Epidemiologie en de vraag naar een vijftal BIG-beroepen in het psychische domein

Vergelijkbare documenten
Consulten bij de huisarts en de POH-GGZ in verband met psychosociale problematiek. Een analyse van NIVEL Zorgregistraties gegevens van

Overzicht uitgeschreven huisartsen NIVEL Lud van der Velden Daniël van Hassel Ronald Batenburg

GGZ in de Zorgverzekeringswet. tabellen over de jaren

Factsheet Indicatie zorgvraag Amsterdam 2030 Prognoses van functioneren en chronische aandoeningen 1

Alcoholhulpvraag in Nederland

Monitor. alcohol en middelen

Psychische en sociale problematiek in de huisartsenpraktijk in de periode

Factsheet 2: De inzet van de POH-GGZ in de huisartspraktijk over de periode

De psychische en sociale hulpvraag van volwassenen in de huisartsenpraktijk van

Psychische en sociale problematiek in de huisartsenpraktijk in de periode

GHB hulpvraag in Nederland

Analyse van de inzet van de POH-GGZ in de huisartsenpraktijk over de periode

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

Factsheet 1: Hulpvraag - aanbod vanwege psychische en sociale problematiek in de huisartspraktijk

SECTORRAPPORT GGZ 2013 FEITEN EN CIJFERS OVER EEN SECTOR IN BEWEGING

Personele inzet in de tweedelijns GGZsector

Wonen met Zorg in de anticipeerregio s

De Nederlandse Zorgautoriteit heeft met inachtneming van Hoofdstuk 4, paragrafen 4.2 en 4.4, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg),

Samenvatting. Samenvatting

Zorg in de G4; Verschillen tussen zorg in de G4 en daarbuiten

Leeswijzer Psychiatrisch Casusregister tabellen

Vergoeding bij niet gecontracteerde zorgverleners GGZ 2013

Monitoren van de effecten van de publiekscampagne depressie op de instroom van patiënten met psychische problemen in de huisartspraktijk

Yulius Academie T Rapportage Toekomstverkenning 2014 Acute zorg/crisiszorg

Leven met een winterdepressie

heeft krachtens de paragrafen 2 en 4 van hoofdstuk 4 van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg)

Scenariostudie kanker in de eerstelijnszorg. De vraag naar zorg in 2010 en 2020

Onderzoeksvraag zoals geformuleerd door SZW

Deelprestaties behandeling Bijzondere productgroepen Diagnostiek

heeft krachtens de paragrafen 2 en 4 van hoofdstuk 4 van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg)

Nummer Datum ingang Datum beschikking Datum verzending januari oktober januari 2010

Sectorrapport ggz feiten en cijfers over een sector in beweging

Toegankelijkheid en effectiviteit van de geestelijke gezondheidszorg voor ouderen. Samenvatting

Leeswijzer Achmea Health Database tabellen

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Utrecht

Centraal Bureau voor de Statistiek

Angststoornissen. Verzekeringsgeneeskundig protocol

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

Achtergrondinformatie werkprocesonderzoek capaciteitsorgaan beroepen GG

Geestelijke gezondheid

Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014

Wat vinden uw cliënten van de zorg thuis?

Alcohol en ouderen in de verslavingszorg in Nederland ( )

Behandelgroepen. Tarief behandelgroep. Geen behandeling bij 24 - uurs verblijf. 001 Geen behandeling bij 24-uurs verblijf 0 Indirecte tijd

Ervaringen met zorg van personen die thuiszorg ontvangen

Toelichting productstructuur DBC GGZ RG12

Samenvatting. Herdiagnostiek bevindingen 2017

Meerjarige Monitor Psychische Problematiek I:

Toelichting zorgprofielen ggz. Versie 1.0

Handreiking Gebruik zorgvraagzwaarte-indicator GGZ Voor GGZ-instellingen en zorgverzekeraars

Verschillenanalyse effect nieuwe BKR. Samenvatting. Inleiding. datum Directie Kinderopvang, Ministerie SZW. aan

Ad 1: voor de VTV is gekozen omdat dit de meest toonaangevende en recente voorspelling op dit moment is. Daar waar demografische ontwikkelingen in de

Fysiotherapeutisch zorggebruik door patiënten met een chronische aandoening in de periode Achtergrond

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Haaglanden en Rijn Gouwe

Resultaten Conjunctuurenquete 2014

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Drenthe / Overijssel

AWBZ en Wlz: een vergelijking

Arbeidsgehandicapten in Nederland

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Zeeland

Waarom onderzoek naar zorggebruik? Over- of onderbehandeling van jongeren in de GGZ? Inhoud. dr. F. Jörg

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Rotterdam / Rijnmond

BIJLAGE 1: Diagnose behandeling combinaties (dbc s) in euro s

Valgerelateerde ziekenhuisopnamen bij ouderen in Nederland. [Trends in Fall-Related Hospital Admissions in Older Persons in the Netherlands]

Generalistische Basis GGZ en Specialistische GGZ

Van Telefoonnummer adres Kenmerk I.M. Vermeulen / J.J.Janse. invoering jeugd GGZ: gevolgen voor prestaties en tarieven april 2014

Cijfers over dementie

KWALITEITSONTWIKKELING GGZ

Ervaringen met zorg bij diabetes: samenvatting op zorggroepniveau

Woningmarktrapport 3e kwartaal Gemeente Rotterdam

KINDEREN EN VOLWASSENEN MET ADHD BINNEN DE HUISARTSENPRAKTIJK: TRENDS IN JAARPREVALENTIES EN VERWIJZINGEN. Marijn Prins, Liset van Dijk

Rapport voor het Capaciteitsorgaan

BIJLAGE 1: Diagnose behandeling combinaties (dbc s) in euro s

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Zuid- en Oost-Gelderland

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio West- en Midden-Brabant

M. Veerbeek, A. Knispel, J. Nuijen. GGZ in tabellen

Is een bipolaire stoornis erfelijk?

