Protocol 4-ogen en oren principe kinderopvang De Kinderkroon Inleiding Naar aanleiding van de Amsterdamse zedenzaak is de commissie Gunning ingesteld om onderzoek te doen naar de toedracht van de zaak met als doel een betere en veiligere kinderopvang. Na gedegen onderzoek naar de praktijk van de kinderopvang, de regelgeving, het toezicht en hulpverlenende instanties is de commissie Gunning met een rapport vol aanbevelingen gekomen. De commissie richt zich met haar aanbevelingen tot alle betrokkenen bij de kinderopvang. De aanbevelingen zijn niet alleen relevant als het gaat om seksueel misbruik, maar ook als het gaat om kindermishandeling of andere veiligheidsrisico's. Na het bekend worden van het rapport Gunning hebben we de aanbevelingen voor de kinderopvang naast onze eigen praktijk, protocollen en werkinstructies gelegd en zijn we verder gegaan met het aanpassen van protocollen en het personeelsbeleid. Dit document gaat over hoe kinderopvang De Kinderkroon het zogenaamde 4 ogen en oren principe toepast in het beleid. Het rapport van de commissie Gunning stelt verplicht dat er altijd twee volwassenen zijn die de kinderen in een groep kunnen zien of horen. In de mix van de dagelijkse praktijk zijn er naar de mening van de commissie voldoende mogelijkheden om dit te realiseren. Te denken valt niet alleen aan aanwezigheid of directe nabijheid van pedagogisch werkers, maar ook aan de inzet van bijvoorbeeld stagiaires, groepshulp en/of vrijwilligers. Ook het aan het begin of het eind van de dag samenvoegen van groepen en maatregelen voor transparantie in het gebouw kunnen alternatieven zijn. Volgens de Brancheorganisatie Kinderopvang en BOINK (2012) betekent het 4 ogen en oren principe dat er ten alle tijden iemand moet kunnen meekijken of meeluisteren bij de opvang van kinderen. Het 4- ogenprincipe is voor convenantpartijen de basis voor veiligheid in de kinderopvang. De uitwerking van dit 4- ogen principe is maatwerk. De invulling zal voor iedere organisatie anders zijn, passend bij het pedagogisch beleid en financiële haalbaarheid. (Brancheorganisatie kinderopvang & BOINK, 2012).
Wettelijke bepalingen: Beroepskracht-kind-ratio: Bij de kinderdagopvang bedraagt de verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk aanwezige kinderen ten minste: a. één beroepskracht per vier kinderen in de leeftijd tot één jaar (2018 IKK wet wordt 1 op 3) b. één beroepskracht per vijf kinderen in de leeftijd van één tot twee jaar c. één beroepskracht per zes kinderen in de leeftijd van twee tot drie jaar d. één beroepskracht per acht kinderen in de leeftijd van drie tot vier jaar 3-uursregeling: Conform het convenant kwaliteit is het toegestaan per dag gedurende maximaal drie uur af te wijken van de beroepskracht-kind-ratio. Dit mag op de volgende tijden: voor 9.30 uur, tussen 12.30 en 15.00 uur en na 16.30 uur. Voor een deel van de onderbezette uren aan het begin en eind van de dag kunnen de aanwezige kinderen in een andere ruimte dan hun stamgroep worden opgevangen door een pedagogisch medewerker. Deze gezamenlijke opvang duurt bij voorkeur niet langer dan 30 minuten maar maximaal 1 uur per keer. Breng en haal momenten tijdens de 3 uursregeling. Pedagogisch medewerker die alleen staan bij brengen (openen) en halen (sluiten) is bij regelgeving geregeld in pedagogisch beleid. Ochtends voor half acht en s avonds na half zes (de reguliere openingstijden) staat er één pedagogisch medewerkster maximaal een half uur alleen op de groep. Aan het begin en einde van de dag is naast een pedagogisch medewerker van een groep ook altijd een pedagogisch medewerker van een andere groep aanwezig. Zij kunnen bij elkaar binnenlopen. Bovendien is er tijdens deze drukke verkeersuren een voortdurende inloop door ouders. Het onvoorspelbare karakter van de haal en brengsituaties (je weet niet exact wanneer een ouder binnen- of langsloopt en hoeveel tegelijk, etc.) verkleint het risico dat iemand zich onbespied of niet gecontroleerd zou kunnen voelen. 4 ogen- en oren principe, transparantie gedurende de dag Transparantie Kinderopvang De Kinderkroon heeft over het algemeen ruime lokalen met veel glas. Het is een opdracht om al het glas transparant te houden en niet dicht te plakken met werkjes en mededelingen. Groepsruimten zijn zo ingericht dat er hoekjes gecreëerd zijn op kindvriendelijke hoogte, waarbij de medewerker de ruimte in zijn geheel kan overzien.
