen het gemeten gewicht en het "normaalgewicht" van de vis. Het normaalgewicht is door de (voormalige) OVB empirisch bepaald aan de hand van talrijke metingen van lengte en gewicht van vissen uit een reeks van wateren (Klein Breteler & de Laak, 2003). Wanneer de conditiefactor kleiner is dan 0,9 is de conditie van de vis onvoldoende. Ligt de conditiefactor tussen de 0,9 en 1,1 dan is de conditie voldoende. Is de conditiefactor groter dan 1,1 dan is de conditie goed. 20

- Resultaten visserijkundig onderzoek Vijver Eekhoornnest - 5 Resultaten visserijkundig onderzoek Vijver Eekhoornnest 5.1 Soortensamenstelling Tijdens de bemonstering van de Vijver Eekhoornnest zijn 10 vissoorten gevangen. Er zijn 1555 exemplaren gevangen, met een totaal gewicht van 51,3 kilogram. In de onderstaande tabel zijn van de gevangen vissoorten het aantal, gewicht en de lengte weergegeven. Tabel 5.1 Globaal overzicht van de gevangen vissoorten. Vissoort Aantal Min. Lengte (cm) Max. Lengte (cm) Hoeveelheid (in kg) Min. Gewicht (g) Max. gewicht (g) Baars 482 6 16 2,5 2 49 Bittervoorn 15 5 6 0 1 2 Brasem 1 50 50 1,4 1441 1441 Blankvoorn 910 5 20 6,3 1 92 Karper 6 59 73 26,1 3411 6589 Rietvoorn/Ruisvoorn 7 5 16 0,1 1 48 Snoek 8 14 72 5,8 14 2654 Vetje 111 4 7 0,1 0 2 Winde 1 13 13 0 20 20 Zeelt 14 11 46 9 20 1576 Totaal 1555 51,3 RELATIEF AANTALSAANDEEL IN DE VANGST, VIJVER EEKHOORNNEST, 10 DECEMBER 2013 Vetje 7% Overigen 3% RELATIEF GEWICHTSAANDEEL IN DE VANGST, VIJVER EEKHOORNNEST, 10 DECEMBER 2013 Overigen 8% Blankvoorn 12% Baars 31% Zeelt 18% Snoek 11% Blankvoorn 59% Karper 51% De vangst bestond qua aantallen voornamelijk uit blankvoorn (59% van het totaal aantal gevangen exemplaren, zie linkergrafiek), gevolgd door baars en vetje (respectievelijk 31% en 7%). 21

- Gemeentewateren te Scherpenzeel - Qua gewicht bestond de vangst voor het grootste deel uit karper (51% van het totale vangstgewicht, zie rechtergrafiek), op afstand gevolgd door zeelt, blankvoorn en snoek (respectievelijk 18%, 12% en 11%). 5.2 Lengte-frequentie en conditie Van de belangrijkste vissoorten is de lengte-frequentieverdeling en de conditie in grafieken weergegeven. De grafieken zijn hieronder per vissoort toegelicht. Blankvoorn Er zijn 910 blankvoorns gevangen met een lengte die varieerde van 5 tot 20 centimeter. De conditie van de gevangen blankvoorns was voldoende. Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver Eekhoornnest 600 LF diagram voor Blankvoorn Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver Eekhoornnest 1,5 Conditiediagram voor Blankvoorn 500 400 Aantallen 300 Conditiefactor 1 200 100 0 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 Lengte in cm. 0,5 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 Lengte in cm Baars Er zijn 482 baarzen gevangen met een lengte die varieerde van 6 tot 16 centimeter. De conditie van de gevangen baarzen was voldoende. Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver Eekhoornnest 300 LF diagram voor Baars Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver Eekhoornnest 1,5 Conditiediagram voor Baars 250 200 Aantallen 150 Conditiefactor 1 100 50 0 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 Lengte in cm. 0,5 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 Lengte in cm 22

- Resultaten visserijkundig onderzoek Vijver Eekhoornnest - Aantallen 90 80 70 60 50 40 30 Vetje Project : Wateren Scherpenzeel LF diagram voor Vetje Water : Vijver Eekhoornnest Van het vetje zijn in 111 exemplaren 100 gevangen met een lengte die varieerde van 4 tot 7 centimeter. Vissen kleiner dan 10 cm lengte worden vanwege de grote onnauwkeurigheid bij het wegen in het veld niet gewogen, waardoor ook geen conditie bepaald kan worden. 20 10 0 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Lengte in cm. Aantallen 9 8 7 6 5 4 3 Bittervoorn Project : Wateren Scherpenzeel LF diagram voor Bittervoorn Water : Vijver Eekhoornnest Van de bittervoorn zijn in 15 exemplaren 10 gevangen met een lengte van 5 en 6 centimeter. Vissen kleiner dan 10 cm lengte worden vanwege de grote onnauwkeurigheid bij het wegen in het veld niet gewogen, waardoor ook geen conditie bepaald kan worden. 2 1 0 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Lengte in cm. Zeelt Van de plantminnende vissoort zeelt zijn 14 exemplaren gevangen met een lengte die varieerde van 11 tot 46 centimeter. De conditie van de gevangen zeelten was voldoende. Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver Eekhoornnest 5 LF diagram voor Zeelt Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver Eekhoornnest 1,5 Conditiediagram voor Zeelt 4 Aantallen 3 2 Conditiefactor 1 1 0 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 Lengte in cm. 0,5 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 Lengte in cm 23

- Gemeentewateren te Scherpenzeel - Snoek Van de roofvissoort snoek zijn 8 exemplaren gevangen met een lengte die varieerde van 14 tot 72 centimeter. De conditie van de gevangen snoeken was voldoende. Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver Eekhoornnest 5 LF diagram voor Snoek Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver Eekhoornnest 1,5 Conditiediagram voor Snoek 4 Aantallen 3 2 Conditiefactor 1 1 0 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 130 140 Lengte in cm. 0,5 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 130 140 Lengte in cm Aantallen 4 3 2 Ruisvoorn Project : Wateren Scherpenzeel LF diagram voor Rietvoorn/Ruisvoorn Water : Vijver Eekhoornnest Van de plantenminnende vissoort ruisvoorn 5 zijn 7 stuks gevangen met een lengte die varieerde van 5 tot 16 centimeter. Er zijn slechts 2 ruisvoorns van 10 of groter gevangen, wat te weinig is om een betrouwbare conditie van ruisvoorn te bepalen. 1 0 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 Lengte in cm. Karper Er zijn 6 karpers gevangen met een lengte die varieerde van 59 tot 73 centimeter. De conditie van de gevangen karpers was voldoende. Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver Eekhoornnest 5 LF diagram voor Karper Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver Eekhoornnest 1,5 Conditiediagram voor Karper 4 Aantallen 3 2 Conditiefactor 1 1 0 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 Lengte in cm. 0,5 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 Lengte in cm Verder zijn nog één brasem (van 50 centimeter) en één winde (van 13 centimeter) gevangen. 24

- Resultaten visserijkundig onderzoek Vijver Eekhoornnest - 5.3 Bespreking Soorten Tijdens de visstandbemonstering van de Vijver Eekhoornnest zijn 10 vissoorten aangetroffen. De soortdiversiteit is daarmee redelijk te noemen. Tot de hoofdgroep eurytope vissoorten (geen voorkeur voor planten of stroming) behoren de soorten baars, brasem, blankvoorn en karper. Tot de groep limnofiele vissoorten (soorten die behoren tot het plantenrijke milieu met stilstaand water) behoren bittervoorn, snoek, ruisvoorn, vetje en zeelt. Verder is één reofiele vissoort (voorkeur voor stromend water) aangetroffen, dit was de winde. Aantallen en gewicht De blankvoorn was qua aantallen de meest voorkomende vissoort (910 stuks, 59%). Andere veel gevangen vissoorten waren baars (482 stuks, 31%) en vetje (111 stuks, 7%). Qua gewicht bestond de vangst voor het grootste deel uit karper (51%, 26,1 kg). Ook zeelt (18%, 9 kg), blankvoorn (12%, 6,3 kg) en snoek (11%, 5,8 kg) zijn qua gewicht redelijk veel gevangen. Conditie De conditie van alle vissoorten was voldoende. Roofvissen Er zijn twee roofvissoorten aangetroffen tijdens het visserijkundig onderzoek; snoek en baars. De belangrijkste roofvissoort in de Vijver Eekhoornnest is de snoek (met een gewichtsaandeel in de vangst van 11%, 5,8 kg). Er zijn 8 snoeken gevangen in de vijver. Het snoekbestand is vrij omvangrijk, en vertoont een redelijk evenwichtige opbouw, met zowel juveniele exemplaren (0+ en 1+ jaarklassen), als exemplaren van oudere jaarklassen. De leefomstandigheden voor de snoek in de Vijver Eekhoornnest zijn vrij goed. Het water is helder, wat belangrijk is voor een zichtjager als de snoek. Tevens is er voor de snoek meer dan voldoende prooivis aanwezig in de vorm van blankvoorn, baars en vetje, getuige ook de voldoende conditie. Daarnaast is er veel vegetatie in het water te vinden, wat gunstig is voor met name jonge snoek. Tussen de vegetatie kunnen zij jagen en beschutting vinden tegen predatie door hun grotere soortgenoten. Er is veel baars gevangen (482 stuks, met een gewichtsaandeel in de vangst van ca. 5%), waarvan het merendeel van de 0+ jaarklasse (lengte rond 7-8 centimeter). Ook zijn vrij veel baarzen gevangen van oudere jaarklassen (1+ jaarklasse; lengte tussen 9 en 12/13 centimeter). De baars vervult een belangrijke rol als roofvis in de Vijver Eekhoornnest. 25

- Gemeentewateren te Scherpenzeel - 6 Resultaten visserijkundig onderzoek Vijver Industrielaan 6.1 Soortensamenstelling Tijdens de bemonstering van de Vijver Industrielaan zijn 7 vissoorten gevangen. Er zijn 604 exemplaren gevangen, met een totaal gewicht van 5,7 kilogram. In de onderstaande tabel zijn van de gevangen vissoorten het aantal, gewicht en de lengte weergegeven. Tabel 6.2 Globaal overzicht van de gevangen vissoorten. Vissoort Aantal Min. Lengte (cm) Max. Lengte (cm) Hoeveelheid (in kg) Min. Gewicht (g) Max. gewicht (g) Baars 115 7 14 0,7 3 32 Blankvoorn 244 5 16 1 1 44 Riviergrondel 4 10 11 0 9 12 Rietvoorn/Ruisvoorn 136 3 12 0,1 0 18 Snoek 2 44 52 1,5 550 938 Vetje 45 4 7 0,1 0 2 Zeelt 58 4 36 2,3 1 747 Totaal 604 5,7 RELATIEF AANTALSAANDEEL IN DE VANGST, VIJVER INDUSTRIELAAN, 11 DECEMBER 2013 Zeelt 10% Overigen 1% Baars 19% RELATIEF GEWICHTSAANDEEL IN DE VANGST, VIJVER INDUSTRIELAAN, 11 DECEMBER 2013 Overigen 4% Baars 12% Vetje 7% Zeelt 40% Blankvoorn 18% Rietvoorn/ Ruisvoorn 23% Blankvoorn 40% Snoek 26% De vangst bestond qua aantallen voornamelijk uit blankvoorn (40% van het totaal aantal gevangen exemplaren, zie linkergrafiek), gevolgd door ruisvoorn en baars (respectievelijk 23% en 19%). Qua gewicht bestond de vangst voor het grootste deel uit zeelt en snoek (respectievelijk 40% en 26% van het totale vangstgewicht, zie rechtergrafiek), gevolgd door blankvoorn en baars (respectievelijk 18% en 12%). 26