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Noord-Holland

Deelprestaties Behandeling

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Noord-Gelderland

Verschuivingen van de tweedelijns geestelijke gezondheidszorg naar de eerstelijn en gevolgen daarvan voor de benodigde beroepsbeoefenaren:

Met elkaar in gesprek over kwaliteitsverbetering en hoogspecialistische ggz. Door Ralph Kupka en Sebastiaan Baan

Facts & Figures Dementie

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Flevoland

Ontwikkelingen in hulpvraag voor alcohol bij ouderen in Nederland ( )

Angst en depressie in de huisartspraktijk: signaleren van risicogroepen. Peter F M Verhaak NIVEL

Wachttijden. in ggz-instellingen. GGZ Nederland Amersfoort Publicatienummer: juli 2010

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Friesland

Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill.

Je bent alleen maar verslaafd! Wim van Loon, Psychiater. 10 februari 2014

Wachttijden. in ggz-instellingen. GGZ Nederland Amersfoort Publicatienummer: juni 2009

Kwetsbaar alleen. De toename van het aantal kwetsbare alleenwonende ouderen tot 2030

- Geplaatst in VISUS EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE?

Passantenprijslijst DBC GGZ per

De productstructuur DBC GGZ 2008 inclusief Informatieset

Middel 756,87 Intensief 1.186,82 Chronisch 1.095,35 Onvolledige behandeltraject 184,55

Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015

szw Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Transcriptie:

G32 Epidemiologie en de vraag naar een vijftal BIG-beroepen in het psychische domein Auteurs: Drs. A.(André) J.J. van der Kwartel, Drs. W.(Willem) van der Windt Datum: 15 april 2013

Kiwa Carity is hét kennis- en expertisecentrum in het hart van de zorg. Wij willen de Nederlandse zorgsector optimaal informeren, adviseren en ondersteunen en daarmee bijdragen aan een goede sturing en kwaliteit van de zorg. Uitgangspunten zijn: objectiviteit, gedegenheid, betrouwbaarheid en onafhankelijkheid. Kiwa Carity wortelt in de basis en heeft een sterke verbinding met de top van de zorg. Door die unieke sleutelpositie zijn wij bij uitstek in staat om actief bij te dragen aan de ontwikkeling van het landelijke beleid en ontwikkelingen in het veld. Wij ondersteunen onze klanten in hun streven de doeltreffendheid, doelmatigheid, toegankelijkheid en kwaliteit van de zorg te verbeteren. Kiwa Carity, Utrecht, mei 2013. Alle rechten voorbehouden. Niets uit dit werk mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Kiwa Carity. Publicatie van cijfers en/of tekst uit dit werk als toelichting of ondersteuning bij wetenschappelijke artikelen, boeken of scripties, is toegestaan mits daarbij geen sprake is van commerciële doeleinden en voor zover de bron duidelijk wordt vermeld. Uitgever Kiwa Carity Ptolemaeuslaan 900, 3528 BV Utrecht Postbus 85200, 3508 AE Utrecht Telefoon 030-2345 678 Fax 030-2345 677 Carity@kiwa.nl Indien het werk bedoeld is voor openbare publicaties dan mag dat zonder schriftelijke toestemming louter in zijn geheel en zonder enige toevoeging of weglating openbaar gemaakt worden. Carity is een wettig gedeponeerd dienst- en warenmerk. Colofon Dit is een rapport van het Capaciteitsorgaan Postbus 20051 3502 LB Utrecht info@capaciteitsorgaan.nl www.capaciteitsorgaan.nl T 030-2823840 Uitvoering Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Capaciteitsorgaan door Kiwa Carity Maand/jaartal: mei/2013 0

