Waarom heten wij 'Huis van David'? (Deel 1)

Transcriptie

1 Waarom heten wij 'Huis van David'? (Deel 1) Waarom heten wij Huis van David? Omdat Hij uit het Huis van David kwam, de Zoon van God. En omdat wij Zijn Naam willen verkondigen overal waar wij komen, Jezus Christus. Hij is de kracht Gods. Hij is de geest, de essntie, van alle profetie (Openb.19:10). Hij is de Boodschap van hoop, het kloppende hart en de Boodschap van de Kerk vandaag. Hij is Gods Zoon. Hij is de Redder van de mensheid. Hij is de Weg naar Huis Achtergrond In 1050 voor Christus, vijf jaar na Simson's verschrikkelijke ondergang in 1055, vroeg het volk Israël bij Samuël - Gods profeet, toen 55 - om een koning omdat zij wilden zijn zoals alle andere volkeren in de regio. Twintig jaar was Simson richter geweest voor hij onder het beton werd bedolven (Richt.16:23-31). Vierhonderd jaar was het volk al weg uit Egypte. Meer dan driehonderd jaar was het volk geleid door richters. Het volk Israël was uníek. Het was een natuurlijk beeld van het bovennatuurlijke Koninkrijk van God. Met God in hun midden als een Koning met hemelse kracht, werd het volk in Zijn wegen door twaalf richters geleid. En met de Vader die vaak Zelf voorop ging in de strijd (2Sam.5:22-25, vooral :24), kwam er de ene na de andere overwinning. Het was menig richter die de vijand op de knieën dwong. Het was ook menig richter die werd gedreven door bovennatuurlijke bewapening en kracht. Want menig richter leverde knokpartijen met de vijand uit het westen, zoals de Filistijnen, en wist het juk van onderdrukking te verlichten. Men prees zich gezegend dat God in hun midden regeerde met bovennatuurlijke Aanwezigheid en kracht. Maar sinds Jozua en Mozes deed iedereen als nageslacht van Adam en Eva, wat goed was in eigen ogen (Richt.21:25). Dat kon dan ook niet lang goed gaan... Afwijzing en waarschuwing Nu wil iedereen wel een koning zijn en op aarde regeren, maar de Here God was de eerste die Zich afgewezen voelde. Hij stak het niet onder stoelen of banken. De Here God deelde direct Zijn hart met Samuël, de laatste richter voor een koning zou worden aangesteld met een profeet daarboven. Samuël was vijftig toen het gebeurde: '1 Toen Samuël oud geworden was, stelde hij zijn zonen aan tot richters over Israël. 2 De naam van zijn eerstgeboren zoon was Joël, die van de tweede Abia; zij waren richters te Berseba. 3 Maar zijn zonen wandelden niet in zijn wegen; zij waren op winstbejag uit, namen geschenken aan en bogen het recht. 4 Daarom kwamen alle oudsten van Israël bijeen; zij gingen naar Samuël in Rama 5 en zeiden tot hem: Zie, gij zijt oud geworden en uw zonen wandelen niet in uw wegen; stel nu een koning over ons aan om ons te richten, als bij alle andere volken. 6 Toen zij zeiden: Geef ons een koning om ons te richten, mishaagde dat aan Samuël, en hij bad tot de HERE. 7 De HERE zeide tot Samuël: Luister naar het volk, in alles wat zij tot u zeggen, want niet ú hebben zij verworpen, maar Mij hebben zij verworpen, dat Ik geen koning over hen zou zijn. 8 Juist zoals zij gedaan hebben van de dag af, toen Ik hen uit Egypte leidde, tot op de huidige dag, dat zij Mij hebben verlaten en andere goden gediend, zó doen zij nu ook tegen u. 9 Nu dan, luister naar hen, maar waarschuw hen ernstig en zeg hun aan, hoe het optreden zal zijn van de koning die over hen regeren zal.