- Resultaten visserijkundig onderzoek Vijver Industrielaan - 6.2 Lengte-frequentie en conditie Van de belangrijkste vissoorten is de lengte-frequentieverdeling en de conditie in grafieken weergegeven. De grafieken zijn hieronder per vissoort toegelicht. Blankvoorn Er zijn 244 blankvoorns gevangen met een lengte die varieerde van 5 tot 16 centimeter. De conditie van de gevangen blankvoorns was matig. Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver Industrielaan 100 LF diagram voor Blankvoorn Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver Industrielaan 1,5 Conditiediagram voor Blankvoorn 90 80 70 Aantallen 60 50 40 Conditiefactor 1 30 20 10 0 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 Lengte in cm. 0,5 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 Lengte in cm Aantallen 50 40 30 20 Ruisvoorn Project : Wateren Scherpenzeel LF diagram voor Rietvoorn/Ruisvoorn Water : Vijver Industrielaan Van de plantenminnende vissoort ruisvoorn 60 zijn 136 stuks gevangen met een lengte die varieerde van 3 tot 12 centimeter. Er is slechts één ruisvoorn van 10 of groter gevangen, wat te weinig is om een betrouwbare conditie van ruisvoorn te bepalen. 10 0 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 Lengte in cm. Baars Er zijn 115 baarzen gevangen met een lengte die varieerde van 7 tot 14 centimeter. De conditie van de gevangen baarzen was voldoende. Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver Industrielaan 70 LF diagram voor Baars Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver Industrielaan 1,5 Conditiediagram voor Baars 60 50 Aantallen 40 30 Conditiefactor 1 20 10 0 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 Lengte in cm. 0,5 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 Lengte in cm 27

- Gemeentewateren te Scherpenzeel - Zeelt Van de plantminnende vissoort zeelt zijn 58 exemplaren gevangen met een lengte die varieerde van 4 tot 36 centimeter. De conditie van de zeelten vertoonde veel spreiding, maar was gemiddeld gezien matig. Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver Industrielaan 20 LF diagram voor Zeelt Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver Industrielaan 1,5 Conditiediagram voor Zeelt 15 Aantallen 10 Conditiefactor 1 5 0 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 Lengte in cm. 0,5 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 Lengte in cm 35 30 25 20 15 Vetje Project : Wateren Scherpenzeel LF diagram voor Vetje Water : Vijver Industrielaan Van het vetje zijn in 45 exemplaren 40 Aantallen gevangen met een lengte die varieerde van 4 tot 7 centimeter. Vissen kleiner dan 10 cm lengte worden vanwege de grote onnauwkeurigheid bij het wegen in het veld niet gewogen, waardoor ook geen conditie bepaald kan worden. 10 5 0 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Lengte in cm. Verder zijn nog vier riviergrondels (van 10 en 11 centimeter) en twee snoeken (van 44 en 52 centimeter) gevangen. Kinderen van groep 8 van basisschool De Dorpsbeuk krijgen een visles aan de waterkant van vismeester Evert. 28

- Resultaten visserijkundig onderzoek Vijver Industrielaan - 6.3 Bespreking Soorten Tijdens de visstandbemonstering van de Vijver Industrielaan zijn 7 vissoorten aangetroffen. De soortdiversiteit is daarmee vrij laag te noemen. Tot de hoofdgroep eurytope vissoorten (geen voorkeur voor planten of stroming) behoren de soorten baars en blankvoorn. Tot de groep limnofiele vissoorten (soorten die behoren tot het plantenrijke milieu met stilstaand water) behoren snoek, ruisvoorn, vetje en zeelt. Verder is één reofiele vissoort (voorkeur voor stromend water) aangetroffen, dit was de riviergrondel. Aantallen en gewicht De blankvoorn was qua aantallen de meest voorkomende vissoort (244 stuks, 40%). Andere veel gevangen vissoorten waren ruisvoorn (136 stuks, 23%) en baars (115 stuks, 19%). Qua gewicht bestond de vangst voor het grootste deel uit zeelt (40%, 2,3 kg) en snoek (26%, 1,5 kg). Ook blankvoorn (18%, 1 kg) en baars (12%, 0,7 kg) zijn qua gewicht redelijk veel gevangen. Conditie De conditie van baars was voldoende. De conditie van blankvoorn en zeelt was beiden matig. Roofvissen Er zijn twee roofvissoorten aangetroffen tijdens het visserijkundig onderzoek; snoek (met een gewichtsaandeel in de vangst van 26%, 1,5 kg) en baars (12%, 0,7 kg). Er zijn 2 snoeken gevangen in de vijver. Het snoekbestand is klein, en vertoont een onevenwichtige opbouw, met alleen enkele vissen van oudere jaarklassen. De leefomstandigheden voor de snoek in de Vijver Industrielaan zijn matig. Het water is vrij helder, en er is meer dan voldoende prooivis aanwezig (blankvoorn, ruisvoorn en baars; getuige ook de voldoende conditie). Er is echter weinig vegetatie in het water te vinden. Er is vrij veel baars gevangen (115 stuks), waarvan het merendeel van de 0+ jaarklasse (lengte 7-9 centimeter). Ook zijn enkele baarzen gevangen van de 1+ jaarklassen (lengte tussen 12 en 14 centimeter). De baars vervult een belangrijke als roofvis in de Vijver Industrielaan. 29

- Gemeentewateren te Scherpenzeel - 7 Resultaten visserijkundig onderzoek Vijver Frans Halslaan 7.1 Soortensamenstelling Tijdens de bemonstering van de Vijver Frans Halslaan zijn 6 vissoorten gevangen. Er zijn 423 exemplaren gevangen, met een totaal gewicht van 7,2 kilogram. In de onderstaande tabel zijn van de gevangen vissoorten het aantal, gewicht en de lengte weergegeven. Tabel 7.3 Globaal overzicht van de gevangen vissoorten. Vissoort Aantal Min. Lengte (cm) Max. Lengte (cm) Hoeveelheid (in kg) Min. Gewicht (g) Max. gewicht (g) Baars 1 13 13 0 25 25 Blankvoorn 45 8 19 0,6 4 78 Giebel 6 31 35 4,2 585 860 Rietvoorn/Ruisvoorn 198 3 13 0,8 0 24 Vetje 165 3 7 0,1 0 2 Zeelt 8 6 42 1,5 3 1195 Totaal 423 7,2 RELATIEF AANTALSAANDEEL IN DE VANGST, VIJVER FRANS HALSLAAN, 10 DECEMBER 2013 Overigen 3% Blankvoorn 11% RELATIEF GEWICHTSAANDEEL IN DE VANGST, VIJVER FRANS HALSLAAN, 10 DECEMBER 2013 Overigen 2% Blankvoorn 8% Zeelt 21% Vetje 39% Rietvoorn/ Ruisvoorn 11% Rietvoorn/ Ruisvoorn 47% Giebel 58% De vangst bestond qua aantallen voornamelijk uit ruisvoorn en vetje (respectievelijk 47% en 39% van het totaal aantal gevangen exemplaren, zie linkergrafiek). Qua gewicht bestond de vangst voor het grootste deel uit giebel (58% van het totale vangstgewicht, zie rechtergrafiek), op afstand gevolg door zeelt (21%). 30

- Resultaten visserijkundig onderzoek Vijver Frans Halslaan - 7.2 Lengte-frequentie en conditie Van de belangrijkste vissoorten is de lengte-frequentieverdeling en de conditie in grafieken weergegeven. De grafieken zijn hieronder per vissoort toegelicht. Ruisvoorn Van de plantenminnende vissoort ruisvoorn zijn 198 stuks gevangen met een lengte die varieerde van 3 tot 13 centimeter. De conditie van de gevangen ruisvoorns was voldoende. Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver Frans Halslaan 50 LF diagram voor Rietvoorn/Ruisvoorn Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver Frans Halslaan 1,5 Conditiediagram voor Rietvoorn/Ruisvoorn 45 40 35 Aantallen 30 25 20 Conditiefactor 1 15 10 5 0 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 Lengte in cm. 0,5 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 30 32 34 36 38 40 42 44 Lengte in cm Aantallen 90 80 70 60 50 40 30 Vetje Project : Wateren Scherpenzeel LF diagram voor Vetje Water : Vijver Frans Halslaan Van het vetje zijn in 165 exemplaren 100 gevangen met een lengte die varieerde van 3 tot 7 centimeter. Vissen kleiner dan 10 cm lengte worden vanwege de grote onnauwkeurigheid bij het wegen in het veld niet gewogen, waardoor ook geen conditie bepaald kan worden. 20 10 0 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Lengte in cm. Blankvoorn Er zijn 45 blankvoorns gevangen met een lengte die varieerde van 8 tot 19 centimeter. De conditie van de gevangen blankvoorns was voldoende. Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver Frans Halslaan 20 LF diagram voor Blankvoorn Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver Frans Halslaan 1,5 Conditiediagram voor Blankvoorn 15 Aantallen 10 Conditiefactor 1 5 0 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 Lengte in cm. 0,5 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 Lengte in cm 31

- Gemeentewateren te Scherpenzeel - Zeelt Van de plantminnende vissoort zeelt zijn 8 exemplaren gevangen met een lengte die varieerde van 4 tot 36 centimeter. De conditie van de gevangen zeelten was slecht. Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver Frans Halslaan 5 LF diagram voor Zeelt Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver Frans Halslaan 1,5 Conditiediagram voor Zeelt 4 Aantallen 3 2 Conditiefactor 1 1 0 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 Lengte in cm. 0,5 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 Lengte in cm Giebel Er zijn 6 giebels gevangen met een lengte die varieerde van 31 tot 35 centimeter. De conditie van de gevangen giebels was voldoende. Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver Frans Halslaan 5 LF diagram voor Giebel Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver Frans Halslaan 1,5 Conditiediagram voor Giebel 4 Aantallen 3 2 Conditiefactor 1 1 0 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 Lengte in cm. 0,5 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 Lengte in cm Verder is nog één baars (van 13 centimeter) gevangen. 7.3 Bespreking Soorten Tijdens de visstandbemonstering van de Vijver Frans Halslaan zijn 6 vissoorten aangetroffen. De soortdiversiteit is daarmee laag te noemen. Tot de hoofdgroep eurytope vissoorten (geen voorkeur voor planten of stroming) behoren de soorten baars, blankvoorn en giebel. Tot de groep limnofiele vissoorten (soorten die behoren tot het plantenrijke milieu met stilstaand water) behoren ruisvoorn, vetje en zeelt. Er zijn geen reofiele vissoorten (voorkeur voor stromend water) aangetroffen. Aantallen en gewicht De blankvoorn en het vetje waren qua aantallen de meest voorkomende vissoorten (respectievelijk 198 stuks, 47% en 165 stuks, 39%). 32

- Resultaten visserijkundig onderzoek Vijver Frans Halslaan - Qua gewicht bestond de vangst voor het grootste deel uit giebel (58%, 4,2 kg). Ook zeelt (21%, 1,5 kg) is qua gewicht redelijk veel gevangen. Conditie De conditie van de meeste vissoorten was voldoende. Alleen de conditie van zeelt was slecht. Roofvissen Er is één roofvissoort aangetroffen tijdens het visserijkundig onderzoek; de baars. Van deze soort is slechts één exemplaar gevangen van 13 centimeter lengte. Binnenhalen van de zegen in de vijver aan de Frans Halslaan. 33

- Gemeentewateren te Scherpenzeel - 8 Resultaten visserijkundig onderzoek Vijver Parklaan 8.1 Soortensamenstelling Tijdens de bemonstering van de Vijver Parklaan zijn 7 vissoorten gevangen. Er zijn 653 exemplaren gevangen, met een totaal gewicht van 90 kilogram. In de onderstaande tabel zijn van de gevangen vissoorten het aantal, gewicht en de lengte weergegeven. Tabel 8.4 Globaal overzicht van de gevangen vissoorten. Vissoort Aantal Min. Lengte (cm) Max. Lengte (cm) Hoeveelheid (in kg) Min. Gewicht (g) Max. gewicht (g) Baars 1 13 13 0 25 25 Bittervoorn 12 4 5 0 0 1 Blankvoorn 270 10 21 9,1 9 109 Karper 30 43 75 78,1 1283 7164 Riviergrondel 6 10 12 0,1 9 16 Rietvoorn/Ruisvoorn 226 4 14 2,6 1 31 Vetje 108 3 7 0,1 0 2 Totaal 653 90 RELATIEF AANTALSAANDEEL IN DE VANGST, VIJVER PARKLAAN, 10 DECEMBER 2013 Overigen 3% Vetje 16% RELATIEF GEWICHTSAANDEEL IN DE VANGST, VIJVER PARKLAAN, 10 DECEMBER 2013 Overigen 3% Blankvoorn 10% Blankvoorn 41% Rietvoorn/ Ruisvoorn 35% Karper 5% Karper 87% De vangst bestond qua aantallen voornamelijk uit blankvoorn en ruisvoorn (41% en 35% van het totaal aantal gevangen exemplaren, zie linkergrafiek), op afstand gevolgd door vetje (16%). Qua gewicht bestond de vangst voor het overgrote deel uit karper (87% van het totale vangstgewicht, zie rechtergrafiek), op grote afstand gevolgd door blankvoorn (10%). 34