Tubbergen: De verschoonruimte op de benedenverdieping heeft geen deur en ook wordt deze verschoon- en toiletruimte door meerdere groepen gebruikt. Er kan op elk moment iemand binnenkomen. De verschoonruimte op de bovenverdieping kan alleen worden afgesloten met een halve deur zodat er altijd toezicht is vanuit het tegenoverliggende Keizerlokaal. In beide verschoonruimten hangt een camera. Er zijn in het gehele pand drie monitoren waarop toezicht kan worden gehouden: het kantoor, het Kroonlokaal en het Keizerlokaal. Fleringen: De lokalen zijn voorzien van deuren met veel glas. Hierop is weliswaar een transparante kleur sticker aangebracht. Er is daardoor voldoende zicht op de groep. De gezamenlijke verschoonen toiletruimte wordt afgescheiden van de hal middels een wand, waarbij het bovenste gedeelte uit kozijnen met ramen bestaat. De toiletruimte wordt door beide groepen gebruikt. Personeelsbezetting De KinderKroon in Tubbergen bestaat uit vier stamlokalen met horizontale groepen: twee baby groepen 0-1 jaar en twee peutergroepen 2-3 jaar. De KinderKroon in Fleringen bestaat uit twee stamlokalen met verticale groepen 0-3 jaar. Met het samenstellen van de roosters wordt er per stamlokaal gedurende de hele periode dat er kinderen zijn altijd van uitgegaan dat er 1 of 2 pedagogisch medewerkster(s) (naar de norm van beroepskracht-kind ratio) aanwezig zijn. Tevens zijn er op beide locaties gedurende verschillende dagen stagiaires aanwezig. Tubbergen heeft dagelijks (m.u.v woensdag) een huishoudelijke hulp. De pauzes worden grotendeels binnen het pand gehouden. Pedagogisch medewerkers lopen gedurende de dag regelmatig elkaars groepsruimtes binnen zonder te kloppen. Hun taken zijn zo met elkaar verweven dat ze elkaar even spreken om iets te overleggen of af te stemmen. Daardoor is er zicht op elkaars (pedagogisch) handelen. Er wordt gewerkt met vaste teams, met de continuïteit op de groep als uitgangspunt. Dit zorgt er voor dat medewerkers aan elkaar gewend zijn, wat het aanspreken op niet gepast gedrag makkelijker kan maken. Slaapruimte De slaapruimtes van de KinderKroon Tubbergen grenzen aan of zijn dicht bij de verschillende lokalen. Is de slaapruimte niet aangrenzend dan is er camera en eventueel babyfoon toezicht of veel fysieke controle. De slaapkamer in Fleringen is voorzien van een camera. Als een pedagogisch medewerkster de slaapruimte in gaat blijft de deur (indien mogelijk) open. Kinderen die niet meer naar bed gaan worden meestal opgevangen in hun eigen stamgroep waar ogen en oren en onverwacht binnenlopen het risico moet verkleinen. De kinderen met vaste slaapritmes worden zo mogelijk op vaste slaapplekken gelegd. Vanwege de vaste werktijden van personeel en de vaste pedagogisch medewerkster per kind wordt veelal dezelfde slaapplek behouden. Door fysieke controle worden alle slaapplekken meerdere keren gecheckt.