2 10 En Samuël sprak al de woorden des HEREN tot het volk, dat hem om een koning gevraagd had 11 en hij zeide: Zo zal het optreden zijn van de koning die over u regeren zal: uw zonen zal hij nemen en hen dienst laten doen bij zijn wagens en bij zijn paarden, en zij zullen voor zijn wagen uit lopen; 12 hij zal hen aanstellen als oversten over duizend en oversten over vijftig; zij zullen zijn akkerland ploegen en zijn oogst binnenhalen; zijn wapens en wagentuig zullen zij vervaardigen. 13 Uw dochters zal hij nemen als zalfbereidsters, kooksters en baksters. 14 Verder zal hij van uw akkers, wijngaarden en olijftuinen de beste nemen en aan zijn dienaren geven; 15 van uw koren en de opbrengst van uw wijngaarden zal hij tienden nemen en aan zijn hovelingen en aan zijn dienaren geven. 16 Uw slaven, slavinnen, de beste van uw jonge mannen, en uw ezels zal hij nemen en gebruiken voor zijn werk. 17 Van uw kleinvee zal hij tienden nemen, en zelf zult gij hem tot slaven zijn. 18 Te dien dage zult gij jammeren over uw koning die gij u gekozen hebt, maar de HERE zal u te dien dage niet antwoorden. 19 Het volk weigerde echter naar Samuël te luisteren en zij zeiden: Neen, toch moet er een koning over ons zijn; 20 dan zullen ook wij zijn als alle andere volken; onze koning zal ons richten, vóór ons uitrukken en onze oorlogen voeren. 21 Samuël hoorde al de woorden van het volk en bracht ze aan de HERE over. 22 De HERE zeide tot Samuël: Luister naar hen en stel een koning over hen aan. Toen zeide Samuël tot de mannen van Israël: Gaat heen, een ieder naar zijn stad. (1Samuël 8:1-9). Een unieke monarchie, een theocratie Samuël stond aan de wieg, de geboorte, van de meest unieke monarchie die deze aarde ooit heeft gekend: een constitutionele monarchie met een koning aan het hoofd, onder het gezag van God en Zijn profeet. Het moest een paradijs op aarde worden, maar was het recept voor een ramp. Want alleen een koning die God met een waarachtig hart diende, bracht het volk terug aan Zijn boezem. Alleen wanneer er een koning was die God voor 100% vreesde, hadden de rechtvaardigen rust om in het land te wonen. Helden in Zijn schaduw, tot de tanden toe gewapend, want als Vader God Zich uit hun midden terugtrok vanwege afgoderij en zonde, had Israël het recept voor gare rapen. Want kunnen wij God dienen én een ander? Kunnen wij aan Vader's boezem liggen en tegelijkertijd aan die van een afgod? Dat kan niet. Je kunt niet twee heren dienen. Je kunt niet aan de boezem van de Ene liggen en doen wat de ander zegt. Je kunt niet aan de boezem liggen van Vader God én aan de boezem van de Mammon, macht en geld (Matt.6:24). Want de meeste koningen verstonden niet het hart van God die Zelf Koning wilde zijn onder Zijn volk, vanuit Zijn Huis in de Shekinah-Glorie achter het Gordijn, het Voorhangsel, en dwaalden af in macht, eer, status en roem om voor zichzelf groot te zijn Saul en David De eerste koning die in Israël regeerde, was ook gelijk de eerste die in Gods ogen faalde: Saul. Saul regeerde van 1050 tot 1010 voor Christus en werd onthoofd in de laatste strijd die hij streed met Israël's vijand, de Filistijnen (1Sam.31:5,9). Nu was er ook voor Saul genade als hij op de knieën was gegaan om zich ongeremd te bekeren, want barmhartigheid roemt bij God in Christus tegen het oordeel (Matt.9:13, Jak.2:13). Uitgerekend de zondaar, heeft barmhartigheid nodig. En uitgerekend de rechtvaardige uit eigen werken, loopt Christus dan ook mis?