- Resultaten visserijkundig onderzoek Vijver Parklaan - 8.2 Lengte-frequentie en conditie Van de belangrijkste vissoorten is de lengte-frequentieverdeling en de conditie in grafieken weergegeven. De grafieken zijn hieronder per vissoort toegelicht. Blankvoorn Er zijn 270 blankvoorns gevangen met een lengte die varieerde van 10 tot 21 centimeter. De conditie van de gevangen blankvoorns was voldoende. Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver Parklaan 100 LF diagram voor Blankvoorn Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver Parklaan 1,5 Conditiediagram voor Blankvoorn 90 80 70 Aantallen 60 50 40 Conditiefactor 1 30 20 10 0 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 Lengte in cm. 0,5 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 Lengte in cm Ruisvoorn Van de plantenminnende vissoort ruisvoorn zijn 226 stuks gevangen met een lengte die varieerde van 4 tot 14 centimeter. De conditie van de gevangen ruisvoorns was voldoende tot goed. Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver Parklaan 100 LF diagram voor Rietvoorn/Ruisvoorn Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver Parklaan 1,5 Conditiediagram voor Rietvoorn/Ruisvoorn 90 80 70 Aantallen 60 50 40 Conditiefactor 1 30 20 10 0 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 Lengte in cm. 0,5 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 30 32 34 36 38 40 42 44 Lengte in cm 50 40 30 20 Vetje Project : Wateren Scherpenzeel LF diagram voor Vetje Water : Vijver Parklaan Van het vetje zijn in 108 exemplaren 60 Aantallen gevangen met een lengte die varieerde van 3 tot 7 centimeter. Vissen kleiner dan 10 cm lengte worden vanwege de grote onnauwkeurigheid bij het wegen in het veld niet gewogen, waardoor ook geen conditie bepaald kan worden. 10 0 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Lengte in cm. 35

- Gemeentewateren te Scherpenzeel - Karper Er zijn 30 karpers gevangen met een lengte die varieerde van 43 tot 75 centimeter. De conditie van de gevangen karpers was voldoende. Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver Parklaan 5 LF diagram voor Karper Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver Parklaan 1,5 Conditiediagram voor Karper 4 Aantallen 3 2 Conditiefactor 1 1 0 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 Lengte in cm. 0,5 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 Lengte in cm Aantallen 9 8 7 6 5 4 3 Bittervoorn Project : Wateren Scherpenzeel LF diagram voor Bittervoorn Water : Vijver Parklaan Van de bittervoorn zijn in 12 exemplaren 10 gevangen met een lengte van 4 en 5 centimeter. Vissen kleiner dan 10 cm lengte worden vanwege de grote onnauwkeurigheid bij het wegen in het veld niet gewogen, waardoor ook geen conditie bepaald kan worden. 2 1 0 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Lengte in cm. Riviergrondel Van de riviergrondel zijn 6 exemplaren gevangen met een lengte die varieerde van 10 tot 12 centimeter. De conditie van de gevangen riviergrondels was voldoende tot goed. Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver Parklaan 5 LF diagram voor Riviergrondel Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver Parklaan 1,5 Conditiediagram voor Riviergrondel 4 Aantallen 3 2 Conditiefactor 1 1 0 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 Lengte in cm. 0,5 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 Lengte in cm Verder is nog één baars (van 13 centimeter) gevangen. 36

- Resultaten visserijkundig onderzoek Vijver Parklaan - 8.3 Bespreking Soorten Tijdens de visstandbemonstering van de Vijver Parklaan zijn 7 vissoorten aangetroffen. De soortdiversiteit is daarmee vrij laag te noemen. Tot de hoofdgroep eurytope vissoorten (geen voorkeur voor planten of stroming) behoren de soorten baars, blankvoorn en karper. Tot de groep limnofiele vissoorten (soorten die behoren tot het plantenrijke milieu met stilstaand water) behoren bittervoorn, ruisvoorn en vetje. Verder is één reofiele vissoort (voorkeur voor stromend water) aangetroffen, dit was de riviergrondel. Aantallen en gewicht De blankvoorn en de ruisvoorn waren qua aantallen de meest voorkomende vissoorten (respectievelijk 270 stuks, 41% en 226 stuks, 35%). Een andere vrij veel gevangen vissoort was het vetje (108 stuks, 16%). Qua gewicht bestond de vangst voor het grootste deel uit karper (87%, 78,1 kg). Ook blankvoorn (10%, 9,1 kg) was qua gewicht redelijk veel gevangen. Conditie De conditie van alle vissoorten was voldoende of voldoende tot goed. Roofvissen Er is één roofvissoort aangetroffen tijdens het visserijkundig onderzoek; de baars. Van deze soort is slechts één exemplaar gevangen van 13 centimeter lengte. Visserijkundig onderzoek en visles (groep 7 van basisschool De Glashorst) aan de Vijver Parklaan. 37

- Gemeentewateren te Scherpenzeel - 9 Resultaten visserijkundig onderzoek Vijver de Omloop 9.1 Soortensamenstelling Tijdens de bemonstering van de Vijver de Omloop zijn 6 vissoorten gevangen. Er zijn 630 exemplaren gevangen, met een totaal gewicht van 5,4 kilogram. In de onderstaande tabel zijn van de gevangen vissoorten het aantal, gewicht en de lengte weergegeven. Tabel 9.5 Globaal overzicht van de gevangen vissoorten. Vissoort Aantal Min. Lengte (cm) Max. Lengte (cm) Hoeveelheid (in kg) Min. Gewicht (g) Max. gewicht (g) Baars 22 6 15 0,3 2 40 Blankvoorn 1 21 21 0,1 109 109 Rietvoorn/Ruisvoorn 3 9 12 0 7 18 Snoek 6 22 66 2,6 60 2010 Vetje 580 4 7 0,3 0 2 Zeelt 18 7 45 2,1 5 1474 Totaal 630 5,4 RELATIEF AANTALSAANDEEL IN DE VANGST, VIJVER OMLOOP, 11 DECEMBER 2013 Baars 3% Zeelt 3% Overigen 2% RELATIEF GEWICHTSAANDEEL IN DE VANGST, VIJVER OMLOOP, 11 DECEMBER 2013 Overigen 13% Snoek 48% Zeelt 39% Vetje 92% De vangst werd qua aantallen gedomineerd door het vetje (92% van het totaal aantal gevangen exemplaren, zie linkergrafiek). Qua gewicht bestond de vangst voor het grootste deel uit snoek en zeelt (48% en 39% van het totale vangstgewicht, zie rechtergrafiek. 38

- Resultaten visserijkundig onderzoek Vijver de Omloop - 9.2 Lengte-frequentie en conditie Aantallen 250 200 150 100 Van de belangrijkste vissoorten is de lengte-frequentieverdeling en de conditie in grafieken weergegeven. De grafieken zijn hieronder per vissoort toegelicht. Vetje Project : Wateren Scherpenzeel LF diagram voor Vetje Water : Vijver de Omloop Van het vetje zijn in 580 exemplaren 300 gevangen met een lengte die varieerde van 4 tot 7 centimeter. Vissen kleiner dan 10 cm lengte worden vanwege de grote onnauwkeurigheid bij het wegen in het veld niet gewogen, waardoor ook geen conditie bepaald kan worden. 50 0 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Lengte in cm. Baars Er zijn 22 baarzen gevangen met een lengte die varieerde van 6 tot 15 centimeter. De conditie van de gevangen baarzen was voldoende. Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver de Omloop 10 LF diagram voor Baars Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver de Omloop 1,5 Conditiediagram voor Baars 9 8 7 Aantallen 6 5 4 Conditiefactor 1 3 2 1 0 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 Lengte in cm. 0,5 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 Lengte in cm Zeelt Van de plantminnende vissoort zeelt zijn 18 exemplaren gevangen met een lengte die varieerde van 7 tot 45 centimeter. De conditie van de gevangen zeelten was voldoende tot goed. Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver de Omloop 5 LF diagram voor Zeelt Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver de Omloop 1,5 Conditiediagram voor Zeelt 4 Aantallen 3 2 Conditiefactor 1 1 0 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 Lengte in cm. 0,5 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 Lengte in cm 39

- Gemeentewateren te Scherpenzeel - Snoek Van de roofvissoort snoek zijn 6 exemplaren gevangen met een lengte die varieerde van 22 tot 66 centimeter. De conditie van de gevangen snoeken was voldoende. Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver de Omloop 5 LF diagram voor Snoek Project : Wateren Scherpenzeel Water : Vijver de Omloop 1,5 Conditiediagram voor Snoek 4 Aantallen 3 2 Conditiefactor 1 1 0 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 130 140 Lengte in cm. 0,5 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 130 140 Lengte in cm Verder zijn nog drie ruisvoorns (van 9 tot 12 centimeter) en één blankvoorn (van 21 centimeter) gevangen. In de Vijver de Omloop was het vetje de meest voorkomende vissoort. 40

- Resultaten visserijkundig onderzoek Vijver de Omloop - 9.3 Bespreking Soorten Tijdens de visstandbemonstering van de Vijver de Omloop zijn 6 vissoorten aangetroffen. De soortdiversiteit is daarmee laag te noemen. Tot de hoofdgroep eurytope vissoorten (geen voorkeur voor planten of stroming) behoren de soorten baars en blankvoorn. Tot de groep limnofiele vissoorten (soorten die behoren tot het plantenrijke milieu met stilstaand water) behoren snoek, ruisvoorn, vetje en zeelt. Verder zijn geen reofiele vissoorten (voorkeur voor stromend water) aangetroffen. Aantallen en gewicht Het vetje was qua aantallen verreweg de meest voorkomende vissoort (580 stuks, 92%). Qua gewicht bestond de vangst voor het grootste deel uit snoek (48%, 2,6 kg) en zeelt (39%, 2,1 kg). Conditie De conditie van alle vissoorten was voldoende of voldoende tot goed. Roofvissen Er zijn twee roofvissoorten aangetroffen tijdens het visserijkundig onderzoek; snoek (met een gewichtsaandeel in de vangst van 48%, 2,6 kg) en baars (6%, 0,3 kg). Er zijn 6 snoeken gevangen in de vijver. Het snoekbestand is vrij klein, en vertoont een vrij onevenwichtige opbouw, met vrijwel alleen 0+-snoekjes. De leefomstandigheden voor de snoek in de Vijver de Omloop zijn redelijk. Het water is helder, en redelijk veel prooivis aanwezig (vooral vetje; getuige ook de voldoende conditie). Er is echter weinig vegetatie in het water te vinden. Er 22 baarzen gevangen, waarvan het merendeel van de 1+ jaarklasse (lengte 10-11 centimeter). De baars vervult geen belangrijke rol als roofvis in de Vijver de Omloop. 41

- Gemeentewateren te Scherpenzeel - 10 Knelpunten en aanbevelingen 10.1 Knelpunten Visstand De visstand bestaat vooral uit kleine (<15 cm) vis, voornamelijk blankvoorn, ruisvoorn en vetje, en grote vissen vanaf ca. 40 centimeter lengte. De middenklasse vis ontbreekt vrijwel volledig (vis tussen ±15 en 40 cm). Vrijwel alle kleine vis is met het elektrovisapparaat gevangen in de beschutting van de oevervegetatie. Tijdens het visserijkundig onderzoek zijn in diverse vijvers aalscholvers waargenomen, en is veel vis gevangen met verwondingen (zowel oude, geheelde als verse verwondingen) die overduidelijk zijn veroorzaakt door aalscholvers. Ook door de HSV wordt aangegeven dat in de vijvers regelmatig aalscholvers worden gesignaleerd. Dit alles wijst op een grote invloed van aalscholvers op de visstand. Baggerlaag In elke vijver is een vrij dikke en soms naar H2S (rotte eieren) ruikende baggerlaag aanwezig met een dikte van circa 10 tot plaatselijk 30 centimeter. Tijdens warm weer in de zomer of tijdens ijsbedekking in de winter kan een dergelijke dikke baggerlaag grote hoeveelheden zuurstof onttrekken aan de waterkolom, waardoor vissen in ademnood kunnen komen. Met name eieren, larven en grote vissen zijn gevoelig voor lage zuurstofgehalten. Beschutting In de vijvers aan de Industrielaan en het Eekhoornnest is in de zomerperiode voor de visstand voldoende beschutting tegen predatie door aalscholvers te vinden door de vele waterplanten. Maar in de overige vijvers én in de winter, als de waterplanten grotendeels zijn afgestorven hebben aalscholvers in alle vijvers vrijwel vrij spel. Slechts wat rietkragen en enkele in het water hangende takken bieden dan nog enige beschutting. Bevisbaarheid De bevisbaarheid van de gemeentewateren in Scherpenzeel is over het algemeen genomen prima. Wel zijn er enkele aandachtspunten. De vele waterplanten in de zomer verminderen de bevisbaarheid in de vijvers aan de Industrielaan en de Omloop voor sportvissers. Verder is er overlast van hondenpoep, vooral aan de Industrielaan vanwege de hondenuitlaatplaats aldaar. Verder is de bevisbaarheid van de vijver aan het Eekhoornnest slecht vanwege de steile oever en dichte rietkraag. 42