Samenvatting Wat is de invloed van de epidemiologie op de vraag naar psychologische en/of psychiatrische hulpverlening en daarmee op de toekomstige behoefte aan gzprofessionals? Deze vraag stond centraal in het onderzoek waarover in dit rapport verslag wordt gedaan. Het kernbegrip voor de beantwoording van deze vraag is de prevalentie van psychische aandoeningen. Daarmee wordt bedoeld: het aantal malen dat in een bepaalde periode een psychische aandoening in de bevolking voorkomt. Vaak wordt gesproken over jaarprevalentie : het aantal malen per jaar dat een aandoening voorkomt. Dit begrip zal in dit rapport het meest worden gebruikt. Een belangrijke vraag daarbij is hoe prevalentie wordt gemeten. De meest zuivere meting bestaat uit het uitvoeren van een representatief bevolkingsonderzoek naar de betreffende aandoening. Een meer beperkte vorm bestaat uit de waarneming van de aandoening door zorgverleners, zoals huisartsen, eerstelijnspsychologen of psychiaters. In dat geval is er echter veel meer sprake van het meten van de manifeste zorgvraag dan van de prevalentie in haar zuivere vorm. In Nederland zijn voor het meten van de prevalentie van psychische aandoeningen in 1996 en in de periode 2007-2009 onder de namen Nemesis-1 en Nemesis-2 bevolkingsonderzoeken uitgevoerd. Uit de vergelijking tussen deze beide onderzoeken kwam na correctie voor onder meer verschillen in de onderzochte populatie en veranderingen in de bevolking - als belangrijkste conclusie naar voren dat de prevalentie van psychische aandoeningen over de gehele periode niet significant was veranderd. Deze conclusie wordt ondersteund door vergelijkbaar onderzoek in het buitenland. Hoewel prevalenties van aandoeningen tussen landen onderling kunnen verschillen, lijken zij binnen een land redelijk constant te zijn. Voor het model van het Capaciteitsorgaan betekent dit dat de mutatieparameter epidemiologie voor wat betreft psychische aandoeningen op nul kan worden gesteld. Er is echter dat andere begrip prevalentie dat veel meer overeenkomt met de manifeste vraag ofwel het gebruik van voorzieningen. Daarin zijn wel ontwikkelingen waar te nemen en voor de bepaling van de behoefte aan gz-professionals lijken die ontwikkelingen belangrijker dan de ontwikkeling van de prevalentie in haar zuivere vorm. In de termen van het ramingsmodel gaat het dan veel meer om de parameters sociaal-cultureel, werkproces en veranderingen inzet aanverwante disciplines en taakherschikking. In dit rapport is getracht voor de belangrijkste psychische aandoeningen een vergelijking te maken tussen de potentiële vraag volgend uit inzichten over de prevalentie en de manifeste vraag zoals die door onder andere eerstelijnspsychologen en de specialistische ggz wordt gemeten. Daarbij moet erop worden gewezen dat waar het gaat om psychische aandoeningen, de relatie tussen de prevalentie en het gebruik van zorg minder hard is dan in de somatische zorg. Eerst moet een individu een psychische aandoening herkennen en erkennen. Vervolgens moet hij besluiten om er iets aan te willen doen en daarna nog besluiten om daarvoor hulp te zoeken. Op ieder van die beslismomenten kunnen mensen afhaken. En op ieder van die beslismomenten zijn vele (sociaal-culturele) factoren van invloed. Denk aan het overheidsbeleid (eigen bijdragen!) of aan het taboe dat wellicht nog rust op het zoeken van psychische hulp. 1

Wanneer het gebruik van (specialistische) geestelijke gezondheidszorg in beeld is gebracht, doet zich een volgende factor voor die van belang is voor het ramen van de toekomstige behoefte aan gz-professionals. Uit de gegevens blijkt dat de mate waarin gz-professionals een bijdrage leveren aan therapieën in de loop van de tijd verandert. Het is dus niet voldoende om te kijken naar de trends in het zorggebruik, ook moet worden gekeken hoe de inzet van gz-professionals op die zorgvraag zich ontwikkelt. Dit gegeven raakt aan de parameters werkproces en veranderingen inzet aanverwante disciplines en taakherschikking in het ramingsmodel van het Capaciteitsorgaan. Als wordt gekeken naar het totaal aantal behandelminuten over alle DBC s waarbij de vijf beroepsgroepen betrokken zijn dan zien we de volgende ontwikkeling: Tabel: Verdeling inzet gz-professionals over alle DBC s-ggz, 2008-2011 (percentages) 2008 2009 2010 2011 Psychiater 34,5 33,3 31,7 31,7 GZ-psycholoog 25,0 25,4 26,9 28,1 Klinisch psycholoog 6,3 7,2 8,0 8,9 Psychotherapeut 32,4 32,2 31,2 29,1 Verpleegkundig specialist GGZ 1,8 1,9 2,1 2,2 Totaal 100 100 100 100 Bron: DIS-GGZ, Bewerking Kiwa Prismant Gemeten over alle DBC s neemt tussen 2008 en 2011 het aandeel in de behandelminuten van psychiaters en psychotherapeuten licht af en nemen de aandelen van de gz-psycholoog, de klinisch psycholoog en de verpleegkundig specialist GGZ toe. In het rapport worden deze ontwikkelingen apart geschetst voor de afzonderlijke aandoeningen die in het DBC Informatie Systeem (DIS) voor de GGZ worden onderscheiden. 2

Inhoud Samenvatting 1 Inhoud 3 1 Inleiding 5 1.1 Achtergrond 5 1.2 Vraagstelling 5 1.3 Werkwijze 6 1.4 Leeswijzer 6 2 Prevalentie en gebruik 7 2.1 Prevalentie 7 2.2 Gebruik 10 2.3 Samenvattend 12 3 Prevalentie psychische aandoeningen 13 3.1 Inleiding 13 3.2 Schizofrenie 13 3.3 Depressie 15 3.4 Angststoornissen 17 3.5 Afhankelijkheid alcohol 19 3.6 Afhankelijkheid overige middelen 22 3.7 Gedragsstoornissen 24 3.8 ADHD 25 3.9 Autisme 26 3.10 Aanpassingsstoornissen 27 3.11 Persoonlijkheidsstoornissen 28 3.12 Bipolaire stoornissen 29 3.13 Delirium, dementie en overige amnestische stoornissen 29 3.14 Conclusies 30 4 Behoefte aan gz-professionals per sector 33 4.1 Inleiding 33 4.2 Geestelijke gezondheidszorg 33 4.2.1 Eerste lijn 33 4.2.2 Tweedelijns curatieve GGZ 35 4.3 Ziekenhuizen 38 4.4 Revalidatie 38 4.5 Ouderenzorg 39 3