3 Christus moest dan nog wel komen duizend jaar later, maar destijds was God Dezelfde! Wat zou er zijn gebeurd, als Saul zich had bekeerd? Stel dat hij zijn opvolger had gediend die opkwam in Gods kracht en glorie, en was bestemd als de volgende op de troon? Maakt het uit, wie door God is gekozen? Want na Saul kwam David, een 'man naar Gods hart', die als herdersjong een lange weg had te gaan voor hij de troon in Hebron over Juda en daarna in Jeruzalem over heel Israël nam. David: een man naar Gods hart David werd geboren in 1040 voor Christus, gezalfd in 1025 voor Christus, regeerde van 1010 tot 970 voor Christus en droeg het koningschap over op Salomo, de zoon die hij bij Bathséba verwekte na zijn misstap en het verlies van de eerste vrucht van hun omgang onder Gods oordeel (2Sam.11 en 12). Het waren roerige tijden voor het volk Israël en Juda, getuige ook de Bijbel die er nota bene twee hele boeken aan besteed om ons te overtuigen dat God als Koning veel beter was geweest. Want David was dan wel een man naar Gods hart, toch was hij absoluut niet volmaakt. Hij was dan wel een aanbidder aan Gods boezem, toch bleek het niet altijd uit zijn daden. Hij overtrad dan wellicht niet het Eerste Gebod, hij overtrad wel menigmaal het Tweede (Matt.22:37-39). David zocht God, maar werd telkens vergeven. Maar alhoewel hij wel telkens werd vergeven, plukte David zijn leven lang wel de vrucht van zijn daden. Werd hij door God zo genoemd, niet om hem, maar om een Ander? Dat is heel goed mogelijk. Want met de profeten was het ook David die Hem zag komen, Christus, de Zoon van God en Zoon des mensen, uit de maagd Maria geboren, en die al in de Psalmen melding van Hem maakte. Was Hij het, die Davids naam onder de zon bestendig zou maken? Was Hij het waarom David een man naar Gods hart werd genoemd? Hij was 'de eniggeboren Zoon die aan de boezem des Vaders is', schreef Johannes over Hem als eerste (Joh.1:18). Hij was 'de eniggeboren Zoon die aan het hart van de Vader bestaat', zegt de Engelse NIV-vertaling. Hij was de Expressie van Zijn hartsverlangen: dat wij terug zouden komen in de Hof van Eden. En Hij wérd het: toen Hij stierf voor onze zonden, waarmee Hij het mogelijk maakte... David: een profetische Boodschap Want het leven van David gíng niet over David, het ging over Hém, Wie er uit zijn lendenen voort zou komen... David's tabernakel ging niet over zijn lofprijs en aanbidding, profetische muziek, zang, dans en een heerlijke ervaring, het ging over Hém, die Asaf, Heman en Jeduthun met hun zonen profeteerden die zou komen Wie zij en David profeteerden die zou komen om ons naar de Vader terug te brengen: Christus. David s troon gíng niet over zijn bestendige heerschappij, want hij ging na veertig jaar met ruste en zijn koninkrijk werd in 930 voor Christus in stukken verdeeld tijdens de burgeroorlog: Juda in het zuiden, Israël in het noorden om jaren later onder de groten der aarde in ballingschap te verdwijnen Maar een Koning kwam die voor eeuwig zal regeren, aan Zijn Koninkrijk komt geen einde. Het Heil kwam ook, uit het Huis van David, om de wereld met de hemel te verzoenen. Daarom heten wij Huis van David, omdat ook wij Hem willen prediken en profeteren... de Essentie van onze hoogste lofprijs.