- Knelpunten en aanbevelingen - Waterdiepte De waterdiepte in de gemeentewateren is gering, de maximale diepte bedraagt iets meer dan één meter, terwijl de gemiddelde diepte ca. 80 centimeter bedraagt. Zoals in het onderstaande kader is weergegeven kan dit problemen opleveren tijdens strenge winters. Overwinteringsmogelijkheden voor vis In de winterperiode zoeken vissen vaak diepe, luwe plekken op om te overwinteren. Plaatsen van meer dan 1 meter diepte en voldoende grootte, voldoen in veel gevallen als overwinteringsgebied voor vis. Indien dergelijke overwinteringsplaatsen in een water niet aanwezig zijn, kan in een strenge winter vissterfte optreden, door zuurstoftekort en het dichtvriezen van de waterkolom. Het zuurstoftekort kan optreden door ijsbedekking, waarbij door de beperkte lichtinval de productie van zuurstof door fotosynthese nagenoeg stil komt te liggen. Dit proces wordt nog versterkt indien er een laag sneeuw over de ijsbedekking ligt, of als er een dikke, zuurstofverbruikende baggerlaag aanwezig is. 10.2 Aanbevelingen Visstandbeheer Het uitzetten van vis in de gemeentewateren van Scherpenzeel is een goede mogelijkheid om de visstand en de sportvisserijmogelijkheden te verbeteren. Wel dient bij uitzettingen rekening gehouden te worden met de grote invloed die de aalscholver heeft op het visbestand. Het uitzetten van witvis, zoals blankvoorn, kleine brasem en winde heeft meestal weinig zin. Ervaring leert dat een groot deel van de uitgezette witvis < 40 cm vaak in korte tijd door aalscholvers wordt weggevangen. Verder zijn de brasem en blankvoorn die wordt aangeboden in de handel vaak afkomstig van groot water (zoals rivieren). Deze vissen hebben moeite zich aan te passen aan de omstandigheden in kleinere stilstaande wateren. Dit leidt na enkele maanden meestal tot een aanzienlijke sterfte onder de uitgezette vis. Gelet op het bovenstaande en de huidige visstand, wordt aanbevolen om kleine karper uit te zetten. Als directe bestrijder van waterplanten kan daarnaast ook nog graskarper uitgezet worden. Karper De karper is een zeer populaire van makkelijk vangbare sportvissoort die met diverse methoden kan worden belaagd. Tevens zijn ze door hun formaat goed bestand tegen predatie door aalscholvers. Indien besloten wordt karper uit te zetten, wordt aanbevolen kleine karpers uit te zetten. Kleine schub- of spiegelkarpers, tot circa 50 cm zijn mooie sportvissen voor de recreatievisser. Om de karpers klein te houden, kun je vissen vanaf circa 30 cm in hoge dichtheden (min. 200 tot 300 kg/ha) uitzetten. Exemplaren groter dan 50-60 cm kunnen eventueel jaarlijks worden verwijderd en elders worden uitgezet. 43

- Gemeentewateren te Scherpenzeel - Graskarper Om de overlast door de vele waterplanten in de vijvers aan de Industrielaan en het Eekhoornnest te verminderen, kan worden overwogen om graskarper uit te zetten. De dichtheid voor uitzet dient ongeveer 100 kg/ha te bedragen. Voorwaarde is wel dat er grote (> 40 centimeter lengte) graskarpers uitgezet worden. Het is belangrijk dat de uit te zetten graskarpers niet te klein zijn, om predatie door aalscholvers zo veel mogelijk te voorkomen. De graskarper is door zijn kracht en vechtlust een populaire sportvis. De vissoort werd in het verleden door diverse waterbeheerders uitgezet als natuurvriendelijke waterplantenbeheerder. De vis eet vrijwel alleen plantaardig materiaal en door de uitzet van graskarpers kunnen mechanisch maaibeheer of andere milieuonvriendelijke manieren van maaibeheer achterwege blijven. Bescherming visstand tegen aalscholver Om de visstand tegen predatie door aalscholvers te beschermen kunnen slechts preventieve maatregelen genomen worden. De aalscholver is immers een beschermde vogelsoort. Van belang is dat er voor vissen voldoende structuren in het water zijn die schuilmogelijkheid bieden. In de gemeentewateren van Scherpenzeel is plaatselijk al structuur aanwezig, zoals waterplanten in de zomerperiode in enkele vijvers en rietkragen en ingroeiende takken van bomen en struiken. In de winterperiode sterven de waterplanten echter grotendeels af en blijft alleen de beschutting van enkele rietkragen en ingroeiende takken over. Om vissen in de vijver meer schuilgelegenheid te bieden, vooral in de winterperiode als alle waterplanten zijn afgestorven, kan gebruik gemaakt worden van onderwaterstructuren. Deze structuren zijn van groot belang voor vis. Niet alleen als schuilmogelijkheid tegen aalscholvers, maar ook voor diverse andere toepassingen. Zo kunnen onderwaterstructuren dienst doen als paaisubstraat (bijvoorbeeld voor baars) en als foerageergebied (bijvoorbeeld voor snoek die in een hinderlaag ligt). Daarnaast vormen onderwaterstructuren een goede ondergrond voor mosseltjes en (draad)algen om op te groeien, wat door vissen weer als voedselbron gebruikt kan worden. Als onderwaterstructuren kunnen bijvoorbeeld bomen, takkenbossen (rijshout) of oude kerstbomen worden gebruikt. Deze laatste dienen dan wel te worden verzwaard om te kunnen worden afgezonken. De levensduur van degelijke onderwaterstructuren is ongeveer 10 jaar. Hierna is het hout zover achteruitgegaan (verrot), dat het zijn waarde voor vis verliest. Door het gebruik van diverse soorten hout en takken kunnen verschillende effecten bereikt worden. 44

- Knelpunten en aanbevelingen - Een school blankvoorns die beschutting zoekt tussen de takken. Als bijvoorbeeld kerstbomen gebruikt worden, zal meer kleinere vis tot de structuren aangetrokken worden, omdat de dichtheid van de takken en dus de beschutting groot is. Als takken of bomen worden gebruikt met een minder grote dichtheid, zoals eiken of beuken, dan zullen grotere vissen worden aangetrokken. Indien de structuren in de oeverzones worden aangebracht, dient dit bij voorkeur op locaties te gebeuren waar weinig gevist of gerecreëerd wordt, zodat de bevisbaarheid van het water niet verminderd. Voorgesteld wordt om in een aantal vijvers in Scherpenzeel structuren in de oever aan te leggen in de vorm van bomen of takken. Deze dienen met de kruin richting het water gelegd te worden. In de oeverzone aangebrachte bomen, takken en andere onderwaterstructuren bieden vissen een schuilplaats en beschutting tegen de aalscholver. 45

- Gemeentewateren te Scherpenzeel - Verbeteren overwinteringsmogelijkheden Gezien de geringe waterdiepte in de meeste vijvers, is het plaatselijk uitdiepen een zinvolle maatregel om wintersterfte in de toekomst te voorkomen. De afmetingen en diepte van een overwintersplaats zijn afhankelijk van de zuurstofvoorraad, de visdichtheid en de zuurstofconsumptie. Geadviseerd wordt in iedere vijver een overwinteringsplaats aan te leggen van minimaal 10 bij 20 meter en indien mogelijk groter. De diepte dient in iedere geval minimaal 1,2 meter te bedragen. Verminderen baggerlaag Om de plaatselijk dikke baggerlaag in de vijvers te verminderen, zijn een aantal opties voorhanden: baggeren en het gebruik van coccolietenkrijt. Baggeren Gezien de aard van de bagger (waarschijnlijk vooral bladafval en resten van waterplanten) en de geïsoleerdheid van de wateren zal de bagger zeer waarschijnlijk niet vervuild zijn. Dit betekent dat de bagger ter plaatse of in de nabije omgeving verspreid kan worden. Zo kan de bagger op de oevers verspreid worden of in aangrenzende bosschages. Doordat het slib niet of niet ver afgevoerd hoeft te worden, zullen de kosten van het baggeren relatief laag zijn. Het baggeren zelf heeft voor de vissen echter tijdelijk een negatief gevolg. Het gaat dan vooral om de directe invloed van de baggerwerkzaamheden op de vis zelf (contactschade aan vis, visbroed en eieren) en om de verminderde milieu-omstandigheden door bijvoorbeeld tijdelijke zuurstofloosheid. Tijdens het baggeren vindt immers opwerveling van slibdeeltjes plaats. De biologische afbraak van deze opgewervelde slibdeeltjes onttrekt zuurstof uit het water, waardoor tijdelijk zuurstofarme of zuurstofloze omstandigheden kunnen ontstaan. Daarnaast kunnen deze slibdeeltjes bovendien de kieuwen van vissen verstikken. Het feit dat veel vissen - indien mogelijk - wegtrekken uit delen van het water waar het zuurstofgehalte laag is, kan worden gebruikt om vissterfte tijdens werkzaamheden aan een water zoveel mogelijk te voorkomen. Bijvoorbeeld door het baggeren gefaseerd uit te voeren, waarbij delen van het water met rust worden gelaten, om een week of enkele weken later pas te worden gebaggerd. Hierdoor kan de vis zich tijdelijk terugtrekken in onverstoorde delen van het water. Werk dus niet naar dode hoeken toe. De werkzaamheden dienen in de late herfstmaanden te worden uitgevoerd, bij voorkeur in de maanden oktober en november. De vis is dan weinig actief en heeft daarom een minder hoge zuurstofbehoefte, maar is door de temperatuur van het water nog wel in staat om een goed heenkomen te zoeken. Bovendien wordt in deze periode minder schade aan visbroed en vegetatie toegebracht. Het baggeren dient in ieder geval niet te gebeuren tijdens de paai- en opgroeiperiode (maart-juli) en bij watertemperaturen hoger dan 15 C (tot en met september). 46

- Knelpunten en aanbevelingen - Coccolietenkrijt Een andere mogelijkheid om de baggerlaag te verminderen is het gebruik van coccolietenkrijt. Dit is een poreus krijt (calciumcarbonaat) dat bestaat uit fossiele skeletten van afgestorven algen die zich lang geleden hebben opgehoopt op de bodem van de zeeën. Het coccolietenkrijt heeft een groot oppervlak (1 gram coccolietenkrijt heeft een oppervlak van maar liefst 2,5 m²), waarop bacteriën zich kunnen vestigen. Deze bacteriën zorgen ervoor dat via aerobe processen de aanwezige baggerlaag wordt afgebroken. Het krijt werkt dus als medium voor de bacteriën die de modderlaag afbreken. Coccolietenkrijt wordt gebruikt in het voorjaar wanneer de watertemperatuur tussen de 10 à 12 C ligt (maart-april). Sportvisserij Nederland is in 2011 begonnen met een proef, waarbij het coccolietenkrijt in verschillende vijvers is gebruikt om de baggerlaag te verminderen. De eerste resultaten zijn veelbelovend met een reductie van de baggerlaag van wel 50 tot 70% na 2 jaar. Voor meer informatie over het gebruik van coccolietenkrijt kunt u contact opnemen met Sportvisserij Nederland. Het verspreiden van het coccolietenkrijt tijdens de proef in 2011. Verbeteren bevisbaarheid Om de bevisbaarheid van de vijver aan het Eekhoornnest te verbeteren, wordt aanbevolen één of twee visplaatsen aan te leggen. Dit kan in de vorm van vissteigers of verharde visplaatsen, zoals visstoepen. Voordeel van verharde visplaatsen is dat ze vrij eenvoudig en goedkoop aan te leggen zijn. Vissteigers daarentegen bieden de sportvisser meer comfort. 47