4.6 Verstandelijk gehandicaptenzorg 40 4.7 Forensische zorg 42 4.8 Verslavingszorg 43 4.9 Jeugdzorg 43 4.10 Conclusie 44 5 Conclusies en beschouwing 47 5.1 Overzicht 47 5.2 Beantwoording onderzoeksvragen 47 5.3 Beschouwing 49 4

1 Inleiding 1.1 Achtergrond De raming van de toekomstige zorgvraag is één van de pijlers van het ramingsmodel van het Capaciteitsorgaan. Voor de raming van de zorgvraag wordt met drie factoren rekening gehouden: demografische, epidemiologische en sociaalculturele. Deze factoren worden vertaald in mutatieparameters die in het ramingsmodel worden ingebracht. Het Capaciteitsorgaan is voornemens om in 2013 een nieuw Capaciteitsplan uit te brengen. Daartoe wordt in 2012/2013 een aantal onderzoeken uitgevoerd. Zo is in de eerste helft van 2012 door Kiwa Prismant onderzoek gedaan naar de invloed van de demografie op de toekomstige behoefte aan gz-professionals (Van der Windt et al, 2012). Nu wordt gevraagd kwantitatieve informatie aan te leveren over de invloed van de epidemiologie. Veranderingen in de epidemiologie van psychische aandoeningen vertalen zich in veranderingen van de prevalentie. Dat wil zeggen, in het vóórkomen van psychische aandoeningen in een bepaalde periode en binnen een nader omschreven bevolkingsgroep. Als de prevalentie van een psychische aandoening in de bevolking als geheel of in een specifieke bevolkingsgroep stijgt of daalt, zal ook het beroep dat op gzprofessionals gedaan wordt mee stijgen of dalen. Dergelijke mutaties zijn dus relevant voor de invulling van de mutaties in de parameterwaarden in het ramingsmodel van het Capaciteitsorgaan. Veel psychische aandoeningen worden behandeld in de geestelijke gezondheidszorg, maar ook in andere sectoren van de gezondheidszorg wordt psychische hulp verleend. Soms kunnen specifieke psychische aandoeningen worden gekoppeld aan bepaalde deelsectoren. Denk bijvoorbeeld aan dementie en ouderenzorg. Uit eerdere analyses van DBC-gegevens door Kiwa Prismant is gebleken dat binnen de ggz beroepsbeoefenaren in de loop van de tijd meer of minder betrokken zijn bij de behandeling van specifieke psychische aandoeningen. Dit kan te maken hebben met veranderingen in het werkproces (Van der Kwartel et al, 2010). 1.2 Vraagstelling De onderzoeksvraag luidt: Wat is de invloed van epidemiologie (in de zin van de prevalentie van psychische aandoeningen) op de bepaling van de opleidingsbehoefte aan de volgende gzprofessionals: gz-psychologen, klinisch psychologen, klinisch neuropsychologen, psychotherapeuten en verpleegkundig specialisten ggz? Deze onderzoeksvraag kan in de volgende vragen uiteen worden gelegd: 1. Welke psychische aandoeningen kunnen worden onderscheiden en vormen met elkaar een substantieel aandeel van de totale psychische zorglast? 2. Is er sprake van (trendmatige) veranderingen in de prevalentie van deze psychische aandoeningen? 3. Is het mogelijk een koppeling te leggen tussen deze psychische aandoeningen en (specifieke) patiëntengroepen? 4. Is het mogelijk een koppeling te leggen tussen deze psychische aandoeningen, de patiëntengroepen en de (sub)branches waar de zorg geleverd wordt? 5