Toezicht bij buiten spelen Een pedagogisch medewerker is nooit langdurig en structureel alleen buiten met kinderen. Het buitenspelen vindt in Tubbergen plaats op de speelplaats achter het gebouw welke zichtbaar is door omringende woningen, het speeltuintje naast het gebouw en de verschoonruimte boven. Tevens is er controle van alle collega s. In Fleringen wordt er aan de voorzijde van het gebouw buiten gespeeld. Dat betekent dat er een direct zicht is vanaf de straat/omgeving/buurt. Als het buitenspelen aan de achterzijde van het gebouw geschied is er zicht vanuit de school en het omliggende speelveld. Ook is er altijd een mogelijkheid dat iemand langs de buitenspeelruimte loopt om naar het achterliggende veld te gaan. De zichtbaarheid voor de buurt/omgeving moet zo min mogelijk belemmerd worden. Van de omwonenden verwachten wij geen directe betrokkenheid en input maar alle volwassenen op KinderKroon terreinen kunnen gezien worden. Indien sprake is van afwijkende en daardoor risicovolle situaties wordt er een apart actieplan geschreven voor de betreffende locatie met een passende maatregel voor die situatie. Uitstapjes Een pedagogisch medewerker gaat meestal niet alleen op stap met de kinderen. Afhankelijk van de beroepskracht kind ratio zal daar minimaal één andere volwassene of een ander pedagogisch medewerker bij aanwezig zijn. Wanneer een uitstapje gemaakt wordt, is het ook niet de bedoeling dat een ander pedagogisch medewerker alleen achter blijft bij de groep(zonder de aanwezigheid/mogelijkheid tot toezicht van een andere pedagogisch medewerker dan wel volwassene). Dit houdt in dat uitstapjes zorgvuldig gepland worden en/of dat er met de hele groep tegelijk een uitstapje gemaakt wordt. Uitzonderingen en speciale gevallen. Mocht he zijn dat dat wij met kinderen de locatie verlaten voor bijvoorbeeld een wandeling of uitstapje, dan zal dit gebeuren met begeleiding van twee of meer pedagogisch medewerkers (of andere begeleiders). Het kan voorkomen dat één medewerkster met een klein aantal kinderen een uitstapje maakt of bijvoorbeeld een boodschap doet. Dit wordt altijd met een leidinggevende of collega doorgegeven. Het is bekend hoe lang het uitstapje duurt en telefonisch moet men bereikbaar zijn. Er wordt in die gevallen vooraf een afweging gemaakt of dit toelaatbaar is in het kader van het 4-ogen en oren principe. Dit zal afhangen van de aard en bestemming van het uitstapje. Zo lang het uitstapje plaats vindt in de openbare ruimte waar zich voldoende andere mensen bevinden is dat geen probleem. Maar bij meer besloten ruimtes of gelegenheden waar niet vanzelfsprekend altijd meerdere mensen aanwezig zijn (b.v. een bos) zal een andere afweging/keuze worden gemaakt.
Bewustzijn en bewaking van eigen grenzen Het begeleiden van de kinderen in de bewustwording en het leren aangeven van hun eigen grenzen is belangrijk. De kinderopvang is een veilige plek om dit te oefenen. Bij de Kinderkroon wordt er daarom van jongs af aan spelenderwijs aandacht aan besteedt. De kinderen leren wat ze wel en niet fijn vinden en leren om dit aan te geven aan de ander. Ook leren kinderen dat, als je iemand bijvoorbeeld een knuffel of aai wilt geven en de ander dat niet wil, je deze grens van de ander dient te respecteren. Dit geldt voor zowel het contact van de kinderen onderling als met volwassenen. In het bewust worden van je eigen grenzen en dit aan te leren geven is de begeleiding van een pedagogisch medewerker vaak gewenst. Wanneer een pedagogisch medewerker bijvoorbeeld ziet dat het ene kind (vaak lief bedoeld) het andere kind aanraakt, maar dat het andere kind dat niet fijn vindt, dan wordt daar over gesproken. Een kind die aanraking als niet prettig ervaart leert zich bewust te zijn van zijn grenzen en dit aan te geven. Een kind die de ander aan wilde raken of liefkozen leert in dit geval de grenzen van het andere kind te respecteren.