- Gemeentewateren te Scherpenzeel - 10.3 Evaluatieonderzoek en subsidie Hengelvangstregistratie Sportvisserij Nederland heeft een nieuwe website en app ontwikkeld. Er zijn een aantal zaken veranderd, maar het voornaamste is dat het registreren van vangsten nu leuker en makkelijker is. Vangsten zijn te registreren op www.mijnvismaat.nl. De app is gratis te downloaden. Voor meer informatie mail naar: info@mijnvismaat.nl Voor wedstrijdregistraties wordt een aparte module ontwikkeld. Vervolgonderzoek Eventueel kan over een aantal jaren weer een visserijkundig onderzoek worden uitgevoerd, om opnieuw de samenstelling en kwaliteit van de visstand vast te leggen. Er kan dan worden bekeken in hoeverre de voorgestelde maatregelen zijn uitgevoerd en wat voor effect deze maatregelen op de visstand hebben gehad. Ook kan dan worden bekeken of aanvullende maatregelen wenselijk zijn. De online verenigingsservice Sportvisserij Nederland werkt samen met de federaties aan een optimale service naar de verenigingen toe. Deze service wordt aangeboden via de website www.hsvservice.nl (ook te benaderen via www.sportvisserijnederland.nl). Hier vindt u praktische informatie over: bestuur controle jeugdwerk promotie visstandbeheer vrijwilligers wedstrijden ledenactiviteiten De informatie is in de vorm van infobladen, handleidingen, veldgidsen en brochures beschikbaar als downloads (PDF). U vindt op de verenigingsservice ook informatieve (instructie)video's en de mogelijkheid om materialen te bestellen, een online cursus te volgen of u op te geven voor een praktische cursus bij Sportvisserij Nederland. Met de informatie op de verenigingsservice kunnen verenigingen en hun vrijwilligers direct aan de slag met hun activiteiten. Subsidie Het Fonds Verbetering Sportvisserijmogelijkheden heeft als doel activiteiten van de aangesloten hengelsportverenigingen te stimuleren en duurzame verbetering van de sportvisserijmogelijkheden te ondersteunen. Het Fonds Verbetering Sportvisserijmogelijkheden kan activiteiten ondersteunen op het gebied van voorzieningen aan het viswater, voor de visstand of voor de sportvissers visies, plannen en onderzoek voorlichting en promotie 48

- Knelpunten en aanbevelingen - Om een idee te geven: aanleg van een paaigebied, een beluchtingsinstallatie, beschermingsconstructies tegen aalscholvers, een schuilhut, een eigen clubhuis, trailerhellingen, vissteigers, visbotenhavens, bijzonder promotie- of jeugdactiviteiten, een groots jeugdkamp. De maximale bijdrage wordt jaarlijks door het bestuur van Sportvisserij Nederland vastgesteld. Kijk voor de meest actuele info op de website sportvisserijnederland.nl en kijk bij: verenigingsservice: bestuur. 49

- Literatuur - Literatuur Klein Breteler, J.G.P. & G.A.J. de Laak, 2003. Lengte-gewichtsrelaties Nederlandse vissoorten. OVB onderzoeksrapport OND00074, 13p. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. STOWA, 2002. Handboek Visstandbemonstering. Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer. Rapport 2002/07. STOWA, Utrecht. Zoetemeyer, R.B., & B.J. Lucas, 2007. Basisboek visstandbeheer. Sportvisserij Nederland, Bilthoven. 51

- Bijlagen - Bijlagen Bijlage I Viswaterrichtlijn... 54 Bijlage II Factsheets... 55 Bijlage III Profiel van de gevangen vissoorten... 66 53

- Gemeentewateren te Scherpenzeel - Bijlage I Viswaterrichtlijn De viswaterrichtlijn van de EU (EU richtlijn 2006/44) wordt in Nederland ingevuld aan de hand van de functie Water voor karperachtigen. In het nationaal waterplan 1 is de functie Water voor karperachtigen toegekend aan alle rijkswateren. Er is geen Water voor zalmachtigen aangewezen. Het doel van de viswaterrichtlijn is de kwaliteit te beschermen of te verbeteren van stromend of stilstaand zoet water, waarin vissen leven of, indien de verontreiniging zou worden verminderd, zouden kunnen leven 2. De richtlijn is gericht op een gezond ecosysteem en op economische benutting. De doelstellingen voor de functie Water voor karperachtigen zijn vastgelegd in het BKMW (Besluit Kwaliteitseisen en Monitoring Water 3 ). In het BKMW zijn tevens gedetailleerde eisen aangegeven ten aanzien van de meetfrequentie van de verschillende parameters en de wijze van toetsing. De KRW bepaalt dat de viswaterrichtlijn wordt ingetrokken 22 december 2013, aangezien er van wordt uit gegaan dat bepalingen van de KRW bescherming bieden aan watersystemen. Normdoelstelling Water voor karperachtigen parameter eenheid norm Zuurgraad ph 6,5 ph 9,0* schommelingen in de ph ten opzichte van de natuurlijke ph waarde mogen niet meer dan ½ ph eenheid binnen de hierboven gestelde waarde bedragen mits deze schommelingen niet de schadelijke werking van andere in het water aanwezige stoffen verhogen Temperatuur C de verhoging ten opzichte van de natuurlijke waarde dient minder te zijn dan: 3 C,met dien verstande dat de maximale temperatuur van het water de volgende waarde niet mag overschrijden:28 C en dat voor wateren waarin soorten kunnen voorkomen die koud water nodig hebben voor de voortplanting, de temperatuur gedurende de voortplantingperiode de volgende waarde niet mag overschrijden 10 C Gesuspendeerde mg/l 50 (rekenkundig gemiddelde van de uitkomsten van het onderzoek) stoffen Smaak - de in een oppervlaktewaterlichaam aanwezige vissen mogen niet worden gekenmerkt door een onnatuurlijke smaak zoals deze in het bijzonder kan optreden door de invloed van fenolen of olie Olie - Geen zichtbare oliefilm op het wateroppervlak of oliebezinksel op de bodem. Geen schadelijke effecten voor de vissen door produkten op oliebasis Fosfaat µgp/l 200* De aangegeven waarde betreft het rekenkundig gemiddelde van de waarnemingen en is niet van toepassing op een oppervlaktewaterlichaam waarin zich geen overmatige groei van hogere waterplanten voordoet en het gemiddelde gehalte aan de algenbiomassa gedurende de maanden april tot en met september lager dan of gelijk is aan 100 µg/l chlorofyl-a Ammonium mg N/l 0,8*Bij een watertemperatuur van minder dan 10 C geldt als norm: 4,0 Biochemisch mg O 2/l 10 zuurstofverbruik Zuurstof mg O 2/l 6* Ammoniak µg N/l 20 Residueel chloor µg 5 HOCI/l Nitiret µg N/l 300 Koper µg Cu/l 30 Zink µg Zn/l 200 * Overschrijdingen van de norm als gevolg van een natuurlijke gesteldheid van de bodem en de invloed daarvan op het water worden niet beschouwd als overschrijding 1 Nationaal Waterplan 2009-2015, uitgave van het Min. van V&W, het Min. van VROM en het Min. LNV, 22 december 2009 2 Beheer- en ontwikkelplan voor de Rijkswateren 2010-2015 Min. van V&W, Rijkswaterstaat december 2009 3 http://wetten.overheid.nl/bwbr0003633/geldigheidsdatum_23-03-2010 54

- Bijlagen - Bijlage II Factsheets 55

- Gemeentewateren te Scherpenzeel - Vijver Eekhoornnest te Scherpenzeel Algemene beschrijving Coördinaten: 52.086723113229006, 5.479618406295814 Grootte: 0,45 ha Max. diepte: 1 meter Gem. breedte: Watertype: vijver Opgenomen in: Alleen in verenigingslijst van viswateren Naam HSV: - Woudenberg Plaats HSV: Woudenberg Visrecht Verhuurder visrecht: Visrecht hengelsportvereniging: Gemeente Scherpenzeel volledig visrecht gehuurd van eigenaar Huidige ecologie & milieu Waterplantenbedekking zomer: Milieu overig: Meest voorkomende vissoorten: Doorzicht: 40 60 cm Totaal waterplanten 80 % Bodemsoort: zand Bovenwaterplanten: 70 % Bagger: 0-10 cm Drijfbladplanten: 5 % Vismigratie Onderwaterplanten: 5 % mogelijk: Nee blankvoorn Viswatertype: Ruisvoorn-snoek viswatertype ruisvoorn snoek Sportvisserij Meest gewaardeerd door de sportvisser belangrijk jeugdviswater Belangrijkste knelpunten / wensen sportvisserij: water slecht bevisbaar door oeverbegroeiing oever (deels) ontoegankelijk water slecht bereikbaar recreatievisser jeugd 56

- Bijlagen - Sportvisserij Omschrijving wedstrijdtraject(en) Bijzondere regels Aanwezige voorzieningen Aantal vissers per dag gedurende zomerperiode geen geen geen werkdag: weekend: topdag: 15 Visserijbeheer Vissterfte: (laatste 5 jaar) Visuitzettingen: (laatste 5 jaar) Visonttrekking: Is er een visserijkundig onderzoek uitgevoerd? Overige/bijzonderheden geen geen Nee Nee geen n.v.t. Wensen/actieplan komende 5 jaar Wensen Oever vanaf eekhoornnest geschikt maken voor sportvisserij Actieplan: (laatste 5 jaar) Overige bijzonderheden Jaartal Omschrijving 2013 geen 2014 geen 2015 geen 2016 geen 2017 geen Knelpunt: het water bestaat uit een lange singel en een vijver die met elkaar verbonden zijn door een sloot. In deze sloot staat een stuw waardoor vismigratie niet mogelijk is. 57

- Gemeentewateren te Scherpenzeel - Vijver Industrielaan te Scherpenzeel Algemene beschrijving Coördinaten: 52.08350584417894, 5.477537012100258 Grootte: 0,13 ha Max. diepte: 0,7 meter Gem. breedte: Watertype: stadssingel Opgenomen in: Alleen in verenigingslijst van viswateren Naam HSV: - Woudenberg Plaats HSV: Woudenberg Visrecht Verhuurder visrecht: Visrecht hengelsportvereniging: Gemeente Scherpenzeel volledig visrecht gehuurd van eigenaar Huidige ecologie & milieu Waterplantenbedekking zomer: Milieu overig: Meest voorkomende vissoorten: Doorzicht: 40 60 cm Totaal waterplanten 60 % Bodemsoort: zand Bovenwaterplanten: 0 % Bagger: 10-25 cm Drijfbladplanten: 0 % Vismigratie Onderwaterplanten: 60 % mogelijk: Ja blankvoorn Viswatertype: Ruisvoorn-snoek viswatertype ruisvoorn Sportvisserij Meest gewaardeerd door de sportvisser viswater in de bebouwde kom belangrijk jeugdviswater Belangrijkste knelpunten / wensen sportvisserij: te ondiep recreatievisser jeugd 58

- Bijlagen - Sportvisserij Omschrijving wedstrijdtraject(en) Bijzondere regels Aanwezige voorzieningen Aantal vissers per dag gedurende zomerperiode geen geen visstoep werkdag: weekend: topdag: Visserijbeheer Vissterfte: (laatste 5 jaar) Visuitzettingen: (laatste 5 jaar) Visonttrekking: Is er een visserijkundig onderzoek uitgevoerd? Overige/bijzonderheden geen geen Nee Nee geen n.v.t. Wensen/actieplan komende 5 jaar Wensen Geen overwinteringsplaatsen. Kans op vissterfte in de winter is groot. Vijver deels uitdiepen tot 1,50 mtr. Oeverbeschoeiing deels vervangen. Actieplan: Jaartal Omschrijving (laatste 5 jaar) 2013 Fontijn toevoegen voor verbetering zuurstofgehalte 2014 geen 2015 geen 2016 geen 2017 geen Overige bijzonderheden Dit water moet samen bekeken worden met het water aan de Frans Halslaan en Rubenslaan. 59