5. Welke groepen gz-professionals zullen in welke mate de gevolgen van die trend in het volume van hun dienstverlening merken? 6. Van welke volumemutatie (in procenten) is dan tot 2030 per beroepsgroep sprake? 1.3 Werkwijze In eerste instantie is getracht de ontwikkeling van de prevalentie van een aantal belangrijke psychische aandoeningen in beeld te brengen. De onderzoekers liepen daarbij al snel aan tegen het probleem dat voor veel psychische aandoeningen geen direct verband bestaat tussen de prevalentie van deze aandoeningen en het gebruik van de geestelijke gezondheidszorg. Uit bevolkingsonderzoek is gebleken dat de prevalentie van psychische aandoeningen in de afgelopen tien jaar niet significant is veranderd. De vraag is dus of voor de prognose van de behoefte aan gz-professionals de ontwikkeling van het feitelijk gebruik niet veel meer van belang is dan de epidemiologie. In hoofdstuk 2 wordt op dit vraagstuk nader ingegaan. Omdat over veranderingen in de prevalentie van psychische aandoeningen als zodanig niet veel valt te melden, hebben de onderzoekers ervoor gekozen om in deze rapportage ook informatie te presenteren over de ontwikkeling van de feitelijke zorgvraag en over de vraag hoeveel iedere beroepsgroep bijdraagt aan de behandeling van de onderzochte psychische aandoeningen. Voor dit laatste is de belangrijkste informatiebron het bestand met gegevens over de DBC s voor de gespecialiseerde GGZ. De onderzoekers hebben problemen gehad een bruikbaar bestand voor de jaren 2007-2011 te verkrijgen. Met name bleek het lastig om informatie over 2011 aan te laten sluiten op het bestand 2007-2010 dat in eerdere onderzoeken was gebruikt. Uiteindelijk is door DBConderhoud een nieuw consistent bestand 2007-2011 met DBC-GGZ gegevens opgeleverd. Door de onderzoekers is echter geen gebruik gemaakt van de gegevens over 2007. In sommige opzichten weken deze gegevens te sterk af van die van de periode 2008-2011. Vermoedelijk heeft dit te maken met het gegeven dat de DBC-registratie pas in 2006 op gang is gekomen en het registratiesysteem zich nog moest stabiliseren. De onderzoekers hebben aan de bevindingen geen consequenties verbonden voor wat betreft de toekomstige behoefte aan gz-professionals. Dat viel buiten het bestek van deze onderzoeksopdracht. Wel kunnen de bevindingen ondersteuning bieden voor het onderbouwen van de invulling van andere mutatieparameters in het ramingsmodel van het Capaciteitsorgaan. 1.4 Leeswijzer Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de samenhang tussen de prevalentie van psychische aandoeningen en het gebruik van voorzieningen. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de prevalentie van psychische aandoeningen, waar mogelijk de verwachte demografische ontwikkeling ervan en op de inzet van gz-professionals bij de behandeling van deze aandoeningen. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de behoefte aan gz-professionals per sector. De rapportage wordt afgesloten met een korte beschouwing. In dit rapport wordt de term gz-professionals gebruikt als term om de vijf beroepsgroepen te typeren die onderwerp van het onderzoek zijn: gz-psychologen, klinisch psychologen, klinisch neuropsychologen, psychotherapeuten en verpleegkundig specialisten GGZ. Bij het in beeld brengen van de relatieve verschuivingen in de inzet van de beroepsgroepen, worden ook de psychiaters betrokken. 6

2 Prevalentie en gebruik 2.1 Prevalentie De term prevalentie geeft aan hoe vaak een bepaalde aandoening gedurende een bepaalde tijdsperiode voorkomt onder een bepaalde deelgroep van de bevolking. Het gaat dan bijvoorbeeld om uitspraken als: Twintig procent van de vrouwen boven de 65 jaar heeft in het afgelopen jaar last gehad van depressieve gevoelens. Wanneer de meting van het vóórkomen voor een specifiek tijdstip (bijvoorbeeld 31 december) wordt gedaan, spreekt met van puntprevalentie. Wanneer het vóórkomen over een langere periode wordt gemeten wordt deze periode meegenomen in de naamgeving, bijvoorbeeld jaarprevalentie. Met dit laatste begrip zal in dit rapport vooral worden gewerkt. Prevalenties van aandoeningen kunnen het meest zuiver worden gemeten door middel van bevolkingsonderzoek met gevalideerde meetinstrumenten. Om zicht te krijgen op de vraag of er veranderingen zijn in de epidemiologie van aandoeningen, moeten eigenlijk over meerdere jaren voor die aandoeningen bevolkingsonderzoeken worden uitgevoerd. Beschikbaarheid prevalentiegegevens Voor wat betreft de in dit rapport onderzochte psychische aandoeningen kunnen de volgende kanttekeningen worden geplaatst bij de prevalentiecijfers. Beperkingen beschikbare bevolkingsonderzoeken Van lang niet alle psychische aandoeningen zijn exacte en recente jaarprevalentiecijfers bekend. Het belangrijkste onderzoek in dit verband is het zogeheten Nemesis-2 onderzoek dat in de periode 2007-2009 werd uitgevoerd. Dit onderzoek was een vervolg op het Nemesis-1 onderzoek dat in 1997 plaats vond. Beide onderzoeken betroffen bevolkingsonderzoeken naar de prevalentie van psychische aandoeningen en kunnen dus een goede indicatie geven van de ontwikkeling van de prevalentie van psychische aandoeningen over de afgelopen 10 jaar. Een beperking van deze onderzoeken is dat zij zich richten op de bevolkingsgroep 18-64-jarigen. Dat betekent dat zij geen inzicht opleveren in de prevalentie van aandoeningen onder jongeren en ouderen. Daarmee ontbreekt voor sommige psychische aandoeningen (denk bijvoorbeeld aan gedragsstoornissen bij jongeren respectievelijk depressieve klachten onder ouderen) substantiële kennis over mogelijke ontwikkelingen in de prevalentie. Beperkingen huisartsenregistraties Naast de Nemesis bevolkingsonderzoeken vormen de huisartsenregistraties een tweede belangrijke bron voor informatie over het vóórkomen van (psychische) aandoeningen. Ook deze registraties hebben echter hun beperkingen. Ten eerste zijn ze gebaseerd op soms maar enkele huisartsenregistraties en vervolgens omgerekend naar landelijke aantallen. Er is dus geen sprake van bevolkingsonderzoek. Ten tweede gaat het niet om het vóórkomen van aandoeningen in de bevolking maar om het meten van het aantal mensen met een bepaalde aandoening dat bij de huisarts bekend is. Daar zitten zeker met betrekking tot psychische aandoeningen - ten minste twee nadere beperkingen aan vast: De huisarts heeft geen (volledig) zicht op de patiënten die zich rechtstreeks tot de eerste- of tweedelijns ggz wenden. De huisarts herkent psychische aandoeningen niet altijd of ziet ze als symptomen van lichamelijke aandoeningen. 7