4 Hij was uit het geslacht van David Matteus begon zo'n duizend jaar later gelijk over Hem te schrijven, en uit welke geslachtslijn Hij was voortgekomen. Hij was de Zoon des mensen, geboren uit de maagd Maria, en de Zoon van God uit de hemel, in een natuurlijke gedaante op aarde. Hij was een Fenomeen. Van Hem was er maar Eén, van Hem zal er ook ooit maar Eén zijn geweest: Matteus 1:2-17 'Abraham verwekte Isaak, Isaak verwekte Jakob, Jakob verwekte Juda en zijn broeders, 3 Juda verwekte Peres en Zerach bij Tamar, Peres verwekte Chesron, Chesron verwekte Aram, 4 Aram verwekte Amminadab, Amminadab verwekte Nachson, Nachson verwekte Salmon, 5 Salmon verwekte Boaz bij Rachab, Boaz verwekte Obed bij Ruth, Obed verwekte Isaï, 6 Isaï verwekte David, de koning Jezus Christus was uit het Huis van David, want hij kwam voort uit Davids lendenen: David verwekte Salomo bij de vrouw van Uria, 7 Salomo verwekte Rechabeam, Rechabeam verwekte Abia, Abia verwekte Asa, 8 Asa verwekte Josafat, Josafat verwekte Joram, Joram verwekte Uzzia, 9 Uzzia verwekte Jotam, Jotam verwekte Achaz, Achaz verwekte Hizkia, 10 Hizkia verwekte Manasse, Manasse verwekte Amon, Amon verwekte Josia, 11 Josia verwekte Jechonja en diens broeders ten tijde van de Babylonische ballingschap. 12 Na de Babylonische ballingschap verwekte Jechonja Sealtiël, Sealtiël verwekte Zerubbabel, 13 Zerubbabel verwekte Abihud, Abihud verwekte Eljakim, Eljakim verwekte Azor, 14 Azor verwekte Sadok, Sadok verwekte Achim, Achim verwekte Eliud, 15 Eliud verwekte Eleazar, Eleazar verwekte Mattan, Mattan verwekte Jakob, 16 Jakob verwekte Jozef, de man van Maria, uit wie Jezus geboren is, die Christus genoemd wordt. 17 Al de geslachten dan van Abraham tot David zijn veertien geslachten en van David tot de Babylonische ballingschap veertien geslachten en van de Babylonische ballingschap tot de Christus veertien geslachten. Jezus Christus was uit het Huis van David, want hij kwam voort uit de lendenen van David. Ook Lucas maakte melding van Zijn komst en uit wiens Huis Hij was: Lucas 1:26-27 'In de zesde maand nu werd de engel Gabriël van God gezonden naar een stad in Galilea, genaamd Nazaret, 27 tot een maagd, die ondertrouwd was met een man, genaamd Jozef, uit het huis van David, en de naam der maagd was Maria...'. Hij was 'de wortel van Isai', Davids vader Jezus Christus was uit het Huis van David, want hij kwam voort uit de lendenen van David. Maar Hij wordt ook genoemd 'de wortel van Isai', want Hij was uit Isai, Davids vader. De profeet Jesaja zei het, in 713 voor Christus. En de apostel Paulus haalde Jesaja later aan, toen hij aan de Romeinen schreef wat Jesaja had geprofeteerd: Jesaja 11:1-10 '1 En er zal een rijsje voortkomen uit de tronk van Isaï en een scheut uit zijn wortelen zal vrucht dragen. 2 En op hem zal de Geest des HEREN rusten, de Geest van