- Gemeentewateren te Scherpenzeel - Frans Halslaan te Scherpenzeel Algemene beschrijving Coördinaten: 52.0825432554938, 5.478255844116249 Grootte: 0,14 ha Max. diepte: 0,80 meter Gem. breedte: Watertype: vijver Opgenomen in: Alleen in verenigingslijst van viswateren Naam HSV: - Woudenberg Plaats HSV: Woudenberg Visrecht Verhuurder visrecht: Visrecht hengelsportvereniging: Gemeente Scherpenzeel volledig visrecht gehuurd van eigenaar Huidige ecologie & milieu Waterplantenbedekking zomer: Milieu overig: Meest voorkomende vissoorten: Doorzicht: 60 80 cm Totaal waterplanten 16 % Bodemsoort: zand Bovenwaterplanten: 5 % Bagger: 0-10 cm Drijfbladplanten: 1 % Vismigratie Onderwaterplanten: 10 % mogelijk: Ja blankvoorn Viswatertype: Blankvoorn-brasem viswatertype ruisvoorn Sportvisserij Meest gewaardeerd door de sportvisser viswater in de bebouwde kom Belangrijkste knelpunten / wensen sportvisserij: te ondiep recreatievisser jeugd 60

- Bijlagen - Sportvisserij Omschrijving wedstrijdtraject(en) Bijzondere regels Aanwezige voorzieningen Aantal vissers per dag gedurende zomerperiode geen geen visstoep werkdag: weekend: 5 topdag: Visserijbeheer Vissterfte: (laatste 5 jaar) Visuitzettingen: (laatste 5 jaar) Visonttrekking: Is er een visserijkundig onderzoek uitgevoerd? Overige/bijzonderheden geen geen Nee Nee geen n.v.t. Wensen/actieplan komende 5 jaar Wensen Geen overwinteringsplaatsen. Kans op vissterfte in de winter is groot. Vijver deels uitdiepen tot 1,50 mtr. Actieplan: (laatste 5 jaar) Overige bijzonderheden Jaartal Omschrijving 2013 geen 2014 geen 2015 geen 2016 geen 2017 geen Dit water moet samen bekeken worden met het water aan de Industrielaan en Rubenslaan. 61

- Gemeentewateren te Scherpenzeel - Vijver Parklaan te Scherpenzeel Algemene beschrijving Coördinaten: 52.07833663121296, 5.485680198669471 Grootte: 0,18 ha Max. diepte: 1 meter Gem. breedte: Watertype: vijver Opgenomen in: Alleen in verenigingslijst van viswateren Naam HSV: - Woudenberg Plaats HSV: Woudenberg Visrecht Verhuurder visrecht: Visrecht hengelsportvereniging: Gemeente Scherpenzeel volledig visrecht gehuurd van eigenaar Huidige ecologie & milieu Waterplantenbedekking zomer: Milieu overig: Meest voorkomende vissoorten: Doorzicht: Totaal waterplanten 2 % Bodemsoort: Bovenwaterplanten: 2 % Bagger: Drijfbladplanten: 0 % Vismigratie Onderwaterplanten: 0 % mogelijk: Viswatertype: Brasem-snoekbaars viswatertype 40 60 cm zand 0-10 cm Nee brasem blankvoorn karper Sportvisserij Meest gewaardeerd door de sportvisser viswater in de bebouwde kom Belangrijkste knelpunten / wensen sportvisserij: karpervisser recreatievisser 62

- Bijlagen - Sportvisserij Omschrijving wedstrijdtraject(en) Bijzondere regels Aanwezige voorzieningen Aantal vissers per dag gedurende zomerperiode geen geen visstoep werkdag: 5 weekend: topdag: 10 Visserijbeheer Vissterfte: (laatste 5 jaar) Visuitzettingen: (laatste 5 jaar) Visonttrekking: Is er een visserijkundig onderzoek uitgevoerd? Overige/bijzonderheden geen geen Nee Nee geen n.v.t. Wensen/actieplan komende 5 jaar Wensen Fontijn toevoegen voor verbetering zuurstofgehalte. Actieplan: (laatste 5 jaar) Overige bijzonderheden Jaartal Omschrijving 2013 geen 2014 geen 2015 geen 2016 geen 2017 geen geen 63

- Gemeentewateren te Scherpenzeel - Singels VOA te Scherpenzeel Algemene beschrijving Coördinaten: 52.07991910692714, 5.501022434234657 Grootte: 0,43 ha Max. diepte: 0,8 meter Gem. breedte: Watertype: stadssingel Opgenomen in: Alleen in verenigingslijst van viswateren Naam HSV: - Woudenberg Plaats HSV: Woudenberg Visrecht Verhuurder visrecht: Visrecht hengelsportvereniging: Gemeente Scherpenzeel volledig visrecht gehuurd van eigenaar Huidige ecologie & milieu Waterplantenbedekking zomer: Milieu overig: Meest voorkomende vissoorten: Doorzicht: 40 60 cm Totaal waterplanten 20 % Bodemsoort: zand Bovenwaterplanten: 15 % Bagger: 0-10 cm Drijfbladplanten: 5 % Vismigratie Onderwaterplanten: 0 % mogelijk: Nee blankvoorn Viswatertype: Blankvoorn-brasem viswatertype ruisvoorn karper Sportvisserij jeugd karpervisser Meest gewaardeerd door de sportvisser viswater in de bebouwde kom goede karperstand (veel karper) Belangrijkste knelpunten / wensen sportvisserij: water slecht bevisbaar door oeverbegroeiing hondentoilet water slecht bevisbaar door oeverbegroeiing 64

- Bijlagen - Sportvisserij Omschrijving wedstrijdtraject(en) Bijzondere regels Aanwezige voorzieningen Aantal vissers per dag gedurende zomerperiode geen geen vissteiger werkdag: 4 weekend: 10 topdag: Visserijbeheer Vissterfte: (laatste 5 jaar) Visuitzettingen: (laatste 5 jaar) Visonttrekking: Is er een visserijkundig onderzoek uitgevoerd? Overige/bijzonderheden geen geen Nee Nee geen n.v.t. Wensen/actieplan komende 5 jaar Wensen Oever aan de kant van de bebouwing regelmatiger maaien. Veel hondenpoep. Voorzieningen die elders in het dorp staan ook hier plaatsen. Actieplan: Jaartal Omschrijving (laatste 5 jaar) 2013 geen 2014 geen 2015 geen 2016 geen 2017 geen Overige bijzonderheden 25-07-2013 Het water is grijs van kleur. Is hier gemaaid? 65

- Gemeentewateren te Scherpenzeel - Bijlage III Profiel van de gevangen vissoorten BAARS (Perca fluviatilis) Leefomgeving De baars is een algemene vissoort die in vele stilstaande of langzaam stromende wateren voorkomt. Hij leeft en jaagt in scholen, die in de regel uit individuen van gelijke grootte bestaan. Deze scholen bestaan meestal uit ongeveer 50 tot 200 exemplaren, maar ook veel grotere scholen zijn wel waargenomen. Hieruit blijkt de voorkeur van de baars voor ruim water, zoals meren, plassen, kanalen en rivieren. Toch komt de baars ook in kleinere wateren voor. Snelstromend water wordt echter gemeden. Omdat de baars op het zicht jaagt, dient het water helder te zijn. Open water is favoriet, maar vooral jonge baars houdt zich graag tussen de waterplanten in de oeverzone op. Voortplanting De paaitijd valt in de maanden maart, april en mei, bij een watertemperatuur van meer dan 8 C. Vooral ondergelopen gebieden, waar de temperatuur in het ondiepe water snel kan stijgen, zijn geliefd als paaiplaats, maar ook tal van andere ondiepe plekken zijn geschikt. Voedsel De jonge baars leeft voornamelijk van dierlijk plankton. Later worden hier ook andere ongewervelde dieren, zoals aasgarnalen en vlokreeften, aan toegevoegd. Wanneer de baars een lengte van meer dan 10 cm heeft bereikt, gaat vis(broed) in toenemende mate deel uitmaken van het voedselpakket. Baars heeft een grote voorkeur voor spiering en kleinere soortgenoten. Groei en leeftijd De groei in het eerste jaar bedraagt 6 tot 8 cm. De maximale lengte is circa 50 cm. Binnen twee à drie jaar worden baarzen geslachtsrijp. Er is geen vaste leeftijd, lengte of gewicht waarbij baars volwassen is. Dit komt doordat de baars dwerggroei kan vertonen, waarbij hij klein blijft maar toch geslachtsrijp wordt. 66

- Bijlagen - BITTERVOORN (Rhodeus amarus) Leefomgeving De bittervoorn komt voor in langzaam stromende en stilstaande wateren. Dit kunnen zowel poldersloten en kleine vijvers, als grotere rivieren en meren zijn. Hierin worden zij vooral in de plantenrijke oeverzone aangetroffen, of in de zachte stroom voor rivierduikers. De bodem bestaat meestal uit zand, grind of een dunne laag modder. De samenstelling van de bodem is niet van groot belang, zolang deze voor zoetwatermosselen geschikt is om op en in te kunnen leven. Daar de bittervoorn voor de voortplanting afhankelijk is van zoetwatermosselen, is de aanwezigheid van deze schelpdieren in het leefgebied van de bittervoorn dan ook een vereiste. Voortplanting De paaitijd van de bittervoorn begint in april en duurt tot eind juni. In deze periode gaat het mannetje op zoek naar een geschikte zoetwatermossel en vestigt hier zijn territorium omheen. Dit is geen vaste plek, want als de mossel zich verplaatst, schuift het territorium mee. Het mannetje verdedigt dit agressief tegen binnendringers. Voor de voortplanting is het noodzakelijk dat er zoetwatermosselen in het water aanwezig zijn. Verschillende grote zoetwatermosselsoorten worden geaccepteerd (Unio en Anodonta sp.). Wanneer een paairijp vrouwtje het territorium binnendringt en zich niet door het agressieve mannetje laat verjagen, vertoont hij een gedragsverandering. Hij stopt met dreigen en tracht het vrouwtje naar de mossel te leiden. Als een vrouwtje het mannetje gevolgd is en hij haar bij de mossel gebracht heeft, duwt het vrouwtje haar legbuis in de uitstroomopening van de mossel en zet er haar eitjes in af. Dit gebeurt binnen een fractie van een seconde. Het mannetje bevrucht hierna de eitjes. Het aantal eitjes in de paaitijd varieert van 3-15 per zoetwatermossel. De 2 tot 3 mm grote eieren komen na 5 tot 7 dagen uit. De larven verlaten de mossel niet direct nadat ze zijn uitgekomen, maar blijven nog 2 tot 3 weken in de mossel om hun dooierzak te verteren. Ze klemmen zich met behulp van een doornachtige zwelling van de dooierzak in de kieuw van de mossel vast, om te voorkomen dat ze uit de mossel gespoeld worden. Wanneer ze vrij kunnen zwemmen verlaten de larven de mossel. Ze hebben dan een lengte van ongeveer 11 mm. Voedsel Bittervoorns leven van voornamelijk plantaardig voedsel. Zij hebben, evenals andere herbivore (plantenetende) vissen, een zeer lange darm. Algen vormen het hoofdbestanddeel van het voedsel. Zij schrapen deze van stenen en andere met algen begroeide voorwerpen. Ook plantaardig afval en dierlijk voedsel, zoals kleine kreeftachtigen, insectenlarven en wormen worden gegeten. Groei en leeftijd Over de groei van de bittervoorn is weinig bekend. De maximale lengte bedraagt 10 cm. In het 2de of 3de levensjaar wordt de bittervoorn geslachtsrijp. De maximum leeftijd is 5 jaar. 67