Deze twee zaken maken het lastig om ontwikkelingen in de prevalenties zoals gemeten via huisartsenregistraties, te interpreteren. Een stijging van het aantal mensen met een bepaalde psychische aandoening kan simpelweg het gevolg zijn van het feit dat huisartsen in de loop van de tijd beter in staat zijn geworden om die aandoeningen te herkennen, zonder dat het vóórkomen ervan in de bevolking is veranderd. Dat laatste kan tot enige verwarring leiden, omdat de gegevens uit de huisartsenregistratie (bijvoorbeeld in het Nationaal Kompas Volksgezondheid van het RIVM) wel als prevalentie worden beschreven. De term prevalentie heeft dan echter meer de betekenis van manifeste zorgvraag dan van vóórkomen onder de bevolking. Ontbreken betrouwbare prevalentiegegevens Voor sommige aandoeningen is onvoldoende of uitsluitend sterk verouderde informatie over de prevalentie beschikbaar. Een voorbeeld hiervan is de verstandelijke beperking. Eind jaren tachtig is in een deel van Nederland een bevolkingsonderzoek uitgevoerd, waarnaar nog steeds wordt verwezen. Recente onderzoeken zijn niet beschikbaar en ook de definitie van wat een verstandelijke beperking is, is in de loop der jaren aan veranderingen onderhevig. Al met al resulteert een en ander er in dat het nauwelijks mogelijk is betrouwbare prevalentiecijfers over verstandelijke beperkingen te geven (zie ook paragraaf 4.6). Een ander voorbeeld is dementie. Het meest recente bevolkingsonderzoek stamt uit 1993 en werd uitgevoerd in een wijk van Rotterdam (zie ook paragraaf 4.5). Onduidelijke relatie prevalentie en zorggebruik Voor veel psychische aandoeningen geldt dat de prevalentie niet of nauwelijks een relatie heeft met de zich manifesterende zorgvraag. Mensen zijn zich soms niet bewust van een probleem of ontkennen het. Als ze het probleem wel erkennen kunnen ze ervoor kiezen toch geen hulp te zoeken. Zo is bijvoorbeeld uit literatuur bekend dat van de mensen met depressieve klachten meer dan de helft geen professionele hulp zoekt. Dat betekent dat voor een grondslag voor een raming van de behoefte aan gz-professionals bij bepaalde aandoeningen beter kan worden gekeken naar het feitelijke gebruik van voorzieningen dan naar de prevalentie ervan. Prevalentie van psychische aandoeningen De onderzoekers concluderen uit de gegevens van Nemesis-2 dat de prevalentie van psychische aandoeningen in Nederland tussen 1996 en 2007-2009 niet significant is veranderd na correctie voor demografie en samenstelling van de steekproef. Daarnaast speelde nog mee dat in 1996 gebruik werd gemaakt van DSM-III en in 2007-2009 van DSM-IV. Dat resulteerde in de volgende verschillen in prevalenties: Tabel 2-1: Niet-gecorrigeerde verschillen prevalenties Nemesis-1 en Nemesis-2 1996 2007-2009 Stemmingsstoornis 7,7 6,1 Angststoornis 12,3 10,1 Middelenstoornis 8,9 5,6 Bron: De Graaf et al, 2010 Nadat de bevindingen uit 1996 waren vertaald van DSM-III naar DSM-IV, werden ten slotte de volgende veranderingen in de jaarprevalenties geconstateerd: 8