5 wijsheid en verstand, de Geest van raad en sterkte, de Geest van kennis en vreze des HEREN; 3 ja, zijn lust zal zijn in de vreze des HEREN. Hij zal niet richten naar hetgeen zijn ogen zien, noch rechtspreken naar hetgeen zijn oren horen; 4 want hij zal de geringen in gerechtigheid richten en over de ootmoedigen des lands in billijkheid rechtspreken, maar hij zal de aarde slaan met de roede zijns monds en met de adem zijner lippen de goddeloze doden. 5 Gerechtigheid zal de gordel zijner lendenen zijn en trouw de gordel zijner heupen. 6 Dan zal de wolf bij het schaap verkeren en de panter zich nederleggen bij het bokje; het kalf, de jonge leeuw en het mestvee zullen tezamen zijn, en een kleine jongen zal ze hoeden; 7 de koe en de berin zullen samen weiden, haar jongen zullen zich tezamen nederleggen, en de leeuw zal stro eten als het rund; 8 dan zal een zuigeling bij het hol van een adder spelen en naar het nest van een giftige slang zal een gespeend kind zijn hand uitstrekken. 9 Men zal geen kwaad doen noch verderf stichten op gans mijn heilige berg, want de aarde zal vol zijn van kennis des HEREN, zoals de wateren de bodem der zee bedekken. 10 En het zal te dien dage geschieden, dat de volken de wortel van Isaï zullen zoeken, die zal staan als een banier der natiën, en zijn rustplaats zal heerlijk zijn. Romeinen 15:12 'En verder zegt Jesaja: Komen zal de wortel van Isaï, en Hij, die opstaat, om over de heidenen te regeren; op Hem zullen de heidenen hopen'. Jezus Christus was uit het Huis van David, want hij kwam voort uit Davids lendenen. Hij wordt genoemd 'de wortel van Isai', want Hij was uit Isai, Davids vader. Maar Hij wordt genoemd de Leeuw uit de stam Juda, want Hij was uit de lendenen van David en David was uit Juda, aartsvader Jakobs vierde in de geslachtslijn. Hij kwam voort uit het Huis van David, nota bene bij Bathséba, de vrouw van Uria, met wie David een illegale relatie begon Hij was 'de Leeuw uit de stam Juda' Het leven van David ging niet over David en het bestaan van Israël ging ook niet over Israël, hun leven ging over het onderdeel dat zij waren van Gods Plan met de mensheid. Het ging over Wie er uit hun lendenen en in hun midden voort zou komen: de Leeuw van Juda, Christus, de Messias, de Redder van de mensheid, de Zoon van God die voor ons zou sterven aan het Kruis om onze open Deur bij de Vader naar binnen te worden in het Vaderhuis. Wie in Hém gelooft, zal behouden worden (Marc.16:16, Rom.10:13). En wie Zijn offer van verzoening aannemen, komen in het Vaderhuis binnen om te worden bevrijd van hun verleden en te sterven aan het eigen zondige ego. Hij was het Heil dat kwam in het midden van Israël. Hij was de Verlosser in Mozes' voetsporen en Yeshua, de hemelse Jozua die verder ging dan hij. Mozes verloste het volk Israël uit Egypte, Christus verlost ons, Joden én heidenen, van onze onderdrukkers: de overheden en machten. En Jozua nam het beloofde land, Christus, de hemelse Jozua nam óns, Zíjn beloofde Land (Psalm 2), en met ons alle natieën. Wij danken de Joden zonder ophouden, want zij brachten ons de Messias die ons in Zjin armen heeft genomen (Joh.4:21-23). Het was de apostel Johannes die Hem zag, terwijl hij onder Gods kracht geveld lag op de vloer. Hij hoorde de stem van een oudste. Die oudste sprak de Naam door Wie wij behouden worden en met God verzoend: 'En ik zag in de rechterhand van Hem, die op de troon zat, een boekrol, beschreven van binnen en van buiten, welverzegeld met zeven zegels. 2 En ik zag een sterke engel, die met luider stem uitriep: Wie is waardig de boekrol te openen en haar zegels te verbreken? 3 En niemand in de hemel, noch op de aarde, noch onder de aarde kon de boekrol openen of haar inzien. 4 En ik weende zeer, omdat niemand waardig was gebleken de boekrol te openen of