- Gemeentewateren te Scherpenzeel - BRASEM (Abramis brama) Leefomgeving De brasem is een zeer algemene vissoort in het Nederlandse binnenwater, die zowel in zoet als in brak water voorkomt. Oorspronkelijk is de brasem een bewoner van stilstaande wateren, zoals meren en plassen en van traag stromende, heldere benedenrivieren. Eutrofiëring (vermesting) van het binnenwater heeft ertoe geleid dat de brasemstand sterk is toegenomen. De brasem is één van de weinige soorten die nog kan gedijen in (zeer) voedselrijke wateren met weinig waterplanten en een overmatige algengroei. De brasem wordt echter ook aangetroffen in helder, plantenrijk water. Hier vinden we meestal kleinere populaties, die vooral bestaan uit goed groeiende en relatief veel grote exemplaren. Het optimale leefgebied van de brasem kenmerkt zich door afwisseling tussen ruim, open water waarin de brasem in scholen naar voedsel zoekt en ondiepe, begroeide oeverzones, waar de paai- en opgroeigebieden zich bevinden. Voortplanting In de paaitijd, die loopt van eind april tot midden juni, gaat de brasem op zoek naar geschikte paaiplaatsen. De eieren worden bij voorkeur afgezet op ondergedoken waterplanten of oeverplanten, maar bij afwezigheid daarvan worden ook boomwortels, stenen en andere obstakels, zoals houten paaltjes, autobanden en oude fietsen, als afzetsubstraat gebruikt. De brasem is daarom niet gebonden aan de aanwezigheid van waterplanten. Al na enkele dagen vormen de larven scholen in het ondiepe water. Voedsel Brasemlarven voeden zich in eerste instantie hoofdzakelijk met dierlijk plankton. Wanneer zij een lengte van ongeveer 2 cm hebben bereikt, komen ook kleine muggenlarven in het dieet voor. Brasem heeft een voorkeur voor bodemvoedsel, zoals larven van muggen en andere insecten, wormpjes, slakken en mosseltjes. Bij een gebrek aan bodemorganismen kan de brasem overschakelen op een dieet van zoöplankton en plantaardig materiaal. Dankzij een geraffineerd zeefsysteem, gevormd door kieuwboog met aanhangsels, is de brasem beter dan andere vissoorten in staat om watervlooien en andere kleine organismen als voedselbron te benutten. Groei en leeftijd De groei van de brasem is onder andere afhankelijk van de watertemperatuur en het voedselaanbod. Een slechte groei treedt op als de dichtheden (aantallen brasems per hectare) erg hoog worden en daarmee sterke voedselconcurrentie optreedt. Onder optimale omstandigheden (veel voedsel, weinig concurrentie) kan brasem zeer snel groeien. In het eerste jaar is de groeisnelheid in Nederland gemiddeld 5 tot 7 cm. Bij een goede groei bereikt de tweejarige brasem een lengte van 12 cm en wordt een lengte van 40 cm na 8 jaar gehaald. De brasem is na 6 tot 7 jaar geslachtsrijp. De maximale lengte is 80 cm bij een gewicht van ongeveer 10 kg. De maximale leeftijd is ca. 15 jaar. 68

- Bijlagen - BLANKVOORN (Rutilus rutilus) Leefomgeving De blankvoorn is een vis van zowel stilstaand als stromend water, die in vele watertypen algemeen voorkomt. Zelfs in snelstromende wateren kan deze soort worden aangetroffen. Wel houdt de blankvoorn zich daar bij voorkeur in de stromingsluwe gedeelten op. De blankvoorn zoekt zijn voedsel in scholen in de buurt van begroeiing, maar ook wel in het diepere, open water. De blankvoorn is redelijk bestand tegen eutrofiering en vervuiling en lijkt bij uitstek te kunnen profiteren van veranderende omstandigheden. Zo kon in vele beken, waar deze soort van nature niet of slechts in geringe mate voorkwam, de blankvoornstand enorm toenemen, terwijl karakteristieke beekvissoorten daar sterk in aantal achteruit zijn gegaan of geheel zijn verdwenen. Voortplanting In de paaitijd, die doorgaans in april en mei valt, maar die tot in de zomer kan doorlopen, gaat de blankvoorn op zoek naar geschikte paaiplaatsen. Deze liggen veelal dicht onder de oever in zwak stromend, ondiep water met beschutting tegen golfslag. De eieren worden afgezet op ondergedoken waterplanten, maar ook oeverplanten, boomwortels, stenen en andere obstakels worden als afzetsubstraat gebruikt. Zowel larven als juvenielen blijven geruime tijd in de oeverbegroeiing. Hierdoor is de blankvoorn sterker dan brasem gebonden aan wateren met begroeiing. Voedsel Het voedsel van jonge blankvoorn beslaat uit zoöplankton, in het bijzonder watervlooien. Oudere blankvoorn heeft een aanzienlijk uitgebreider voedselpakket. Zowel dierlijk voedsel, zoals slakjes, driehoeksmosselen, insectenlarven, wormen en kreeftachtigen, als plantaardig materiaal, zoals algen en detritus, worden gegeten. Groei en leeftijd De blankvoorn bereikt in het eerste jaar een lengte van 5 tot 7 cm. Onder gemiddelde omstandigheden is de blankvoorn geslachtsrijp op een leeftijd van 3 tot 5 jaar, de mannetjes eerder dan de vrouwtjes. De lengte is dan rond 15 cm. De maximale lengte is 45 cm en de maximale leeftijd ca. 10 jaar. 69

- Gemeentewateren te Scherpenzeel - GIEBEL (Carassius auratus gibelio) Leefomgeving Er is maar weinig bekend over de levenswijze van de giebel. In grote lijn komt deze waarschijnlijk overeen met de levenswijze van de kroeskarper. Wateren met een weelderige plantengroei en een zachte modderige bodem hebben de voorkeur van de giebel. Hoewel de kroeskarper het liefst kleine, stilstaande wateren bewoont, wordt de giebel ook in plassen, meren en rivieren aangetroffen. Zelfs onder marginale zuurstof-omstandigheden kan de giebel in leven blijven. Voortplanting De giebel kan vanaf het tweede jaar geslachtsrijp zijn. Het aantal eieren kan oplopen tot circa 400.000 per vis. De paaitijd kan zich - afhankelijk van de omstandigheden - over een lange periode uitstrekken. De giebel is in staat voor grote aantallen nakomelingen te zorgen. Op vijvers bleek bij afwezigheid van regulerende roofvis, binnen enkele jaren "vergiebeling" op te treden. Het bestand bevatte toen een groot aantal slecht gegroeide exemplaren. Naast de normale wijze van voortplanting, blijkt de giebel over een alternatieve strategie te beschikken: Paairijpe vrouwtjesgiebels dringen zich tussen de paaiende karpers (of kroeskarpers) en zetten hun eieren af. Men stelde daarbij vast dat de zaadcellen van (kroes)karpers, de eicellen van de giebel prikkelden om zich te gaan ontwikkelen. De zaadcellen dringen hiervoor de eicel binnen, maar er vindt geen versmelting plaats zoals in het normale voortplantingsproces. Er is daarom geen sprake van bevruchting. De eicellen bevatten daardoor uitsluitend vrouwelijke eigenschappen, met als gevolg dat er ook alleen maar vrouwelijke nakomelingen uit worden geboren. Deze zijn in uiterlijk en erfelijk opzicht precies gelijk aan de oudergiebel. Men noemt dit ook wel "klonen". Het lijkt aannemelijk dat deze unieke wijze van voortplanting (gynogenese), ertoe heeft bijgedragen dat de giebel zich in betrekkelijk korte tijd over grote delen van Azië en Europa heeft kunnen verspreiden. Buiten de "hulp" van karper en kroeskarper, bleek de giebel zich ook succesvol te kunnen voortplanten met behulp van blankvoorn, zeelt, grote modderkruiper en zelfs regenboogforel. Voedsel Giebels stellen geen hoge eisen aan het voedselaanbod. Naast dierlijk voedsel als dierlijk plankton, insectenlarven en kleine kreeftachtigen, eet de giebel ook algen en plantendelen. In de winter stopt de voedselopname. Groei en leeftijd Aan het eind van het eerste groeiseizoen bedraagt de lengte van de giebel 8-10 cm. Aan het eind van het tweede jaar bedraag de lengte 18-20 cm. Over de groei van giebel na het tweede levensjaar is weinig bekend. Giebels worden maximaal ongeveer 45 cm lang. 70

- Bijlagen - Leefomgeving De karper is een algemene vissoort in stilstaande en langzaam stromend water. Ook in relatief snel stromend water komt de karper wel voor, waar hij zich dan vooral op stromingsluwe plaatsen ophoudt. Van nature komt de karper niet in Nederland voor. Het oorspronkelijke verspreidingsgebied lag rond de Kaspische Zee, van waaruit de karper zich zowel naar het oosten (China, Japan en Zuid-Rusland) als naar het westen (gebied rond de Zwarte Zee en de Donau) heeft uitgebreid. Via de Donau heeft de karper zich naar Midden-Europa kunnen verspreiden. Deze verspreiding werd versneld door de Romeinen, die rond het begin van de jaartelling de karper uit de Donau of uit Klein- Azië haalden en voor de kweek naar Italië brachten. In de eeuwen daarna zorgden monniken voor een grote verspreiding van de karper over Europa. Vanaf de middeleeuwen (de 14e eeuw) kwam de karper, als teelt- en consumptievis, in kloostervijvers voor. In de loop der eeuwen zijn er allerlei verschillende variëteiten van de karper ontwikkeld. Het oorspronkelijk in de middeleeuwen geïntroduceerde en daarna verwilderde type wordt wilde of boerenkarper genoemd. Hiernaast komen allerlei geteelde variëteiten voor, zoals schubkarper, spiegelkarper, rijenkarper en naaktkarper. Omdat de karper zich in Nederland nauwelijks met voldoende succes kan voortplanten om een populatie in stand te houden, wordt de karperstand in veel wateren door uitzettingen op peil gehouden. Dankzij deze uitzettingen komt de karper momenteel in vrijwel alle watertypen voor. In het oorspronkelijke verspreidingsgebied is de karper echter een bewoner van langzaam stromende rivieren en (afgesloten) rivierarmen. KARPER (Cyprinus carpio) 71 Voortplanting De paaitijd valt, afhankelijk van in het bijzonder de watertemperatuur, in mei en juni, maar kan soms doorgaan tot eind juli. De paai vindt plaats in met zachte vegetatie begroeide ondergelopen gebieden of in waterplantenvegetaties in ondiep, rustig water, waar de eieren aan de planten blijven plakken. Ook worden flab en obstakels als stenen en fuiken wel als paaisubstraat gebruikt; soms worden de eieren op de kale bodem afgezet. Tijdens het paaien wordt een vrouwtje omringd door een aantal mannetjes die de afgezette eieren bevruchten. Bij een voldoende hoge watertemperatuur komen de eieren al na enkele dagen uit. Voedsel De karper is een omnivoor. De samenstelling van het voedselpakket is sterk afhankelijk van de aard van het water en van het seizoen. Larven leven van zoöplankton en algen. Dat de karper is aangepast aan het foerageren op de bodem is al op jonge leeftijd zichtbaar, want bij een lengte van circa 2 cm beginnen juveniele karpertjes al van de bodem te eten. Het dieet van volwassen karpers bestaat vrijwel uitsluitend uit bodemvoedsel, zoals insectenlarven, wormen, kreeftachtigen en weekdieren. Daarnaast wordt ook plantaardig materiaal gegeten, zoals waterplanten, algen en zaden. Groei en leeftijd Van de karperachtigen is de karper één van de snelst groeiende soorten; vooral de verschillende kweekvormen zijn snelle groeiers. De karper wordt geslachtsrijp na 3 tot 4 jaar (mannetjes) of 4 tot 5 jaar (vrouwtjes) bij een lengte van 40 tot 45 cm. De maximale lengte is 120 cm.