Tabel 2-2: Gecorrigeerde verschillen prevalenties Nemesis-1 en Nemesis-2 1996 2007-2009 Stemmingsstoornis 7,4 6,1 Angststoornis 10,2 10,1 Middelenstoornis 5,8 5,6 Enigerlei stoornis 17,1 17,5 Bron: De Graaf et al, 2010 Geen enkele verandering bleek uiteindelijk significant te zijn. De onderzoekers komen dan ook tot de volgende conclusie: Ondanks speculaties over een mogelijke toename van het relatieve aantal mensen in de Nederlandse bevolking met psychische problemen ( ) werd hiervoor dus geen bewijs gevonden in de periode 1996 tot 2007-2009. (De Graaf et al, 2010) Een resultaat dat volgens de onderzoekers voor verschillende psychische aandoeningen wordt ondersteund door bevolkingsonderzoeken in andere landen. Enige prevalentiecijfers In Nemesis-2 zijn voor mensen tussen de 18 en 64 jaar onder meer de volgende prevalentiegegevens gevonden (jaarprevalenties per 1-1-2009): Tabel 2-3: Jaarprevalenties enige psychische aandoeningen (percentages en absoluut) Aandoening Jaarprevalentie (%) Aantal personen 18-64 jaar (10.486.000) Stemmingsstoornissen 6,1 639.600 Depressieve stoornis 5,2 546.500 Angststoornis 10,1 1.057.800 Specifieke fobie 5,0 524.300 Middelenstoornissen 5,6 587.200 Alcoholafhankelijkheid 0,8 82.400 Drugsafhankelijkheid 0,7 77.000 ADHD* 2,1 124.000 Enigerlei psychische stoornis 18,1 1.896.700 *) 18-44 jaar Bron: De Graaf et al, 2010, bewerking Kiwa Prismant Uit het Nemsis-2 onderzoek kwam naar voren dat 18% van de respondenten ten minste één psychische aandoening had, waarvan: 12,2% één aandoening 3,3% twee aandoeningen 2,6% drie of meer aandoeningen Eén derde van de mensen met psychische problemen heeft dus twee of meer aandoeningen. Prevalentie onder jongeren (18-) en ouderen (65+) Zoals aangegeven beperken de Nemesis-onderzoeken zich tot de groep inwoners van Nederland tussen de 18 en 64 jaar. Van deze groep is vastgesteld dat de prevalentie van psychische aandoeningen niet significant is veranderd. De vraag is of de prevalentie van psychische aandoeningen onder jongeren en/of ouderen in de afgelopen tien jaar wél is veranderd. De onderzoekers hebben daarover geen informatie kunnen vinden en er lijken ook geen argumenten te bedenken waarom voor deze specifieke groepen de prevalentie van psychische aandoeningen wel zou veranderen, waar zo n verandering in de veel grotere 9

groep 18-64-jarigen niet is waargenomen. Wel zijn er aanwijzingen dat de zorgvraag vanuit bijvoorbeeld de groep jongeren toeneemt (zie bijvoorbeeld Van der Kwartel en Wouters, 2009), maar, zoals eerder betoogd, zegt dat weinig tot niets over de vraag of de prevalentie als zodanig toeneemt. Ook over ouderen is er geen informatie voor handen over eventuele veranderingen in de prevalentie van psychische aandoeningen. Wel zijn er studies uitgevoerd naar medicijngebruik onder ouderen (zie bijvoorbeeld Sonnenberg et al, 2008 over antidepressiva). Maar ook dit zijn gebruikscijfers en zeggen weinig tot niets over de prevalentie. Een citaat uit de discussieparagraaf van dit artikel lijkt er zelfs op te duiden dat er geen verschil in ontwikkeling is tussen de groep oudere en de groep jongere volwassenen: In this study, we found that antidepressant use in an older Dutch populationbased sample increased from 2% to 6% in the period from 1992 through 2002. This corresponds with the increase that is found in younger adults in this period ( ) (p. 303) In onderstaande tabel wordt aan de hand van de DBC-GGZ informatie (het aantal behandelminuten) per beroepsgroep een indruk gegeven van de relatieve omvang van de groep die jonger is dan 18 of ouder dan 65. De tabel laat zien dat over het geheel genomen de bestede tijd aan 0-18 jarigen en 65+ -ers 26,2% bedraagt. Tabel 2-4: Het aandeel bestede tijd aan jongeren en ouderen per beroepsgroep 2011 (in %) Aandeel 0-18 jaar en 65+ in % GGZ Verpleegkundige specialist 27,4 GZ-psycholoog 36,6 Klinisch psycholoog 24,6 Psychiater 26,3 Psychotherapeut 16,1 Totaal 26,2 Bron: DIs-GGZ Samenvattend komen de onderzoekers tot de conclusie dat er in de literatuur geen aanwijzingen zijn te vinden dat de prevalentie van psychische aandoeningen onder jongeren (< 18 jaar) en ouderen (>65 jaar) in de afgelopen jaren substantieel is veranderd. Wanneer we bovendien de informatie uit tabel 2-4 betrekken, waaruit blijkt dat ongeveer een kwart van de cliënten van de ggz tot deze leeftijdsgroepen behoort, menen wij te mogen concluderen dat een eventuele kleine verandering in de prevalentie van psychische aandoeningen in deze leeftijdsgroepen niet of nauwelijks zal leiden tot veranderingen in de totale prevalentie van deze aandoeningen. 2.2 Gebruik Als we de opdracht van dit onderzoek letterlijk nemen, dan kunnen we op dit punt concluderen dat de prevalentie van psychische aandoeningen over een langere periode niet significant verandert en dat dus de epidemiologie van psychische aandoeningen voor het ramingsmodel van het Capaciteitsorgaan een neutrale factor is. De betreffende mutatieparameter kan op nul worden gezet. Vanuit het perspectief van de bepaling van de behoefte aan opleidingsplaatsen voor gz-professionals lijkt deze conclusie te kort door de bocht. We hebben al betoogd dat er juist ten aanzien van psychische aandoeningen een verschil zit tussen het vóórkomen in de bevolking en de zich manifesterende zorgvraag. Over de ontwikkeling van de zorgvraag valt wel het een en ander te melden. In 10