6 die in te zien. 5 En een uit de oudsten zeide tot mij: Ween niet; zie, de leeuw uit de stam Juda, de wortel Davids, heeft overwonnen om de boekrol en haar zeven zegels te openen. 6 En ik zag in het midden van de troon en van de vier dieren en te midden der oudsten een lam staan, als geslacht, met zeven horens en zeven ogen; dit zijn de zeven Geesten Gods, uitgezonden over de gehele aarde. 7 En het kwam en heeft (de rol) aangenomen uit de rechterhand van Hem, die op de troon gezeten was. 8 En toen het de boekrol nam, wierpen de vier dieren en de vierentwintig oudsten zich voor het Lam neder, hebbende elk een citer en gouden schalen, vol reukwerk; dit zijn de gebeden der heiligen. 9 En zij zongen een nieuw gezang, zeggende: Gij zijt waardig de boekrol te nemen en haar zegels te openen; want Gij zijt geslacht en Gij hebt (hen) voor God gekocht met uw bloed, uit elke stam en taal en volk en natie; 10 en Gij hebt hen voor onze God gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters, en zij zullen als koningen heersen op de aarde. 11 En ik zag, en ik hoorde een stem van vele engelen rondom de troon, en van de dieren en de oudsten; en hun getal was tienduizenden tienduizendtallen en duizenden duizendtallen, 12 zeggende met luider stem: Het Lam, dat geslacht is, is waardig te ontvangen de macht en de rijkdom, en de wijsheid en de sterkte, en de eer en de heerlijkheid en de lof. 13 En alle schepsel in de hemel en op de aarde en onder de aarde en op de zee en alles wat daarin is, hoorde ik zeggen: Hem, die op de troon gezeten is, en het Lam zij de lof en de eer en de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheden. 14 En de vier dieren zeiden: Amen. En de oudsten wierpen zich neder en aanbaden. (Openbaringen 5) Hij was uit de stam Juda Hij wordt genoemd de Leeuw van Juda, want Hij was uit de stam Juda. Christus wa geen Hogepriester naar de Orde van Levi, maar naar een hogere Orde aan wie ook aartsvader Abraham was onderworpen: Melchisedek. Het priesterschap uit Levi verzoende met hun offers alleen de Israëlieten, Christus uit Juda naar het priesterschap van Melchisedek verzoende ook ons: gelovigen uit de heidenen. Zijn heerschappij is eindeloos! En Zijn Offer verzoent állen, wie in Hem geloven! En Zijn kracht reikte tot buiten de religieuze setting van de Israëlieten... Ook aartsvader Jakob profeteerde Zijn komst, omdat ook hij als nageslacht van Abraham werd gebruikt in Gods Plan. Op zijn sterfbed doet Jakob profetische uitspraken die van Christus spreken, en die pas zo'n 1700 jaar later in vervulling zouden gaan met Zijn komst. Over zijn vierde zoon Juda spreekt hij de volgende profetische Boodschap: Genesis 49:8-12 'Juda, ù zullen uw broeders loven, uw hand zal zijn op de nek uwer vijanden, voor u zullen uws vader's zonen zich neerbuigen. 9 Een leeuwewelp is Juda; na de roof zijt gij omhoog geklommen, mijn zoon; hij kromt zich, legt zich neder als een leeuw of als een leeuwin; wie durft hem opjagen? 10 De scepter zal van Juda niet wijken, noch de heersersstaf tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en hem zullen de volken gehoorzaam zijn. 11 Hij zal zijn ezel aan de wijnstok binden en het jong zijner ezelin aan de wingerd; hij zal zijn kleed in wijn wassen en in druivebloed zijn gewaad. 12 Hij zal donkerder van ogen zijn dan wijn en witter van tanden dan melk'.