- Gemeentewateren te Scherpenzeel - RIVIERGRONDEL (Gobio gobio) Leefomgeving De riviergrondel is één van de kleinere reofiele karperachtigen. De lichaamsbouw, de onderstandige bek en de baarddraden laten zien dat de riviergrondel een karakteristieke bodembewonende vissoort is. De riviergrondel stelt geen hoge eisen aan zijn leefomgeving en komt dan ook in een groot aantal watertypen voor. Hij kan zich ook handhaven in zwak brak water. De riviergrondel heeft een voorkeur voor het heldere, stromende water van beken, waar hij tot in het leefgebied van de beekforel voorkomt. Maar ook in rivieren en kanalen en zelfs in vele stilstaande wateren kan deze soort worden aangetroffen. Zachte veenbodems en zeer ondiepe en smalle watertjes worden gemeden. In beken is de riviergrondel in kleine scholen te vinden op trajecten met een geringe diepte (minder dan 1 meter), waar hij zich - vooral onder bruggen - ophoudt op reliëfrijke plekken zoals een hellende bodem, aanzandingen en geulen. De vis is afhankelijk van beschutting biedende structuren zoals vegetatie, takken, stenen en obstakels. Hier worden de eieren los of in klompjes vastgekleefd aan bij voorkeur kiezels of grind, maar ook wel aan waterplanten, boomwortels en op de bodem liggende bladeren. De riviergrondel overwintert op diepere plekken met zwak stromend of stilstaand water. Voedsel Het voedsel van de riviergrondel bestaat uit bijna alles wat aan klein dierlijk leven op en in de bodem te vinden is, zoals wormen, kreeftachtigen en muggenlarven, maar ook detritus en algen. Jonge riviergrondels eten daarnaast ook zoöplankton. Groei en leeftijd De maximale lengte van de riviergrondel is 20 cm. In het eerste jaar wordt een lengte bereikt van 2 tot 7 cm. De riviergrondel is na 2 tot 3 jaar geslachtsrijp bij een lengte van 7 tot 9 cm. De maximale leeftijd ligt tussen 4 en 8 jaar. Voortplanting De paaitijd valt in de maanden april t/m juni, bij een watertemperatuur van 12 tot 17 C. Aan de paaiplaatsen worden duidelijk meer eisen gesteld dan aan het leefgebied. In de paaitijd zoekt de riviergrondel ondiepe plekken met een schone zand- of grindbodem op, waar het water langzaam stroomt en bij voorkeur helder is. 72

- Bijlagen - RUISVOORN (Scardinius erythrophthalmus) Leefomgeving De ruisvoorn is een vis van helder, stilstaand of langzaam stromend water dat rijk begroeid is met oever- en onderwaterplanten, afgewisseld met open stukken. Deze vis is vooral te vinden in de ondiepe oeverzone van vijvers, plassen, meren, kanalen en rivieren, waar hij zich meestal dicht onder de oppervlakte ophoudt. De soort kan ook brak water verdragen. In beken is de ruisvoorn vooral te vinden in het stroomluwe water van (afgesneden) meanders en molenkommen, waar zich vegetatie kan ontwikkelen. Hier kan de ruisvoorn wel in redelijke aantallen voorkomen. De ruisvoorn heeft een voorkeur voor hogere watertemperaturen. Bij watertemperaturen beneden 8 C is de ruisvoorn niet meer actief en neemt geen meer voedsel op. Voortplanting De paaitijd valt laat in het jaar, in de maanden mei tot en met juli, wanneer de watertemperatuur 18 tot 24 C bedraagt. In deze periode trekt de ruisvoorn naar de paaiplaatsen in de oeverzone, die soms in zeer ondiep water liggen. Hier worden de eieren aan water- en oeverplanten of aan ondergelopen gras afgezet. Voedsel Jonge ruisvoorn leeft voornamelijk van watervlooien. Naarmate de ruisvoorn groter wordt, schakelt hij geleidelijk over op grotere voedseldiertjes, zoals slakjes en kreeftachtigen. Ook in het water gevallen insecten worden gegeten; deze worden met de bovenstandige bek van de oppervlakte gehapt. Daarnaast behoort ook plantaardig materiaal tot het voedselpakket van de ruisvoorn. Zowel verschillende soorten zachte waterplanten als draad- en kiezelalgen vormen een groot deel van het dieet. Groei en leeftijd De ruisvoorn groeit in het eerste jaar tot gemiddeld 6 cm. In het tweede of derde jaar is de ruisvoorn geslachtsrijp bij een lengte van ca. 15 cm, de vrouwtjes later dan de mannetjes. De ruisvoorn kan een lengte van 45 cm bereiken. De maximale leeftijd ligt tussen 15 en 20 jaar. Voor een goede ontwikkeling van de eieren is de aanwezigheid van vegetatie essentieel; eieren die op de (meestal modderige) bodem terecht komen, gaan verloren. 73

- Gemeentewateren te Scherpenzeel - SNOEK (Esox lucius) Leefomgeving De snoek is een soort van stilstaand of langzaam stromend water, zoals rivieren en brede beken. De snoek heeft een voorkeur voor helder water met een gevarieerde begroeiing van oeverplanten en onderwaterplanten, die voldoende schuilgelegenheid biedt. Grotere exemplaren houden zich ook schuil achter obstakels. Voortplanting De paaitijd valt in de periode van half maart tot eind mei. Paaiplaatsen liggen in ondiep water waar (resten van) vegetatie aanwezig is, zoals ondergelopen grasland of oeverzones met riet en onderwater-planten. Zowel voor het afzetten van de eieren als voor de opgroei van het broed is de aanwezigheid van vegetatie van groot belang. Indien niet voldoende schuil-gelegenheid in de vorm van waterplanten in het opgroeigebied aanwezig is, vallen grote aantallen jonge snoekjes ten prooi aan grotere soortgenoten. Pas wanneer de snoek een lengte van meer dan 60 cm heeft bereikt, is hij veilig voor kannibalisme en niet langer gebonden aan de beschutting van waterplanten. Voedsel De larven van de snoek leven van kleine kreeftachtigen, zoals mosselkreeftjes, watervlooien en roeipootkreeftjes. Later wordt het voedselpakket uitgebreid met insectenlarven. Al bij een lengte van 10 cm bestaat het voedsel voornamelijk uit visjes en andere gewervelde dieren, zoals kikkers. Onder uitzonderlijke omstandigheden worden ook wel ongewervelde dieren gegeten. Groei en leeftijd De snoek is een snelle groeier. Binnen een jaar wordt een gemiddelde lengte bereikt van ongeveer 22 cm. Mannetjes worden bij een lengte van ongeveer 30 cm geslachtsrijp, vrouwtjes bij een lengte van 35-40 cm. Onder gunstige omstandigheden kan de snoek binnen een jaar een lengte van 35 cm bereiken en is dan na één jaar al geslachtsrijp. De maximale lengte van de snoek is 1,40 meter. Dit geldt dan voor vrouwtjes. Mannetjes worden niet groter dan 85 cm. De maximale leeftijd van de snoek is circa 25 jaar. 74

- Bijlagen - VETJE (Leucaspius delineatus) Leefomgeving Het vetje leeft hoofdzakelijk in zoete tot zwak brakke, stilstaande wateren met bij voorkeur een goed begroeide oeverzone. Het vetje leeft bij voorkeur in deze ondiepe, begroeide gedeelten van het water. Aangezien het vetje bij voorkeur leeft in ondiepe wateren, is hij bestand tegen relatief hoge watertemperaturen van 30 tot 35 C. De meeste Nederlandse zoetwatervissen overleven een water-temperatuur van 30 C niet. Voortplanting De paaitijd van het vetje loopt van april tot juni bij een watertemperatuur van 17 C. Wanneer de temperatuur terugvalt tot onder de 17 C, stopt de paai totdat de watertemperatuur weer voldoende hoog is. In de paaitijd verschijnt bij het mannetje paaiuitslag op kop en lippen. Bij het vrouwtje is een circa 2 mm lange legbus te zien. Voedsel Nadat zij uit het ei zijn gekomen en hun dooierzak hebben verteerd, leven de larven van het vetje eerst van plantaardig plankton. Het voedsel van de juvenielen bestaat voornamelijk uit dierlijk plankton. Het volwassen vetje eet voornamelijk in het water gevallen landinsecten, insectenlarven en kleine kreeftachtigen, die in de oeverzone voorkomen. Met zijn bovenstandige bek is het vetje zeer goed toegerust op het van het wateroppervlak pakken van drijvende insecten. Het vetje heeft de voorkeur voor redelijk helder water, omdat het een zichtjager is. Groei en leeftijd Vetjes kunnen maximaal 5 jaar oud worden en een maximale lengte bereiken van 7 centimeter. Het vetje zet haar eieren bij voorkeur af op de stengels van loodrecht in het water staande planten. De eieren worden afgezet op een diepte van 10-20 cm. Na het afzetten van de eieren bewaakt het mannetje deze. Hij voorziet daarbij de eieren van zuurstof door het aanstoten van de stengel, waarop deze zijn afgezet. 75

- Gemeentewateren te Scherpenzeel - WINDE (Leuciscus idus) Leefomgeving De winde is één van de grotere reofiele karperachtigen. Deze vissoort is een kenmerkende bewoner van het grote, open water. Ook in de hiermee in verbinding staande wateren komt de winde voor. Voor de voortplanting is de winde aangewezen op stromend water. In de herfst verzamelen de vissen zich in de benedenloop van kleine rivieren en beken die in de grote wateren uitmonden. Aan het eind van de winter groeperen de windes zich tot grote scholen en trekken de rivieren en beken op om te gaan paaien. Voortplanting De paaitijd van de winde valt, afhankelijk van de watertemperatuur die bij voorkeur rond 8-10 C is, in de periode van maart tot mei. Gedurende de trek naar de paaiplaatsen oriënteert de winde zich op de stroming. De winde paait bij voorkeur op plaatsen waar de stroomsnelheid van het water niet hoger is dan ongeveer 0,4 m/s. De diepte waarop de eieren worden afgezet loopt uiteen van ongeveer 0,3- tot 1,5 m. Na het paaien, dat enkele dagen kan duren, trekken de windes weer naar groter water. De eieren komen na 10 tot 20 dagen uit. De larven blijven eerst op hun geboortewater, maar in de loop van hun eerste levensjaar trekken ook zij stroomafwaarts. Aan het eind van hun tweede zomer zwemmen ze dan naar het grote, open water. Voedsel Jonge windes voeden zich in eerste instantie met dierlijk plankton. Later wordt dit uitgebreid met macrofauna. De volwassen winde heeft een zeer uitgebreid voedselpakket, waarvan zowel relatief kleine ongewervelden, zoals slakjes en insecten, als kleine vissen en zelfs waterplanten deel uitmaken. Vanwege zijn generalistisch foerageergedrag lijkt de winde sterk op de kopvoorn. Groei en leeftijd Een winde groeit vrij snel en kan na 6 jaar een lengte bereiken van 30 cm. In de regel wordt de winde geslachtsrijp na 3 tot 4 jaar. De winde kan meer dan 15 jaar oud worden en ca. 80 cm lang. Zowel een schone zand-, grind- of kiezelbodem als grote stenen en waterplanten worden door de winde als afzetplaats voor de eieren gebruikt. Voor een goede ontwikkeling van de eieren is het van belang dat de paaiplaatsen slibvrij blijven. 76

- Bijlagen - ZEELT (Tinca tinca) Leefomgeving De zeelt is een bewoner van stilstaand of traag stromend water met een zachte modderbodem en een goed ontwikkelde vegetatie met (onder)water- en oeverplanten. De zeelt is een vrij algemene vissoort, die voorkomt in tal van watertypen, zoals grote meren en plassen, rivieren, kanalen, sloten en beken. Een harde zandige of stenige bodem, troebel water, matige of sterke stroming en grote diepte maken een water als leefgebied voor de zeelt minder geschikt. De zeelt verdraagt hoge watertemperaturen, lage zuurstofconcentraties en hoge phwaarden; tegen organische vervuiling lijkt de zeelt dan ook redelijk bestand. De zeelt is lichtschuw en zoekt vooral 's nachts naar voedsel. Overdag houdt hij zich gewoonlijk schuil tussen de waterplanten of in de modder. In de winter of 's zomers, als het erg warm is, doet de zeelt dit ook 's nachts. Voortplanting De paaitijd valt laat, in de maanden mei tot en met augustus. De watertemperatuur dient minimaal 18 C te zijn, voordat de zeelt tot het afzetten van de eitjes overgaat. Zeelten paaien in groepjes tegelijk. De eitjes worden niet in één keer afgezet, maar met tussenpozen van enkele dagen. De gehele paaiperiode kan, afhankelijk van de omstandigheden, meer dan een week duren. Er wordt alleen gepaaid boven waterplanten, waaraan de zeer kleverige eitjes zich vasthechten. Eitjes die op de modderige bodem terecht komen, sterven vrijwel altijd af; dit geldt ook voor de pas uitgekomen larven. De aanwezigheid van waterplanten is dan ook van essentieel belang. Voedsel De larven van de zeelt leven in eerste instantie van zoöplankton. Later eten zij ook kleine muggenlarven, wormpjes en slakkeneieren. Volwassen zeelten zijn alleseters, maar zoeken bij voorkeur in de bodem naar voedsel; de beide tastharen naast de bek wijzen hierop. Naast slakjes, kreeftachtigen, wormpjes, watervlooien en muggenlarven maken ook plantendelen, algen en detritus deel uit van het voedselpakket. Groei en leeftijd De groei van de zeelt is betrekkelijk traag en sterk afhankelijk van de omstandigheden. De lengte na het eerste groeiseizoen varieert meestal tussen 3 en 6 cm, maar kan ook 12 cm bedragen. De mannetjes groeien trager dan de vrouwtjes. De zeelt is na 3 tot 4 jaar geslachtsrijp bij een lengte van 9,5 cm (mannetjes) en 12,5 cm (vrouwtjes). De maximale lengte is ca. 60 cm en de maximale leeftijd 15 à 20 jaar. 77