Huisarts Overig Subtotaal Ambulant Deeltijd Opname Subtotaal Algemene gezondheidszorg Geestelijke gezondheidszorg Informele zorg Enigerlei zorg Onvervulde zorgbehoefte hoofdstuk 3 wordt uitgebreid op dit onderwerp ingegaan, maar hier alvast enkele kerngegevens. Aan Nemesis-2 is het volgende overzicht worden ontleend van zorggebruik vanwege een aantal psychische problemen in de twaalf maanden voorafgaand aan het onderzoek: Tabel 2-5: Percentage mensen dat hulp zoekt vanwege een psychische stoornis naar voorziening (2007-2009) Depressieve stoornis 41,1 34,1 50,5 36,5 6,2 3,6 36,7 14,2 58,5 7,9 Angststoornis 23,0 20,7 29,3 22,2 2,6 1,2 22,2 10,0 34,8 5,9 Alcoholafhankelijkheid 42,3 11,1 45,5 22,3 2,4 1,1 22,3 14,8 47,9 3,7 Drugsafhankelijkheid 58,9 27,3 66,9 36,3 2,8 1,2 36,3 25,1 73,9 6,8 ADHD 21,2 14,8 25,9 22,2 5,6 5,0 22,2 5,0 35,2 5,1 Enigerlei stoornis 22,6 18,7 28,5 20,5 2,2 1,4 20,5 8,5 33,8 5,6 Bron: De Graaf et al, 2010 Deze tabel moet als volgt worden gelezen: van de mensen met een depressieve stoornis heeft 50,5% een beroep gedaan op de algemene gezondheidszorg en 36,7% op de geestelijke gezondheidszorg. In de volgende tabel worden enkele trends weergegeven voor het gebruik dat de Nederlandse bevolking maakt van zorgvoorzieningen. Tabel 2-6: Trends in het gebruik van zorg 1996 2007-2009 Algemene gezondheidszorg 11,2 8,6 Geestelijke gezondheidszorg 6,0 6,2 Informele zorg 3,5 2,8 Enigerlei zorg 14,5 11,1 Onvervulde zorgbehoefte 6,2 1,8 Bron: De Graaf et al, 2010 Uit de vergelijking van Nemesis-1 met Nemesis-2 kunnen de volgende conclusies worden getrokken. Er wordt bij psychische problemen minder vaak gebruik gemaakt van algemene gezondheidszorgvoorzieningen. Van 11% naar 9%. Binnen de algemene gezondheidszorg nam met name het bezoek aan de huisarts significant af. Van 8,6% naar 6,1%. Het beroep op de GGZ veranderde vrijwel niet na correctie voor de samenstelling van de bevolking en de steekproef in beide onderzoeken. (Van 6,0% naar 6,2%.) Wel was er sprake van een sterke afname van het percentage mensen met een onvervulde zorgbehoefte. Daarbij gaat het om mensen die wel behoefte hebben aan zorg, maar niet daadwerkelijk hulp zoeken. Het aandeel van deze mensen daalde in de bestudeerde periode van 6,2% naar 1,8%. (De Graaf et al, 2010). 11

Het bovenstaande betreft beelden over de bevolking van 18 tot en met 64 jaar als geheel. Een ander beeld ontstaat als we kijken naar de groep mensen met psychische aandoeningen. Tabel 2-7: Trends in het gebruik van zorg door mensen met psychische aandoeningen 1996 2007-2009 Algemene gezondheidszorg 28,0 28,3 Geestelijke gezondheidszorg 15,3 20,8 Onvervulde zorgbehoefte 16,8 5,6 Bron: De Graaf et al, 2010 We zien dat het beroep op de algemene gezondheidszorg door mensen met psychische problemen vrijwel onveranderd is gebleven, maar dat het beroep op de geestelijke gezondheidszorg is toegenomen. Tegelijkertijd is de onvervulde zorgvraag onder mensen met psychische problemen in diezelfde periode sterk afgenomen. 2.3 Samenvattend Uit de bovenstaande gegevens komt het beeld naar voren dat de prevalentie van enigerlei psychische stoornis in de bevolking in de afgelopen tien jaar niet veranderde maar het gebruik van zorg vanwege deze aandoeningen wel. 6,2% van de Nederlanders heeft in enig jaar contact met de GGZ. Uit cijfers van GGZ Nederland komt een percentage van 4,7%, maar hierin zitten geen mensen die gebruik maakten van vrijgevestigde hulpverleners of van PAAZ-en. In de onderstaande tabel wordt weergegeven hoe het percentage mensen dat met een psychische diagnose door de huisarts wordt doorverwezen zich heeft ontwikkeld tussen 2002 en 2008. Tabel 2-8: Percentage volwassenen van 18-64 jaar in de huisartsenpraktijk met een psychische diagnose dat doorverwezen wordt naar de psychische hulpverlening, 2002-2008 2002 2004 2006 2008 Naar eerstelijns GGZ Eerstelijnspsycholoog 2,0 2,0 2,7 3,2 Maatschappelijk werk 1,1 1,1 1,0 0,9 Sociaal psychiatrisch verpleegkundige 0,0 0,0 0,5 0,2 Naar tweedelijns GGZ Psycholoog/psychotherapeut 1,3 2,4 2,8 4,7 Psychiatrie 2,4 3,7 4,6 4,5 RIAGG 2,8 2,3 2,5 2,2 Consultatiebureau Alcohol en Drugs 0,1 0,2 0,6 0,7 Bron: Nuijen, 2010a De verwijzingen naar de eerstelijnspsychologen nemen toe van 2% naar meer dan 3%. Ook zien we een stijging in het percentage verwijzingen naar de psycholoog/psychotherapeut en naar de psychiatrie. 12