7 Het gezag van God, de Leeuw van Juda 'Uw hand zal zijn op de nek uwer vijanden... De scepter zal van Juda niet wijken, noch de heersersstaf tussen zijn voeten... en hem zullen de volken gehoorzaam zijn...' (Gen.49:8). Was deze zegening profetisch? Sprak deze uitspraak van Christus en Zijn almacht, meer dan van Juda (Matt.28:18)? Was Jakob's beeldspraak dat Juda een leeuwenjong was profetisch: voor de komst van de Leeuw van Juda die in ons midden geboren zou worden en van een leeuwenjong zou groeien tot een volwassen Leeuw die brult? Dan is de Boodschap die Hij spreekt, die Hij brult, wat de Vader riep in de Hof van Eden toen Hij riep om de nabijheid van Adam en Eva: Adam, waar bén je? (Gen.3:8-9). Dan gaat onze lofprijs niet over ons. Dan gaat onze lofprijs ook niet over onze samenkomsten, waarin wij voor het grootste gedeelte zingen. Dan gaat onze echte lofprijs over Hem: Christus, 'de allergrootste daad Gods'. En dan sprak Jakob van de komst van Christus, niet over de kracht van Juda. Want uit Juda zou Hij komen en uit Juda kwam Hij. Deze zegening was een Messiaanse belofte 'Uw hand zal zijn op de nek uwer vijanden.... God was ooit Zelf de allereerste die Zijn komst met woorden van dezelfde strekking aankondigde. Vader God zei tegen de slang, wat Zijn einde zou gaan zijn zodra Zijn Zoon, Jezus Christus, op aarde verscheen: 'Want gíj zult het de hiel vermorzelen, maar Hij zal u de kop vermorzelen...' (Gen.3:15). Zijn gezag is eindeloos Juda ging niet over Juda, zijn leven ging ook niet over lofprijs. Juda ging over Christus, de Redder van de mensheid. Wij zullen Hem prijzen. Zijn gezag is eeuwigdurend en Zijn autoriteit is eindeloos (Matt.7:29). En Zijn macht is niet meer te stoppen (Matt.28:18). Hij was de Koning die kwam, wiens Koninkrijk voor eeuwig zal regeren. Hij was de Koning die Daniël profeteerde die zou komen, de Steen die tot een grote Berg zal worden, en die aan alle koninkrijken een einde zal maken (Daniël 2:34-35, 45). Elke knie zal zich voor Hem buigen. En alle tong zal belijden dat Jezus Christus Heer is (Jes.45:23). Elke duivel in de hel kent Zijn Grote Naam, want geen demon heeft nog nooit van Hem gehoord. En ieder oog zal Hem zien, met heerlijkheid en eer gekroond (2Pe.1:17, Openb1:7). Groot is het gezag van de Leeuw van Juda, want groot is gezag van God in Zijn Zoon Jezus Christus. De duivel nam zijn leven voor drie dagen, maar Christus vermorzelde diens kop en nam diens autoriteit terug over de aarde... En u? De eerste mens, Adam, was uit de aarde, stoffelijk, de tweede mens, Jezus Christus, uit de hemel, geestelijk. Allen uit Hem geboren, zijn geboren uit God. En allen geboren uit God uit de hemel, verkondigen met de discipelen Zijn heerlijkheid en grote daden op aarde, toen 'de kracht Gods' kwam onder de mensen om de mens met de hemel te verzoenen (1Cor.1:24). Hebt ú Hem al aangenomen? Bent ú al Thuisgekomen en met de hemel verzoend? Dat kan nú gebeuren: wanneer u Christus aanneemt als uw Redder en Verlosser. In Hem komen wij Thuis aan Vader s boezem (Joh.1:18). In Hem komen wij Terug in onze oorsprong en worden wij verzoend met onze bestemming: het Huis van God. En in Hem zijn ook wij geroepen om Christus te prediken Bent ú zo n verkondiger?

8 Slot Hij wordt genoemd de Leeuw van Juda, want Hij was uit de stam Juda, dat betekent 'geprezen'. Daarom: wie uit Hem - Christus - zijn geboren, zijn geboren lofprijzers 'om de grote daden Gods te verkondigen' (Hand.2:11). Christus was de allergrootste daad Gods, daarom spraken de discipelen ongeremd en onbeschaamd van Hem toen de Heilige Geest hen nam en Hem verheerlijkte door hen heen (Joh.16:14)! Want in Hem hebben wij de Weg naar Huis... (lees verder in deel 2)